HOOFDSTUK 21

Het zou natuurlijk prachtig zijn geweest als Ajax met Barcelona was meegegroeid. Vooral omdat Ajax qua voetbalfilosofie een voorsprong van jaren had. Met dank aan mijn trainers Jany van der Veen en Rinus Michels, die een combinatie van technische ontwikkeling en professionaliteit perfect lieten samenvloeien.

Hoewel ik als adviseur een paar keer in de maling was genomen, heb ik in 2008 nog een poging gedaan om de jeugdopleiding te reorganiseren. Marco van Basten was als trainer aangetrokken, maar bleek toen puntje bij paaltje kwam weinig trek te hebben om de visie uit te rollen. Hij zat er vooral mee dat hij dan als coach direct zou moeten beginnen met de vervanging van diverse trainers. Daarna werd er gesuggereerd dat de relatie tussen Marco en mij onder druk stond, vanwege het meningsverschil dat we hadden over de aanpak van de opleiding.

Dat was op dat moment niet waar. Om zowel praktische als sociale redenen wilde ik voor 1 april knopen doorhakken. De trainers om wie het ging moesten tenslotte op tijd weten waar ze aan toe waren. Ze hadden dan nog voldoende tijd om naar iets anders op zoek te gaan en zelf kon Ajax de mensen halen naar wie de club op zoek was. Deed je dat niet voor de wettelijke deadline van 1 april, dan had je nog een seizoen op dezelfde manier door moeten gaan en dat was kostbaar tijdsverlies.

Marco vond het allemaal te snel gaan en ging daarin niet met mij mee. Toen ik hem niet kon overtuigen ben ik afgehaakt. Natuurlijk was ik daar teleurgesteld over, maar het zou van geestelijke armoede getuige als dat een streep door onze vriendschap zou halen.

Toch werd de betrokkenheid met Ajax daarna minder, maar dat lijkt me logisch. Zo’n vijf keer per jaar ging ik even langs het jeugdcomplex De Toekomst, meestal om naar een wedstrijd van het tweede of de A1 te kijken of een training mee te pikken. Ervoor en erna ging ik even kletsen aan de stamtafel achter in de kantine. Vroeger hadden we het altijd over naar ‘achter’ gaan als we Voorland bedoelden; dat waren de velden met kantine waar de lagere elftallen trainden en hun wedstrijden speelden, gelegen aan de achterkant van stadion De Meer. Die benaming ‘achter’ werd nu toegepast op De Toekomst, dat tenslotte ook min of meer achter de ArenA ligt. Daar trof ik nog altijd de mensen met wie ik bij Ajax ben opgegroeid, de mensen die voor mij de club zijn.

Aan de stamtafel stond, net als vroeger in De Meer, altijd het voetbal centraal. Met soms heftige discussies over hoe de situatie bij Ajax kon worden verbeterd. Daar werd ook aangegeven dat het niet de goede kant op ging, en dat er steeds meer werd losgelaten waar Ajax voor stond. Met z’n allen konden we soms niet begrijpen hoe makkelijk mensen binnen de club afstand hadden gedaan van bepaalde vaste waardes.

Intussen ging ik me steeds meer irriteren aan al die opmerkingen van trainers dat het Nederlands positiespel en de technische vaardigheid zo fantastisch waren. De tranen schoten me soms in de ogen als ik zag met welke basistechniek sommige voetballers zich aan de top konden handhaven. Ook de veldbezetting werd een steeds groter probleem. Terwijl het zo simpel is: bij balbezit maak je het veld groot en bij balverlies maak je het weer klein. Dat is een abc’tje dat je vanaf de jeugd kunt aanleren. Spelers kunnen daar van jongs af aan vertrouwd mee worden gemaakt.

Alleen wordt het een probleem als je overal voetballers vandaan haalt die dat in hun opleiding niet hebben meegekregen. Dan zie je verdedigers bij balverlies teruglopen, in plaats van naar voren druk op de bal te zetten. Als het dan fout gaat, roep je voor het hele elftal de problemen over je af. Als een verdediger te vroeg en te snel terugloopt, komt het middenveld te zwemmen en komen uiteindelijk ook de aanvallers geïsoleerd te staan. Door één verkeerde actie is de balans weg en stort het hele elftal in elkaar.

Het probleem zat ’m vooral in de manier van trainen. De club hing een bepaalde visie aan en in die geest werden de elftallen opgeleid. Maar niet het individu. Wat dat betreft werd en wordt er te veel vanuit de groep gewerkt en te weinig via persoonlijke trainingen, terwijl door het verdwijnen van het straatvoetbal een jonge speler zo’n tien uur per week minder aan de basis werkt. Omdat er te veel met de groep vanuit de clubvisie werd getraind, werd dat op individueel niveau onvoldoende gecompenseerd. Met als gevolg dat de basistechniek bij veel voetballers ook zo matig was.

Daarom komen veel voetballers in de problemen zodra het ‘systeem’ geen houvast biedt en ze op zichzelf zijn aangewezen. Dit zie je niet alleen bij het eerste elftal, maar ook bij de jeugdteams daaronder. Alleen komt het daar minder snel aan de oppervlakte omdat er in een lager tempo wordt gespeeld. Dat is aan de top een ander verhaal. Zodra de tegenstander de zwakke plek vindt, weten veel spelers zich geen raad. En sta je met verbazing te kijken hoe profs van het ene op het andere moment helemaal de kluts kwijtraken. Daarom moet er niet alleen worden opgeleid om elftallen in de geest van de club te laten voetballen, maar ook de spelers individueel.

Bij Ajax was dat onderdeel steeds slechter geworden. Het voetbal was niet meer om aan te zien, er was geen eenheid onder de opleiders, en op een gegeven moment bleek zelfs een makelaar een eigen kantoor op De Toekomst te hebben, van waaruit hij spelers van 13, 14 en 15 jaar kon overhalen om voor hem te tekenen.

In september 2010 barstte de bom. Ik had uitgekeken naar het Champions Leagueduel Real Madrid-Ajax. Een klassieker. Een wedstrijd met een grote historische waarde, waar niet alleen ik, maar de hele wereld naar uitkeek. Uitgerekend op dat podium zag ik het slechtste Ajax ooit. Het werd 2-0, maar het had net zo goed 12-0 kunnen zijn. In mijn wekelijkse column in Telesport heb ik me toen helemaal laten gaan. Hier volgt de complete tekst:

DIT IS AJAX NIET MEER

De afgelopen week heb ik Ajax tegen een zwakkere (Willem II) en een sterkere (Real Madrid) tegenstander gezien. Laat ik er maar niet omheen draaien: dit Ajax is nog slechter dan de ploeg uit de periode voordat in 1965 Rinus Michels bij de club kwam.

Tweeënhalf jaar geleden verscheen het rapport Coronel, met daarin allerlei conclusies en suggesties voor de toekomst. Als je ziet wat daar van terechtgekomen is, dan is het één groot drama. Qua financiën, qua opleiding, qua scouting, qua aankoopbeleid en qua voetbal. Wat Ajax tegen zowel Willem II als Real liet zien, had helemaal niets meer met de normen en waarden te maken waar de club altijd voor gestaan heeft.

Vooraf werd Real-Ajax overal nog aangekondigd als een unieke wedstrijd tussen twee historische clubs. Twee ploegen die het internationale voetbal met hun spel hebben verrijkt. In plaats daarvan voorkwam Ajax de grootste verschutting uit de clubgeschiedenis. Iedereen was na afloop blij dat het ‘maar’ 2-0 was geworden, terwijl het zomaar 8- of 9-0 had kunnen zijn. Dan dat gezwam over jongens en mannen, terwijl er qua leeftijd tussen de beide teams totaal geen verschil was. Het voetbal en de instelling van Ajax leken gewoon nergens op.

Ik geef eerlijk toe dat er nu veel kwaadheid in me zit. Omdat dit Ajax niet meer is. Deze ploeg is niet in staat om meer dan drie keer de bal naar elkaar toe te spelen en leverde in Madrid één schot op doel af. Met zo’n zes spelers uit de eigen opleiding, die bijna allemaal onder zouden sneeuwen.

Dat de club nu boven aan de eredivisie staat zegt me daarom weinig, want met mijn ogen is niets mis. Intussen blijft directeur Rik van den Boog roepen dat de opleiding prima is, worden drie dezelfde type spitsen gekocht en zijn er geen buitenspelers. Zoals tweeënhalf jaar na zijn rapport ook voorzitter Uri Coronel een beleid heeft gevoerd dat op geen enkel gebied tot een verbetering heeft geleid.

Net als tweeënhalf jaar geleden kom ik tot dezelfde conclusie: er moet een grote bezem door Ajax. Toen wilde ik zelf nog de jeugdopleiding rigoureus aanpakken, alleen wilden de mensen op wie ik rekende dat uiteindelijk niet uitvoeren. Met alle gevolgen van dien.

Daar komt bij dat de club veranderd is in één grote vijfde colonne. Het begint al bij de ledenraad, waar normaal gesproken specialisten voor ieder facet binnen de club zouden moeten zitten. Nu bestaat het voornamelijk uit vriendjes en kennissen, die elkaar dekken. Uit deze ledenraad is weer het bestuur samengesteld, dat ook een meerderheid heeft in de Raad van Commissarissen, die uiteindelijk de directeuren benoemt.

Vanuit de ledenraad tot de directie is het dus één rode draad van mensen die elkaar dekken, terwijl de club steeds verder wegzakt. Allemaal zijn ze aan de haal gegaan met het paradepaardje.

In het belang van de club, zou daarom iedereen moeten vertrekken. En dan helemaal opnieuw beginnen, net zoals in 1965. Toen nam Ajax de twee beste beslissingen ooit, door Rinus Michels als hoofdtrainer aan te stellen en Jany van der Veen nog nadrukkelijker bij de opleiding en scouting te betrekken. Twee mensen die niet alleen met Ajax waren opgegroeid, maar ook wisten waar de club voor stond en wat er nodig was om Ajax weer Ajax te laten zijn.

Van hun levenswerk is weinig meer over. Voor een Ajacied als ik doet dat heel veel pijn.

Later is gesuggereerd dat dit een machtsgreep was, een poging om een coup te plegen. Complete onzin. Het had niets met macht te maken, maar alles met de woede over hoe mijn club te grabbel werd gegooid. Die kwaadheid maakte een enorme kracht in me los, al werd ik wel overdonderd door het effect ervan.

Ik weet niet hoeveel mensen er contact met me gezocht hebben. Ook veel oud-spelers die hetzelfde gevoel hadden als ik. Daarom besloot ik via mijn column een oproep te doen om de krachten te bundelen. Er waren toen mensen die beweerden dat ik bezig was om Ajax kapot te maken. Die begrepen het dus niet. Het ging er niet om de club kapot te maken, het ging erom te voorkomen dat de club kapot werd gemaakt. Daarom ben ik in actie gekomen. Ik herkende mijn Ajax niet meer. Niet alleen binnen het veld, ook daarbuiten. In plaats van een club die warmte uitstraalde, was het een club vol tegenstellingen en tegenstanders geworden.

Natuurlijk hoeft niemand mij te vertellen hoe complex de oplossing van het probleem was. Dat heb ik later wel ondervonden. Terwijl het op zich allemaal niet zo moeilijk was. Als je keek waar de club voor stond, dan zag je meteen dat binnen de vereniging het voetbal ontbrak. In de raad van commissarissen, directie, ledenraad en het clubbestuur zat niet één voormalig eerste-elftalspeler. Niet één!

Daarom deed ik een oproep aan alle Ajacieden om snel bij elkaar te komen om kandidaten naar voren schuiven voor de eerstkomende ledenraadsverkiezing. Op 14 december 2010 waren acht van de 24 leden herverkiesbaar en tot 30 november konden nieuwe kandidaten worden aangemeld. Zo kon via de democratische weg een eerste belangrijke stap worden gezet, door die plaatsen in te laten nemen door Ajacieden als Marc Overmars, Tscheu La Ling, Edo Ophof, Peter Boeve, Keje Molenaar en anderen. Ik noem bewust deze namen, om aan te geven dat niet alle voetballers zo dom zijn als nog steeds door sommigen wordt beweerd.

Iemand als Overmars had meegeholpen om van Go Ahead Eagles een van de drie profclubs te maken die volgens de KNVB financieel helemaal gezond zijn. Zoals Ling in Slowakije AS Trenčin helemaal volgens het ‘oude’ Ajax had georganiseerd. Ook Ophof, Boeve en Molenaar hadden het maatschappelijk uitstekend gedaan en zo zijn er nog diverse anderen te noemen.

Even voor alle duidelijkheid, het ging me er niet om alléén voetballers in de clubleiding te krijgen. Wel om een betere verhouding te krijgen tussen oud-spelers en specialisten op het gebied van financiën, marketing en pr.

Als eerste stap.

Op dat moment was er de kromme situatie dat de commissarissen en het bestuur geen topvoetbalachtergrond hadden, maar toch moesten beslissen wie er geschikt was om trainer of directeur te worden. Juist in zo’n geval zou de ledenraad de leiding moeten adviseren, alleen zat daar ook geen topvoetbalverstand in.

Daarom moest er eerst meer ‘voetbal’ in de ledenraad worden gebracht, om daarna die lijn in de rest van Ajax door te trekken. Bij iedere vrijgekomen functie moest eerst gekeken worden of een ex-voetballer beschikbaar was met specifieke kennis over een bepaalde portefeuille. Was die er niet, dan kon alsnog een specialist worden benoemd.

Dat er mensen wakker lagen van mijn kritiek deed me weinig. Als topsporter ben ik gewend aan kritiek, omdat kritiek bedoeld is om beter te worden. Zo werkt het in de topsport, dus hoort dat ook bij een topclub het geval te zijn.

De eerste stap was eindelijk weer oud-spelers in de ledenraad te krijgen. Toevallig had Lucky Ajax, de vereniging van oud-spelers, in die periode een bijeenkomst. Zo kon ik heel effectief met iedereen praten. Het mooie was dat, van beroemd tot minder bekend, iedereen bereid was om Ajax te helpen.

Uiteindelijk werden zeven oud-spelers in de ledenraad gekozen. Nog altijd een topje van de ijsberg. Ik doel hiermee op alle knowhow waarover Ajax kon beschikken. De groep van zestigers, van vijftigers, veertigers en dertigers. Vier generaties voetballers die allemaal Ajax wilden ondersteunen. Een groep die het bestuur en de directie kon bijstaan als er beslissingen genomen moesten worden. Maar eerst moest alles binnen en rond Ajax goed geanalyseerd worden om tot de juiste keuzes te komen. Omdat het eerste elftal moest blijven presteren, gebeurde er veel achter de schermen om zo de aandacht bij het voetbal te houden.

Natuurlijk werd ik ook als leider gezien, de rol die ik mijn hele carrière al had. Iemand die altijd zorgde dat in het team de juiste mensen op de juiste plaats kwamen te staan. Die geleerd heeft dat als een voetballer als rechtsbuiten niet tot zijn recht kwam, hij heel goed een uitstekende rechtsback kon worden. Daar had niet alleen ik, maar het hele team baat bij.

Zo stond ik ook in dit proces. Er werd wel geroepen dat ik gewonnen had door de uitslag van de ledenraadsverkiezing, maar zo voelde ik dat zelf niet. Het ging om Ajax, dus dit resultaat was goed voor de club. Daarom had niet Cruijff, maar Ajax gewonnen.

Zo had er ook moeten worden omgegaan met de nieuwe situatie. Allereerst had iedereen binnen de club trots moeten zijn dat zo veel oud-spelers wilden meewerken aan de toekomst van Ajax. Vooral omdat er onder die mensen heel veel kwaliteit voor elk onderdeel aanwezig was. Die allemaal wilden meewerken om hun club weer terug te brengen op het niveau waar het thuishoort. Niet voor zichzelf, maar voor Ajax. Daar hadden het bestuur en de directie hun voordeel mee moeten doen. Wie zo veel voetbal-knowhow krijgt aangereikt, moet daar gewoon gebruik van maken.

Helaas werd dat niet door iedereen opgepakt. Een deel van de club bleef zich verzetten tegen de nieuwe ontwikkeling. In de meeste gevallen een kwestie van eigenbelang, van mensen die bang waren dat hun rol binnen Ajax uitgespeeld zou zijn of wat dan ook.

Dus werd al snel geprobeerd om binnen het voetbalblok tweespalt te zaaien. Terwijl er onder voetballers een erecode bestaat dat je in principe nooit collega’s laat vallen met wie je samen de kleedkamer deelde. Daardoor ontstond er tijdens de reorganisatie van de club ook een enorm gevoelsprobleem. Voor een van onze vroegere maatjes bleek in de nieuwe organisatie geen plaats meer. Dat was ook de beslissing waar iedereen het langst over moest nadenken.

Vergelijk het met een coach die een speler die altijd goed heeft gepresteerd en altijd voor het team heeft klaargestaan, moet vertellen dat er voor hem geen plaats meer in het elftal is. Niet omdat hij geen aardige jongen of geen goede voetballer is, maar omdat je anders verder wilt richting de toekomst.

Als coach waren dat altijd mijn moeilijkste momenten.

Van nabij heb ik gezien hoe bijna iedereen worstelde met het gegeven dat er in de nieuwe aanpak van Ajax geen plaats meer was voor Danny Blind. Toch wist de toenmalige directeur te melden dat wij Blind meteen op straat hadden willen zetten. Ik was verbijsterd. Waar wij de grootste moeite mee hadden, daar stapte hij zo overheen. Wij hadden zelfs aangekaart of er binnen Ajax geen andere functie voor Danny te vinden was. Maar als iemand zo met clubiconen aan de haal gaat, dan verdwijnt alle respect.

De aanstelling van een nieuwe raad van commissarissen was de volgende stap. Drie van de vijf waren nieuwe mensen die geen directe band hadden met Ajax. Dus toch weer een meerderheid zonder een clubachtergrond. Ik stapte erin omdat ik nog het gevoel had dat de bereidheid bestond om iedereen vanuit zijn knowhow te laten functioneren, waarbij ik de technische zaken voor mijn rekening zou nemen en de nieuwe directeur zou voordragen.

Ik keek er vooral tegenaan als voetballer. Dat begon al met de samenstelling van de ploeg. Als trainer kies je voor een assistent die anders is dan jij. Zoals je ook mensen aanstelt van wie je zeker weet dat ze bepaalde onderdelen beter beheersen. Die maak je voor die onderdelen verantwoordelijk.

Zo zie ik het ook met een raad van commissarissen. Daarom begrijp ik ook weinig van stemmen. Hoe kun je iemand laten stemmen over een onderdeel waar hij geen verstand van heeft? Je laat de conditietrainer toch ook niet meebeslissen over de scouting?

Uitsluitend en alleen vanwege het belang van Ajax heb ik in de rvc plaatsgenomen. Maar vanaf dag één had ik er een vreemd gevoel bij. Zo moest ik volgens de regels mijn mond houden naar buiten toe. Zelfs als ik zag dat er iets fout ging, maar de meerderheid was het niet met me eens, mocht ik daar niets over zeggen. Ook al ging het om iets waar ik van alle commissarissen het meeste verstand van had en waar ik uiteindelijk ook op afgerekend zou worden.

Was het dan in het belang van Ajax dat ik me aan de regels hield of moest ik dan toch mijn mond opentrekken? Hoe meer ik over de regels van de rvc nadacht, hoe meer ik tot de conclusie kwam dat ik mijn eigen regels moest maken. Het is wat dat betreft net als met wetten. Die beschermen je niet, maar zijn er voor de overtreder. Je moet eerst in elkaar worden geslagen voordat iemand zijn straf krijgt. Intussen ben jij wel de pineut.

Omdat ik vooral wilde beschermen, moest ik het anders aanpakken dan de regels voorschreven. Voor mij was het heel simpel. Wat voor regels en wetten er ook waren, het belang van mijn club ging boven alles.

Helaas kwam ik alweer snel in een groot politiek spel terecht. Ik had voor het directeurschap drie kandidaten: Marco van Basten, Marc Overmars en Tscheu La Ling. Drie oud-spelers, drie ex-internationals, die alle drie ook bij grote buitenlandse clubs hadden gespeeld. En ieder met z’n specifieke kwaliteiten. Marco was mijn eerste keus, maar hij had geen trek omdat hij nog verder wilde als trainer. Van het interim-bestuur kreeg ik later te horen dat Overmars en Ling ook geen kandidaat wilden zijn.

Tot ik bij toeval Tscheu zou spreken en hoorde dat hij helemaal niet was benaderd. Vanaf dat moment was ik weer op mijn hoede. Dat mijn voorgevoel goed was, bleek al snel. Ling had aan zijn eerste gesprek met de andere commissarissen een slecht gevoel overgehouden. Volgens hem wilden ze helemaal geen directeur, maar een one-tier board. Ik had daar nog nooit van gehoord, maar volgens Tscheu was dit een Engels bestuursmodel waarin de commissarissen ook uitvoerend waren en daarvoor een salaris kregen.

Hij bleek gelijk te hebben. Want daarna ging het van kwaad tot erger. Steeds als ik rvc-voorzitter Steven ten Have vroeg over de procedure met Ling, draaide hij eromheen. Ineens kwamen er in de media allerlei verhalen over Tscheu, waarin hij aan alle kanten werd zwartgemaakt. Zowel Tscheu als ik kreeg het vervelende gevoel dat dit vanuit de rvc gebeurde of dat er in hun directe omgeving werd gelekt.

Terwijl ik Tscheu, met zijn medeweten, al helemaal had laten screenen. Er werd niets gevonden, zoals ook niet één journalist later iets zou vinden. Toch bleef het maar doorgaan, en werd steeds duidelijker dat deze mensen bereid waren om heel ver te gaan om hun zin te krijgen.

Daar kwam ik zelf ook achter. Zo bleek Ten Have er bij de directie van De Telegraaf op te hebben aangedrongen om mijn wekelijkse column te stoppen. Terwijl het verboden is dat een bestuursvoorzitter zich in de zakelijke activiteiten van andere commissarissen mengt.

Inmiddels was de sfeer zo verziekt, dat in het belang van onze zaak Ling besloot om zich terug te trekken. Ook omdat Van Basten aan mij had laten weten toch open te staan voor het directeurschap. Daar was ik echt blij mee, maar dat zou snel veranderen.

Nadat ik Marco bij Ten Have had geïntroduceerd, moest ik naar het jaarlijkse Laureus golftoernooi in St. Andrews. Ik zei tegen Marco dat hij in de tussentijd met de voetbaljongens de toekomstplannen kon bespreken. Tot ik een paar dagen later in St. Andrews te horen kreeg dat hij met de rvc een akkoord had bereikt en meteen gepresenteerd zou worden.

Toen mij duidelijk werd dat Marco nog met niemand aan de voetbalkant had gesproken, heb ik op de rem getrapt. Het was namelijk essentieel dat er op technisch gebied sprake zou zijn van een gezamenlijke aanpak, waarin iedereen vanuit zijn eigen kwaliteit iets zou toevoegen. Dat moet je vooraf en niet achteraf toetsen. Dus hoe kun je dan akkoord gaan met iemand die zijn taak vooral technisch moet gaan invullen, terwijl hij nog geen contact had gehad met de mensen met wie hij dat samen moet uitvoeren?

Verder hadden we met alle betrokken trainers afgesproken dat zij het goede voorbeeld moesten geven en er geen sprake mocht zijn van belangenverstrengeling. Of iets wat daarop leek. In dat opzicht was de situatie binnen Ajax compleet uit de hand gegierd, waarbij makelaars zo’n beetje vrij spel binnen de club hadden gekregen. Bij toeval kwam ik erachter dat Van Basten betrokken was bij het opzetten van een voetbaladviesbureau. Hij stond zelfs als directeur te boek. Dat bleek hij wel aan Ten Have, maar niet aan mij te hebben gemeld.

Ik denk dat Marco vooral onderschat heeft hoe zwaar dit punt voor mij woog. Hij had kunnen weten dat de relatie tussen de rvc en mij op scherp stond. Dan moet je mij, juist op dat moment en in de situatie waarin we verkeerden, niet het gevoel geven dat je eerder een van hen bent in plaats van een van ons.

Hoe essentieel dat laatste was zou binnen een week na het vertrek van Marco blijken. Het begon met een ledenvergadering waarin Ten Have verschrikkelijke dingen over Ling zou vertellen. Tscheu zou hem daarvoor later voor de rechter slepen.

Daarna kwam ik aan de beurt. Tijdens een uitzending van Studio Voetbal van de NOS werd ik van racisme beschuldigd, vanwege opmerkingen die ik richting medecommissaris Edgar Davids zou hebben gemaakt. Dan ben je bijna 65 jaar, de hele wereld over geweest, en krijg je zoiets op je bord.

Laat ik het maar nog één keer goed uitleggen. Al jarenlang was Ajax een multiculturele club en gebleken was dat rond de puberteit veel allochtone talenten afhaakten. Een van de redenen om Davids als commissaris te vragen was om dit proces beter te begeleiden. Tijdens een felle discussie heb ik hem op die rol binnen de rvc gewezen, en mezelf kennende zal ik dat best op een vrij duidelijke manier hebben gezegd. Zoals ik dat als voetballer en trainer altijd al gedaan heb. Omdat het zo in de topsport werkt. Je zegt altijd waar het op staat. Zeker in een één-op-één-gesprek. Dat had niets met zijn huidskleur te maken, maar alles met zijn taak binnen de rvc.

Maar het vervelendste was dat de voorzitter van de rvc tijdens het tv-programma inbelde om het verhaal over racisme te bevestigen, terwijl ik een paar uur eerder nog met hem in de ledenraadsvergadering had gezeten. Toen zei hij niets over zijn actie met de NOS, terwijl een kamer verder de camera’s klaarstonden om een verklaring van Edgar op te nemen.

Het was dus een geplande actie om mij te beschadigen. Het was november en het incident waarover het ging was in juli geweest. Daarna had de rvc al diverse keren vergaderd en was er niets meer over gezegd. Als het echt discriminatie was geweest, dan was de voorzitter geen knip voor zijn neus waard geweest als hij dit probleem niet eerst had opgelost voordat we als rvc weer bij elkaar waren gekomen.

Dan was er nog iets. Toen ik voor de rvc werd gevraagd, werd ik er steeds op gewezen dat ik in mijn column niets mocht schrijven over het beleid van Ajax en inhoudelijke zaken van de club. Daarom was het vreemd dat uitgerekend de man die me steeds waarschuwde, zelf naar een tv-programma ging bellen om iets te bevestigen wat er binnen de rvc zou zijn voorgevallen.

Tijdens de bewuste ledenvergadering kreeg ik trouwens de bevestiging van wat ik al jaren binnen Ajax had ervaren. Het was ongelooflijk om te zien hoe ver bepaalde mensen van de basis af stonden. Het ergste vond ik nog hoe er op een bepaalde manier werd neergekeken op voetballers die op het allerhoogste niveau hadden gespeeld.

Terwijl er door de jaren heen bij Ajax gigantisch veel geld verloren was en er heel veel was misgegaan. Maar dezelfde mensen die dat op hun geweten hadden, probeerden toch weer de boel in handen te krijgen en lieten toe dat mensen als Ling en ik zwaar werden beschadigd. Ik ben echt wel het een en ander gewend, maar dit overtrof alles wat ik eerder had meegemaakt.

Een paar dagen later kwam daar het bericht overheen dat Louis van Gaal als directeur was aangesteld. Ik wist daar niets van, terwijl ik als commissaris daarover geïnformeerd had moeten worden. De voorzitter kwam met allerlei onzinverhalen dat ik niet bereikbaar was of niet gereageerd had, maar dat sloeg allemaal nergens op.

De manier waarop Ling en ik waren zwartgemaakt, de denigrerende houding richting de voetballers tijdens de ledenraadsvergadering en de procedure rond de aanstelling van Van Gaal waren duidelijke signalen hoe de spelers en dus ook de voetbalclub Ajax waren geschoffeerd. Daarom besloten de oud-spelers om als collectief juridische stappen tegen de vier commissarissen te nemen.

Dus, voor alle duidelijkheid, een rechtszaak tegen de rvc en niet tegen de club Ajax.

Daarmee wilden we duidelijk aangeven dat de tijd voorbij was dat sporters over zich heen lieten lopen. Dat ook de jongere generatie Ajacieden daarbij de handen ineensloeg sterkte me alleen maar in mijn strijd tegen het onrecht dat de club door de commissarissen was aangedaan. Bovendien raakte ik er nog meer van overtuigd dat juist mijn generatie een stap terug moest doen om op de achtergrond beschikbaar te zijn voor een nieuwe en ambitieuze groep oud-voetballers die Ajax terug naar de Europese top moest brengen.

Daarom begreep ik de actie van Van Gaal ook niet. Hij en ik waren zestigers die onze ervaringen aan deze nieuwe lichting moesten aanbieden. Het is aan die jongens of ze daar dan gebruik van willen maken. Maar het moest niet zo zijn dat mensen als Van Gaal en ik nu nog de touwtjes in handen gingen nemen. Dat was niet goed en moest ook niet.

In landen om ons heen zag je al hoe ex-sporters het roer aan het overnemen waren. Het is van meet af aan mijn insteek geweest om Ajax hiervan de trendsetter in Nederland te laten zijn. De eerste sportorganisatie die door de sporters werd geleid. Met mijn persoon als trotse toeschouwer aan de zijlijn.

Maar goed, al onze goede bedoelingen werden achter onze rug ondermijnd. Hoe we toch in onze missie bleven geloven, bleek wel uit het collectieve besluit om naar de rechter te stappen. Omdat niet alleen wij, maar ook de club en de supporters op een geweldige manier in de maling waren genomen. Dat grote Ajacieden als Edwin van der Sar, Dennis Bergkamp, Ronald de Boer, Bryan Roy, Wim Jonk, Marc Overmars en vele anderen toen voor de club zijn gaan staan, vond ik eigenlijk het grootste compliment dat Ajax kon krijgen.

Alleen moesten we eerst nog twee maanden op de uitspraak van de rechter wachten. Intussen waren in overleg met Louis van Gaal ook Martin Sturkenboom en Danny Blind als nieuwe directeuren aangesteld. Omdat onze technische plannen inmiddels waren uitgerold, zou dat voor enorme problemen zorgen.

Onze eerste stap was het opheffen van de functie van technisch directeur, omdat dit bij Ajax nooit gewerkt heeft en nooit zal werken. Daarom was besloten tot de samenstelling van een technisch hart dat bestond uit twee technische mensen en de hoofdtrainer. De twee technische mensen, Wim Jonk en Dennis Bergkamp, waren verantwoordelijk voor de jeugdopleiding, scouting, medische staf, en in- en verkoop van spelers. Had een van deze onderdelen te maken met de A-selectie, dan besliste ook Frank de Boer als hoofdtrainer mee. Alles wat met het voetbal binnen de club te maken had viel dus onder de verantwoordelijkheid van het technisch hart.

Alleen werd door de actie van de rvc dit hele plan ondermijnd. En werd het grootste probleem van Ajax in stand gehouden: niemand vertrouwt elkaar. Door de onrechtmatige aanstelling van Van Gaal was de situatie binnen de club erger dan ooit geworden. En het werd met de dag gekker. Ineens begonnen allerlei mensen te roepen dat ik met Van Gaal rond de tafel moest gaan zitten en dat we er na een goed gesprek wel zouden uitkomen. Die gingen wel even voorbij aan de manier waarop Sturkenboom en Blind direct na hun benoemingen in actie waren gekomen.

Zonder dat hij ons technisch plan had gelezen, waarin het functioneren van het technisch hart omschreven stond, besloot Sturkenboom een medewerker die onder Jonk viel weg te sturen en Jonk een gele kaart te geven. Om meteen zo’n toon te zetten, wekte bij mij juist de indruk dat Sturkenboom aan een grote schoonmaak was begonnen om een totaal ander beleid te gaan uitvoeren.

Nog vervelender was de rol van sommige bestuurders buiten de rvc. Terwijl de supporters, trainers en voetballers duidelijk afstand van de commissarissen hadden genomen, bleek de rvc toch in staat om op kosten van Ajax twee rechtszaken tegen Ling en het spelerscollectief te voeren.

Als de voorzitter van de rvc via een opzetje de bekendste voetballer van de club in diskrediet probeert te brengen door hem neer te zetten als racist, dan zou hij er onder normale omstandigheden direct bij Ajax zijn uit geknikkerd. Maar dat niet alleen. Hij stond ook voor de rechter omdat hij de meest verschrikkelijke dingen over Ling had geroepen.

Daarom had dit alles met normen en waarden te maken. Daar waar Ajax voor hoort te staan, maar die door de rvc waren overtreden. Dat ze niet direct uit de club werden gezet gaf daarom te denken. Al moet ik ook eerlijk toegeven dat ze op een gegeven moment Ajax in een soort wurggreep hielden. Op dat moment had Ajax in feite niets meer binnen de eigen club te vertellen. Onvoorstelbaar, maar waar.

Met name Hennie Henrichs, voorzitter van de bestuursraad, heeft diverse keren geprobeerd om Van Gaal en mij te laten samenwerken. Hij heeft zowel Van Gaal als mij hierover gepolst. Terwijl ik later zou horen dat hem dit in alle geledingen binnen Ajax was afgeraden. Dat verbaasde me niks. Net als vele andere Ajacieden begreep ik ook niets van de actie van Van Gaal om de functie van directeur te accepteren. Hij zag toch wat er binnen de club gaande was en dat hij met deze stap een enorm risico nam?

Er zijn mensen die beweren dat hij op deze manier wraak op mij wilde nemen. Waarvoor eigenlijk? In zijn biografie had hij geschreven dat wij ruzie zouden hebben. De reden? Ik zou boos zijn omdat hij mij niet had bedankt nadat hij de kerstdagen bij mijn familie had doorgebracht en plotseling weg moest omdat zijn zus was overleden.

Normaal gesproken reageer ik niet op zoiets, maar dit keer waren de normen overtreden die wij in ons gezin hanteren. Als ik hierdoor boos zou zijn, dan zou ik als mens niet deugen. Daarom klopte het ook niet. Van geen kant. Omdat ik mij dit soort zaken nooit helemaal nauwkeurig herinner, heb ik aan mijn vrouw gevraagd hoe het nu precies was gegaan.

Toen Van Gaal nog assistent-trainer bij Ajax was en ik hoofdcoach van Barcelona, kwam hij tussen Kerst en Nieuwjaar stage bij mij lopen. Omdat mijn vrouw Danny het sneu vond dat een Hollandse jongen in zo’n periode alleen in een hotelkamer zat, heeft zij hem uitgenodigd om bij ons te komen eten. Dat was zo gezellig dat we tegen hem hebben gezegd dat onze deur tijdens zijn stageweek altijd voor hem openstond.

De volgende dag kwam hij weer, alleen moesten Danny en ik naar een feestje, waarna Van Gaal met mijn zoon Jordi en mijn vriend Rolf achterbleef. Met z’n drieën hebben ze er weer een leuke avond van gemaakt. Er werden pizza’s besteld, er werd wat gedronken en veel over voetbal gepraat.

De derde avond kwam hij weer en terwijl we wat aan het drinken waren ging plotseling de telefoon en hoorde hij dat het mis was met zijn zus. De volgende dag is hij terug naar Nederland gegaan.

Wat ik me verder kan herinneren is dat we elkaar kort daarna weer in Nederland zijn tegengekomen en Van Gaal heel vriendelijk was. Dat was hij helemaal richting mijn vrouw, die hem in 1996 tijdens het EK in Engeland tegenkwam. Ten overstaan van iedereen liet hij weten dat zij de beste gastvrouw ter wereld was.

Het klopt dus niet dat ik, of wie dan ook binnen onze familie, boos zou zijn omdat hij zonder te bedanken zou zijn vertrokken. Dat ik ruzie zou hebben met Van Gaal komt daarom helemaal voor zijn rekening.

Zoals ik het ook vreemd vind dat hij nooit heeft uitgelegd waarom hij zich toen door de rvc heeft laten gebruiken. Uiteindelijk besloot de rechter dat de benoemingen van Van Gaal, Sturkenboom en Blind onrechtmatig waren. Helaas was daarmee het probleem niet opgelost. Hoewel de rvc de wet had overtreden, besloten ze toch te blijven zitten. Zo ontstond de waanzinnige situatie dat Ajax, dat eerst de advocaten voor de rvc betaalde in het proces tegen de spelers, zelf juristen moest inschakelen om van de commissarissen af te kunnen komen.

Ondanks het verzoek van de club, met 73 procent grootaandeelhouder van Ajax, om op te stappen vertikten de commissarissen dat. Nadat ze een directeur hadden aangesteld die niet uitvoerde wat er met de technische leiding van de club was afgesproken, werd na de uitspraak van de rechter ook nog eens op alle mogelijke manieren geprobeerd om dit proces te dwarsbomen.

Op het laatst dachten ze ook nog over hun graf heen te kunnen regeren door hun opvolgers te willen benoemen. Terwijl vooral duidelijk was geworden dat ze totaal geen gevoel met een voetbalclub hadden. Ook was er besloten om gefaseerd af te treden, een voor een. Omdat ik het niet vertrouwde heb ik als commissaris aangegeven daarmee akkoord te gaan, maar dan ging ik wel als laatste.

Met bijna twee jaar vertraging kon uiteindelijk het nieuwe hoofdstuk worden opengeslagen. Maar dat niet alleen. Het gedoe met de rvc had duidelijk gemaakt dat er niet alleen qua voetbal veel mis was bij Ajax. Wat ook niet klopte was de constructie dat de club weliswaar grootaandeelhouder was, maar niets in z’n eigen huis te vertellen had. Directie en commissarissen bleken in staat om werkelijk iedereen buitenspel te zetten.

Terwijl de essentie van het voetbal is dat het elftal centraal staat en de verantwoordelijken aan de kant staan. Deze principes moet je binnen alle geledingen van een club toepassen. Dus moet de jeugdopleiding worden gedaan door mensen die primair verstand van voetbal hebben. Die worden dan weer ondersteund door mensen met een goede kijk op andere zaken. Daarbij is niet de directeur de belangrijkste binnen de club, maar het eerste elftal. Als dat presteert, dan wordt er geld verdiend, functioneert de opleiding en is iedereen tevreden. Ik wil er vooral mee zeggen dat ieder facet in de club ondersteunend moet zijn aan het eerste elftal. Zo zouden ook de taken van een raad van commissarissen en directie ingevuld moeten worden.

Maar dat niet alleen. Of je nu trainer of suppoost bent, directeur of terreinknecht, commissaris of wasjuffrouw, je bent Ajax. Iedereen functioneert zo dat hij of zij het eerste elftal van dienst kan zijn. Zo is iedereen vanuit zijn rol onmisbaar en vorm je weer één club en één Ajax. Wie daar niet het gevoel voor heeft, moet zich er vooral niet mee bemoeien.

Intussen waren er bijna twee jaren verloren gegaan. In die tussentijd was Frank de Boer blijven presteren en tweemaal kampioen geworden. Hij had als trainer een fantastische start gehad, terwijl hij met het elftal het belangrijke signaal had afgegeven over de mogelijkheden van zijn team. Daarom had Ajax de morele plicht om te voorkomen dat hij zou verzuipen, zoals zijn voorgangers was overkomen. Omdat de organisatie van de club niet klopte liep uiteindelijk ook de trainer tegen een muur aan.

Daarom moest het succes van De Boer en zijn spelers het begin zijn van een lange periode waarin Ajax op een hoog niveau een constante factor zou zijn. Hoewel de realiteit leerde dat er wel succes was, maar dat er te wisselvallig werd gevoetbald. Er moesten dus nog veel stappen worden gemaakt. Probleem was alleen dat er bij succes vaak minder goed naar goedbedoelde kritiek wordt geluisterd.

Nadat ik als laatste commissaris uit de rvc was gestapt, had ik officieel geen functie meer binnen Ajax. Daar lag ik niet wakker van. Al het gedoe had een behoorlijke wissel op me getrokken. Volgens Danny had ik in een jaar tijd meer aan de telefoon gehangen dan de twintig jaar daarvoor bij elkaar. Plus nog al het heen-en-weergevlieg naar Nederland, wat ik overigens uit eigen zak heb betaald. Maar ik had het ervoor over. Ik was er heilig van overtuigd dat als ik dit gevecht zou verliezen het met Ajax als topclub was gedaan.

Omdat ik geen officiële functie meer had, werd ik niet betrokken bij de benoeming van Michael Kinsbergen als directeur. Zijn moeder was een vriendin van Danny en ik kende Michael al sinds zijn jeugd. Daarom vond ik het wel mooi dat de nieuwe raad van commissarissen hem had gekozen, zonder dat ik daar invloed op had. Hij was blijkbaar gewoon de beste kandidaat.

Michael heeft in ieder geval goed werk geleverd. Niet alleen wist hij Ziggo als hoofdsponsor te strikken voor een recordbedrag in Nederland, ook was hij een goede mentor voor Edwin van der Sar, die tot commercieel manager was benoemd. Belangrijk vond ik ook dat Michael echt bezig was om Edwin als boegbeeld naar voren te schuiven, terwijl hij zelf op de achtergrond bleef. Daarmee gaf hij het signaal af dat bij hem het belang van de club voor zijn ego ging.

Alleen moest er vanwege de regels van de beurs iets afgeweken worden van het oorspronkelijke plan dat we voor het technisch hart hadden bedacht. Het driemanschap waarin Jonk, Bergkamp en De Boer alle technische zaken zouden bespreken. Omdat Ajax beursgenoteerd was moest er vanuit het technisch hart ook iemand in de directie plaatsnemen. Daarom werd Marc Overmars als vierde lid aan het technisch hart toegevoegd, waardoor hij tegelijk als directeur voetbalzaken in de directie kon worden aangesteld.

Een directeur voetbalzaken is wezenlijk iets anders dan een technisch directeur, die ook direct invloed kan uitoefenen op het eerste elftal. Dat was met een directeur voetbalzaken niet het geval. Overmars was de persoon die voortaan de aan- en verkoop van spelers regelde en formeel verantwoordelijk was voor de scouting, de medische staf en verder alles wat op het ‘voetbal’ direct van invloed kon zijn. Er moest natuurlijk wel sprake zijn van overleg met Wim, Dennis en Frank, waarbij iedereen intern zijn eigen verantwoordelijkheid zou hebben.

Afgesproken werd ook dat er in deze structuur weliswaar in theorie sprake was van een hiërarchie, maar in de praktijk functioneerde iedereen op basis van gelijkheid. Vanuit de rvc en bestuursraad zouden de oud-spelers Theo van Duivenbode, Dick Schoenaker en oud-trainer Tonny Bruins Slot als adviseurs beschikbaar zijn en een oogje in het zeil houden.

Met de bestuurlijke kwaliteiten van oud-minister Hans Wijers als nieuwe voorzitter van de rvc en oud-KLM-president Leo van Wijk als een van de commissarissen had ik een goed gevoel met de nieuwe start die we met Ajax maakten. Helaas zou het niet gaan zoals ik had gehoopt. Ik merkte steeds meer dat in de nieuwe organisatiestructuur mijn rol als adviseur niets voorstelde. Je hebt niets te vertellen en je kunt niets doen. Er is ook geen enkele mogelijkheid om de boel aan te draaien.

Intussen gingen bepaalde mensen op plekken zitten om zo op bepaalde knoppen te kunnen drukken. Op die manier konden ze een zekere druk uitoefenen om hun eigen ding te regelen. Terwijl ik denk: je zit op die plek, je hebt bepaalde kwaliteiten, gebruik die kwaliteiten dan om de boel op één lijn te krijgen. Dat gebeurt natuurlijk niet door meer te gaan vergaderen. Als adviseur had ik daar eigenlijk niets te zoeken. Zoiets heb ik nooit gewild en nooit gedaan, daarom heb ik ook nooit vergaderd. Ik zei altijd wat ik dacht en overlegde met mijn assistent wat er moest gebeuren, om pas daarna te beslissen wat iedereen moest doen.

Wat dat betreft hadden ze het na de reorganisatie bij Barcelona beter begrepen. Toen het goed ging belden ze minder vaak dan toen het minder ging. Zo hoort het ook. Daar heb je geen vergadering voor nodig. Gewoon een belletje als je iets wilt weten. Maar van Ajax hoorde ik niks. Wel zag ik op afstand tegenstellingen ontstaan.

Natuurlijk was er bij Barcelona het voordeel van Rijkaard en de manier van voetballen, en de ervaring die hij als trainer meebracht. Daarna kwam Guardiola. Alle twee waren ze op een bepaalde manier door mij opgeleid, terwijl bij die generatie voetballers bij Ajax niemand door mij is opgevoed. Ze zijn zelfs op tactisch gebied opgevoed in een land dat tactisch eigenlijk niet meetelt: Van der Sar in Engeland, Overmars in Engeland, Bergkamp in Engeland; het is allemaal Engels. En Engelsen hebben het nooit van de tactiek moeten hebben. Dus je kunt ook niet verwachten dat ze mijn tactische boodschap goed kunnen overnemen.

Qua voetbal had het daarom weinig met mijn kijk op het spel te maken. Maar ook andere zaken kwamen niet overeen met wat we in het Plan Cruijff hadden opgenomen. Mijn naam was aan die nieuwe technische visie gekoppeld, maar eigenlijk bestond er geen Plan Cruijff. Het waren de ervaringen die ik onder vakmensen als Rinus Michels en Jany van der Veen had opgedaan en details waar ik als trainer tegenaan gelopen ben. Daarbij zorg je eerst dat de basis goed is, omdat zo veel beter in staat te zijn om te schakelen. De oplossing was daarom geen Plan Cruijff, maar simpelweg het uitvoeren van de basisprincipes van het topvoetbal.

Zo speelden we onder Michels tijdens de voorbereiding iedere dag een wedstrijd in plaats van extra te trainen. Met de bedoeling om zo veel mogelijk situaties te kunnen analyseren en tegelijk onze wedstrijdconditie op te voeren. Vanuit zo’n duidelijke, maar simpel ingevulde werkwijze leverde Ajax tientallen voetballers van wereldklasse af.

Daarom heb ik ook altijd vanuit deze basisprincipes gewerkt. Net als Michels geloofde ik in meer wedstrijden in plaats van meer trainingen. Maar wel op een manier dat je bezig bent om stappen te maken. Bij Barcelona liet ik bijvoorbeeld doelman Zubizarreta links op het middenveld spelen om hem veel balcontacten met zijn voeten te laten krijgen. Zo hoopte ik zijn meevoetballen te verbeteren.

Helaas werden deze huisregels bij Ajax met voeten getreden. Overigens is dit geen aanval op De Boer. Hij stond namelijk aan het einde van de rit. Daarvoor waren er nog allerlei tussenstations. Michael Kinsbergen kreeg het verwijt dat hij hier onvoldoende leiding aan had gegeven, waarna zijn contract niet werd verlengd. In mijn ogen was dat ten onrechte. Niet alleen had hij de beste sponsordeals uit de clubhistorie afgesloten, hij had ook Van der Sar prima begeleid. Had hem daarom een nieuwe functieomschrijving gegeven, waardoor hij op zijn goede punten nog van grote waarde voor Ajax had kunnen zijn.

Nu werd Kinsbergen onder meer afgerekend op de problemen die in het technisch hart waren ontstaan. Met name tussen Jonk enerzijds en Bergkamp en Overmars anderzijds groeide een spanningsveld. Ik begreep daar weinig van, maar goed, zulke zaken kunnen blijkbaar gebeuren. Kinsbergen kreeg het op zijn bord, terwijl vooral Theo van Duivenbode als commissaris met een topvoetbalachtergrond zich veel meer had moeten laten gelden. Nu werd ik gedwongen om aan de rvc te vragen om een analytisch en pragmatisch denkend iemand als Tscheu La Ling in te schakelen om de situatie in kaart te brengen.

Dat had ook te maken met de geluiden dat ik er zelf vaker bovenop moest zitten. Dat was niet alleen praktisch onmogelijk omdat ik in het buitenland woon, maar ook omdat ik er dan drie, vier dagen in de week zou moeten zijn. Los van het feit dat ik toen al problemen met mijn gezondheid had, was dat nooit de insteek van het hele verhaal geweest. Ik had vooral geprobeerd voorwaarden te scheppen en daarna was het aan de nieuwe generatie Ajacieden om vanuit een gezamenlijke visie de toekomst van de club in te vullen. Omdat ook ik het eeuwige leven niet heb, is het juist essentieel dat een andere generatie dat uitvoerde.

Uit het onderzoek van Ling zou blijken dat de basiskwaliteiten van de betrokken oud-spelers prima waren, alleen kwamen er tekortkomingen aan de oppervlakte waar ze weinig aan konden doen, omdat ze er geen ervaring mee hadden. Alleen moesten ze wel onderkennen dat ze soms hulp nodig hadden. Dat is onvoldoende gebeurd en daar werden vanuit het rapport van Ling extra mogelijkheden voor geboden.

Al snel bleek dat sommige betrokkenen het allemaal wel goed vonden. Terwijl Tscheu een uitstekend rapport had geschreven, werd zijn inbreng en persoon weer in twijfel getrokken. Helaas gebeurde dit nu vanuit Ajax zelf. Het vervelende was dat sommigen de onterechte kritiek op Ling gebruikten als een alibi om gewoon op dezelfde voet door te gaan.

Intussen had Ling wel voorkomen dat de oud-spelers in de organisatie zo’n beetje allemaal de laan waren uitgestuurd. De rvc was met een enkeling zelfs helemaal klaar en wilde bepaalde contracten niet verlengen. Daar is Tscheu voor gaan liggen omdat hij met een schone lei aan zijn onderzoek wilde beginnen. Dat heeft hij nooit naar buiten gebracht, maar daardoor is het wel extra wrang hoe sommige oud-spelers ook naar buiten toe op hem gereageerd hebben.

Door al dit soort zaken ging de lol er steeds meer af. Ook omdat het voetbal steeds minder aantrekkelijk werd. Zoals het achteruitlopen op momenten dat er vooruit moet worden verdedigd en druk op de bal moet worden gezet. Dat werkte een te trage omschakeling in de hand. Verder waren er te veel terugspeelballen en breedtepasses, zag je bij het positiespel nauwelijks dat de derde man zich aandiende en was de opbouw soms zo traag dat de middenvelders vaak op één lijn met de voorhoede kwamen te staan.

In plaats van in het technisch hart goed met elkaar te praten over wat er moest worden verbeterd, las en hoorde ik voortdurend verhalen over het kopen van spelers en routiniers. Zonder de vraag te stellen of er binnen de club wel alles aan was gedaan om de huidige knelpunten op te lossen. Daar bedoelde ik niet alleen de opleiding, maar ook de scouting en samenwerking met clubs als Ajax Capetown en Trenčin mee. Er had eerst vastgesteld moeten worden of daar het maximale uit was gehaald voordat er veel geld werd uitgegeven.

Het pijnlijke was dat er bij Ajax uiteindelijk maar één elftal voetbalde op de manier die dicht tegen mijn visie aan zat. Dat was de A1, het eerste juniorenelftal, van Wim Jonk. Dat hield dus niet over. Het maakte in ieder geval duidelijk dat het voetbalprobleem Ajax een gevolg was van slecht technisch beleid. Dan heb ik het dus over passen en aannemen van de bal, controle, positiespel, aanbieden, te veel om op te noemen.

De manier waarop onze verdedigers hun taak uitvoerden, de manier waarop we opbouwden en omschakelden, het moest gewoon anders. Breedtepasses en linies die in elkaar overliepen, waardoor er geen linies meer zijn, het was ons voetbal niet. Daarom moesten we er zo snel mogelijk vanaf. Het leverde geen resultaten op, het verknalde onze talenten en het publiek pikte het niet.

De stap die gemaakt moest worden was om vanuit een verbeterde opleiding beter te gaan presteren met voetbal waar Ajax voor staat en wat leuk is om naar te kijken. Daar hadden we met z’n allen aan moeten werken. Door de rust in de club te houden en de ontwikkeling van alle betrokkenen goed in de gaten te houden. Onder het mom: wie kan nog beter en wie moet anders functioneren. Waarbij iedereen voor ogen moest houden dat alles in het belang van Ajax gebeurde.

Intussen ging ik ook steeds meer aan de goede bedoelingen van commissaris Leo van Wijk twijfelen. Op 11 september 2015 had ik samen met hem en Ling het hele rapport van Tscheu doorgenomen. Leo was het daar niet honderd, maar tweehonderd procent mee eens. Hij legde er zijn hand op.

Daarom werden Tscheu en ik vier dagen later overdonderd door de maatregelen van de rvc, die zo’n beetje het omgekeerde waren van wat we met Van Wijk hadden afgesproken. Zo had Van der Sar aangedrongen op het terughalen van Kinsbergen, omdat hij nauwelijks nog aan een sociaal leven toekwam. Nu werd hij van manager commerciële zaken opgewaardeerd tot directeur marketing en moest hij tegelijk het technisch hart gaan leiden. Dus in plaats van minder werk kreeg hij er nog van alles bovenop.

Verder werd Overmars in plaats van directeur voetbalzaken nu directeur spelerszaken. Hij kreeg alleen nog de verantwoordelijkheid voor aan- en verkoop van spelers en de contracten. Een functie waar heel goed toezicht op gehouden moet worden, omdat wat er nodig is zomaar verkeerd kan worden uitgelegd en de accenten anders komen te liggen. De aankopen van de laatste jaren waren daar een indicatie van. Het was nog te vaak voorgekomen dat de stem van Jonk, als expert van het talent binnen de eigen opleiding, niet was gehoord bij de transfer van een speler.

Verder werd Dolf Collee benoemd als algemeen directeur. Hij was bankier geweest, maar ook hij had als commissaris het jarenlang maar laten gebeuren. In eerste instantie had ik nog goede hoop dat hij in ieder geval de boel bij elkaar zou houden en hij ondersteunend richting de oud-spelers zou zijn. Maar al snel bleek het tegendeel.

Begin november 2015 was voor mij de maat vol. Al jarenlang had ik vastgesteld dat de kern van mijn visie binnen Ajax niet werd uitgevoerd. Daar kwam bij dat ik steeds sterker het gevoel kreeg dat dit bewust gebeurde. En aan zulke spelletjes doe ik niet mee.

Op een gegeven moment kom je tot de conclusie dat het vechten tegen de bierkaai is. Dat op het gebied waar ik iets aan zou kunnen toevoegen er geen enkel rendement meer is. Dan komt de pragmaticus in mij naar boven en ook de conclusie dat het geen zin meer heeft.

Op mijn leeftijd hoef ik geen speldjes of medailles meer te hebben. Wel is het enorm triest dat ik als zestienjarige aan het begin van de opmars heb gestaan en nu bijna zeventig ben en de neergang moet meemaken. Niemand wil luisteren. Of beter gezegd, haast niemand wil luisteren. Iedereen heeft zijn eigen agenda. Dit gaat trouwens verder dan Ajax. Als het alleen bij mijn club zou gebeuren, dan zou het nog aan mij kunnen liggen.

Maar als je het hele Nederlandse voetbal ziet, dan denk je bij jezelf: wie is waar in godsnaam mee bezig? We zijn allemaal zo bezig om onszelf op de borst te slaan, maar als je gewoon naar de resultaten kijkt, dan kun je maar één ding concluderen, en dat is verdrietig te zijn over de weg die we zijn ingeslagen. Het leidt nu naar een afgang en dat is heel triest.

Natuurlijk is het een hard gelag dat het ook met Ajax die kant op gaat. Ik ben nu eenmaal geen bestuurder en had goede hoop dat de boel bij een paar ervaren bestuurders in goede handen zou zijn. Dat die de voetballers, die net als ik niet vertrouwd zijn met vergaderen, besturen en noem maar op, zouden helpen en begeleiden.

Maar als ik alles op een rij zet, dan kom ik tot de conclusie dat de voorzitter van de raad van commissarissen gefaald heeft. Hans Wijers heeft zelfs een directeur als Michael Kinsbergen, die de beste sponsorcontracten uit de clubgeschiedenis heeft afgesloten, via de achterdeur buiten Ajax gezet. Later kwam ik er zelfs achter dat Wijers een jaar eerder al de opdracht aan Kinsbergen had gegeven om Jonk te ontslaan. Die weigerde dat.

En laat het wegsturen van Jonk nou uitgerekend de eerste actie zijn van zijn opvolger Collee. Nog geen twee weken nadat ik bij Ajax was gestopt. Zo waren binnen een halfjaar de directeur en hoofd opleidingen ontslagen. Twee mensen die Ajax geholpen hadden er financieel weer bovenop te komen.

Terwijl Collee, toen hij zich aan mij voorstelde, meteen opmerkte dat hij helemaal geen verstand van voetbal had. Tscheu en ik lieten hem weten dat we hem op dat onderdeel zouden helpen. Alleen heeft hij mij nooit gebeld. Met Tscheu heeft hij wel zo’n drie keer gezeten, maar dat schoot ook niet op. Zelfs toen uit het rapport van Ling bleek waar de problemen lagen, heeft hij daar niets mee gedaan.

Collee komt ook nog eens bij ABN Amro vandaan en is dus een man van de bank. Iemand die misschien niets van voetbal, maar zeker iets van cijfers moet weten. Sinds de komst van Jonk was er voor 85 miljoen euro aan spelers uit de eigen opleiding verdiend, stond zijn elftal bovenaan in de competitie en had die ploeg nog geen punt verspeeld in de Champions League voor jeugdteams. Als het keiharde bewijs op tafel ligt dat de hele financiële gezondmaking van Ajax grotendeels te danken is aan de samenwerking tussen Jonk en De Boer, hoe kun je dan vijftig procent van je succesformule buiten de deur zetten?

Een andere commissaris, Theo van Duivenbode, zagen we als een van ons. Juist hij had de sleutelfiguur voor de oud-spelers moeten zijn, maar is zo’n beetje met alles van het bestuur akkoord gegaan. Zoals de scouting en daaruit voortvloeiend het aan- en verkoopbeleid. De conclusie was dat het met de scouting niet goed ging, omdat de scouting rond het eerste elftal en de mensen van de opleiding niet samenwerkten. Bovendien werd er niet goed ingekocht.

Terwijl de beste scout die er is, Tonny Bruins Slot, in de bestuursraad van Ajax zat. Iemand met wie ik zelf elf jaar heb samengewerkt. Nooit werd hij ingeschakeld door Ajax. Als de trainers dat niet doen, had ten minste Van Duivenbode ze daarop moeten wijzen. Toch gebeurde dat niet. Is dat nou dom of is het ego? Het gevoel dat je misschien iets minder boven iemand staat als je aan hem iets vraagt.

Het gaat er toch om dat als je kwaliteit binnenhaalt, het niveau omhoog gaat en het leven voor iedereen gemakkelijker wordt? Ik kan me nog een discussie met Van Duivenbode herinneren. Er lag bij de rvc het voorstel op tafel om iemand te kopen. Theo zei dat het om heel veel geld ging en dat het geld daarvoor er eigenlijk niet was. Twee weken later werd die speler toch gekocht en hij had meegetekend. Toen vroeg ik me meteen af: wat heb je nou gedaan in die twee weken? Heb je mensen proberen te overtuigen of niet? Als jij denkt dat een speler het geld niet waard is en een ander denkt daar anders over, dan loop je toch naar Bruins Slot en vraag je hem: ‘Kijk jij nou effe, moeten we dat bedrag betalen of niet?’

Van Duivenbode heeft te veel laten gebeuren. Daardoor is het ook binnen het technisch hart misgegaan en werd Jonk uiteindelijk afgeserveerd. Dat neem ik hem kwalijk. Hij had als vertegenwoordiger van de voetballers vanuit het hoogste bestuursorgaan veel meer een mentor voor die jongens moeten zijn.

Maar de ergste van allemaal is de voorzitter van de bestuursraad. In feite de voorzitter van de vereniging Ajax. Hennie Henrichs heeft de falende rvc uit de wind gehouden. Om de commissarissen te dekken was Henrichs zelfs bereid om oud-spelers te offeren. Een maand later kreeg hij het ook nog voor elkaar dat de leden unaniem akkoord gingen met het werk van de bestuursraad. Een beter bewijs dat ik daar niet meer tussen hoorde, was er niet.

Helaas werd niet doorzien dat Ajax van de situatie af moet dat de club in handen is van mensen die in het voetbal zijn terechtgekomen, maar eigenlijk niets met voetbal te maken hebben. Dat de essentie van de discussie had moeten zijn hoe Ajax weer Ajax kan worden. Misschien door alle aandelen op te kopen of van de beurs te gaan of wat dan ook. Zolang we maar terugkeren naar onze eigen clubcultuur.

Ik heb inmiddels met twee raden van commissarissen te maken gehad en mijn ervaringen zijn ongelooflijk negatief. Ik voel me vooral door de twee voorzitters enorm in de maling genomen.

Vooropgesteld, iedereen heeft fouten gemaakt. We zijn met z’n allen aan iets nieuws begonnen en je weet van tevoren dat er dan dingen niet meteen goed gaan. Belangrijk is dan vooral dat je van de fouten leert en elkaar helpt om het beter te doen. Daar is geen sprake van geweest. Deze rvc heeft nooit de intentie gehad om de problemen echt op te lossen. De bewijzen daarvoor liggen op tafel.

Het heeft voor negatieve energie gezorgd die niet bij het voetbal past. Leden en fans moeten met plezier naar het stadion kunnen gaan en bezig zijn met hun club te steunen. Helaas wordt er binnen Ajax nog altijd te veel politiek bedreven en dat gaat ten koste van het voetbal en de club.

Of ik teleurgesteld ben in de oud-spelers? Ik denk ook dat het met opvoeding te maken heeft. Met een bepaalde manier van voetballen, bepaalde manier van kijken. Daarom is het zo belangrijk waar je gespeeld hebt en door wie je bent opgevoed. En dat je het voetbal ziet wat eigenlijk het voetbal is.

Zoals bij Bayern München is gebeurd. Die club speelde zo’n vijftig jaar geleden nog in de tweede divisie, maar is vandaag de dag de vaandeldrager. Door voor bestuurders en trainers te kiezen die bepaalde normen neerzetten op voetbalgebied. Door niet naar Spanjaarden of Italianen te kijken, maar eerst naar jezelf. En naar jezelf kijken is bepalen welke capaciteiten je hebt en wat je tekortkomingen zijn. Je kunt niet verlangen dat een Engelsman ooit zo zal voetballen als een Nederlander. Dat kun je niet aan hem vragen. Ook niet aan een Italiaan. Dat kan nu eenmaal niet. Dus kijk daar niet naar. Zorg voor jezelf.

Ook de excuses zijn voorspelbaar. Vaak is dat het geld. Zo krijg je de eerste jaren allerlei excuses. Alleen is het aan het einde van de rit toch een wedstrijd van elf tegen elf. Iemand die meer geld heeft, mag er toch echt geen twaalf opstellen. Het is altijd een kwestie van basiskwaliteiten en ga nou niet beweren dat wij vandaag de dag geen basiskwaliteiten meer hebben. Dat we veertig jaar lang basiskwaliteiten hebben gehad en nu ineens niet. Dat is waanzin. Er wordt daar alleen tijdens de opleiding niet meer mee gedaan wat ermee gedaan zou moeten worden.

Gelukkig zijn er altijd uitzonderingen zoals Wim Jonk, en daarom is hij ook een maatje van me. Terwijl niemand anders binnen Ajax zou presteren, heeft hij dat met zijn elftal wel gedaan. Hebben de anderen dan gelijk en is hij gek, of wordt hij als voorbeeld genomen? En is er afgevraagd hoe dat komt, en wat hij wel en wat hij niet heeft gedaan? Maar in plaats van hem als voorbeeld te stellen, wordt Jonk afgeserveerd op onderdelen die er totaal niet toe doen. Zoals vergaderen, in de wetenschap dat het nergens toe leidt. Daar heeft hij groot gelijk in gehad, omdat het niet de kern is waar het om gaat. Want voetbal bij Ajax is goals maken, domineren en zorgen dat je in de volgende ronde komt. Op welke manier dan ook.

Maar binnen Ajax denken te veel mensen mee, waardoor er in compromissen wordt gedacht en in overleven. Dat is namelijk het punt. Ajax bestaat eigenlijk uit twee clubs in één. Professionals en amateurs. Waar de amateurs niks te vertellen zouden moeten hebben, maar toch de bazen van de profclub kunnen wegsturen.

Het is eigenlijk een tuttifrutti. Waardoor je een heleboel invloeden krijgt die er niet horen te zijn, omdat ze niets met voetballen te maken hebben. Het voetbal bestaat uit onderdelen waar specialisten in horen te zitten. En een specialist heeft nu eenmaal zijn eigenaardigheden, maar binnen bepaalde normen moet je hem wel zijn gang laten gaan. Juist tegen een specialist moet je nooit zeggen wat hij moet doen.

Dan die verplichting om te vergaderen. Als je het ergens over wilt hebben en je weet van tevoren dat het drie tegen één is, waarom zou je er dan bij gaan zitten? Dat is zinloos. In plaats van inhoudelijk te praten over kwaliteiten van de een of de ander. Hoe die verbeterd kunnen worden. Over de tekortkomingen die een speler heeft en hoe die kunnen worden opgelost. In plaats van te vergaderen zou je zowel op individueel als teamniveau iets positiefs moeten creëren. Dan heeft het zin.

Nederland is een klein land, dus je moet creatief zijn en goed zoeken. In je directe omgeving, maar ook op plekken waar je spelers kunt opleiden voordat een club of een manager ze komt weghalen. Er zijn dus tientallen details waar je gezamenlijk aan moet werken. Soms lukt het, soms blijkt het niet op te lossen. Maar je moet natuurlijk wel in staat zijn om de mogelijkheden te herkennen.

Daarom zijn de dingen die ik nu over voetbal zeg nog altijd dezelfde als twintig jaar geleden. Ik zwalk niet, maar er komt wel steeds iets bij. Wat nieuw is en wat ik eerder niet wist. Op die instelling had ik ook bij Ajax gehoopt. Dat mensen, met allemaal een goede basis, niet alleen hun kwaliteiten zouden inbrengen maar ook bereid zouden zijn om met anderen kennis te delen of van de ander te leren. De filosofie die ik ook op het Cruyff Institute toepas. Daar zitten studenten uit de hele wereld op, toch probeer je ze tijdens de studie allemaal met elkaar te verbinden. Om zo een sterk collectief te creëren, waar de sport uiteindelijk baat bij heeft.

Dat was ook mijn instelling toen we, na al het gedoe, in 2012 eindelijk met Ajax aan de slag konden gaan. Met als doel om richting de Europese top te groeien. Dat was realistisch. Over techniek, tactiek en presteren weet ik waarover ik het heb, want in de jaren tachtig bij Ajax en later bij Barcelona lukte het ook. Met aantrekkelijk voetbal, zelf opgeleide spelers en een paar aankopen werd binnen twee jaar een internationale hoofdprijs gewonnen.

Kijk maar naar Bayern München. Wat niemand voor mogelijk heeft gehouden is hen gelukt. Ze hebben het grote gat gedicht met Italië, Spanje en Engeland. Niet eens in de hoofdstad en ook nog in Zuid-Duitsland, dat niet bepaald centraal ligt. Maar je bent en blijft afhankelijk van mensen met knowhow. Alles en iedereen, op welke positie ook, moet zijn kwaliteit in dienst stellen van de rest. En de rest moet zich weer in dienst stellen van zijn kwaliteit.

Iemand is bijvoorbeeld heel goed in het brengen van jeugdspelers. Dat zit ’m in details. Je kunt wel een leuk verhaal vertellen, maar iemand moet daar een extra dimensie aan kunnen geven. Als ik Jonk neem, dan is dat zijn passie. Hij staat open voor dingen, maar het moet wel goed gebeuren. Tegen hem kun je niet zomaar zeggen: ‘Ik ben het niet met je eens, ga maar weg.’ Dat kan niet, want hij is de beste, dus hij moet leidend zijn. Natuurlijk zal hij weleens een stap te ver gaan of van links naar rechts bewegen. Dat zal best wel. Dan moeten dat soort details tegen het licht worden gehouden om hem te overtuigen dat er met hem wordt meegedacht. Alleen het kan nooit zo zijn dat iemand die het meeste weet door iemand met minder kennis wordt afgeserveerd.

Dat is elke keer opnieuw het grote probleem in de sport. Vanuit de politiek tot in de bestuurskamer. Veel politici en bestuurders denken dat ze anderen moeten controleren, terwijl het precies andersom zou moeten zijn. Zij zouden zich juist door die ander moeten laten sturen. Het enige woord dat spontaan in me opkomt is ego. De drang om boven de ander uit te willen stijgen, terwijl iemand daarvoor niet de capaciteit heeft.

Je merkt dat meteen aan de mensen aan wie je iets vraagt. Op welk gebied ook. Of je krijgt een antwoord van iemand die zich in jouw probleem verplaatst, of je krijgt antwoord van iemand die je van zijn gelijk probeert te overtuigen. Met als doel om uiteindelijk net zoals hij te gaan denken. Terwijl ik juist wil weten wat ik moet weten. Omdat informatie nu eenmaal belangrijker is dan intelligentie. Ik hoef zelf niet overal verstand van te hebben, zolang ik van de juiste mensen maar het juiste antwoord op een vraag krijg. Dan ben ik toch een stap verder dan iemand die ergens meer verstand van heeft, maar over minder informatie beschikt.

Daarom heb ik als coach zo veel mogelijk mensen ergens verantwoordelijk voor gemaakt. Het ging er niet om dat ik de baas was en de opdrachten gaf, het ging erom dat anderen die ergens beter in waren dat ook beter konden uitvoeren. Daar moest ik de voorwaarden voor scheppen en niet tegen zo’n specialist gaan vertellen wat hij moest doen. Hij is voor mij geen assistent, maar iemand die de baas is van een bepaald onderdeel. Zoals ik dat van de afdeling techniek en tactiek was. Helaas hebben weinig bestuurders het overzicht en de instelling om zo te functioneren. Vaak zie je de drang om zich te manifesteren, terwijl anderen het kunstje beheersen. Iets wat ik nooit begrepen heb.

Want als je kiespijn hebt, dan ga je naar de tandarts. En waarom ga je naar de tandarts? Omdat hij verstand van die tanden heeft. En als je ineens iets niet goed ziet, dan ga je naar de ogendokter. Want die gozer heeft er verstand van. Maar als iemand in het voetbal verstand heeft van de materie, dan wordt die ineens niet serieus genomen. Waar slaat dat op? Het zou in het voetbal net zo moeten werken als met de tandarts of ogendokter. Dus als probleem A zich voordoet, er iemand binnen de club is die meteen kan bepalen wie verstand van probleem A heeft en hem de opdracht geeft om dat op te lossen. Als je die kwaliteit als baas of leidinggevende hebt, dan ben je goed bezig.

Maar bij Ajax beginnen daar de problemen al. Zo was de samenwerking tussen de dokters van het eerste en de jeugd niet goed. Terwijl ze bij Ajax helemaal geen dokter moeten zijn. Het moet iemand zijn die de baas van een goede medische kaartenbak is. Iemand die daardoor meteen weet bij wie hij met een bepaald probleem moet zijn. Hij moet de beste kaartenbak ter wereld hebben.

Zo iemand stuurt een voetballer ergens naartoe en controleert vervolgens het hele proces dat volgt. Hij hoeft niet zelf te opereren en zo nodig bewijzen dat hij de beste knieëndokter is. Zijn kwaliteit is dat hij weet wie het best het probleem kan oplossen en met hem of haar een afspraak maakt voor de speler. Zorg dat hij terechtkomt waar hij het best van zijn probleem kan worden verlost.

Maar wie van de commissarissen, voorzitters of hoe ze ook allemaal heten, checkt of er een dokter is die de kaartenbak goed in de gaten houdt? Die de boel goed weet te managen? Dat geldt niet alleen voor de medische staf, maar noem maar op.

Wat dat betreft heb ik met Davy Klaassen nog geprobeerd het goede voorbeeld te geven. Hij was al een tijdje geblesseerd, kon niet spelen, maar niemand wist wat hij had. Ik heb toen een kennis van mij in Barcelona ingeschakeld, die meteen allerlei doktoren van allerlei pluimage heeft opgeroepen. Zelfs specialisten op het gebied van ogen en tanden. Op een gegeven moment zei iemand: ‘Hé, dit is mijn afdeling.’ Klaassen kon meteen worden behandeld en snel daarna weer spelen.

Dat is dus ideaal en zo zou het moeten zijn. Maar dat kan alleen als je bereid bent jezelf weg te cijferen, onderkent dat er mensen beter zijn dan jij en dat je die in je kaartenbak hebt zitten. Het is daarom veelzeggend dat de medische staf daar verder geen vervolg aan gegeven heeft.

Zo’n instelling werkt ook door richting iemand als Frank de Boer. Ook hij is door vrijwel niemand goed begeleid, geholpen en ondersteund. Daarom hield hij te veel vast aan een visie die mij en veel supporters niet aansprak. Maar in een organisatie die niet in staat is om het beste uit de mensen te halen, krijg je het ook als coach moeilijk. Mijn referentie is het spel van Barcelona en Bayern, en daar zag ik bij Ajax te weinig van terug. Terwijl die twee clubs weer door Ajax zijn geïnspireerd. Maar als je eigen club niet meer de intentie en de visie heeft om dat in te vullen, dan moet je gewoon eerlijk zijn en er afstand van nemen.

Ik kom steeds meer tot de conclusie dat dit een goed besluit is geweest. Ook door de manier waarop Ajax met Wim Jonk en Tscheu La Ling is omgegaan. Op beiden ben ik enorm trots. Wim heeft als hoofd opleidingen aantoonbaar goed werk geleverd. Toch werd de enige die de essentie van het Plan Cruijff heeft uitgevoerd weggestuurd. Iemand die het over voetbal wilde hebben, maar kon vertrekken omdat hij niet mee wilde in de bestuurlijke organisatie.

Ling heeft geprobeerd dit op te lossen door Ajax meer richting het voetbal in plaats van de organisatie te krijgen. Maar als ik zie hoe er op zijn rapport gereageerd is, met weer allerlei nare roddels, dan is dat veelzeggend. Slechts een enkeling binnen Ajax begreep de essentie; daarom ben ik niet verrast dat de leden uiteindelijk unaniem gekozen hebben voor de bestuursvorm en niet de voetbalvorm.

Ooit zal er wel weer een moment komen dat de club inziet dat het toch echt anders moet. Als ze daaruit komen, dan zijn er genoeg mensen die zullen zorgen dat de dingen voor elkaar komen zoals de echte leden en supporters dat willen. Daar hoor ik ook bij. Omdat ik er altijd voor Ajax zal zijn. Moet er iets worden opgelost, dan ben ik altijd bereid er te staan. Maar alleen als iedereen erachter staat.

Omdat ik nu eenmaal positief ben ingesteld ga ik ervan uit dat het ooit weer goed komt. Dat waar wij ooit mee zijn begonnen toch ergens goed voor is geweest. Dat wij de eerste klappen hebben opgevangen om het toch voor elkaar te krijgen. Dat kan over een jaar zijn, over tien jaar, wie zal het zeggen? In ieder geval het moment dat de juiste mensen het voor het zeggen krijgen. Mensen bij wie de club in hun hart zit en die weten waar Ajax voor staat. Dan is onze strijd niet voor niets geweest.

Samen met Jordi op weg naar huis, direct nadat hij in 1988 ontslag bij Ajax heeft genomen.

Jordi en vader Johan Cruijff in de jaren negentig.

De eerste clinics bij Washington Diplomats.

Als rolstoelbasketballer in actie tijdens de Open Dag van de Cruyff Foundation.

Ahmet Ertegun (links), President van New York Cosmos, met Johan Cruijff, in augustus 1978.

Johan Cruijff en Franz Beckenbauer in Cosmos-tenue bij een demonstratiewedstrijd.

Voormalig New York Cosmos-ster Pelé omhelst Johan Cruijff (augustus 1978).

Ajacied Johan Cruijff tijdens zijn afscheidswedstrijd op 7 november 1978.

Johan Cruijff viert samen met het team de overwinning op Lokomotiv Leipzig, waarbij zij de winnaars werden in de Europacupfinale van 1987.

Coach Johan Cruijff en voorzitter Josep Lluís Núñez van FC Barcelona in Barcelona.

Barcelona-manager Johan Cruijff met Ronald Koeman in 1992. Zij vieren het winnen van het Spaanse kampioenschap.

Leo Beenhakker, Louis van Gaal en Johan Cruijff op 2 februari 1991.

Johan Cruijff rookt een sigaret aan de zijlijn.

Niet langer coachen met een sigaret in de mond, maar een lolly.

Oud-Ajacieden Dennis Bergkamp, Johan Cruijff en Wim Jonk poseren na afloop van een overleg over de toekomst van Ajax, 30 maart 2011.

Eerbetoon aan Johan Cruijff tijdens een vriendschappelijke wedstrijd tussen Engeland en Nederland in het Wembley Stadium, 29 maart 2016.