HOOFDSTUK 15

Ik was meer coach dan trainer, en weer meer speler dan coach. Het liefst voetbalde ik tijdens de training gewoon met de selectie mee. Om daarna aan de opstelling te puzzelen en tijdens de wedstrijd met de strategie bezig te zijn. Vond ik heerlijk om te doen.

Natuurlijk ben ik als coach beïnvloed door anderen. Ik heb tenslotte nogal wat trainers en coaches gehad. Als je met mensen als Jany van der Veen, Rinus Michels, Georg Kessler, Ştefan Kovács, Frantisek Fadrhonc, Hennes Weisweiler, Gordon Bradley, Kurt Linder, Aad de Mos en Thijs Libregts gewerkt hebt, dan blijft er wel wat hangen. Van de een neem je wat mee en van de ander leer je weer wat je niet moet doen.

Ik ben er mede door gevormd, maar uiteindelijk vorm je toch jezelf. Maar het mag inmiddels wel duidelijk zijn dat Van der Veen en Michels de meeste invloed op mij gehad hebben. Van der Veen op trainersgebied; het leren hoe iemand technisch goed moest voetballen. Michels als coach en manager. Die was kei- en keihard en waar je mee omgaat word je mee besmet.

Dat bleek al tijdens mijn eerste optreden als coach. Dat was trouwens vijf jaar eerder dan ik daadwerkelijk in die functie zou beginnen. Terwijl ik nog bij Washington Diplomats voetbalde, vroeg Ajax me eind 1980 om tijdens de Amerikaanse competitiestop tijdelijk technisch adviseur te worden. Leo Beenhakker was de trainer en het eerste elftal draaide niet zoals het moest. Bij de eerste wedstrijd tegen FC Twente besloot ik niet in de dugout, maar op de tribune te gaan zitten, omdat ik zo het beste overzicht had.

Op een gegeven moment stond Ajax met 2-3 achter en zag ik een paar mogelijkheden om de wedstrijd te laten kantelen. Ik ben van de tribune gekomen, heb langs de zijlijn wat wijzigingen aan de spelers gegeven en ben op de bank naast Beenhakker gaan zitten. Ajax won uiteindelijk met 5-3. Na afloop was er in de pers veel rumoer over de manier waarop ik Leo voor schut zou hebben gezet.

Maar eerlijk gezegd denk ik dat ik nu weer hetzelfde zou doen. Beenhakker wist waarvoor ik was gevraagd en als adviseur dien je dan te handelen als de situatie daarom vraagt. Dat was tegen FC Twente het geval. Ajax dreigde de wedstrijd te verliezen en ik zag de oplossing voor het probleem. Dan ga je adviseren, helpen.

Alleen moet het dan wel lukken. Was dat niet gebeurd, dan had iedereen me mogen slachten. Daar was geen sprake van, want het lukte zelfs heel goed. Door met wat posities te schuiven kwam de ploeg beter tot zijn recht, en als trainer zou ik alleen maar blij zijn met zo’n adviseur. Bovendien is het een momentopname, omdat meteen daarna weer de volgende wedstrijd wacht. Daarom heb ik er nooit een punt van gemaakt.

Toch maakte Ajax-FC Twente wel duidelijk waar mijn kracht ligt. Net als speler heb ik ook als coach het totale overzicht.

Vijf jaar later koos ik definitief voor het coachen. Omdat ik zelf voetballen altijd het leukste heb gevonden, is coach worden daarom altijd mijn tweede keus geweest. Dat kwam pas aan de orde toen ik als actief speler stopte en toch iets in de voetballerij wilde blijven doen. Maar ook toen is de training voor mij eigenlijk de vervanging voor de wedstrijd geweest. Daarom zorgde ik er, eerst bij Ajax en later bij Barcelona, altijd voor dat er in de eerste fase van de voorbereiding op het seizoen iedere dag een wedstrijd als training werd gespeeld.

Dat is een benadering die afwijkt van wat veel andere trainers in de maanden juli en augustus doen. Het is zomaar een voorbeeld van hoe trainers onderling kunnen verschillen. Zo heb ik door de jaren heen onder de trainers twee groepen zien ontstaan: zij die altijd al trainer wilden worden en zij die het geworden zijn omdat ze fysiek niet langer in staat waren om te voetballen. Het is duidelijk dat ik tot die laatste groep behoor. En dan ben ik ook nog een type trainer dat liever coacht en een ander de training laat doen.

Kies je als club voor iemand als ik, dan moet je ook heel goed een combinatie met een ‘echte’ trainer overwegen. Iemand als Tonny Bruins Slot bij Ajax en later bij Barcelona vulde mij bijvoorbeeld perfect aan.

Bij Ajax bleek alleen de combinatie tussen de toenmalige directeur Arie van Eijden en mij weer geen gelukkige. Als het bestuur kennis van zaken zou hebben gehad, dan hadden ze ons nooit laten samenwerken. Tenminste, niet op de manier zoals het toen ging. Er had leiding gegeven moeten worden om de directeur het verlengstuk van mij richting het bestuur te laten zijn. Iemand die onderdeel van het team is, net zoals eigenlijk iedereen onderdeel van het team zou moeten zijn. Van de koffiejuffrouw tot de voorzitter. Binnen een topclub hoort het zo te werken.

Alleen werd er bij Ajax helemaal niet zo gedacht. Ik, die net in Amerika had ervaren hoe een moderne profclub werkt, werd geconfronteerd met een organisatie die niet met z’n tijd was meegegaan.

Het is pijnlijk te constateren dat dertig jaar later er niet veel is veranderd. Er gaat weliswaar nog veel meer geld in het topvoetbal om, toch worden er nog veel van dezelfde fouten gemaakt. Met als gevolg dat er beslissingen worden genomen door bestuurders die totaal niet weten welke afwegingen ertoe doen. Keuzes die op basis van persoonlijke gesprekken en lobbyen in bestuurs- of directiekamers worden gemaakt. Met soms rampzalige gevolgen, waarbij te vaak de betrokken trainers sneuvelen en de beleidsbepalers buiten schot blijven.

Ik wil hiermee aangeven dat er een enorme mensenkennis op het gebied van trainers vereist is om de juiste persoon op de juiste plaats te krijgen. Daarom ben ik iedere keer opnieuw verbijsterd als ik zie wie deze knopen bij clubs mogen doorhakken. De schade die zij veroorzaken werkt vaak nog jaren door. Zo worden miljoenen verspild, en worden trainers en zeker ook voetballers onnodig beschadigd.

Dat heb ik als coach ook aan den lijve ondervonden. Bij Ajax en Barcelona. Het begon in beide gevallen met succes, waardoor de spelers en ik in de schijnwerpers stonden en de bestuurders op de achtergrond bleven. Dat hielden ze niet lang vol: ze gingen zich op de verkeerde manier manifesteren en liepen uiteindelijk in de weg. Zo werkten ze zelf de problemen in de hand, waar ze mij later op wilden afrekenen.

Eigenlijk was er vanaf dag één bij Ajax sprake van een spanningsveld. Door mijn Amerikaanse ervaringen had ik ook een visie ontwikkeld over de financiële verschillen tussen de spelers onderling. Van Andy Dolich had ik in Washington bijvoorbeeld geleerd hoe die verschillen de verhoudingen in de kleedkamer kunnen beïnvloeden en in het verlengde daarvan het resultaat op het veld.

Daarom heb ik me altijd, bij welke speler ook, met de salarissen en premies bemoeid. Terwijl ik daar eigenlijk helemaal geen interesse in had. Maar met het opleiden en ontwikkelen van mijn selectie werd ik wel gedwongen een bepaald denkpatroon te ontwikkelen. Het kon bijvoorbeeld niet zo zijn dat speler nummer 9 in de pikorde meer verdiende dan speler nummer 3, omdat de ene zaakwaarnemer uitgekookter was dan de ander.

Zoiets komt altijd uit en zorgt voor irritatie en spanning. Daarom heb ik altijd exact willen weten hoeveel iedereen verdiende om onrust in de kleedkamer te voorkomen.

Daarnaast had Ajax nog een ander probleem gecreëerd. De club werkte met gelimiteerde transfersommen. Dat zag er allemaal leuk en aardig uit, zeker op de korte termijn, maar daarna ontstonden de problemen. Dat werd helemaal duidelijk toen AC Milan door de Italiaanse miljardair Silvio Berlusconi werd overgenomen en met veel geld de transfermarkt op ging. Door de policy van gelimiteerde transfersommen zou Ajax daar niet van profiteren, maar onze grote concurrent PSV wel. Die kregen van AC Milan voor Ruud Gullit tien keer zoveel als Ajax voor Marco van Basten. Daar kwam bij dat in Nederland bijna geen andere club de visie van Ajax hanteerde. Terwijl onze beste speler voor weinig geld de deur uit liep, moest er voor een vervanger uit de eredivisie bijna evenveel worden betaald als Van Basten had opgeleverd.

Op zulke momenten was mijn mond mijn grootste probleem. Ik zei recht voor de raap van het bestuur wat ik ervan vond en stelde ze aansprakelijk voor het uithollen van de selectie. Daar maakte ik geen vrienden mee.

Zo was ik na het winnen van de Europacup voor bekerwinnaars in een ongelooflijke situatie terechtgekomen. We hadden met Ajax zo veel mogelijkheden om door te groeien, maar de leiding zat ons dwars. Diverse keren heb ik het bestuur aangegeven om de directeur stage te laten lopen bij Dolich. Dat zou goed voor hem en voor Ajax zijn. Maar ze namen me niet serieus, en deden niets met mijn voorstel.

Daarna ging het op de transfermarkt helemaal mis. Van Basten ging voor een spotprijs naar AC Milan en ik had al maanden Cyrille Regis van Coventry City op het oog. Een fysiek sterke spits met uitstraling, die ook nog goed kon voetballen. Omdat hij met zijn club in de race voor de FA Cup lag, wilden we toeslaan voordat hij in de picture kwam. Alleen was er na een maand door Ajax nog niet serieus met hem onderhandeld, won Coventry de FA Cup met Regis als uitblinker en was hij voor ons niet meer te betalen.

Zo zouden er die zomer drie transfers mislukken omdat er steeds te lang werd gewacht. Uiteindelijk kreeg ik van een van mijn spelers, Arnold Mühren, de tip dat Frank Stapleton transfervrij was. Zij hadden samen bij Manchester United gespeeld en ik herinnerde me Stapleton als een prima aanvaller. Hij kostte niks, ook omdat hij in die periode nogal blessuregevoelig was. Zo moest ik uiteindelijk aan mijn spelers komen.

Rabah Madjer was de druppel. Hij had met een mooie hakbal de finale van de Europacup voor landskampioenen tegen Bayern München beslist, en was een speler die mij enorm aansprak. Ik was erachter gekomen dat hij een enorme fan van mij was en ervan droomde om ooit onder mij te voetballen. Bovendien had hij bij zijn club FC Porto een gelimiteerde transfersom van 800.000 dollar bedongen. Omdat drie transfers waren mislukt, heb ik het eerste deel van de onderhandelingen zelf gedaan. Misschien niet goed, maar ik vertrouwde het niet meer. Pas toen we er mondeling uit waren, heb ik het bestuur en de directeur ingeschakeld.

De afspraak was alleen dat de transfer absoluut niet mocht uitlekken voor de Supercupwedstrijd Ajax-FC Porto, die een week later gespeeld zou worden. De Portugezen waren daar heel resoluut in. Die Supercup was voor hen een hoofdprijs en ze wilden niet de indruk wekken dat ze met deze transfer de finale uit handen zouden geven.

De afspraken waren duidelijk en de transfer kon niet meer misgaan. Toch ging het mis. Op een manier die duidelijk maakte hoe de boel binnen Ajax verziekt was. Alleen twee bestuursleden en de directeur waren van de afspraken met FC Porto op de hoogte en via een van hen zou het uitlekken naar de pers. Ook nog een dag voor de wedstrijd, waarna een woedende Porto-voorzitter aan mij liet weten dat de transfer van de baan was. Vervolgens dook Bayern München op Madjer en liep ik weer achter de feiten aan.

Zo kwam ik van het ene probleem in het andere terecht. Bij Ajax was Van Basten binnen de spelersgroep altijd de onbetwiste nummer 1 geweest. Ik werd na zijn vertrek naar AC Milan niet alleen gedwongen om zijn kwaliteit te compenseren, maar ook zijn autoriteit. Omdat ik niet de spelers kreeg die ik wilde, moest ik een keuze uit de bestaande selectie maken.

Na Van Basten wilde ik weer een natuurlijke leider in de groep. Ik dacht daarbij aan Frank Rijkaard. Hij was weliswaar de beste speler, maar door allerlei omstandigheden werkte het niet. Frank is van nature bescheiden en ik heb toen geprobeerd dat te veranderen. Helaas is dat geëscaleerd en stopte hij van de ene op de andere dag bij Ajax. Hij wilde niet meer, hij had het helemaal gehad. Ik ben daar enorm van geschrokken. Maar het zal ook duidelijk zijn dat dit probleem niet was ontstaan als de clubleiding op de transfermarkt gewoon professioneel te werk was gegaan.

Helaas was mijn signaal richting Rijkaard niet overgekomen, dat ik juist bezig was om hem als voetballer verder te helpen. Corrigeren doe ik namelijk niet met iemand die het niet kan leren. Daar steek ik mijn energie niet in. Zeker in topsport mag je bij dat corrigeren hard zijn en duidelijk aangeven waar het op staat.

Dat geldt ook richting de spelers die aan het einde van het seizoen afvallen. Ik heb iedere keer opnieuw ervaren hoe hard ik dan voor mezelf moet zijn. Maar omdat je nu eenmaal door moet selecteren, ben je bijna verplicht om de persoon te vergeten. Het allermoeilijkste wat er is, maar je hebt geen keus. Zodra je met de een marchandeert, kun je de tweede niet meer corrigeren en glipt uiteindelijk de hele spelersgroep door je vingers.

Zo werkt het aan de top en eerlijk gezegd kan ik ook niet anders denken. Dat is waarschijnlijk mijn tekortkoming. Ik kan me niet verplaatsen in iemand die het niet kan. Een speler moet bij mij iets kunnen leren. Want als hij niet leert, moet ik afscheid van hem nemen. Ik moet hogerop en kan geen tijd verliezen aan iemand die het toch niet leert.

Het vervelende is alleen dat degenen die het niet halen vaak wel de aardigste zijn. Die moet je dan wegsturen. Dat voelde altijd heel vervelend, naar. Ook omdat het in sommige gevallen zelfs vrienden waren geworden.

Maar de breuk met Rijkaard was dus van een andere orde. Door het slechte zakelijke beleid was het evenwicht binnen de selectie aangetast en werd ik gedwongen te vroeg iets te forceren met iemand die daar nog niet klaar voor was.

Als coach heb ik altijd een elftal gewild met een mooie mix van zelf opgeleide spelers, jong gescout talent en wat aankopen die het elftal zouden versterken. Bij Ajax waren we in dat opzicht fantastisch op weg. De supporters genoten van het spel en we hadden weer Aron Winter en op 17-jarige leeftijd Dennis Bergkamp laten debuteren. Ook had ik een paar grote Amsterdamse ondernemers zover gekregen om één miljoen gulden in de jeugdopleiding van Ajax te steken. Voor die tijd een ongelooflijk hoog bedrag. Zeker wat talentontwikkeling betreft.

Terwijl het stadion vol zat en Ajax weer prijzen won, drong het bestuur zich toch steeds meer op. Dat bleek al tijdens de transferperiode, maar ook daarna wilden ze meer greep op het technisch beleid. Begin 1988 had ik het helemaal gehad en nam ontslag. Tijdens een korte wintersportvakantie had voorzitter Ton Harmsen me telefonisch laten weten dat hij mijn problemen met de clubleiding had opgelost. Ik moest alleen nog even met het totale bestuur praten en dan zou het helemaal goed komen. Ik kwam eerder terug van vakantie en bleek in de maling te zijn genomen. In plaats van begrip te tonen, gingen de andere bestuursleden vol in de aanval. Harmsen zat erbij en keek ernaar.

Daarmee was de grens bereikt, en ik heb de volgende dag mijn contract ingeleverd. Hoe graag ik ook in Nederland had willen blijven en zeker bij Ajax. Ik heb er echt een paar slapeloze nachten van gehad, juist omdat mijn gezin het zo naar z’n zin had. Maar er was geen beginnen aan. Ze wilden me bij Ajax kapotmaken. Daarvoor werd ook de pers misbruikt en helaas hadden slechts een paar journalisten dat door. Alles wat ik had opgebouwd, wilden ze vernielen. Dat heb ik ze niet gegund. Ik wilde sterven in mijn eigen ideeën.

Daarna zijn ze zichzelf tegengekomen. Je kunt niet ongestraft onwaarheden blijven verkopen. Niet ongestraft iemand schaden. Harmsen deed dat eerst toen ik speler was en later weer toen ik coach was. Dat kun je niet ongestraft blijven doen. Het is tussen ons dan ook nooit meer goed gekomen.

Het voelde bij Ajax allemaal zo goed en ineens was het voorbij. Eigenlijk is het een heel rare periode geweest. Ik werd trainer, wat niet mocht. Ik won een internationale hoofdprijs, terwijl niemand dat verwachtte. En ik werd gedwongen te vertrekken, omdat ik de club naar een hoger plan wilde brengen. Intussen spraken de feiten voor zich. Drie keer was ik bij Ajax gekomen en drie keer was de kas leeg. Nu ging ik voor de derde keer weg en voor de derde keer zat de kas vol.

Gelukkig overheersen toch de goede herinneringen. Vooral dankzij de spelers. We hadden een heerlijke groep. Echt fijne mensen onder elkaar. De lol en plezier die we hadden is uiteindelijk het middel gebleken om het zo lang vol te houden. Tot er geen beginnen meer aan was en ik zelfs ruzie kreeg met iemand als Rijkaard. Gelukkig kwam het later weer goed tussen Frank en mij, maar zelfs zo ver was het uiteindelijk gekomen.

Onze wens om ons als gezin definitief in Nederland te vestigen werd helaas niet vervuld en weer werd Barcelona het alternatief. Voor de tweede keer en opnieuw nadat ik gedwongen was om bij Ajax te vertrekken.