HOOFDSTUK 19

Veel minder leuk zijn mijn ervaringen met bestuurders. Terwijl ik voor mijn gevoel wel altijd van goede wil ben geweest. Ook nadat ik als coach was gestopt en aan de zijlijn stond. In die tijd kwamen er toenaderingen van zowel Ajax als Barcelona. Soms ging het een tijdje goed, vaak niet.

Laat ik het zo zeggen: de ene keer is de band met de club beter dan de andere keer. Dat heeft veel met de voorzitters te maken. Met Michael van Praag bij Ajax en Joan Laporta bij Barcelona heb ik altijd een prima relatie gehad. Zo heeft Ajax me in 1999 tot erelid benoemd en dan kun je twee dingen doen: of je bent alleen erelid door het speldje te dragen, of je kunt als erelid proberen om een bepaalde waarde voor de club te zijn. Alleen als je merkt dat anderen binnen de club anders over die waarde denken, dan moet je je uiteindelijk weer gaan gedragen alsof je alleen dat speldje draagt.

Met Ajax heb ik in die periode twee keer mijn neus gestoten. Eerst in 2000 bij de aanstelling van Co Adriaanse, en in 2003 met de benoeming van Louis van Gaal als technisch directeur. Tweemaal werd ik benaderd om advies te geven, maar twee keer kwam ik er later achter dat alles al besloten was en dat ik als alibi voor een al genomen besluit was gebruikt.

Toen ik in 2000 werd gevraagd om een geschikte kandidaat te noemen, heb ik de naam van Frank Rijkaard laten vallen. Frank deed het als bondscoach uitstekend en had met het Nederlands elftal eigenlijk het EK moeten winnen. Door in de halve finale tegen Italië twee keer een penalty te missen en daarna nog een paar tijdens de strafschoppenserie, werd de ploeg uitgeschakeld. Maar het team had wel fantastisch gevoetbald. Daarom mijn keuze voor Rijkaard.

Om er later achter te komen dat een paar weken voor mijn gesprek al een principeakkoord met Co Adriaanse was bereikt. Vooropgesteld, ik heb niets tegen Adriaanse, maar laat mij dan met rust. Toen ik daar iets van zei, werd via de media door de clubleiding gecommuniceerd dat het belang van Ajax boven alles gaat. Maar wie bepaalt eigenlijk wat het belang van Ajax is? Als dat op dezelfde manier wordt gedaan zoals mij is overkomen, dan lust ik er nog wel een paar.

Drie jaar later gebeurde hetzelfde met de benoeming van de nieuwe technisch directeur. Ronald Koeman deed het uitstekend als coach, maar ineens las ik in de krant dat ik adviseur van Ajax was geworden; een paar dagen later werd ik door het bestuur gevraagd hoe ik over de functie van technisch directeur dacht en wie ik als mogelijke kandidaat zag.

Tijdens dat gesprek hebben directeur Arie van Eijden en voorzitter John Jaakke tot drie keer toe gevraagd of ik tegen Louis van Gaal was, en drie keer heb ik geantwoord dat het er helemaal niet om ging of ik voor of tegen Van Gaal ben, maar om het type technisch directeur waar Ajax op dat moment de meeste behoefte aan had. Dat heb ik met allerlei voorbeelden proberen duidelijk te maken. Maar ja, als de keuze al is bepaald, dan kan er natuurlijk op allerlei manieren naar me geluisterd worden.

Later werd Van Gaal aangesteld, maar mijn klomp brak toen hij zelf aangaf al maanden voor mijn gesprek voor de functie gepolst te zijn. Hij bleek zelfs al akkoord te zijn gegaan voor mijn onderhoud met de club. Met andere woorden, de keuze was ook toen al bepaald. Dus is de vraag waarom er met mij zo’n spel moest worden gespeeld? Waarom was ik ineens adviseur, waarom moest ik ineens meedenken over de aanstelling van een technisch directeur, waarna dat gesprek binnen een dag op straat lag?

Ik kreeg er helemaal de smoor in toen ik hoorde dat voor het gesprek met mij de keuze voor de nieuwe technisch directeur ook al in alle geledingen van de club was besproken. Maar met wie dan? Eerst bij die mensen van wie je weet dat ze geen oppositie zijn? En als dat is gebeurd, dan ongemerkt anderen bij je keuze betrekken, zoals mij bijna was overkomen?

Maar het ergste was natuurlijk dat er een puur technische beslissing werd genomen door mensen die daarvoor niet de capaciteiten hebben. Toch is het allemaal zogenaamd in het belang van Ajax gebeurd. Zoals het ook in het belang van Ajax was dat Van Gaal en ik ons moesten verzoenen. Nadat we eerst in het belang van Ajax lijnrecht tegenover elkaar werden gezet. Waarom eigenlijk? Had me erbuiten gelaten en had je ding gedaan.

Bovendien was er geen enkele aanleiding om de werksituatie voor Koeman te veranderen, want hij functioneerde uitstekend. Maar de clubleiding vond dat Koeman en zijn assistenten Ruud Krol en Tonny Bruins Slot zich te veel isoleerden, waardoor het bestuur te weinig zicht had op wat er binnen de selectie gaande was. Ik herkende dat uit mijn ervaringen met Núñez bij Barcelona. Ook een bestuurder die de kleedkamer binnen wilde dringen.

Met de aanstelling van Van Gaal hoopten de bestuurders meer grip op Koeman te krijgen, terwijl hij kampioen was geworden, de beker had gepakt en de kwartfinales van de Champions League had gehaald. Net zoals dat mij overkwam in 1987 na het winnen van de Europacup II, werd van bovenaf weer iets dat goed was kapotgemaakt. Binnen een jaar kregen ze dat voor elkaar. Van Gaal was gefrustreerd opgestapt en hetzelfde gold voor Koeman. Allebei slachtoffers van spelletjes. Bedacht door mensen die nog altijd bij Ajax betrokken zijn.

Maar voor mij zijn zij niet Ajax. Ik hou van de club waarmee ik ben opgegroeid. Dat is voor mij Ajax. Alle problemen en irritaties glijden daarom meteen van me af als ik de kantine binnenloop. Als ik ernaartoe ga, dan weet ik bij voorbaat al dat het gezellig wordt. Dat is me nog steeds veel waard. De rest kan me eigenlijk gestolen worden.

Hetzelfde geldt voor Barcelona. Waar bestuurders ook nog eens onderdeel zijn van het politieke spel binnen Catalonië. Ik heb daar nooit aan meegedaan. Hoewel ik, vooral in de tijd van Franco, heb meegemaakt dat men verlangde dat je je uitsprak vóór Barcelona en tegen Madrid. Zo’n standpunt deed ertoe. Probleem met mij was alleen dat ik regelmatig iets creëerde wat ik zelf helemaal niet doorhad. Ik was nog te jong, te apolitiek, onvoldoende opgeleid of hoe je het ook noemen wilt.

Pas aan het einde van 1974 begon ik het een beetje te begrijpen. Dankzij het bestuurslid Armand Carabén, die een superieure intelligentie had en heel goed kon uitleggen waarom iets gebeurde, en waarom er tegenstellingen waren. Dat begon al met de Catalaanse taal, die verboden was vanuit Madrid. En niet alleen de spreektaal, maar ook bijvoorbeeld Catalaanse namen waren verboden. Zoals gezegd merkten wij dat toen we onze zoon Jordi aanvankelijk geen Jordi mochten noemen. Dat was voor ons onacceptabel. Zoiets bestond in onze denkwijze niet.

Maar ook in Barcelona liet ik me door niemand iets opdringen. Gedroeg me zoals ik in Amsterdam was opgevoed, als kind van na de oorlog. Iedereen van mijn generatie werd beïnvloed door de Beatles, die anders waren en hun eigen ding deden. Op sport- en voetbalgebied deed ik dat. Dat botste met de situatie binnen Catalonië. Ik wilde veel dingen best begrijpen, maar hoe ik er ook over nadacht, ik begreep het niet.

Carabén was de eerste die tegen me zei dat ik me niet moest afzetten. Dan zei ik weer: ‘Maar dit is belachelijk.’ ‘Dat klopt,’ antwoordde Carabén dan, ‘maar zo zijn ze opgevoed.’

Later zei oud-minister Pieter Winsemius hetzelfde: ‘Jij bent het er niet mee eens en ik ben het er niet mee eens. Alleen die man zit er al twintig jaar en is zo opgevoed. Die doet gewoon zoals hij opgevoed is. En dat wij dat niet in orde vinden, ja, dat vinden wij en dat is ook zo, maar je mag deze mensen niks verwijten. Wel kun je proberen om dingen te veranderen.’

Mensen als Carabén en Winsemius gaven mij de nuances aan waardoor ik het probleem uiteindelijk ging zien.

Zo kijk ik nu ook tegen de huidige situatie in Catalonië aan. Waar, net als veertig jaar geleden, de discussie wordt gevoerd om wel of geen afstand van Spanje te nemen. Het is fiftyfifty. Met andere woorden, bij een afscheiding wordt het volk verdeeld. Is dat dan wat je zoekt?

Als Nederlander ben je natuurlijk gewend aan het poldermodel. Altijd met iedereen ouwehoeren en uiteindelijk kom je tot elkaar. Dat is hier nooit geweest. Niemand heeft ooit water bij de wijn willen doen. Geen mens. Niet wie apart willen, niet wie samen willen en niet wie in Madrid zitten. Maar als je geen meerderheid hebt, zul je toch moeten samenwerken. En als je moet samenwerken, dan zul je je toch ook in de problemen van de ander moeten verdiepen. Daarom is het op het ogenblik heel interessant om die politieke verslagen te lezen. Om te kijken wie het eindelijk snapt.

Inmiddels steken mensen hun vinger op om president te worden. Dan zie ik de houding van bepaalde politieke partijen die denken: zonder mij kun jij niet regeren, dus ik wil mijn hele portie hebben. Alleen moet je de hele portie niet willen hebben. Dat moet je niet willen. Dus doe een stap terug en probeer vanuit het hele volk te denken. Verplaats je daarin. Het lijkt mij dat je dan tot de conclusie komt dat alles helemaal niet zo ver uit elkaar ligt. Maar goed, ik volg het allemaal, maar heb er natuurlijk geen verstand van.

Toch komen bepaalde zaken belachelijk op me over. Zo is veel talen leren het maximale wat je kinderen in de opvoeding kunt meegeven, zodat ze met iedereen kunnen communiceren. Om zo hun algemene ontwikkeling te optimaliseren. Maar hoe kan er dan worden vastgesteld dat één uurtje Catalaans op school meer dan genoeg is? Waarom niet twee of drie uur? Het is toch een rijkdom als iemand een extra taal beheerst? Tenminste, dat lijkt mij. In mijn opvoeding is het altijd zo geweest: ‘Jongens, ga reizen en leer je talen, zodat je met iedereen kunt communiceren. Want als je met iedereen kunt praten, dan kun je wel of geen begrip creëren.’

Dat ik bondscoach van Catalonië werd was van mij uit natuurlijk niet een politiek signaal. Maar dat werd het uiteindelijk wel. Daarom was het eigenlijk een mix van een hoop dingen. Allereerst is het geen officiële functie. Het gaat om een wedstrijd tussen A en B, en ik ben de trainer van een van de twee ploegen. Maar dan komt het, en ontstaat er een mix van een heleboel dingen. Aan het eind van de rit, toen politici zich steeds meer gingen bemoeien met ons team, kreeg het steeds meer een politieke lading. Ik denk dat je dat juist niet moet doen. Beter is om er goed over na te denken hoe je ermee omgaat. Natuurlijk is het mooi om de Catalaanse trots te versterken. Is helemaal niks mis mee. Maar daarnaast mag je nooit het sportieve aspect uit het oog verliezen. Het stadion moet vol zitten met Catalanen, maar die moeten niet alleen voor die vlag komen, maar ook voor het voetbal.

Want het Catalaans elftal wint alleen aan kracht zolang er goede voetballers zijn. Vallen die weg, dan is het effect meteen een stuk minder. Dus de politiek heeft er pas iets aan als het sportief klopt. Dat bedoel ik ook met een mix van een heleboel dingen.

Neem alleen de voetballers. Die zitten midden in het seizoen van hun eigen club, en het belangrijkste voor die belangrijke spelers is niet de politiek. Misschien denken ze ook wel na over de politiek, maar op zo’n avond van een wedstrijd zijn ze ook bezig om te voorkomen dat ze geblesseerd raken. Dus alles wat eromheen zit is leuk en aardig, maar de enige obsessie is: hoe ga ik die wedstrijd spelen, hoe ga ik ’m winnen en hoe krijg ik geen blessures. Zo dacht ik ook als bondscoach met de spelers mee. Er zat veel poespas omheen, maar als iemand iets breekt of scheurt, dan heb je pas echt een groot probleem.

Ik voel mee met de Catalanen. Heb een groot gevoel met ze. Maar ik ben Nederlander. Dat blijft. Ik hou mijn mond niet, en doe waar ik trek en zin in heb. Met alle beperkingen erbij. Het is dus niet zo dat ik ergens achteraan loop. Ik kan redelijk over de dingen nadenken en op het moment dat er iets gebeurt, dan zeg ik het niet vanuit de Catalaan of vanuit de Nederlander, maar vanuit mijzelf. Vanuit de vrijheid van denken die je in Nederland mee hebt gekregen. Dat is natuurlijk een heel belangrijk gegeven, dat je in je hoofd vrij kunt zijn om te denken wat je wilt. Dat ik niet bang hoef te zijn als ik iets zeg, dat er dan dit of dat gebeurt.

Die houding heeft me met veel bestuurders wel problemen opgeleverd. Het kostte me bij Ajax en Barcelona mijn baan, maar allebei de voorzitters zijn later zichzelf tegengekomen. Allebei hebben ze hun club ook nog eens in de problemen gebracht.

Wat dat betreft mag Barcelona Joan Laporta heel dankbaar zijn. Hij werd voorzitter in 2003 en terwijl de toenmalige leiding van Ajax me als adviseur in de maling nam, speelde hij wel open kaart met mij. Het begon allemaal toen Laporta mij advies vroeg over wie hij als trainer en technisch directeur moest aanstellen. Toen die posities door Frank Rijkaard en Txiki Begiristain waren ingevuld, gingen zij de club tegen het licht houden. Daarbij fungeerden veel oud-spelers als adviseurs. Daar kwam geen commissie aan te pas, waardoor het heel efficiënt en snel werkte. We waren er eigenlijk zo uit.

Barcelona heeft er nu nog profijt van.