HOOFDSTUK 11

Ik heb vijf jaar bij Barcelona gespeeld. Daardoor heb ik een band met de club gekregen en zeker ook met de Catalanen. Dat werd tien jaar later nog eens extra versterkt toen ik coach van Barcelona werd en ons gezin zich definitief in Catalonië vestigde.

Het eerste seizoen was natuurlijk spectaculair. Het enorme enthousiasme bij mijn komst, de 0-5-overwinning op Real Madrid, het kampioenschap en daarna voor mij persoonlijk nog het WK. De verwachtingen waren in en rond Barcelona altijd hooggespannen, maar het is na 1974 niet meer gelukt om kampioen te worden. Alleen in 1978 werd nog de Spaanse beker gewonnen.

Naarmate ik langer in Spanje voetbalde, werd het me steeds duidelijker hoe de politiek een factor was in de competitie. Aanvankelijk stond ik daar als speler nooit zo bij stil. Zeker ik niet. Ik ben een Amsterdammer die zegt waar het op staat. In de tijd van het regime van generaal Franco viel dat in Spanje nogal op. Iemand als Armand Carabén, toen bestuurslid van Barcelona, vond dat prachtig. Ik begreep later dat hij mijn karakter bewust via de club gebruikte in de veredelde vrijheidsstrijd van Catalonië tegen de macht in Madrid. Als een internationaal bekende speler was ik redelijk onaantastbaar, en zo kon Franco af en toe toch geprovoceerd worden.

Nogmaals, zeker in het begin ben ik me daar nooit zo bewust van geweest. Ik was bezig met voetbal, niet met politiek. Maar op een gegeven moment merkte ik wel dat er dingen niet klopten. Het is natuurlijk te gek voor woorden dat ik in vijf jaar maar één keer kampioen ben geworden. Vooral in 1977 zijn we bestolen. Ik was in de vorm van mijn leven en alles wees erop dat we de titel zouden pakken. Tot ik tegen Málaga van het ene op het andere moment uit het veld werd gestuurd. Volgens de scheidsrechter had ik tegen hem hija de puta geroepen, wat hoerenjong betekent. Maar tot vandaag de dag heb ik die woorden nooit in mijn mond gehad. Toen niet en daarna ook niet.

Ik praatte wel veel in het veld, maar dat was voornamelijk het coachen van mijn medespelers. Natuurlijk roep je in het heetst van de strijd ook dingen die niet helemaal correct zijn, maar we hebben hier wel met topvoetbal te maken en dan moet je soms hard en duidelijk zijn. Alleen zal het bij mij nooit uitdraaien op schelden met woorden als hoerenjong. Ik denk dat ik met mafkees zo’n beetje het verst ben gegaan.

Alleen was zelfs dat tegen Málaga niet het geval. Ik riep iets tegen een van mijn medespelers, die een paar keer zijn man had laten lopen. Iets in de trant van: ‘Je moet je man dekken.’ Komt die scheidsrechter op me af en stuurt me van het veld. Ik was verbijsterd. Dit was niet normaal. Helaas gebeurde het gewoon en was het later voor de tuchtcommissie in Madrid zijn woord tegen dat van mij. Ik was kansloos en werd voor drie wedstrijden geschorst. Drie wedstrijden, waarvan we er twee verloren en één keer gelijk werd gespeeld. Toen mijn schorsing erop zat konden we naar het kampioenschap fluiten.

Dat incident is voor mij nog altijd het meest duidelijke bewijs hoe de politiek in die tijd de competitie beïnvloedde. Daardoor zijn we prijzen misgelopen. Gelukkig is er daarna veel in Spanje veranderd en heeft Barcelona qua titels nog veel goed kunnen maken.

Verder was het leven als speler van Barcelona er een van uitersten. Om er te wonen was Barcelona heerlijk. Echt fantastisch. Bovendien zorgde de aanwezigheid van Rinus Michels en Johan Neeskens, die na mij van Ajax was gekocht, dat we de Hollandse sfeer niet helemaal zouden loslaten. Alleen kon ik er met mijn familie maar weinig van genieten, omdat het voetbal me volledig opslokte. Vooral het reizen naar uitwedstrijden heb ik altijd ongelooflijk zwaar gevonden. Vaak met de bus of de trein en soms ook in de nacht, waardoor we in de trein moesten slapen. Lange reizen en weinig thuis, het was soms echt slopend.

In die jaren bij Barcelona was Rinus Michels trainer. Toch is hij niet de man geweest die mij naar de club heeft gehaald. Dat hoorde ik pas jaren later van Carabén, die me vertelde dat de Duitse topscorer Gerd Müller de eerste keus van Michels was. Ik heb het daar nooit met hem over gehad. Zoals ik nooit gemerkt heb dat ik een soort van tweede keus ben geweest. Net als bij Ajax besprak hij vooraf alles met me, en gaf me ook bij Barcelona de regie in het veld.

Dat was niet het geval met Hennes Weisweiler, die Michels een jaar als trainer heeft afgelost. Ik heb nog nooit als speler ruzie met een trainer gehad, maar hij is de enige geweest met wie het totaal niet werkte. Het probleem met Weisweiler was vooral dat hij continu tegen volwassen mensen zei wat ze moesten doen. Tot een bepaalde hoogte kan dat, maar hij sloeg door. Sommige spelers zouden daar volledig door blokkeren.

Op een gegeven moment heb ik tegen hem gezegd: ‘Waar ben je mee bezig? Je eist iets van een speler wat hij helemaal niet kan.’ Weisweiler was woedend en begreep niets van mijn houding. Het was tekenend voor het veel te grote cultuurverschil. In die tijd was het in Duitsland nog een kwestie van de trainer beslist en de rest doet. Wij Nederlanders waren van: we denken mee. Als we het ermee eens zijn, dan doen we het, en zijn we het er niet mee eens, dan doen we het niet.

Voor het einde van het seizoen werd Weisweiler ontslagen en daar gaf hij mij de schuld van. Maar als hij voor de spiegel was gaan staan, dan had hij moeten inzien dat zijn manier van werken niet alleen bij mij niet werkte, maar bij vrijwel niemand binnen de selectie. Weisweiler en Barcelona was een combinatie die gedoemd was te mislukken. Een kwestie van de verkeerde trainer bij de verkeerde club. Zoals dat vaker gebeurt. Veel te vaak eigenlijk.

In 1978 stopte ik met voetballen. Ik weet nog steeds niet waarom. Stoppen op mijn eenendertigste zat al jaren in mijn kop. Zomaar erin gekomen en er nooit meer uit gegaan.

Eigenlijk was de afscheidswedstrijd in Amsterdam al een voorteken van dat het niet zo moest zijn. Met Ajax werd ik met 8-0 door Bayern München geslacht. Niet bepaald een afscheid waar je vooraf van droomt.

Daarna werd ik ondernemer. Die beslissing is een van de belangrijkste lessen uit mijn leven geweest, misschien wel de belangrijkste.

Het gebeurde tijdens een fase waarin de controle een beetje weg was. Ik zag mijn schoonvader nog maar drie, vier keer per jaar. Toen ik nog voetbalde was hij als manager niet meer zo nodig. Ik had langjarige contracten, alles was geregeld en tachtig, negentig procent van de tijd was ik aan het voetballen. Maar vanaf het moment dat ik niet meer speelde, ging die tachtig procent in andere dingen zitten. Bovendien ging ik mijn eigenwijzigheid ook nog op een totaal verkeerde manier gebruiken.

Op een gegeven moment ben je bezig je eigen kennissenkring op te bouwen. Een van die kennissen zegt dan iets en daar loop je achteraan. Achter iets waar je geen verstand van hebt. Plus, dat is eigenlijk het meest stomme, iets waar je eigenlijk helemaal geen binding mee hebt. Anderen maken daar weer gebruik van. Want waar geld is, daar lopen alle ratten omheen. Dat weet je nu eenmaal. Alleen dat wist ik toen niet.

Ik investeerde in een varkensfokkerij. Hoe kwam ik erbij…?! Ook was er namens mij onroerend goed op Ibiza gekocht. Als je iets leuk vindt of je hebt er iets mee, dan kun je het nog uitleggen. Maar dit was niet uit te leggen. Toch bleef ik erin meegaan.

Tot iemand aangeeft dat je eigenlijk ziende blind bent. Iemand die aan je vraagt: ‘Wat ben je in godsnaam aan het doen? Is dit jouw toekomst? Iets waar je de rest van je leven mee bezig wilt zijn?’ Dan moet je eerlijk toegeven dat je dat inderdaad niet wilt. Omdat het me eigenlijk helemaal niet interesseert. Uiteindelijk loop je tegen een muur. Zo hard, dat er geen excuses meer zijn.

Heel even leek het allemaal heel wat, tot mijn schoonvader weer in Barcelona op bezoek kwam. Die zei meteen: ‘Wat heb je gedaan?’ Ik vertelde dat ik drie stukken grond had gekocht waarop gebouwd kon worden. Cor vroeg meteen naar de eigendomspapieren. Daar overviel hij me mee. Ik had betaald, maar naar papieren had ik nooit omgekeken. Dat was ik niet gewend.

Om een lang verhaal kort te maken, er bleken geen eigendomspapieren te zijn. Cor zei dat ik besodemieterd was. ‘Jij hebt betaald, maar alles staat op zijn naam.’ Hij was ook heel resoluut en zei tegen me: ‘Schrappen uit je hoofd, die hele handel. Accepteer je verlies en ga weer doen waar je goed in bent.’

Daar kwam Núñez nog overheen. Die bankrover. Hij werd in 1978 voorzitter van Barcelona en flikte me meteen een kunstje, zoals hij dat later vaker heeft gedaan. Jarenlang betaalden de clubs in Spanje de belasting van de spelers. Op een gegeven moment werd de wet veranderd en kreeg iedereen een naheffing. Omdat ik net bij Barcelona was gestopt, vertikte Núñez het om die voor mij te betalen, terwijl het om geld ging dat ik als speler bij de club had verdiend. Omdat hij de rest van de selectie nodig had voor het nieuwe seizoen, loste hij het probleem voor hen wel op, maar ik kon het verder zelf uitzoeken.

Ik heb geen idee hoeveel geld ik toen ben kwijtgeraakt. Geen enkel idee. Ik denk tachtig procent van mijn vermogen. Ik moest ook uit de flat waar ik woonde. Daar werd beslag op gelegd en ik kon mijn spullen pakken. Er zijn stukken in de krant verschenen dat het om zes miljoen dollar zou gaan, maar ik weet het niet. Het zal ongetwijfeld een hoop geld zijn geweest.

Ik heb alle ellende snel van me afgezet. Dat was niet zo moeilijk, want ik heb geen enkele binding met geld. Mijn schoonvader deed altijd de financiën. Toen hij overleed in 2008, moest ik voor het eerst sinds dertig jaar weer zelf naar de bank. Ik wist niet eens welke bank ik had. Ik had en heb ook helemaal niks met zakendoen.

Zelfs als je me nu vraagt hoeveel geld ik heb, dan zou ik het niet weten. Geen enkel idee. Ik hoor het wel als er problemen zijn. Ik leef niet in die wereld. Het is niet mijn ding. Ik heb, na die ene uitglijder, ook nooit meer geïnvesteerd. Geen flat, geen stuk grond of wat dan ook. Mijn geld staat al jaren op de bank en ik heb geen idee of ze rente betalen of überhaupt iets geven. Het klinkt misschien wel heel stom, maar ik heb er geen enkele interesse in. Een neefje doet nu mijn bankzaken en geeft wel op tijd een seintje als er iets mocht zijn.

Die fouten van toen zijn dus uit mijn systeem. Ook omdat ik geloof dat iedereen een destino heeft, dat zijn lot bepaald is. Mijn lot was waarschijnlijk er jong mee uitscheiden, een gigantische stommiteit uithalen, en dan weer als voetballer terug op mijn pad komen. Eigenlijk is dat het hele verhaal.

Stel dat ik dezelfde fout op mijn zesendertigste zou hebben gemaakt, dan had ik de draad niet meer kunnen oppakken om weer te gaan voetballen. Nu kon ik nog noodgedwongen naar Amerika. Wat ik daar allemaal ben tegengekomen, wat er daarna weer gekomen is, dat is allemaal na mijn tweeëndertigste gebeurd. Als ik die fouten niet had gemaakt, dan was er waarschijnlijk heel veel moois aan me voorbijgegaan.

Daarom denk ik ook dat hoe het liep voorbestemd was. Ik kwam erachter toen het te laat was, maar in dit geval was het toch dik op tijd. Wat dat betreft ben ik altijd heel praktisch geweest. Als ik iets niet kan terugdraaien, dan sluit ik het af. Boek dicht, nieuwe bladzijde. Als je dat doet, doe het dan ook goed. Dat heb ik proberen te doen.

Tegenslagen stop ik dus meteen weg. Of het nu de verloren WK-finale of die zakelijke ellende betreft, ik ga meteen op zoek naar het positieve. Ik weet niet of het een soort van bescherming van mezelf is, maar zo zit ik in elkaar. De een vindt het kortzichtig, de ander ziet het als overleven. Ik vind het allemaal prima. Geen mens begint aan iets om het te laten mislukken. Achteraf kun je zeggen had ik dit of had ik dat, maar je kunt het niet meer veranderen. Dan is het beter om van je fouten te leren. Zoals mijn kortstondige carrière als ondernemer. Dat was eenmalig. Dan is het voor mij: ‘Prima, jongens, het is klaar, welterusten en op naar de volgende situatie.’

Dat is ook een van de voornaamste redenen geweest om op mijn besluit terug te komen om te stoppen met voetballen. Wat moest ik anders? Bovendien vroeg ik me eindelijk af of ik het eigenlijk wel kon maken om niets meer te doen met het unieke talent dat ik gekregen had. Stoppen op mijn eenendertigste was gewoon te jong, dus die fout heb ik meteen maar weer goed gemaakt. Sindsdien weet ik ook mijn plaats. Die is in het voetbal en nergens anders.