HOOFDSTUK 17

Mijn carrière heeft veel effect gehad op de familie. Ons gezin heeft een hechte band en we hebben ook altijd geprobeerd ons zo min mogelijk door alle gekte van buitenaf te laten beïnvloeden. Toch hadden Danny, Chantal, Susila en Jordi het niet makkelijk, en dat gold zeker voor Jordi. Van al mijn kinderen is hij het meest geraakt, maar dat heeft hem ook gevormd tot de bijzondere man die hij nu is.

Bijna al mijn beslissingen hebben heel diep in juist zijn leven gegrepen. Toen ik in 1983 bij Ajax als speler weg moest bleef hij daar achter, terwijl ik via Feyenoord mijn gram op zijn club ging halen. Toen ik later als trainer uit De Meer vertrok, moest hij opnieuw zijn club en vriendjes achterlaten. Ook daarna bleef ik zijn leven beïnvloeden. Omdat hij, net als bij Ajax, ook bij Barcelona het verhaal te horen kreeg dat hij er alleen maar voetbalde omdat hij de zoon van de trainer was.

Daarom was zijn debuut in het Nederlands elftal en later zijn deelname aan het EK in 1996 het mooiste dat me kon overkomen. Omdat die selectie door bondscoach Guus Hiddink op zichzelf stond; daar had ik geen enkele invloed op. Ontroering die tijdens het EK z’n hoogtepunt bereikte in Birmingham, toen Jordi het eerste doelpunt tegen Zwitserland scoorde. Een moment waarop alles in een flits door je hoofd schiet. De pesterijen, het geroddel, het verdriet en dan, dertig meter onder me op het veld, het bewijs dat hij er niet aan onderdoor is gegaan. Trots kent dan geen beperking meer.

Het zijn de momenten van ontroering die verder maar weinig bij me loskomen. Soms is er kippenvel als iemand een uitzonderlijke prestatie levert. Want dat iemand goed is, zegt me niet veel. Wel als hij in staat is om zoveel meer te brengen, zoals de atleet Edwin Moses ooit deed. Meer dan honderd wedstrijden op rij winnen, ik vond dat zo super, zo ongelooflijk goed. Omdat het heel menselijk is om blasé te raken als je zo goed bent en zoveel wint. Toch bleef hij jarenlang die instelling houden om op woensdag een wereldprestatie te leveren en die op zondag te verbeteren. Als je dat kunt opbrengen, dan ben je heel groot en meer dan alleen een sportman.

Het is een eigenschap die je eigenlijk bij alle exceptionele topsporters ziet. Iedereen, of hij of zij nu schaatst of welke sport dan ook doet, moet winnen vanaf het moment dat de scheidsrechter fluit. Het is een cultuur die bepaalde mensen in zich hebben en meer is dan alleen kwaliteit. Het zit in het hoofd en in het lichaam, en komt op het allermooiste moment naar boven.

Het zijn die sporters die weten dat het moeilijk is en hoe moeilijk het is. Mensen zoals ik, die hetzelfde moesten opbrengen, hebben daar een diep respect voor. Die voelen dat iemand op welk moment ook iets moet waarmaken en dan iets kan waarmaken. Dat is extreem goed. Het is ongrijpbaar en heeft niks te maken met alleen talent. Het gaat om het benutten van elk detail dat ertoe doet. En natuurlijk moet je kwaliteit hebben, anders kun je het niet. Ik heb het altijd heel mooi gevonden om topmensen te zien die gewoon de beste zijn.

Vandaar ook mijn trots voor Jordi. Die heel vaak in zijn leven er stond toen hij er moest staan. Van jongs af aan had ik al gezien dat hij talent voor voetballen had. Bijvoorbeeld door de manier waarop hij een bal trapte. Maar het was in de beginjaren niet zo dat ik dagelijks met hem bezig was. We woonden in Barcelona in een appartement en natuurlijk ben je ook in zo’n flat met een bal aan het rotzooien. Je bent bezig, maar niet echt aan het voetballen. Dat is eigenlijk pas in de periode bij Ajax gekomen, toen hij een jaar of tien was.

Daarvoor heb ik hem vooral lekker zijn eigen gang laten gaan. In tegenstelling tot in Barcelona kon hij later in Amerika wel op straat voetballen. Ook hadden ze daar summer camps, waar kinderen de hele dag werden beziggehouden met voetbal. Washington was behoorlijk Europees georiënteerd en veel van die mensen stuurden hun kinderen naar zo’n camp. Wij dus ook. Het was goed voor Jordi om beter Engels te leren en goed om te sporten.

Na de soccer camps gingen we terug naar Nederland, waar hij bij Ajax mocht voetballen. Jordi kon dat meteen al redelijk goed. Dat werd alleen maar beter, omdat we achter in de tuin bij ons huis in Vinkeveen een voetbalveldje hadden. Met doelen. Toen werd het echt leuk. Ook omdat ik zag dat hij op een vreemde manier goed was. Zo was Jordi linksbenig, maar dat zag je alleen bij penalty’s. Hij bleek met rechts eigenlijk net zo goed te zijn. Op zo’n jonge leeftijd is dat toch een rare gewaarwording.

Bovendien werd Jordi van jongs af aan op een speciale manier harder gemaakt. Dat kon niet los van mijn bekendheid worden gezien. Als hij een slechte wedstrijd speelde, dan had hij de kwaliteiten van zijn moeder, en speelde hij goed, dan had hij de kwaliteiten van zijn vader.

Met zoiets kun je omgaan, maar dat was andere koek toen ik bij Feyenoord ging spelen en hij bij Ajax bleef. Dat was een heel moeilijk moment. Daarom ben ik zijn elftalleider Henk van Teunenbroek nog steeds dankbaar voor zijn beslissing om Jordi meteen aanvoerder te maken van zijn elftalletje. Dat was een heel bijzonder gebaar. Zeker richting zo’n kind. Dit zijn toch de dingen die blijven hangen. In plaats van hem de grond in te duwen, draaide zijn elftalleider het om. Dat was op dat moment het belangrijkste wat iemand richting Jordi kon doen. Die Van Teunenbroek dacht dus echt goed na. Dat heb ik enorm gewaardeerd.

Overigens kan ik me niet herinneren dat iemand binnen Ajax ooit iets vervelends tegen Jordi heeft gezegd. Iets over een voordeel of wat dan ook, omdat hij toevallig mijn zoon was. Dan had ik dat wel van Danny gehoord, die altijd met hem meeging. Toen ik zelf nog voetbalde en later Ajax trainde, was dat voor mij praktisch onmogelijk.

Hoewel Jordi het bij Ajax enorm naar zijn zin had, moest hij in 1988 mee naar Barcelona. Ook daar kwam hij door de selectie heen, en hij heeft er gevoetbald tijdens de acht jaar dat ik er coach was. Dus van zijn veertiende tot zijn tweeëntwintigste. Ieder jaar kwam hij een stap dichter bij de A-selectie en uiteindelijk vond ik hem in 1994 goed genoeg om te debuteren. Twintig jaar oud, maar dat maakte niets uit.

Alleen is dat niet zonder slag of stoot gegaan. Meteen toen hij op zijn veertiende bij Barcelona kwam, kreeg hij te maken met de rare situatie dat hij als buitenlander wel in de regio, maar niet in Spanje mocht spelen. Dat was krankzinnig. Jordi kon in het B-elftal voetballen, dat in de Catalaanse competitie uitkwam, maar niet in het A-team, dat nationaal speelde.

Dat zijn dingen, helemaal zoals wij in Nederland zijn, die we niet accepteren. Dus ben ik gaan provoceren. Ik heb de federatie gebeld en gezegd: ‘Ik informeer je dat hij zondag gewoon gaat spelen. Dan weet je het alvast, als je mensen wilt schorsen of zo. Maar dat zal ik niet accepteren. Ik woon hier, ik ben Nederlander, ik ben trainer van Barcelona, dus ik ben geen voorbijganger. Dat houdt in dat mijn zoon dezelfde rechten heeft dan welk ander kind ook in Spanje of Catalonië of waar dan ook. Ik accepteer geen enkele tegenwerking. Ik betaal mijn belasting, doe alles wat normaal is, dus mijn kinderen hebben dezelfde rechten.’

Jordi werd opgesteld, speelde de wedstrijd en daarna gebeurde er niets. Ik denk dat ze bij de federatie uiteindelijk toch hebben gedacht dat dit niet kon. Dat ze een oude regel over het hoofd hadden gezien en vergeten waren om die te veranderen.

Maar goed, ik wil er vooral mee aangeven dat er rond Jordi steeds wat te doen is geweest. Er wordt niet voor niets gesproken over het zogenaamde Jordi-syndroom. Maar nog los van de druk om als een Cruijff op het veld te staan, was het ook lastig om samen bij Barcelona te werken. De keuze om hem wel of niet op te stellen, moest altijd een extreem objectieve beslissing zijn.

Wel kon ik bij Barcelona zijn ontwikkeling goed in de gaten houden, omdat ik continu controle over drie elftallen wilde hebben: het eerste, het tweede en de A1. Daarvoor moest ik korte lijnen en direct contact hebben met de begeleiders tijdens de laatste fase van de opleiding. Ook omdat ik altijd van mening ben geweest dat je iemand de kans moest geven zodra de situatie dat toestond. Of hij in de A1 of het tweede speelde, maakte mij niets uit. Het ging erom spelers op te stellen die goed genoeg zijn, onder het motto: gooi hem erin en kijk wat er gebeurt.

Zo ging het ook met Jordi. Of toch niet helemaal. Hij moest in zijn kwaliteit namelijk beter zijn dan wie dan ook. Want wat je als vader nooit van je leven wilt, is dat 100.000 mensen jouw zoon gaan uitfluiten. Het zijn dan ook de mensen die niet nadenken die roepen dat ik bezig ben geweest om mijn zoon naar voren te schuiven. Dat was juist niet zo. Zijn kwaliteit moest van dien aard zijn, dat hij zich onder de moeilijkste omstandigheden kon verdedigen. Zich kon redden.

Dus mijn gedachtegang was juist het tegenovergestelde van de mensen die zoiets riepen. Op het moment dat ik besloot om Jordi te laten debuteren, was een heel traject afgelegd. Tot het niveau bereikt was dat hij zich tegenover 100.000 mensen in het stadion kon verdedigen. Of beter gezegd: tot hij al die mensen kon overtuigen. Voetbal is weliswaar een spel van fouten, maar iemand moet wel de kwaliteit hebben om zich over fouten heen te zetten. Die moet dus mentaal en fysiek op zijn taak berekend zijn.

En natuurlijk bleven er allerlei gasten roepen dat ik bezig was om mijn zoon voor te trekken. Alles wat geen verstand van voetbal heeft. Daarom heb ik me er ook nooit iets van aangetrokken. Bepalend voor mij waren de mensen die dicht bij me stonden, met wie ik dagelijks werkte en over de spelers sprak. Dus gingen Tonny Bruins Slot, Rexach en ik bij elkaar zitten, om maar één vraag te beantwoorden: ‘Is hij klaar? Ja, hij is klaar. Nou, dan speelt hij.’

Meer discussie was er niet. Ook voor de spelersgroep was het de normaalste zaak van de wereld. Die waren er al aan gewend. Jordi trainde mee, zat in de kleedkamer, dus iedereen kende hem. Maar goed, de basis en uitgangspunt is altijd de kwaliteit. Kan iemand het aan of kan iemand het niet aan. Hij kon het aan, dus kon hij tijdens de thuiswedstrijd tegen Santander zijn debuut maken.

Wie nog het meeste schrok was Danny. Die wist van niks. Die zat op de tribune en zag Jordi ineens het veld opkomen. Toen had ik helemaal een probleem; niet bij de club, maar thuis. Gelukkig liep het allemaal prima, uitstekend zelfs. Al na acht minuten kopte hij raak, uiteindelijk wonnen we met 2-1, Jordi was een van de betere spelers en kreeg van het publiek een staande ovatie.

Helaas moest ook Jordi, na mijn ontslag als trainer in 1996, bij Barcelona vertrekken. Dat hadden we al zien aankomen. Het was een onderdeel van het spel om mij eruit te werken. Er was bij Barcelona een vaste regel die moest voorkomen dat een speler in zijn laatste contractjaar kwam te zitten. Daarom hadden alle spelers altijd nog twee of drie jaar te gaan. Zo hadden we tijdens de competitie nooit gezeur over aflopende contracten.

Alleen gebeurde dat niet bij Jordi. Hoewel hij een van de jonge spelers was die van het tweede naar het eerste was gegaan, werd zijn contract niet veranderd. Terwijl dat wel de afspraak was, omdat hij een categorie hoger was gaan spelen. Ook had hij een jaar eerder al zijn debuut gemaakt en regelmatig een goede indruk achtergelaten.

Daar kwam nog iets anders bij. Ik heb het al eerder genoemd: eind 1995 was Jordi aan zijn knie geopereerd. Gewoon een meniscus, maar helaas is dat slecht gedaan. Uitgevoerd door mensen die dat niet hadden mogen doen. Vandaag de dag is er artroscopie, toen was dat nog nieuw. Onze eigenwijze clubarts Borrell besloot dat zelf te doen en heeft toen de boel verpest. Goed verpest.

Jordi had een beetje kromme benen en dan is het een vereiste dat je niet alleen sec de operatie in de knie uitvoert, maar ook rekening houdt met het evenwicht in het gewricht; anders ontstaat er een groter probleem. Die Borrell heeft dat allemaal niet gedaan en Jordi voor de rest van zijn leven met een probleem opgezadeld. Tot vandaag de dag heeft hij nog last van die operatie. Het is eigenlijk heel zielig, want sindsdien heeft hij nooit meer honderd procent kunnen trainen, waardoor hij dus ook niet het maximale uit zijn capaciteiten heeft kunnen halen.

Steeds vaker als hij moest spelen, moest hij de dag ervoor en soms ook de dag erna rust nemen. Met dank aan een dokter die niet alleen de boel verkankerd heeft, maar later ook een rol had in het hele gedoe om Jordi geen nieuw contract te geven.

Want na die operatie hoorde Jordi niks meer van het bestuur. Terwijl hij in december toch een mondeling akkoord had bereikt. Hoewel zelfs de bedragen waren vastgelegd, kwamen ze er niet meer op terug. Iedere keer hoorde Jordi de smoes dat ze nog met verschillende details bezig waren. Intussen voelde ik de bui al hangen.

In april informeerde hij er weer naar, maar toen was al duidelijk dat ze die jongen ook onderdeel van het politieke spel tegen mij hadden gemaakt. Dat was een ongelooflijk nare situatie. Dus op het moment dat ik werd ontslagen, werd ook zijn contract niet verlengd. Toen ontstond de kwestie wie de rechten van Jordi had en hebben we besloten het helemaal hard te spelen.

Gelukkig kon Jordi bewijzen dat zijn contract niet was verlengd, waardoor hij transfervrij kon vertrekken. Tijdens een persconferentie haalde Núñez mijn zoon toen door het slijk met allerlei onwaarheden. Verschrikkelijk was dat. Juist hij die geprobeerd had om mijn kind bij het vuil te zetten, ging publiekelijk verklaren dat Jordi alleen dankzij zijn vader op dit niveau was terechtgekomen en allerlei trucjes had uitgehaald om ook nog eens transfervrij te kunnen vertrekken.

Dat wie goed doet, goed ontmoet, heeft Jordi gelukkig snel daarna ervaren: manager Alex Ferguson van Manchester United bleek heel erg van hem gecharmeerd te zijn. Ook omdat hij een jaar eerder in de Champions League nog een heel sterke wedstrijd tegen United had gespeeld, toen we met 4-0 van ze wonnen.

Zo vertrok Jordi op zijn tweeëntwintigste naar Old Trafford. Van het wespennest bij Barcelona kwam hij eindelijk weer met goede mensen in aanraking. Met iemand als Éric Cantona, en David Beckham. Eigenlijk werd hij door iedereen heel goed opgevangen. Dat is me in al die jaren toch vooral opgevallen. Juist al die toptalenten bleken bijna altijd hele goeie gasten te zijn. Ik ken eigenlijk niet één extreem goede sporter, van welke sport ook, van wie ik denk: wat is dat voor een miesgasser of een naar mannetje. Die bestaan gewoon niet. Iedereen kan een mening hebben over Cantona of over Beckham of wie daar ook rondliepen, maar al die gasten hielpen die jonge jongens. Ik vond dat echt een heel leuke gewaarwording.

Vaak lees je kranten, krijg je opinies, meningen, noem maar op. Maar dan ontmoet je ze in het echt en herken je in die persoon al die negatieve verhalen totaal niet. Er is niet één topsporter geweest aan wie ik wat gevraagd heb en die nee heeft gezegd. Die bestaan gewoon niet.

Terwijl ons gezin in Barcelona bleef wonen, ging Jordi in 1996 onder mijn vleugels vandaan. Daar heb ik nooit problemen mee gehad. Ik ben zelfs niet naar alle thuiswedstrijden geweest. Daar had ik trouwens wel goed over nagedacht. Eindelijk stond Jordi op eigen benen en was van mij verlost. Ik probeerde daar een soort van evenwicht in te krijgen. Want natuurlijk wist ik dat als ik op Old Trafford ging kijken het daar niet bij zou blijven. Als ik daar zou zijn, dan kreeg ik toch met de pers te maken. Dat is in mijn geval heel normaal. Of dat de manager je spontaan achter de schermen uitnodigt. Maar ondertussen is Jordi wel een van zijn spelers.

Het was een rare situatie. Eigenlijk wil je er wel naartoe, maar je gaat er niet naartoe.

Maar de keren dat ik wel op Old Trafford was, kwam ik natuurlijk Sir Alex Ferguson tegen. Soms moest het contact wel formeel of afstandelijk blijven. Dat had vaak te maken of het team wel of niet goed speelde, Jordi wel of niet goed was geweest, en natuurlijk of er wel of niet gewonnen was. Af en toe moest ik even verstoppertje spelen. Danny en ik hadden ook afgesproken dat we niet naar Manchester zouden gaan op momenten dat dingen bij de club niet zo gingen zoals het zou moeten. Dan gingen we wel twee weken later.

Hetzelfde gebeurde toen Jordi in 2000 naar Alavés ging. Waar de trainer af en toe om mijn mening vroeg. Gewoon belangstellend. Hetzelfde gold voor de president, die joviaal riep om bij hem te komen zitten. Dat is normaal, maar het is ook niet normaal. Omdat er altijd een risico was dat het effect op mijn kind zou hebben. Dat was elke keer moeilijk, moet ik eerlijk bekennen.

Jordi heeft in ieder geval vier mooie jaren in Manchester gehad. Voor mij zaten daar ook mooie kanten aan. Ik was als coach gestopt en had alle tijd om te doen wat ik wilde. Zoals regelmatig kijken naar het Engels voetbal, waar ik een groot liefhebber van ben. Liefhebber ook van de geweldige voetbalsfeer die daar heerst. Helaas heb ik er zelf nooit mogen spelen, door de in mijn tijd nog geldende buitenlandersregel. Daarom vond ik het fantastisch dat Jordi die kans wel gekregen heeft, en ook nog eens voor de grootste club. Wat mij nooit was gegund, was wel op het pad van mijn zoon gekomen. Fantastisch vond ik dat.

Het genieten begon al zodra ik Old Trafford binnenstapte. Iedereen kende elkaar. Je zag mensen met wie je gespeeld had. Natuurlijk Bobby Charlton, die er altijd was. In principe kende ik niemand en in principe kende ik iedereen. Dat is altijd weer een gekke gewaarwording. Dat je ergens naartoe gaat waar je iedereen kent. Tenminste, dat is natuurlijk niet letterlijk zo, maar in de praktijk werkt het zo wel.

Mooi natuurlijk dat ik daar op de tribune van Old Trafford mijn zoon op het veld zag staan. En ik genoot van de Engelsen zelf, die een oprecht respect hebben voor iemand die voetbalt. Niet alleen vanwege dat unieke talent, maar ook omdat hij honderd procent z’n best doet. In Nederland kennen we dat niet, in Spanje ook niet, alleen bij Atlético Madrid. Ook bij die club hebben de mensen respect voor iemand die in de wedstrijd duizend procent geeft. Maar Engelse supporters zijn ook verknocht aan hun cluppie. Dat zit in hun DNA. Ze staan er ook altijd, in goede en in slechte tijden. Daarom zijn het ook goede verliezers, zolang iedereen er maar vol voor is gegaan.

In Engeland heeft Jordi ook zijn broer gevonden, die Danny en ik hem niet hebben kunnen geven. Want zo zijn we Roberto Martínez uiteindelijk wel gaan zien. In die tijd speelde Jordi bij Manchester United en Roberto bij Wigan Athletic. Ze zijn boezemvrienden geworden en ik sluit niet uit dat ze ooit iets samen in het voetbal gaan doen. Toen waren het nog twee mooie, jonge gasten, met al hun kunsten. Dat hoorde er natuurlijk ook bij.

Later heeft mijn kleinzoon nog twee jaar bij Roberto bij Wigan gezeten. Hij speelde in het tweede, maar het was sowieso goed voor zijn talen. Ook toen ging ik regelmatig kijken, en ik heb van nabij kunnen zien dat Roberto zich als manager heel goed had ontwikkeld. Met een relatief kleine club als Wigan won hij zelfs de FA Cup. Bij Roberto zie je ook meteen dat het een goeie gast is. Een open man, met een open gezicht.

Jordi zat in Engeland dus helemaal goed. Het is ook het land waar ik mijn mooiste herinnering bewaar aan hem als voetballer: zijn beslissende doelpunt voor het Nederlands elftal tegen Zwitserland tijdens het EK dat daar in 1996 gehouden werd. Het zijn de mooie momenten die me wel een soort van rust gaven. Dat je denkt: ik heb het goed gezien, hij heeft het gedaan en hij doet het op het juiste moment.

Jordi was niet iemand die meevoetbalde, maar wel iemand die scoorde als dat nodig is. Of wat hij in zijn laatste wedstrijd bij Rexach deed bij Barcelona. Zodra de wedstrijd was beslist, stapte hij het veld af en zei: goeiedag, welterusten en ik stop ermee. Eigenlijk toch iets extra’s in zijn karakter buiten de voetbalkwaliteiten. Iemand die in staat is om op het moment dat het moet gebeuren, het ook laat gebeuren.

Natuurlijk maakt het bij mij emoties los. Ja, toch wel. Het is emotie, het is binnenkant. Eigenlijk is het niet emotie, het is trots. Je ziet het bijna niet, maar ik heb het wel. Mensen zagen me op de tribune na dat belangrijke doelpunt tegen Zwitserland heen en weer schuiven, net zoals ik tegen Sampdoria ineens over het hek sprong. Dan moet ik gewoon even iets doen.

Als je zo zijn hele carrière neemt, dan is dat leuk geweest, dat minder leuk en dat niet leuk. Maar achteraf gezien heb ik met een fantastische situatie te maken gehad. Eerst met mezelf, daarna met Jordi. Het is mooi om te zien hoe hij nu als directeur bij Maccabi Tel Aviv weer zijn eigen weg gaat en blijk geeft van zijn eigen denkwijze. En dat hij rechtdoorzee is. Dat vooral. Wat hij zegt komt hij na.

Zekerheid heb je nooit, maar hij is op zijn manier zo enorm goed bezig. Helemaal op het gebied van eerlijkheid. Dat is nu zijn extra kracht op de verschrikkelijk moeilijke stek waar hij nu zit. Bij Maccabi hebben ze drie soorten spelers: de Joodse spelers, ze hebben Palestijnen en ze hebben Arabieren. Alles woont daar en alles speelt daar. Jordi is dan bezig het sterkst mogelijke elftal samen te stellen, maar op een bepaald moment gaat de helft van het publiek, dat misschien Joods is, tekeer omdat er een Arabier of een Palestijn meespeelt. Jordi is dan iemand die iedereen verdedigt. Ik denk dan ook dat dit voor hem een leerschool van de hoogste categorie is.

Uiteindelijk heeft Jordi ondanks de fysieke problemen een prachtige carrière gehad. Hij heeft het Nederlands elftal gehaald, bij mooie clubs als Ajax, Barcelona, Manchester United, Alavés en Espanyol gespeeld. Daarna nog onder de Nederlandse trainer Co Adriaanse het uitstekend naar zijn zin gehad bij Donetsk in de Oekraïne, om uiteindelijk in 2010 op Malta bij Valetta FC te stoppen als actief voetballer en manager te worden. Via Malta en Cyprus zit hij nu in Israël, waar hij echt fantastisch werk levert.

Uit alles blijkt dus dat Jordi een heel sterk karakter heeft. Aan de andere kant was het wel een jongen met een enorme haardos, die hij nu kwijt is. Ik vermoed dat het hem toch niet allemaal in z’n kouwe kleren is gaan zitten. Daarom voelt het voor mij ook als heel speciaal dat hij nu staat waar hij staat.