HOOFDSTUK 20

Ik ben een kind van Ajax en ben van Barcelona gaan houden. Daarom ben ik de laatste tien jaar ook betrokken geraakt bij de reorganisaties van beide clubs. Door Barcelona werd ik gevraagd en Ajax is me overkomen. In Barcelona lukte het in drie jaar, bij Ajax uiteindelijk niet omdat de reorganisatie niet voor honderd procent werd ingevuld. Dan werkt het niet. Ook dat is een optelsom.

Een groot verschil is dat Ajax vanwege de beursgang een bedrijf is, en Barcelona nog altijd een club. In Amsterdam kreeg ik te maken met directeuren en commissarissen, en in Barcelona met één voorzitter. Dat laatste werkt veel directer, omdat commissies of platforms overbodig zijn. Ajax kent veel meer procedures en daardoor is er ook meer tijd nodig.

Het mooie is dat het hele verhaal met Barcelona en uiteindelijk Dream Team II begonnen is met de speler met wie ik eigenlijk mijn eerste botsing heb gehad. Maar na zijn vervelende vertrek in 1987 bij Ajax zijn Frank Rijkaard en ik steeds meer naar elkaar toe gegroeid. Ik denk dat zoiets een kwestie van tijd is. Op een gegeven moment ontstaat er een bepaalde rust, waardoor je op een andere manier in de volgende fase van je leven komt.

Laat ik het zo zeggen: allebei hebben we ervan geleerd. We stonden aan het begin van iets, hij als speler en ik als coach. Maar daarna hebben we ons wel ontwikkeld. Frank zeker. Zowel als speler en als coach. Daarom was het mooi dat ik Barcelona-voorzitter Joan Laporta kon adviseren om hem aan te trekken als coach. Niet alleen omdat ik Frank waardeer, maar ook omdat ik weet wat hij kan.

Want voor alle duidelijkheid, op het niveau van Barcelona geef je niets cadeau. Dat kun je niet maken. Niet richting de club en niet richting de persoon die het moet doen. Daarom heb ik eerst goed nagedacht over de situatie bij Barcelona. Wat heeft de club nodig en wat moet de nieuwe coach gaan doen?

Frank voldeed aan alle voorwaarden. Qua imago, hij spreekt zijn talen en heeft overal aan de top gespeeld. Dat is dan zijn voetbalkant, waar niets op valt af te dingen. Bovendien heeft hij uitstraling en had hij met Henk ten Cate een goede assistent. Ook een coach die ik altijd met interesse heb gevolgd. Want overal waar hij werkte gebeurde er iets. Ik hou daar wel van. Er zat tussen Frank en hem daarom een goed evenwicht.

Maar het grote voordeel was natuurlijk dat Laporta als voorzitter eigenlijk altijd voetballers naar voren schoof en altijd de voetballers de voetbalbeslissingen liet nemen. In al die jaren is Laporta eigenlijk de uitzondering op de regel geweest. Dus niet iemand die zegt: ‘Ik ben de voorzitter, dus ik beslis.’ Hij was daarin heel duidelijk naar ons toe: ‘Dit is het probleem, ga zitten en los het op.’ Dus iemand die net zo dacht als wij. Dat deed hij uitstekend en Laporta komt ook de eer toe het proces van Dream Team II in gang te hebben gezet. Die hele successerie.

Nadat ik de namen van Frank Rijkaard en Txiki Begiristain had voorgesteld als trainer en technisch directeur, kwam hij meteen in actie en was het snel geregeld. Zo hoort het ook. Iedere keer opnieuw verbaas ik me erover hoe er over trainers geoordeeld wordt en wie dat doen. Daarom zie je ook voortdurend dat er bij dergelijke keuzes de grootste blunders worden begaan. Beslissingen die genomen worden door bestuursleden of directeuren die totaal niet begrijpen welke afwegingen er primair gemaakt moeten worden. Het zijn besluiten op basis van interviews en lobbyen in bestuurs- of directiekamers. Met soms rampzalige gevolgen, waarbij te vaak de trainers in kwestie sneuvelen en de beleidsbepalers zelf buiten schot blijven.

Zo kan iemand een fantastische jeugdtrainer zijn, maar een dramatische hoofdcoach. Of iemand kan perfect werken bij een subtopper, maar aan de echte top door het ijs zakken. Andersom kan ook. Een trainer kan totaal niet aarden bij een kleine club, maar wel bij een topclub. Zoals niet iedere hoofdtrainer automatisch ook een geschikte technisch directeur is.

Ik wil hiermee aangeven dat er een enorme mensenkennis op het gebied van trainers vereist is om de juiste persoon op de juiste plaats te krijgen. Daarom ben ik iedere keer opnieuw verbijsterd als ik zie wie er bij veel clubs dergelijke knopen mogen doorhakken. Keuzes met enorme gevolgen, waarbij schade wordt opgelopen die nog jaren doorwerkt. Op die manier worden miljoenen verspild, en worden trainers en zeker ook voetballers onnodig beschadigd.

Zo is een jeugdtrainer in de eerste plaats iemand die moet kunnen opvoeden. Het grote gevaar tijdens deze ‘opvoeding’ is de jeugdtrainer die de speler dingen gaat afleren, in plaats van iets bij zo’n jongen bij te schaven. Een voorbeeld. Iemand die te veel pingelt, moet je niet het pingelen verbieden, maar hem bijvoorbeeld tegenover een grote en fysiek sterke tegenstander zetten. Als hij dan een paar keer flink is aangepakt, dan leert hij vanzelf om een bal op tijd af te spelen.

Verder zit je natuurlijk met de leeftijden van jeugdspelers. Jongens in de vroege puberteit vereisen een andere benadering dan spelers van 16, 17 jaar die op de drempel van de A-selectie staan. Daar kun je niet zomaar een jeugdtrainer op zetten.

Zoals je ook niet zomaar een hoofdtrainer kunt aanstellen. Een hoofdtrainer bij een club bovenin of in de subtop of onderin, het zijn vaak drie totaal verschillende types trainer. Niet alleen verschilt de kwaliteit van de spelers enorm, je krijgt ook met een totaal ander spanningsveld te maken.

Een technisch directeur is weer iemand die de rode draden, die vaak traditioneel door de club heen lopen, uitzoekt en bewaakt. Een kwestie van goed communiceren met de mensen aan het front en het goed aansturen van de trainers. Het is absoluut dodelijk voor een organisatie als een technisch directeur deze lijnen negeert en zijn eigen plan gaat trekken.

Daarom kan ik me nog altijd enorm irriteren als ik zie wie waar wordt aangesteld, terwijl je op voorhand al weet dat het niet gaat werken. Dan ontstaat vaak ook nog het probleem dat juist de beslissingnemers de boel veel te lang de boel laten, om te voorkomen dat ze zelf voor schut gaan. Op het moment dat de beslissing eindelijk wordt teruggedraaid is het vaak al te laat en zit de club met de brokken.

Bij Barcelona was dat niet het geval. Hoewel Rijkaard een moeilijke start had. Dat was niet zo vreemd en ik werd er ook niet door verrast. Je kunt niet verwachten dat als je iets totaal anders wilt, het binnen een paar weken al werkt. Natuurlijk heb ik in deze fase contact met hem gehad. Dat is niet meer dan normaal. Als vrienden probeer je elkaar altijd te helpen als dat nodig is. Maar voor alle duidelijkheid: van inmenging van mijn kant in het technisch beleid was geen sprake. Ondanks het moeizame begin was de boel bij Frank in goede handen. Hij was bij Ajax met ons spelsysteem opgegroeid en heeft daar, door zijn latere ervaringen bij AC Milan, zijn eigen inzicht aan kunnen toevoegen. Zijn bagage was ook enorm. Voor mij is hij een van de beste allround-voetballers die ik ooit gezien heb. Hij kon als de beste verdedigen, organiseerde het middenveld en had ook nog scorend vermogen. Dat zat allemaal in één persoon, die bovendien over de juiste mentaliteit beschikte en een goed stel hersens had. Dat hij me af en toe belde om te klankborden, onderstreept alleen maar zijn professionaliteit.

Dat is ook tekenend voor het Barcelona onder Laporta. Vanwege alle politiek die binnen en rond de club bedreven wordt, is Barcelona altijd een rommelende vulkaan. Joan heeft daarom geweldig werk geleverd door alle politieke issues te controleren en bij de coaches en spelers weg te houden. Waardoor zij helemaal gefocust konden zijn op de opbouw van het elftal.

En kijk maar naar het resultaat. Binnen een paar maanden begon het te lopen, begon het publiek erin te geloven en kwamen de resultaten. Maar cruciaal was dat er weer een voetbalbasis was gelegd waarmee Barcelona een voorbeeld werd.

Het belangrijkste is geweest om op de moeilijke momenten naast elkaar te blijven staan. Loyaliteit als het er echt op aankomt. Bij clubs als Ajax en Barcelona is dat hard nodig. Niet alleen in slechte tijden, maar zeker ook als het goed gaat.

Toen het na een maand of vier onder Rijkaard ging lopen, kwamen er ineens de verhalen dat ik boven op de selectie zou zitten. Dat ik zelfs af en toe de kleedkamer binnen zou glippen en de club met adviezen zou bombarderen. Terwijl ik er maar twee keer was geweest, nooit me bij de kleedkamer had gemeld, al helemaal niet tijdens de wedstrijd, en precies één keer met de technisch directeur had gesproken. Toen hebben we het niet over spelers gehad, dus heb ik me ook nooit met de transfers bemoeid.

Maar als je dan ziet wat er in de media allemaal bij werd gehaald. Maar niet alleen dat. Eerst schreven ze complete onzin op, waarna het in radio- en tv-programma’s als item werd besproken. Zo draaide het circus steeds hetzelfde nummer af. Ondanks het feit dat de ploeg van Rijkaard steeds beter ging voetballen en presteren.

Terwijl het allemaal heel simpel was. Zowel de trainer als de voorzitter zijn goede vrienden van me. Als ze ergens mee zitten, dan kan het weleens gebeuren dat ze me bellen om mijn mening te vragen.

Toch vond een deel van de Catalaanse pers dat dit niet kon. Het zou slecht zijn voor de club. De kritiek had ook niets met voetbal te maken, maar alles met het krijgen van invloed. Daarom werd geprobeerd ons tegen elkaar uit te spelen.

Maar goed, zoiets hoort bij Barcelona en het is de kunst dat binnen de club iedereen het hoofd koel houdt. Daarin gaf Laporta altijd het goede voorbeeld, waarmee hij ook voor stabiliteit zorgde.

Wel was opvallend dat juist in die moeilijke beginfase de latere opvolger van Laporta de zwakke schakel bleek te zijn. Sandro Rosell was door Laporta als vicevoorzitter binnengehaald, maar botste al snel met hem omdat hij na een paar maanden al van Rijkaard afwilde. Als directeur van Nike had hij een goede band met de Braziliaanse bondscoach Scolari, die hij naar Barcelona wilde halen.

Dat bedoel ik dus. Binnen een kleine groep was besloten om met Barcelona een nieuwe weg in te slaan en daarvoor waren bepaalde types hoofd opleidingen, coach en technisch directeur nodig. Die keuze was heel duidelijk gemaakt en dan moet je daar ook aan vasthouden.

Rosell wilde daar na een paar maanden weer vanaf en voor een totaal ander type coach gaan, en dus ook voor een andere manier van voetballen. Toen de successen uiteindelijk kwamen, stond hij natuurlijk alleen. Ook Rijkaard was niet vergeten hoe Rosell erin stond toen hij even de steun van bovenaf nodig had. Rosell was een stoorzender binnen het proces en daarom trok hij na twee jaar zijn conclusies en vertrok.

In vijf jaar tijd hebben Frank, Henk ten Cate en later ook Johan Neeskens fantastisch werk geleverd. Niet alleen werd veertien jaar na Dream Team I in 2006 weer de Champions League gewonnen, ook was de manier van voetballen verfijnder geworden. Een lijn die zijn opvolger Pep Guardiola vanaf 2008 zou doortrekken. Pep had in 2007 het noodzakelijke trainersdiploma gehaald en werd meteen aangesteld als coach van Barcelona B.

Daarmee leverde Barcelona weer het bewijs dat goed en attractief voetbal ook resultaten kan opleveren. Daardoor krijgen successen ook meer impact. Omdat miljoenen liefhebbers vooral van het voetbal willen genieten, willen genieten van het mooie dat onze sport te bieden heeft. Frank Rijkaard en Pep Guardiola hebben dat weten te realiseren, en daarmee hebben ze bij Barcelona de mooist denkbare erfenis achtergelaten.

In maart 2010 moest ik er zelf ook aan geloven. Ineens was er het telefoontje van Barcelona, met de mededeling dat ik unaniem tot erevoorzitter was benoemd. Dan wil je ook het waarom weten. Het bleek alles te maken te hebben met hoe ik het voetbal bij Barcelona en in Spanje beïnvloed en veranderd heb. Als speler en vooral als coach. Een manier van voetballen die tot het Spaanse nationale elftal aan toe was doorgetrokken.

Als je dat hoort, dan is dat niet alleen mooi, het maakt je ook trots. Maar ook de leiding van Barcelona onder Laporta komt veel eer toe. Ze gaven me altijd het gevoel dat ik serieus genomen werd, zonder dat alles klakkeloos werd overgenomen. Dat is trouwens het laatste wat ik zou willen.

We gingen gewoon volwassen en eerlijk met elkaar om. Daarom stond ik ook altijd klaar als ze wilden praten. Of het nu de aanstelling van een nieuwe trainer betrof of het gratis weggeven van de shirtsponsoring aan Unicef. Vooral dat laatste was omstreden, maar ik vond het juist een uitstekend initiatief. Een actie die stijl uitstraalde en zoiets past bij een club als Barcelona.

Net zoals de benoemingen van eerst Frank en later Pep. Twee voetballers met wie ik gewerkt heb toen ik trainer was bij Ajax en Barcelona. Toen Laporta me vroeg waarom hij ze moest aanstellen, heb ik aangegeven dat ze niet alleen weten welk type voetbal bij de club past, maar ook dat ze een rustige en intelligente uitstraling hebben.

Wat ik daarmee bedoelde kan iedereen nu nog zien. Guardiola wint niet alleen, het gaat vooral om de manier waarop en hoe stijlvol hij daar zelf mee omgaat. Net als Rijkaard is hij een voorbeeld voor de jeugd. Een enorm positieve uitstraling die ook afstraalt op de club waar hij werkt.

In die periode heb ik mij bij Barcelona enorm thuis gevoeld. Zowel de trainer als de technisch directeur had onder mij gespeeld, en met de voorzitter had ik al een band voordat hij benoemd werd. Allemaal zijn het mensen die met Barcelona zijn opgegroeid. Dat is ook uit de contractbesprekingen gebleken. Zo nam Guardiola met een relatief laag salaris genoegen en ging pas extra verdienen zodra er gepresteerd werd. Dat hij daarmee akkoord ging, gaf aan dat Guardiola eerst clubman is en daarna pas coach.

Deze formule heb ik overigens bij Ajax geleerd. Ik ben in Amsterdam opgevoed met het principe van een laag basissalaris en hoge premies bij extra inkomsten. Zo voorkomt de club dat het geld uitgeeft dat eerst nog moet worden verdiend. Zo blijf je financieel gezond.

Het was heel prettig om te ervaren dat het ook bij Barcelona zo kon. De club maakte echt z’n eigen beleid, maar gaf me wel het gevoel dat mijn mening ertoe deed. Zo bleef ik niet alleen direct bij de club betrokken, ik bleef me ook verantwoordelijk voelen. Dat zie je ook terug in de houding van Guardiola. Het gaat eerst om de club, wetende dat als dat goed zit de rest vanzelf komt. Het voelde daarom heel goed om van zo’n club erevoorzitter te zijn.

Toch liep het weer anders. Een paar maanden later had Joan Laporta zijn maximale termijn als voorzitter bereikt en kozen de socios Sandro Rosell als zijn opvolger. Daarmee keerde de politiek weer terug binnen de club. Na een paar weken werd ik alweer gedwongen mijn erevoorzitterschap in te leveren. Toen ik in de krant las dat het nieuwe bestuur mijn eretitel voor de eerste vergadering op de agenda had gezet, was ik meteen op mijn hoede. Toen ik vervolgens hoorde dat de nieuwe voorzitter overwoog een advocaat te raadplegen om te onderzoeken of de toekenning ervan wel volgens de regels was gegaan, heb ik meteen mijn conclusies getrokken en het erevoorzitterschap teruggegeven.

Hier was sprake van een wraakactie richting het vorige bestuur en daarmee waren de politieke spelletjes weer volop actief binnen Barcelona. Ook iemand als Guardiola kon daar niet tegen en het verbaasde me niet dat hij twee jaar later besloot om bij Barcelona te stoppen. Ondanks alle successen.

Maar gelukkig was het beleid van Guardiola inmiddels zo in de club verankerd dat het nog jaren zou doorwerken. Zijn spelsysteem was een wezenlijk onderdeel van de clubfilosofie geworden. Precies wat ik me had voorgenomen toen ik in 1988 zelf bij de club begon. Een grote club, met veel geld, maar zonder prijzen en kleurloos voetbal. Het is mooi om te zien hoe het stokje daarna door iedereen is doorgegeven. Eerst van mij richting Rijkaard en daarna via Frank aan Pep, die het proces op fantastische wijze en weer op zijn geheel eigen manier heeft voortgezet. Waardoor Barcelona een instituut is geworden. Een club die symbool staat voor een unieke filosofie in het voetbal.