Manu – Manes – Minos – Mozes
Degene die in de oertijd de Indiërs hun politieke en religieuze wetten gaf, heette Manu.
De wetgever van de Egyptenaren heeft de naam Manes.
De Kretenzer die naar Egypte ging om de wetten te bestuderen die hij de Grieken wilde geven, was Minos. De leider van de Hebreeuwse volksstammen en verkondiger van de tien geboden noemde zich Mozes. Manu, Manes, Minos en Mozes veranderden de gehele wereld. Alle vier stonden aan de wieg van invloedrijke volkeren, alle vier gaven de van dan af geldende wetten en vormden priesterlijke en theocratische samenlevingen. Dat ze allen naar hetzelfde archetypische voorbeeld te werk gegaan zijn, wordt niet alleen door de gelijkluidende namen en de gelijkenis van de door hen gecreëerde instellingen duidelijk.
Manu betekent in het Sanskriet: een voortreffelijk man, de wetgever. De vier namen wijzen op dezelfde Sanskrietstam. Aan het begin van elke zich ontwikkelende beschaving staan mannen die tot iets groters geroepen zijn dan hun medemensen, die de massa imponeren en superieur handelen met het oog op vooruitgang of heerschappij. Tegenover het naakte geweld dat voor de onontwikkelden als hoogste wet geldt, zoeken die geestelijke leiders het fundament van hun macht alleen in het navolgen van het hoogste wezen, dat in het geweten van allen aanwezig is. Deze mannen werden omgeven met een geheimzinnige nimbus, en hun herkomst werd verheerlijkt. ‘Profeten’ of ‘van God gezondenen’ werden ze genoemd, en ze beriepen zich op de duistere openbaringen uit de vroegste geschiedenis, die alleen zij konden verklaren. Alle fysieke verschijnselen werden onder hun bekwame handen tot verkondigingen van de hemelse macht en de toorn Gods, die ze naar wens oproepen of bedwingen. Net als Mozes beheerste ook Manu de magie – bijvoorbeeld een slang in een catatonische (bewegingloze) toestand brengen, als staf tonen en weer terug veranderen; Indische fakirs doen dit nu nog.
Manu, die zich met de brahmanen (de invloedrijkste kaste) en de priesters verbond om de maatschappijstructuur van de Veda’s omver te werpen, was de oorsprong van de neergang en vernietiging van zijn volk, dat verstikte in de verdorven heerschappij van het priesterdom.
Evenzo nam Mozes de despotische rol van zijn voorgangers op zich bij het volk Israël (de kinderen Gods).