30

Alan reed terug naar Londen, zijn vingers verkleumd. Het leek of de eerste gedachten die vandaag bij hem waren opgekomen van een ander waren. Ze waren nooit van hem geweest. Wat wel van hem was, was het angstige gevoel waar hij de hele week al last van had.

Alleen bleef het nu doorgaan.

Anne was weg. De realiteit daarvan zat hem dwars. Hij durfde er niet aan te denken wat hij zonder haar moest.

Hij zag haar nog voor zich, in het deurgat van haar geschonden huis, haar ogen kil alsof haar emoties waren gedoofd en verdwenen.

Zijn laatste arrogante daad had hem de das omgedaan.

Hij reed verder, zich niet bewust van het verkeer, niet van de weg die zich voor hem uitstrekte. Hij dacht aan het geluid dat hij net uit de slaapkamer had horen komen en aan het jack dat zich zo thuis voelde aan de kapstok.

Jamie.

Deze klusjesman die hij nooit had gezien, had zijn leven verwoest. Alan had zijn leven lang politieke tegenstanders gehad. Deze ochtend nog had hij onbewust lopen denken hoe hij Simon Kerry met gelijke munt kon terugbetalen.

En dan was er zo'n man die hij nog nooit had ontmoet en zijn kaartenhuis stortte helemaal in elkaar.

Hij kwam terug in Londen zonder dat hij de rit bewust had meegemaakt. Hij belde zijn secretaresse en zei haar dat hij vanochtend op kantoor zou zijn. Hij liep het stoepje naar zijn huis op en maakte de deur open. Matt en Paul zaten een racespelletje op de computer te spelen. Ze keken op, maar zeiden niets, de race was te spannend. Alan schonk zichzelf iets te drinken in en wachtte tot de laatste rondes gereden waren. Toen ze klaar waren, draaide hij het ijs in zijn glas rond.

'Zet dat uit,' zei hij. 'Ik moet jullie iets vertellen.'

Anne en Jamie reden naar het strand.

Ze zagen dat het was afgezet door de politie.

Ze zagen dat het zwart zag van de olie. De pier was langs alle kanten omsingeld door een moerasachtige zee en de stank was niet te harden.

Ze bleven staan op de plaats waar Anne had toegekeken toen Jamie een eerbetoon aan zijn zoon bracht.

Geen van beiden zei iets.

De wereld was verborgen, ruwe olie bedekte het strand over de gehele lengte en het tij voerde nog meer aan. Even was Anne overdonderd door de enorme omvang. Ze voelde zich alleen staan, ze stond toe te kijken hoe alles verwoest werd en ze kon niets doen.

'Het komt allemaal wel goed,' zei Jamie zacht.

'Zou het?'

'Ja.' Hij wierp haar zijdelings een blik toe. 'Op dit soort onverwachte gebeurtenissen kun je je niet voorbereiden, maar dat wil niet zeggen dat je ze niet kunt overwinnen.'

Anne kneep in zijn hand. 'Blijf je?'

Hij dacht even na en schudde toen het hoofd. 'Nee. Dit is niet mijn strijd, mijn tijd hier zit erop.'

Ze reden naar huis en Jamie stak de open haard in de zitkamer aan en ze zaten bij het vuur terwijl het buiten donker begon te worden. 'Zal het lukken?' vroeg hij.

'Als jij weggaat?' Ze haalde haar schouders op. 'Ik denk van wel. Dat is wel de bedoeling. Maar ik zal je wel missen, Jamie.' Toen glimlachte ze. 'Ik ben heel dankbaar voor deze paar dagen, maar ik moet zelf een leven zien op te bouwen.'

Hij pakte haar hand, en spreidde haar vingers met de zijne.

'Het zal je lukken. Ik weet het zeker.'

'Op dit moment voel ik me anders niet zo sterk.'

'Dat kan, maar je bent het wel.'

Ze keek hem recht aan. 'Het is voorbij, hè, Jamie? Ik bedoel, een huwelijk van 25 jaar en dat is nu echt voorbij.'

Hij keek haar aan.

'Ik heb het niet om jou gedaan.'

'Dat weet ik.'

'Je hebt er natuurlijk mee te maken, maar ik heb het voor mezelf gedaan.' Ze pakte zijn hand en hield die tegen haar wang, hij was warm en sterk en ze zou nooit vergeten hoe die rook.

'Ik moet mezelf kunnen zijn,' zei ze. 'Daar draait het om. Ik heb wat tijd nodig. Ik heb er behoefte aan om alleen te zijn.'

'Dat begrijp ik.'

'Ik vraag je niet om te gaan of zo. Ik weet eigenlijk niet eens wat ik zeg. Ik wil er gewoon achter komen wie ik ben.' Ze pakte nu zijn hand nog steviger beet. 'Vijftig jaar, Jamie, en ik weet niet wie ik ben.'

Hij stopte een haarsliert achter haar oor. 'Ja, dat weet je wel, je bent het alleen even vergeten. Dat is ook niet zo vreemd, na alles wat je hebt meegemaakt. Maar je krijgt de echte Anne terug. Je leven is een reis, weet je nog, er zijn nog tal van onbetreden wegen om naar uit te kijken.'

Ze legde haar handen op zijn wangen. 'Ik hou van je, Jamie.'

'En ik hou van jou. Maar het zou niets worden, niet in de conventionele zin tenminste.'

'Dat weet ik. Dat weten we allebei. En daar gaat het ook niet om.'

Ze ging weer in haar stoel zitten. 'Waar ga je naartoe?'

'Geen idee.' Hij trok zijn wenkbrauwen op. 'Ik heb er nog niet eens over nagedacht, maar ik heb mijn eigen weg te gaan en het wordt tijd dat ik begin te lopen.'

Ze glimlachte. 'Blijf je nog even?'

'Natuurlijk, als je dat graag hebt.'

'Het is egoïstisch, ik weet het, maar na 25 jaar heb ik net afscheid van mijn leven genomen en ik wil nog niet alleen zijn. Ik weet dat het moet. Maar ik wil het nu nog niet.'

Jamie pakte haar hand en samen zaten ze voor de open haard.

De vlammen tekenden een gouden patroon in de schoorsteen.

Buiten ruiste de wind door de bomen.