1

Zaterdag

Een jaar eerder waren twee schepen voor de kust met elkaar in aanvaring gekomen, niemand wist precies hoe het ongeluk had kunnen gebeuren: een van de twee was een grote, Liberiaanse tanker met een lading ruwe olie. Door het ongeluk konden beide schepen niet meer verder varen en de bemanning was met een helikopter van boord gehaald. De tanker dobberde nog een halve dag stuurloos rond en brak toen langzaam doormidden. Volgens de eerste berichten was de kapitein verantwoordelijk voor het ongeluk.

Alan Kirby keek met een lijkbleek gezicht en zijn handen tot vuisten samengebald onder zijn kin somber toe hoe de gebeurtenissen zich op het televisiescherm voltrokken.

'Was het er een van jou?' vroeg Anne hem.

'Ze zijn geen van alle van mij,' snauwde hij haar toe. 'Ik ben alleen maar lid van de raad van bestuur.'

Van een scheepvaartmaatschappij die onder Liberiaanse vlag vaart. Ze hield haar mond. Ze zat op de andere bank en schoof wat met het eten op haar bord.

'Is er al olie gelekt?'

Hij schudde het hoofd.

'Maar dat gebeurt nog wel.'

'Geen idee.' Hij stond op, en met zijn handen in zijn zak keek hij onafgebroken naar het televisiescherm. Hij schonk voor zichzelf nog een glas wijn in. 'De olie is niet als bulk vervoerd,' zei hij. 'Hij zit in afgesloten tanks in het ruim.'

'Maar de kans dat die openscheuren bestaat wel?'

Hij knikte.

'En dan zullen miljoenen liters olie de zee in stromen,' zei Anne terwijl ze naar de tv staarde, 'en door de wind en het tij komen die ten slotte op het strand terecht, vlak bij het huis van mijn moeder. Godsamme, Alan, de hele kust zal naar de knoppen gaan.'

'En niet alleen de kust,' mompelde hij.

Anne, die precies wist wat hij bedoelde, keek hem aan, eerder geschrokken dan verbaasd. 'Ja,' zei ze, 'de zeehondenkolonie is er ook nog, om het over de vogels en de vissen en de broodwinning van de vissers nog maar niet te hebben.'

Ze zette haar blad op de salontafel neer. 'Het is zeker nooit bij je opgekomen dat er wel eens tegenstrijdige belangen konden zijn? Dat je geld verdient met een dergelijk commissariaat terwijl je aan het hoofd staat van het ministerie van Milieuzaken.'

'Ik sta niet aan het hoofd van dat ministerie. Ik zit zelfs niet eens in het kabinet. En hier heb ik niets aan.' Hij pakte zijn colbertje. 'Voor het geval het je is ontgaan: ik heb niets verkeerd gedaan. Voor alles wat ik doe, heb ik toestemming van hogerhand. Ik heb niets te verbergen, Anne. Mij valt niets te verwijten.' Hij dacht even na. 'Nou, ik moet naar kantoor. Ik weet niet wanneer ik terug zal zijn, dus blijf maar niet op.'

Anne zag door het raam hoe de achterlichten van de auto, wazig door de regen, in het niets verdwenen, en ze wist dat hij niet naar kantoor ging. Alan ging op zaterdagavond niet 'naar kantoor', wat hij haar ook vertelde. Het ging al jaren zo en iedere keer raakte ze weer van streek en bleef ze met een gevoel van onbehagen achter als hij 's avonds weer 'naar kantoor' ging. Ze wist dat hij tegen haar loog, hoewel ze hem nooit met zijn leugens had geconfronteerd, ook al had ze daar volop de kans toe gehad. En dat maakte haar zwak en ook medeplichtig, waardoor ze bijna even slecht was als hij. Die gedachte zat haar wellicht nog het meest dwars.

Morgen zou ze gaan. Ze zou haar koffers pakken, haar werk meenemen en naar het huis van haar moeder gaan. Alan wist dat ze dat al een tijdje van plan was, maar deze dreigende olieramp gaf haar net dat duwtje dat ze nodig had.

Ze keek verder naar het nieuws, waar meer bijzonderheden over het ongeluk werden bekendgemaakt. De tanker was enorm en als de olie inderdaad zou wegstromen, zouden alle voorgaande olierampen bij deze verbleken. De realiteit ervan, de plotselinge en verschrikkelijke dreiging, kwam hard aan: het huis van haar moeder liep gevaar, misschien niet daadwerkelijk, maar wel alles wat het voor haar betekende.

Het was zaterdagavond en haar zoons waren met vrienden gaan stappen. Anne was alleen thuis nu haar man ervandoor was gegaan naar zijn maïtresse.

Ze werd misselijk van haar eigen lafheid. Maar morgen zou ze weggaan, weg van Alan en hun huwelijk en misschien had ze dan de ruimte om erachter te komen wat ze nu eigenlijk echt wilde. Ze was al weken van plan geweest dit te doen, ze was een stuk rustiger geweest dan anders, vooral thuis. Ze wist dat ze onbewust al bezig was afstand te nemen.

Als het Alan al was opgevallen, dan had hij het niet laten merken. Zijn aandacht werd altijd al door andere zaken in beslag genomen en gevoeligheid was nu eenmaal geen woord dat ze met hem in verband zou brengen. Hij leefde zoals het hem uitkwam en Anne liet hem maar. Ze had al jaren het vermoeden dat hij haar ontrouw was, al probeerde ze zichzelf voor te houden dat ze daarvoor nooit concreet bewijs had gehad. Maar ze wist dat dit niet waar was en dat was, gezien haar werk, een onvergeeflijke fout. Misschien begon haar eigen schijnheiligheid eindelijk de overhand te krijgen. Misschien lag het aan het feit dat Matt en Paul nu op een leeftijd waren dat ze voor zichzelf konden zorgen.

Wat de reden ook was, toen ze naar bed ging kon niets haar meer van haar beslissing afhouden naar de kust te vertrekken. Toen Alan midden in de nacht thuiskwam, ging ze rechtop in bed zitten om het hem te vertellen. Hij gromde wat en viel toen in slaap.

Anne kon de douchegel op zijn huid ruiken.

Zondag

Anne vertrok onmiddellijk na de lunch. Ze had eerst het eten klaargemaakt waarna ze alle vier tegelijk aan tafel gingen, wat een unicum genoemd kon worden. Haar oudste zoon Matt zat op de universiteit en was een week thuis om te studeren, en Paul was voor een keer vóór het middaguur uit zijn bed getrommeld.

Toen ze naar buiten ging waar de regen al het hele weekend met bakken uit de hemel kwam, stond Alan op de stoep. Behalve een korte afscheidsgroet werd er geen woord gezegd: geen kus, geen omhelzing, geen hand. Het leek wel alsof er niets meer tussen hen was.

Ze reed naar het noorden, naar de kust en de vlakke, landelijke omgeving waar de invloed van de wind die ongestoord vanuit de duizenden mijlen ononderbroken oceaan kwam aanwaaien duidelijk zichtbaar was. Op het ogenblik kwam de wind uit het zuidwesten, maar vroeg of laat zou hij van richting veranderen en vanuit het noordoosten gaan waaien. Als dat gebeurde, dan zou de olie in de richting van de kust worden gestuwd.

Ze was inmiddels een uur onderweg en ademde al een stuk rustiger. Even vergat ze ook de dreiging en ervoer ze opnieuw wat van de afzondering. Ze dacht aan haar moeders huis, dat omgeven was door hagen en dat toch maar een paar kilometer van het smalle en nog ongerepte strand lag, waarvan het zand uitgedroogd leek te zijn door het zout.

Om vijf uur zette ze de radio aan. Het nieuws begon al meteen met een item over de tanker. Het ruim was opengebarsten en dikke slierten olie kropen in de richting van het wateroppervlak. Anne zette de auto aan de kant en overdacht wat dat allemaal kon betekenen. En opnieuw zag ze het gezicht van haar man voor zich toen zijn toekomst in duigen leek te vallen. Op dat moment wist ze dat ze niet terug zou gaan.

Een paar uur na zijn vrouw verliet Alan het huis. Hij reed naar de andere kant van de stad in zijn tweede auto, een kleine, vier jaar oude sedan. Die had hij in een afgesloten garage staan en hij gebruikte de wagen altijd als hij naar Jessica ging. Tijdens zijn huwelijk had hij altijd verhoudingen met andere vrouwen gehad en zij was slechts de laatste in een lange rij. Gisteravond had hij bij haar de troost gezocht die hij van zijn vrouw niet had gekregen.

Hij reed voorzichtig om de aandacht niet op zich te vestigen. De pers zou zich al snel voor zijn deur verdringen en iedereen zou het over hem hebben. Hij had vanavond thuis moeten blijven, maar hij had het niet kunnen opbrengen. Hij zou gek worden als hij alleen maar voor de tv bleef hangen. Daar kwam bij dat de helft van de lol van zijn buitenechtelijke capriolen zat in de kans om ontdekt te worden.

Zijn seksuele behoefte was altijd al erg groot geweest. Hij had nooit genoeg aan één vrouw gehad, maar hij was altijd wel zo discreet ervoor te zorgen dat Anne het amper in de gaten had. Helemaal zeker was hij daar niet van, maar ze had het hem nooit op de man af gevraagd en na 25 jaar huwelijk viel dat niet tegen.

Toen hij kans maakte op een openbare functie, had zijn voorliefde voor andere vrouwen een behoorlijk dilemma opgeleverd. Wilde hij zijn ambities waarmaken, maar tegelijkertijd ook toegeven aan zijn vleselijke lusten, dan moest hij uitkijken. Hij had behoefte aan de sociale status van het huwelijk, een gezin, kinderen, maar daarnaast had hij ook zijn begeerten die bevredigd moesten worden. Hij was daar niet de enige in, verre van dat: veel invloedrijke mannen speelden op die manier met vuur en maar weinigen hadden zich ook daadwerkelijk gebrand. Degenen bij wie het wel goed ging, waren veruit in de meerderheid en het waren er dan ook slechts een paar die door de roddelpers door de modder werden gehaald.

Te zeggen dat Anne nauwelijks iets in de gaten had, was misschien wat overdreven. In de loop der jaren was haar houding ten opzichte van hem merkbaar veranderd, maar niet in die mate dat het hem stoorde. Vandaag had haar gedrag hem wel dwars gezeten. De laatste tijd was ze sowieso al wat stiller geweest en dat gedoe met die tanker leek haar behoorlijk te hebben aangegrepen. De aankondiging dat ze naar de kust ging was totaal uit de lucht komen vallen. Het was dan ook niet helemaal tot hem doorgedrongen tot vanmorgen, en de onverwachte beslissing kwam hem uitermate slecht uit. Gezien wat hem deze week misschien nog te wachten stond, hoorde ze eigenlijk in de stad te blijven, had hij laten doorschemeren. Wellicht had hij haar nodig om hem te steunen. Maar de oproep was aan dovemansoren gericht en een gevoel van onbehagen bekroop hem. Hij had een mate van onverschilligheid bij haar bespeurd die hij nog niet eerder had gezien. Het verontrustte hem, al weerhield het hem er niet van in de auto te stappen en naar de andere kant van de stad te rijden.

Onderweg belde hij Jessica, maar tot zijn verbazing kreeg hij de voicemail. Vervolgens belde hij haar gsm en ook daar kreeg hij het antwoordapparaat. Dat zat hem niet lekker. Het hoefde uiteraard niets te betekenen, al kreeg hij steeds meer het gevoel dat er iets mis was. Hij legde de telefoon neer en reed verder, nu met meer haast.

Aangekomen bij het appartementencomplex waar Jessica woonde, vond hij een parkeerplaats langs het trottoir. Daarvandaan kon hij haar appartement zien en hij zag dat er licht brandde. Opnieuw belde hij haar en opnieuw kreeg hij het antwoordapparaat. Hij sprak geen boodschap in. Als ze thuis was, luisterde ze naar het antwoordapparaat om te horen wie belde en dat kon maar één ding betekenen. Terwijl hij om zich heen keek of er geen verslaggevers op de loer lagen, stapte hij uit en maakte een rondje over de privé-parking. Een auto viel hem op: een spiksplinternieuwe, blauwe Mercedes. Hij was van Simon Kerry, jonger dan hij, vrijgezel en zijn enige concurrent voor de kabinetspost bij de portefeuillewisselling van de volgende dag.

Alan staarde naar de auto en zijn vastberadenheid leek in de regen te zijn opgegaan. Jonge, ambitieuze vrouwen als Jessica Fox gingen alleen met een bepaalde reden naar bed met mannen van 52 zoals hij. Te oordelen naar Kerry's auto op de parkeerplaats en het feit dat het antwoordapparaat was ingeschakeld, was die reden er blijkbaar niet meer.

Anne reed verder, ongerust, maar toch dankbaar dat ze een toevluchtsoord had om naartoe te gaan. Het leven in de stad was haar de laatste tijd naar de keel gevlogen. Het buitenhuis was haar nagelaten toen haar moeder stierf. Het stond wat afgelegen, je moest eerst een paar honderd meter een zandpad over voor je er was, en het lag zo'n tien kilometer van de stad en van het strand. Het landschap eromheen was leeg en vlak, en de velden lagen braak. In een paar bomen hadden enkele roeken hun nest, waar ze krijsend de wacht hielden. Het huis was oud, gebouwd op drie verschillende niveaus en het stond op tweeduizend vierkante meter door hagen omgeven grond.

Nadat Anne's vader was gestorven, had haar moeder, toen nog maar 63, het gekocht. De daaropvolgende twintig jaar had ze haar stempel op het huis gedrukt, zodat Anne haar aanwezigheid nog steeds kon voelen, ook al was ze er niet meer.

Volgens Alan was het huis veel te groot voor een vrouw van in de zestig en hij had geprobeerd haar de koop uit haar hoofd te praten. Maar ze dacht er niet aan naar hem te luisteren, net zoals ze ook nooit naar haar man of wie dan ook die zich met haar bemoeide, zou hebben geluisterd. Ze zei tegen Alan dat het precies groot genoeg was om wat in rond te keutelen totdat ze haar laatste adem zou uitblazen.

Haar moeder was altijd wat excentriek geweest en toen Anne jong was, had ze zich vaak geschaamd over haar zonderlinge gedrag. Naarmate ze ouder werd, besefte ze echter dat haar moeder daardoor juist de vrouw was geworden die ze zich nu herinnerde. Uiteindelijk stierf haar moeder afgelopen jaar, zittend op haar krukje, op haar lievelingsplekje bij de vijver. Ze vond het heerlijk daar te zitten en net te doen of ze onkruid uit het water haalde. Het was altijd haar plekje geweest als ze wilde nadenken. Zoals wel vaker was ze in slaap gevallen met haar arm over haar knie.

De boer had haar op het einde van de dag vanaf de weg zien zitten, toen het al begon te regenen. Ze reageerde niet toen hij iets tegen haar zei, en toen hij beter keek, zag hij dat haar huid helemaal dof en grauw was.

Het huis was veel geld waard en volgens Alan konden ze het maar beter verkopen. Anne had hem eraan herinnerd dat het huis aan haar was nagelaten en dat dus zij en niemand anders kon uitmaken wat ermee ging gebeuren. Voor het eerst had ze een vertrouwd plekje waar ze zich kon terugtrekken van het leven in de stad en van een man die ze niet langer kon vertrouwen. Ze wilde dat veilige honk kost wat kost houden. Dankzij internet hoefde ze niet langer in de stad te zijn om te kunnen werken. Voor de kinderen hoefde ze daar ook niet meer te zijn. Matthew zat op de universiteit en Paul stond op het punt hem te volgen. Ze hoefde alleen maar te regelen dat de post naar het huis werd gestuurd en dan kon ze haar rubriek naar de krant mailen. Ze was bijna klaar met het beetje achterstallig onderhoud dat er nog was en het enige wat nu nog moest worden opgeknapt, was een stuk van de tuin waar alles verwilderd en overwoekerd was.

Jamie zag de eerste olievlek door de etalageruit van een winkel in huishoudelijke artikelen. Er kwam geen geluid uit de televisie, geen stem die hem vertelde wat er aan de hand was. Dat was ook niet nodig.

De straat was nat van de regen en er was verder niemand. Het was zo'n bitterkoude zondag waarop gezinnen met kinderen lekker dicht tegen elkaar binnen zaten en alleen in de gaten hadden dat het regende omdat de druppels tegen de ramen tikten. De meesten waren waarschijnlijk nog niet op de hoogte van de ramp die hen bedreigde. Terwijl hij de straat overstak, zette hij zijn kraag op en hij liep via kronkelstraatjes naar de pier waar de nog onvervuilde zee als zwavel onder hem bubbelde.

Ondanks de storm was de horizon veraf.

Nog steeds had hij de wind in de rug.

Jamie hoopte vurig dat het zo bleef.

De duisternis viel. Jamie zette zijn auto langs de kant van de weg en stapte uit. Het regende pijpenstelen en hij liep met zijn handen diep in zijn jaszak gestoken. De vingerloze wollen handschoenen hielpen amper tegen de kou. Door de dichte bewolking werd al het licht van de maan en de sterren tegengehouden, en het was dan ook aardedonker op de weg. Toch liep hij met vaste tred langs de paar boerenschuurtjes naar het huis dat zich flauw aan zijn linkerkant aftekende. Hier bleef hij staan in de regen, terwijl de roeken vanuit de boomtoppen alarm sloegen.

Een paar weken daarvoor had hij de warmte van de pub The Captain's Table opgezocht, waar een violist en een gitarist op een barkruk bij het openhaardvuur zaten te spelen. Rondom de bar was het druk. Een stel fazantenjagers was bezig glazen whisky achterover te slaan en op te scheppen over hoeveel vogels ze hadden hangen. Jamie herkende een paar van de drijvers. Verder was er nog een meisje met wie hij even iets had gehad en een paar arbeiders uit het stadje. In de hoek zag hij nog een lege kruk staan en met een glas bier en zijn shagbuil in zijn handen ging hij zitten.

Zijn aandacht werd getrokken door een vrouw die aan de andere kant van de pub aan een tafeltje zat. Ze was blond en goedgekleed en hoorde hier eigenlijk niet thuis. Ze kwam duidelijk uit de stad en was waarschijnlijk een weekeindje hier. Ze wierp een blik op hem en hij wendde zijn blik niet af, maar deed de sigaret die hij net had gedraaid in zijn mondhoek en stak hem aan, waarbij hij zijn hand afschermend voor de lucifer hield. Over de vlam heen sloeg hij haar gade en hij zag dat ze met een vastberaden blik terugkeek.

Iemand ging tussen hen staan en Jamie keek in het gezicht van een man die hij van de vismarkt kende.

'Alles goed, Jamie?'

Hij knikte terwijl hij zijn lucifer uitsloeg en in de asbak gooide.

'Druk?'

'Gaat wel, en jullie?'

'Zoals altijd lopen we de benen uit ons lijf. Wat extra hulp kunnen we dan ook best gebruiken. Als je wilt, kun je bij ons komen werken.'

'Dat heb je me al eerder gezegd, Davey.' Jamie glimlachte dankbaar. 'Bedank je vader namens mij, maar ik vind het veel te definitief klinken.'

Davey knikte en deed een stap opzij, en opnieuw keek Jamie naar de blonde vrouw.

Ze was nog steeds alleen.

Hij glimlachte.

Ze hield zijn blik vast en keek toen de andere kant uit.

Een man kwam van het toilet. Jamie kon zijn gezicht niet zien, maar de vrouw keek naar hem. Terwijl hij op de bar af liep, bekeek Jamie hem nauwkeuriger. De man was ouder dan zij en had een dikke ribfluwelen broek aan en instappers met een kwastje eraan. Verder droeg hij een coltrui en over zijn arm hing een blazer. Hij ging naast de blonde vrouw zitten, pakte haar hand en zei iets tegen haar. Jamie bekeek zijn gezicht, want het kwam hem bekend voor. Ineens drong tot hem door wie het was en hij voelde een lichte rilling door zich heen trekken.

Ondanks de wolken die het zicht bijna helemaal belemmerden, kon Anne het huis vanaf de weg net zien staan. Het silhouet was donkerder dan de lucht en hoger dan de dunne bomen in de buurt. Het regende nog steeds, en tijdens het laatste uur van haar rit had Anne erover ingezeten dat het huis ondergelopen zou zijn. Het lag net boven de zeespiegel en ze wist niet of ze het aan zou kunnen als ze aankwam en alles onder water stond.

Terwijl ze de oprit opreed, nam de spanning af: er stond inderdaad water, maar niet veel. Haar koplampen schenen op de onderkant van de garagedeuren, waardoor ze wist dat alles in orde was. De bomen gingen heen en weer. Ze pakte haar tas en dook het portiekje in dat de voordeur beschutte.

Binnen was alles donker. Er was geen verwarming. Het huis voelde kil en oud en stil aan. Anne knipte het licht in de hal aan, liep door naar de keuken en stak de ketel van de centrale verwarming aan. In de zitkamer keek ze geërgerd naar de uitgedoofde resten in de open haard. Een paar weken geleden was Alan in zijn eentje naar het huis gegaan, iets wat ze nooit goed kon hebben. Maar als hij toch ging, dan kon hij toch minstens de houtblokken klaarleggen zoals zij altijd deed. Hij had wel de haard gestookt, maar hij had alleen as laten liggen.

Buiten kon Jamie het licht door de ramen zien branden. Toen hij eerder langs het huis was gekomen, was alles in duisternis gehuld. Hij had een stel forellen bij zich die hij gestroopt had op het privé-domein aan de andere kant van het kreupelbos. Hij ving een glimp van Anne op toen ze voorbij het raam liep om het gordijn dicht te doen. Hij bleef nog wat langer staan, terwijl de honger aan hem knaagde: de vissen waren al schoongemaakt en van de ingewanden ontdaan. Als hij thuiskwam zou hij ze klaarmaken met knoflookboter en citroen.

Anne stak de haard aan en keek toe of het vuur aan bleef. Toen liep ze door naar haar werkkamer. Ze zette haar koffertje op het bureau en pakte er de stapel brieven uit die ze nog moest beantwoorden voor de deadline van donderdag. Ze liep weer naar de zitkamer en legde nog wat houtblokken op het vuur.

De telefoon rinkelde, maar ze maakte geen aanstalten om op te nemen. Ze vond het vreselijk als mensen al beslag op haar begonnen te leggen als ze er nog maar net was. Waarschijnlijk was het gewoon Alan of een van de jongens die zeker wilde weten of ze veilig was aangekomen. Ze zou hen later wel terugbellen.

Ze stond bij het keukenraam. De haard brandde. De tuin was ingesloten door de duisternis, zodat alleen haar bleke spiegelbeeld terugkeek. Ze dacht aan de olie die van de zeebodem opsteeg, slingerende doodsspiralen die alles verstrikten wat ze aanraakten. Ze dacht aan de vissers wier broodwinning verloren zou gaan; ze dacht aan het stadje dat het alleen van het toerisme moest hebben. Ze dacht aan de zeehondenkolonie en aan de vogelreservaten, en toen dacht ze aan de hypocrisie van de regering: hoe iemand als haar man het recht kon hebben zich met het milieu te bemoeien terwijl hij er nog altijd financieel belang bij had.

Ze belde naar huis en Matthew nam op.

'Je bent er dus,' zei hij. 'Regent het daar?'

'Ja. Het heeft de hele weg geregend. Heb jij me net gebeld?'

'Nee.'

'Je vader dan?'

'Dat weet ik niet, misschien op zijn gsm. Hij is er niet. Hij ging na jou weg.'

Anne beet op haar lip. 'Zei hij waar hij naartoe ging?'

'Naar zijn werk, denk ik. Hij zei dat hij misschien niet terug zou komen.' Matt was toen even stil. 'Volgens mij maakt hij zich zorgen over de tanker.'

'Waarschijnlijk maakt hij zich meer zorgen over zijn carrière.' Anne zuchtte. 'Heb je het laatste nieuws gehoord?'

'Nee. Wat is er gebeurd?'

'De compartimenten zijn gaan lekken, er is al een olievlek van een paar honderd meter lang en het blijft er maar uit komen.'

'Gaat die richting kust?'

'Op het moment niet, de wind komt uit het zuidwesten.'

'Misschien breekt hij dan wel gewoon af; dat kan, als hij lang genoeg op zee is.' Het bleef even stil. 'Moet ik pa een boodschap doorgeven?'

'Zeg hem maar dat ik heb gebeld.' 'Oké.'

'Wanneer ga je terug naar de universiteit?'

'Volgende week pas.'

'Goed, dan spreek ik je nog wel. Welterusten, Matt. Hou je broer een beetje in de gaten.'

'Ja hoor. Dag, mam.' Hij hing op.

Anne stond aan haar bureau. Ze wist waar Alan was en met werk had het niets te maken. Hij wist waarschijnlijk zelfs niet eens dat de tanker zijn lading had verloren. Ze drukte op de knop van het antwoordapparaat, want het lampje brandde.

'Mevrouw Kirby, met Jamie.' Ze herkende de stem niet. 'We hebben elkaar nooit ontmoet, maar ik heb uw man in de pub gezien en we hebben het over de planken onder de boeiborden aan de voorkant van uw huis. Ik denk dat de goten verstopt zitten, want de planken zijn verrot en u krijgt vocht in de muren als er niets aan wordt gedaan. Ik kan de planken voor u vervangen als u dat wilt, en de goten ontstoppen. Ik bel u wel terug of ik kom in de ochtend wel even langs.'

Anne fronste haar wenkbrauwen. Er was haar niets opgevallen en Alan had haar niets gezegd. Ze luisterde de boodschap opnieuw af en de diepe, vriendelijke stem, niet jong en ook niet oud, boeide haar. Ze wist dat ze die niet eerder had gehoord. Niettemin was het een prettige stem met een resonantie die goed in het gehoor lag. Misschien was het wel de kalmte in de stem die haar aansprak.

Die nacht sliep ze met de gordijnen open. De wind zocht spleten tussen de dakpannen en ze kon het beladen geruis door de afvoerpijpen horen, dat klonk alsof iemand over de opening van een fles aan het blazen was. Ze dutte in en werd wakker en het regende en de regen doorvlocht de duisternis met dunne straaltjes alsof het tranen waren.

Ze dacht aan het getroffen schip, waaruit een verstikkende dood stroomde die genadeloos uit de diepte naar boven klom. Die zou als een deken over het oppervlak liggen en alleen onderworpen worden aan de wil van de wind. Ze dacht terug aan haar gesprek met Alan, en ze vroeg zich af of ze ook zo bezorgd zou zijn geweest als de olievlek zich voor een ander stuk aan de kust had voorgedaan. Maar dat was niet gebeurd dus wist ze het niet.

De realiteit was dat ze te lang had gekeken hoe de wind erbij stond wat haar betrof, maar die wind was nu van richting veranderd en ze had besloten de confrontatie aan te gaan.