17

Alan zette zijn wagen op de oprit neer en tot zijn opluchting zag hij Anne's auto voor de garage staan. Hij zette de motor af, de ruitenwissers stopten en de regen sloeg tegen de voorruit.

Hij bleef even zitten en zette zijn gedachten op een rijtje.

Anne zou verbaasd zijn hem te zien en hij had er nog niet over nagedacht wat hij tegen haar ging zeg-' gen. Het kwam bij hem op dat het misschien gewoon gekkigheid van zijn kant was, veroorzaakt door de gebeurtenissen van de afgelopen week, dat er in feite niets mis was met hun relatie. Hij hoopte maar dat dit zo was. Het zou een hele geruststelling zijn als hij het zeker wist. Nu hij zijn ontslag had ingediend, had hij zijn vrouw meer dan ooit nodig. Hij had het haar nog niet verteld, maar gezien haar reactie op de zinkende tanker zou ze vast blij zijn. Hij liep de regen in en keek omhoog naar het slaapkamerraam, en zag dat de gordijnen dicht waren.

Bij de voordeur aarzelde hij en vroeg zich af of hij moest aankloppen. Hij had tenslotte een sleutel, al zag hij dat die van Anne nog in het slot stak. Hij draaide aan de knop, maar de deur zat op slot en om de een of andere reden irriteerde dat hem. Eigenlijk was het wel te verklaren, natuurlijk zat de deur op slot en natuurlijk had ze de sleutel op de deur laten zitten, ze was in haar eentje hier en verwachtte niemand.

Hij klopte op het ruitje.

Er kwam geen reactie en hij klopte opnieuw.

Nog steeds kwam er geen reactie en hij deed een stap achteruit en keek naar de slaapkamerramen boven. Hij riep: 'Anne, ik ben het, Alan. Ben je daar?'

De wind ging door de toppen van de groenblijvende bomen die in de zomer grote schaduwen wierpen over het gazon.

Anne antwoordde niet.

Het erf van de boerenschuur aan de andere kant van de weg was leeg, een paar oude tractoren stonden geparkeerd op het betonnen terrein, maar er was niemand te bekennen. Alan draaide zich weer om naar het stille huis en ineens bekroop hem het gevoel dat hij werd buitengesloten. Hij had het idee dat dingen verloren gingen, kreeg een hol gevoel vanbinnen alsof de muren van zijn leven scheurtjes vertoonden en ineens begonnen te schilferen.

Opnieuw klopte hij op de deur. Hij tuurde door de ruit, maar in de hal of op de trap was geen spoor van zijn vrouw te bekennen. Hij merkte dat hij wat achterdochtig werd. De hele week al werd hij door dat gevoel achtervolgd, hij was het niet gewend en het vreemde karakter ervan stoorde hem. Tot het afgelopen weekend was hij vol vertrouwen en zelfverzekerd geweest, vol van wat het betekende om Alan Kirby te zijn. Hij werd nog steeds gedreven door ambitie, door het verleden en daarbij zijn doorzettingsvermogen. En nu hij hier in de tuin van zijn overleden schoonmoeder stond, voelde hij zich bijna paniekerig, als een schooljongen die op de eerste dag op zijn nieuwe school ontdekt dat er niemand is om naast te gaan zitten. De deur was voor hem gesloten en hij had het gevoel alsof het gras, de bomen en ook de muren van het huis hem allemaal in de gaten hielden. Hij draaide zich om en de wereld leek plotseling leeg: de tuin, de bank, de bladeren die nog op het gazon waren blijven liggen. Hij keek naar de vijver en behalve de grotere rietstengels die door de wind waren gebogen, bewoog er niets. Hij keek naar de heg aan de noordkant en zag het onlangs omgespitte stukje grond waar drie weken geleden nog alleen onkruid had gestaan.

En toen voelde hij zijn handpalmen tintelen en dacht aan een man die Jamie heette, een klusjesman die beweerde dat hij Alan had ontmoet in het weekend dat hij er alleen was geweest. Alleen was hij daar niet alleen geweest, Jessica was bij hem en samen hadden ze alles geschonden wat heilig was. Hij keek omhoog naar de boeiborden, naar de nieuwe houten planken die in de grondverf stonden, klaar om te worden geschilderd.

Hij liep terug naar de voordeur, maar er was nog steeds geen spoor van zijn vrouw te bekennen. Toch stond haar auto op de oprit. Hij klopte nogmaals en wachtte met zijn handen in zijn zak en zijn kraag opgezet tegen de regen. Hij wachtte en wachtte en nog steeds kwam er niemand. Hij keek omhoog naar het slaapkamerraam en de gordijnen bleven dicht en sloten zowel de dag, de wereld als hem buiten. Hij overwoog om nogmaals te roepen, maar zijn stem liet hem in de steek.

Hij liep terug naar zijn auto en bleef even zitten terwijl de motor draaide en reed toen achteruit de oprit af. Op de hoofdweg wist hij niet goed wat hij zou doen, linksaf gaan en terug naar Londen, of rechtsaf naar de zee. En toen dacht hij aan de gezonken tanker en de miljoenen liters olie. Even trommelde hij met zijn vingers op het stuur en draaide toen rechtsaf, richting stad en strand.

Zijn brein werkte op volle kracht. Er was een reden dat Anne's auto daar stond ook al deed ze de deur niet open. Misschien sliep ze en had ze hem niet gehoord. Misschien was ze ergens aan het wandelen. Anne vond het heerlijk om in de omgeving te wandelen, ongeacht het weer. Hij zou wachten, later terugkomen en dan met haar praten. Inmiddels was er een nieuw idee bij hem opgekomen, de eerste gedachten aan terugkeer begonnen vorm te krijgen. Wat kon een betere start zijn dan recht naar de plaats des onheils gaan? Een paar telefoontjes naar kantoor, dan had hij op het strand zo horden journalisten achter zich aan. Nog beter zou het zijn als de olie net aan zou spoelen. Het zou schitterende beelden opleveren, Alan Kirby, de zondebok, ziet de gebeurtenissen onder ogen die hem de kop hebben gekost. Hij zou een interview op het strand geven, de verantwoordelijkheid accepteren voor wat er was gebeurd, ook al was hij slechts commissaris en had hij dus geen enkele beslissingsbevoegdheid. Hij zou zeggen dat hij alles zou doen wat in zijn vermogen lag om de schade aan het milieu te beperken, hij zou druk uitoefenen op de besluitvorming van de regering en de vinger aan de pols houden om er verzekerd van te zijn dat het opruimen zo snel mogelijk gebeurde. Dat zou voor hem tenslotte geen punt zijn, hij had nu toch alle tijd.