28

De deur ging open en Anne keek om en zag Jamie daar staan.

Even keken ze elkaar aan en toen kwam hij verder en zag het krantenknipsel op het bureau liggen.

Anne's gelaatstrekken waren gespannen. 'Waarom heb je het me niet verteld?' vroeg ze hem.

Hij gaf niet meteen antwoord. Hij liep naar het raam en toen hij zich naar haar omdraaide, stonden zijn ogen verontrust.

'Het was niet mijn bedoeling je te misleiden.'

'Wat je gedaan hebt toen je loog over mijn man, bedoel je.'

Hij ging op de vensterbank zitten.

'Waarom?' Anne hief haar handen op. 'Ik snap het niet, waarom heb je het me niet gewoon verteld?'

'Omdat dat niet de reden was waarom ik hier ben gekomen.'

'Waarom ben je hier dan wél gekomen?'

'Om de boeiborden te repareren.'

Ze lachte. 'Vergeef me mijn cynisme, maar dat slaat dus nergens op.'

Hij keek haar kalm aan. 'Wel als de planken verrot zijn.'

'Je weet best wat ik bedoel. Je hebt al die tijd geweten wie ik ben. Dat wist je al voordat je hier kwam. Toen je me vroeg wat voor werk ik deed, wist je dat al. Wat voor spelletje ben je aan het spelen?'

Jamies gezicht verstrakte. 'Ik speel geen spelletje. Als ik gezegd had dat ik wist wie je was, dan had je me gevraagd hoe ik dat wist en dan was alles uitgekomen.' Hij hief zijn handen op. 'Dat wilde ik niet. Je weet het nu alleen omdat je in mijn portemonnee hebt gekeken.'

Anne vertrok haar gezicht. 'Nou ja, dat had ik niet moeten doen. Maar ik verzeker je dat ik niet in je spullen aan het snuffelen was. Ik pakte je portemonnee omdat je spijkerbroek gewassen moest worden. Het krantenknipsel stak eruit. Het was van mijn krant, Jamie. Het was mijn column. Ik moest er wel naar kijken.'

'Oké,' zei hij, 'ik ben niet van plan hier omheen te draaien. Je hebt gelijk. Ik heb twee keer tegen je gelogen. Maar ik meen wat ik net zei, het was niet kwaad bedoeld, of bedoeld om je pijn te doen. Ik wilde gewoon niet dat de waarheid naar buiten kwam.' Hij stond weer op, nu met zijn armen over elkaar.

'Omdat je gewoon de verrotte boeiborden wilde vervangen dus?'

'Dat klopt.'

'En je verwacht dat ik dat geloof?'

'Ja, inderdaad.'

Ze zweeg even. 'Je had het me moeten vertellen, Jamie.'

'Nee, dat had ik niet. Daar was geen reden toe, en het zou de situatie tussen ons hebben veranderd.'

Anne fronste haar wenkbrauwen.

'Ik wilde alleen maar die planken vervangen, ik was niet uit op meer, maar toen we begonnen te praten...' Hij maakte de zin niet af. 'Begrijp me niet verkeerd, ik ben blij dat het gebeurd is, ik zeg alleen dat het niet mijn bedoeling was.' Hij kwam nu naar haar toe. 'Ik wilde de planken vervangen. Dat is de waarheid. Ze waren verrot en ik kon ze vervangen.' Hij pakte het krantenknipsel op. 'Het is eigenlijk heel eenvoudig. Ooit heb je mij geholpen, en nu wilde ik iets terugdoen.'

Anne tikte met haar voet op de vloer. 'Goed,' zei ze. 'Stel dat ik je geloof. Waarom heb je dan gezegd dat je mijn man had gesproken?'

Hij zuchtte. 'Omdat ik het werk nodig had. Ik wilde iets terugdoen, Anne, maar ik had ook werk nodig. Ik heb je verteld waarom ik het over je man heb gehad.'

'Ik geloof je niet.' Anne stond nu op. 'Ik denk dat je weer liegt. En ik ben al zo vaak belogen, dat ik het van jou niet meer kan hebben. Snap je dan niet dat je als je liegt, alles verpest waarvan ik dacht dat het goed tussen ons was.'

Jamie keek plotseling verschrikt. 'Dat wil ik niet.'

'Vertel me dan de waarheid,' zei ze.

Hij wendde zijn hoofd af, de wenkbrauwen gefronst en plotseling waren er in zijn gezicht een heleboel rimpels te zien. 'Die wil je vast niet horen.'

Anne voelde haar slapen kloppen. 'Vertel het me toch maar.'

Zijn gezicht stond uitdrukkingloos. 'Goed dan,' zei hij, 'als je dan toch de waarheid wilt horen, ik heb je man niet gesproken maar ik heb hem wel gezien, in een weekend drie weken geleden in de Captain's Table. Ik had hem daarvoor alleen op tv gezien en hij had geen idee dat ik zelfs maar bestond. Maar ik zag hem, zoals ik al zei, in de Captain's Table.'

'En?'

Hij sloeg zijn ogen neer.

'Jamie?'

'Hij was met een andere vrouw.'

Anne ging heel stil zitten. Ze had kunnen weten dat dit kwam, maar toch golfde de schok door haar heen.

'Ik had het je niet willen vertellen,' ging Jamie zachtjes verder. 'Of misschien wel, dat weet ik niet. Misschien wilde ik hem pijn doen omdat hij jou pijn heeft gedaan. Ik was kwaad, echt kwaad. Maar ik wilde niet degene zijn van wie je het moest horen.' Hij ging op de rand van het bureau zitten. 'Ik heb altijd gedacht dat je gelukkig getrouwd was en ik kon mijn ogen niet geloven toen ik hen samen zag.'

Nog steeds zei Anne geen woord.

'Het waren mijn zaken niet, dat weet ik, maar ik denk dat ik je heb willen verdedigen of zoiets. Het klinkt stom nu ik het zeg, maar zo voelde ik het wel.'

Hij keek naar haar. Ze zat doodstil nu, haar ogen neergeslagen, haar handen op haar schoot.

'Ik weet niet wat ik dacht. We hadden elkaar nooit ontmoet, maar je was mijn vriendin, Anne, althans zo voelde ik het.' Hij haalde zijn schouders op. 'Ik heb je deelgenoot gemaakt van mijn pijn. Je hebt me geschreven. Je zei dat je me begreep. We hoefden elkaar niet te zien. We hoefden niet meer te zijn dan twee mensen die elkaar een keer schreven.' Hij zuchtte. 'Het was toeval dat je dit huisje had, en dat ik je een paar keer had gezien. Dit ligt erg afgelegen en nadat ik je geschreven had, heb ik wel eens gekeken of je er misschien was. Je hoefde niet te weten dat ik er was.'

Anne keek hem toen aan, maar hij schudde het hoofd. 'Ik was niet aan het spioneren of zo, Anne, het had geen bijbedoelingen. Je was belangrijk. Als jij er niet was geweest, weet ik niet waar ik nu zou zijn.' Hij schudde opnieuw het hoofd. 'Toen ik je man met een andere vrouw zag, werd ik woest. Ik wilde je helpen, iets doen. Ik denk dat ik op mijn eigen belachelijke manier wilde dat je het wist.' Hij zweeg even. 'Maar wat kon ik doen? We hadden elkaar zelfs nooit gesproken. Toen zag ik opeens hoe de boeiborden eruitzagen.'

Nog steeds zei Anne niets.

Jamie hief zijn handen ietwat hulpeloos op. 'Het was niet veel, maar in elk geval kon ik dat voor je doen.'

'De vrouw met wie Alan was,' zei Anne kalm, 'hoe zag ze eruit? Was ze jong?'

Hij knikte.

'Knap?'

'Ik denk het wel.'

'Had ze blond haar?'

'Ja.'

'Jessica Fox.'

Anne beet op haar lip. Ze had al gedacht dat Alan loog toen hij zei dat het al maanden uit was, maar ze had er geen idee van gehad dat hij Jessica Fox hier mee naartoe had genomen.

'Was het overduidelijk dat ze samen waren?' Nu begon haar stem te trillen. 'Ik neem aan van wel, anders zou het je niet zijn opgevallen.'

Jamie keek naar de vloer. 'Ze legden het er niet dik bovenop, maar ja, ik kon zien dat ze samen waren.'

'Heeft hij haar mee hiernaartoe genomen?'

Hij knikte.

Anne liep naar het raam. 'Hij nam Jessica Fox mee naar het huis van mijn moeder.' Ze zei het meer tegen zichzelf dan tegen hem.

Ze staarde naar de duisternis van de tuin en Jamie legde een hand op haar schouder.

'Het spijt me,' zei hij, 'ik had het je echt niet willen vertellen. Ik ga nu weg als je dat wilt.'

Even wist ze niet goed wat ze zeggen moest, wat hij had gezegd was nog steeds niet helemaal tot haar doorgedrongen.

'Nee,' zei ze langzaam, 'ik wil niet dat je gaat.' Toen keek ze hem aan en haar mond was droog. 'Ik kan nu tenminste een beslissing nemen terwijl ik alle feiten ken. Alan kwam vandaag opdagen in een poging ons huwelijk te redden. Hij besefte alleen dat er problemen waren omdat hij heeft moeten aftreden in verband met de olieramp. Zijn carrière was plotseling in gevaar en hij had een andere zekerheid nodig. Dat blondje dat je hebt gezien, heeft hem gedumpt en hij weet niet goed waar hij nu heen moet.' Ze schudde het hoofd. 'Hij is een onverbeterlijke vrouwenverslinder, Jamie, ziekelijk eigenlijk.'

'Dus je wist al van haar?'

'O, jawel.' Haar uitdrukking verhardde. 'En van alle anderen. Ik wist alleen niet dat hij deze mee hiernaartoe had genomen.'

Jamie liep achter haar aan de keuken in. 'Toen ik zondag wegging uit Londen, wist ik niets van wat je me nu hebt verteld,' zei ze, 'maar toen al was ik van plan mijn man te verlaten.' Ze slaakte een diepe zucht. 'Je hebt de zaak alleen verduidelijkt, meer niet; het besluit bevestigd dat ik al had genomen.'

'Het was niet mijn bedoeling je te kwetsen, Anne.'

'Ik ben niet gekwetst, of in ieder geval niet meer dan voorheen,' zei ze en ze keek naar de keukenmuren. 'Nou ja, misschien een beetje. Maar dat is jaren zo geweest. Je kunt het misschien moeilijk geloven, Jamie, maar de vrouw die je heeft geschreven en het allemaal zo goed wist, is eigenlijk wat gebrekkig.'

'Dat is toch iedereen als het om de eigen emoties gaat.' Hij glimlachte naar haar. 'Ga niet aan jezelf twijfelen, Anne. Twijfel niet aan wat je doet. Ik heb je al eerder gezegd dat je een toevluchtsoord bent voor sommige mensen. En ik weet waarover ik het heb.'

Hij staarde in de open haard. 'Ik had nooit gedacht dat iemand het kon begrijpen, niet echt. Het valt gewoon niet uit te leggen hoe je je voelt als je kind sterft. Het verdriet is niet voor te stellen, het is ondraaglijk, het houdt niet op. Je huilt en huilt en huilt maar door, en net als je denkt dat al je tranen op zijn, dan begin je opnieuw. En zo gaat dat maanden door, jaren soms. Zelfs nu nog gaat er geen dag voorbij dat ik niet om Charlie zou kunnen huilen. Dan gebeurt er iets, dan hoor ik een woord, een lied, en dan komt onverwachts die herinnering terug. Het is levenslang, Anne. Het laat je nooit, maar dan ook nooit meer los. Je leert ermee omgaan, maar een tijdlang ben je absoluut ontroostbaar.

Je neemt het jezelf kwalijk,' zei hij. 'Je voelt je schuldig, verschrikkelijk, afschuwelijk schuldig. Je denkt aan al die dingen die je anders had kunnen doen. Je ziet alleen maar dat je gefaald hebt en dat je leven zich voor je uitstrekt als een vloek. Een levende herinnering aan wat je niet hebt gedaan.'

Anne keek naar hem. 'Zo voelde jij je?'

'Zo, en nog veel erger.'

'Jamie, je kunt jezelf er niet de schuld van geven dat Charlie kanker heeft gekregen.'

'Verstandelijk gezien niet. Emotioneel gezien heb ik dat wel gedaan.'

'Het was niet jouw schuld.'

'Dat weet ik wel.'

'Je hield van hem.'

Hij knikte. 'En ik ben er nog wel.' Hij ademde uit met een sissend geluid. 'En dat is nog het moeilijkste. Ik heb nog een leven te volbrengen, Anne, dat ben ik mijn zoon verschuldigd. Het leven is zo kostbaar, je raakt het zo gemakkelijk kwijt, maar toch kon het me bijna een jaar lang niet schelen of ik leefde of doodging.' Hij keek haar indringend aan. 'Jij hebt me door die tijd heen geholpen. Hebt me weggehouden van de afgrond. Je gaf me geen uitleg, alleen begrip. Jij luisterde naar me toen ik niemand anders had om naartoe te gaan. "Ik zal vaak aan je denken". Dat schreef je me. Heb je enig idee wat die woorden voor me betekenden?' Hij nam haar handen in de zijne. 'Ik wilde iets terugdoen, vooral toen ik zag hoe je bedrogen werd. Begrijp je dat? Ik wilde geen gedoe of een scène. Ik wilde niet eens dat je het wist. Ik zou het ook nooit over je man hebben gehad: ik zag gewoon hoe de planken eruitzagen en ik wist dat ik ze kon repareren.'

Anne pakte een open fles wijn van het aanrechtblad. 'Ondanks alles wat ik je net heb verteld, wist je dat ik er nog steeds aan dacht om terug te gaan naar Alan,' zei ze. 'Vandaag, bedoel ik, nadat hij hier was en voordat jij me alles verteld had. Vijfentwintig jaar heb ik dat van hem en zijn vriendinnetjes moeten slikken.' Ze schudde het hoofd. 'Was dat niet zwak van me, Jamie? Zielig, volslagen karakterloos?

Het zou tegen mijn hele natuur in zijn gegaan. Het zou alle recht ontkrachten dat ik had om mensen als jij te adviseren. Maar van vertrouwdheid gaat ook een zekere troost uit, en hoe ouder je wordt, hoe meer je in dat soort berusting wordt meegezogen.' Ze glimlachte flauwtjes. 'En zoals iemand me eens heeft verteld, hoe ouder je wordt, hoe minder tijd je hebt, wat wil zeggen dat de beslissingen die je neemt belangrijker worden.'

Ze schonk een glas wijn in en hield het met beide handen vast, terwijl ze in de donkere vloeistof staarde en er zichzelf gedeeltelijk in gereflecteerd zag. 'Aanvankelijk bleef ik bij hem omdat de kinderen nog klein waren en ik behoefte aan zekerheid had. Dat maakte ik mezelf althans wijs. Misschien wachtte ik wel gewoon mijn tijd af. Het maakt ook eigenlijk niets uit.' Ze keek op. 'Wat er tussen jou en mij is gebeurd, was het begin van iets anders. Het heeft me geleerd dat ik wel degelijk een ander leven kan hebben. Voor mijn geluk ben ik niet afhankelijk van een ander.' Ze glimlachte toen, zich bewust van een gevoel van opluchting. 'Ik ben blij dat ik erachter gekomen ben, Jamie, blij dat je dat krantenknipsel bij je droeg. Ik wou dat je het me meteen had verteld, maar ik begrijp nu waarom je dat niet hebt gedaan.'

Ze ging op de kruk zitten. 'Weet je dat ik de beste vriendinnen ter wereld heb, mensen die ik al ken vanaf de universiteit? Maar feit is dat jij de eerste bent aan wie ik dit allemaal heb verteld. Ik heb het mijn halve leven geheimgehouden, waarschijnlijk omdat dit niet iets is wat een "Lieve Lita" graag toe wil geven, dat ze overspel al die jaren ongehinderd heeft toegestaan.' Ze liet even een lachje horen. 'Maar als je het mij vraagt, zit het leven vol ironie, en het is nu eenmaal altijd veel gemakkelijker te oordelen over anderen.'

Ze gingen weer naar haar werkkamer en ze vouwde het krantenknipsel op en gaf het aan hem terug. 'Ik hoop dat je niet denkt dat ik in je spullen zat te snuffelen. Dat deed ik echt niet, geloof me.'

Hij schudde het hoofd. 'Geeft niets, ik ben blij dat je het krantenknipsel hebt gezien. Het leven is een korte reis, Anne, en er zit niet veel waarde in, behalve de mensen die je tegenkomt.'

Ze pakte zijn hand. 'Mensen als Charlie.'

Zijn kaak verstrakte zichtbaar. 'Ja, mensen als Charlie.'

'Ik vind het heel erg, Jamie, maar toch ben ik blij dat je het mij hebt willen vertellen.' Ze was even stil. 'Waar kwam dat gedicht eigenlijk vandaan?'

'Ik heb het als kind gelezen op school, ik was toen denk ik een jaar of zes. Ik vond het erg triest. Ik leerde het uit mijn hoofd en droeg het altijd aan Charlie voor als hij naar bed ging. Toen hij gestorven was, schreef ik het op en stopte het in zijn zak. Ik wist dat hij het bij zich zou willen hebben.'

'En het paard dat je op het strand hebt gemaakt?'

Hij bleef even stil. 'Vandaag is hij er al drie jaar niet meer. Ik wilde het vorig jaar doen en het jaar daarvoor, maar ik kon het niet aan. Het zat nog te diep, denk ik. Het was nog te kortgeleden, de wond was nog te vers.' Hij trok een grimas. 'Toen kwam die olieramp en ik wist dat het nu of nooit zou zijn. Het was een gebed voor mijn zoon, Anne. Ik ben blij dat je het hebt kunnen zien.'

Anne keek hem aan. 'Toen ik je daar zag, was ik bang dat ik me misschien zou opdringen.'

'Opdringen? O, god, nee, je maakt evenveel deel uit van het gebed voor Charlie als ik.'