6

Alan zat in zijn kantoor te kijken naar de nieuwszender. De televisie stond altijd aan en ook al speelde hij maar een bescheiden rol in de regering, toch haalde hij veel van zijn informatie uit de media. Die ochtend was de herschikking van het kabinet begonnen en zoals hij al vreesde, werd hij overgeslagen. Een voor een werden de ministers en staatssecretarissen naar het centrum van de macht geroepen, waar ze te horen kregen wat hun nieuwe rol zou zijn. Alan zat alleen, afgezonderd, hij was verstoten.

Een tanker lag op de zeebodem en een ramp bedreigde uitgerekend dat stukje kust waarop zijn vrouw zo dol was: in plaats van een promotie werd nu geroepen om zijn aftreden.

Opeens werd hij zich bewust dat hij 52 was en dat hij in de politiek waarschijnlijk niet verder zou komen dan waar hij nu zat. Het was een vervelend en angstaanjagend idee. Sinds zijn studententijd had hij altijd op de topbaan gemikt en tot gisteren was hij ervan overtuigd dat hij die had kunnen krijgen. Maar toen het schip aan de grond liep, had dat zijn aspiraties met zich mee de diepte in getrokken. Los van het feit dat de oppositie om zijn aftreden vroeg,

maakte het stilzwijgen van zijn collega's hem duidelijk wat hij nog van zijn toekomst te verwachten had.

Nu zat hij op zijn kantoor en in plaats van dat hij over een nieuwe werkkring nadacht en alle uitdagingen die daaraan vastzaten, moest hij denken aan een zekere Jamie, die zijn vrouw had verteld dat hij hem ergens buitenaf in een pub was tegengekomen. Dit speelde zich dichter bij huis af, iets wat Alan niet gewend was, want zijn hele leven had hij aan dergelijke dingen nooit veel aandacht besteed. Het grote perspectief, daar had tot nu toe alles om gedraaid, maar nu hem dat uitzicht werd ontzegd en hij gedwongen was alles van wat dichterbij te beschouwen, kwamen andere emoties om de hoek kijken. Als hij ergens buitenaf was gesignaleerd, dan was het verband met het huis van Anne's moeder zo gelegd, en die plaats was heilig.

Anne reed naar huis met Jamie naast zich. Ze had voorgesteld dat hij bij haar zou komen eten en ze hadden biefstuk, brood en rode wijn gekocht. Het werd steeds vroeger donker en de eerste inval van de herfst bracht wind en regen met zich mee en veranderde het aanzicht van de streek. Het was net alsof de winter al een voorproefje nam: het zou niet lang duren voordat het echt winter was en het land onder een grijze deken zou komen te liggen, waar wind en ijs de boventoon voerden totdat de lente zich aankondigde en de dooi inviel. En als het al vroeg donker werd en de temperatuur amper boven het vriespunt uitkwam, zou de tijd hen helemaal voor de gek houden.

Jamie zat naast haar, hij keek over de tussenruimte die hen scheidde, onder de beslotenheid van het metaal. Hij keek haar zo strak aan dat ze een blos vanaf haar hals naar boven voelde kruipen.

'En, mevrouw Kirby,' zei hij. 'Vertel eens wat er gebeurde met die arme vrouw die u geschreven heeft, toen ze bij het kantoor van haar man kwam?'

Anne ademde even onhoorbaar in en schakelde terug. De kronkelige weg was op sommige plaatsen erg nat en ze had ontspannen gereden, maar door de vraag trok ze de wagen in een sneller, minder stabiele snelheid. Ze sprak zonder hem aan te kijken.

'Ze zag dat zich een patroon begon te vormen, Jamie, van wat er haar allemaal te wachten stond. Op het moment zelf wilde ze het niet geloven en ze wist niet hoe ze erachter kon komen. Maar zo was het wel, en nu ze de dubieuze gave heeft om het achteraf in te zien, wordt het haar pas duidelijk.'

Na het telefoontje van Ali was Anne tijdens de lunchtijd naar het kantoor van haar man gereden. Vanaf tien voor één had ze, na eerst geld in de parkeermeter te hebben gedaan, in de auto gezeten, terwijl ze via de achteruitkijkspiegel en de buitenspiegels als een rechercheur alles in de gaten hield. Ze keek naar de wijzerplaat van het dashboardklokje en telde de minuten af, terwijl ze erop lette dat haar handen niet te snel of te langzaam aan de knoppen van de radio draaiden.

Om één minuut voor één zag ze haar man het gebouw uit komen. Terwijl hij de knopen van zijn colbertje vastmaakte, holde hij de trappen af. Hij keek eerst naar de ene kant en toen naar de andere kant, en liep toen de straat in naar waar zij geparkeerd stond. Ze zakte dieper onderuit in haar stoel. Maar hij was in gedachten verzonken; als hem iets dwarszat, fronste hij ook altijd zijn wenkbrauwen, dus ze herkende die uitdrukking. Zelfs toen, terwijl ze hem zat te bespioneren, was ze ervan overtuigd dat het wel iets met zijn werk te maken zou hebben, het was het soort natuurlijke bezorgdheid dat optreedt als een vrouw denkt dat haar man ergens mee zit.

Ze stond aan de overkant van de weg geparkeerd. Haar autootje paste precies tussen twee andere, dus als hij de wagen zag staan en de kleur en het model herkende, dan nog zou hij nog de nummerplaat niet goed kunnen lezen.

Maar zijn gedachten waren te zeer in beslag genomen zodat hij niet lette op een geparkeerde auto, laat staan op de kleur of wie er in zat. Hij keek steeds op zijn horloge en dan weer achterom, en bleef vervolgens op de hoek staan. Weer keek hij op zijn horloge, hij likte vervolgens over zijn vingertoppen en streek zijn haar glad, dat door de wind in de war was geraakt. Hij stak zijn handen in zijn zakken en wachtte.

Anne ging iets verzitten en zakte iets verder naar beneden zodat ze niet gezien werd, maar zelf nog wel in de zijspiegel kon kijken. Drie mannen en twee vrouwen liepen onafhankelijk van elkaar in de richting vanwaar haar man stond te wachten en waar zij onopgemerkt liggend de wacht hield. Toen ze in de spiegel gluurde, was het of ze een klap in haar gezicht kreeg. Anne herkende een van de vrouwen. Ze was vijf jaar jonger dan zij en niet zwanger, en ze werkte bij haar man op kantoor.

Ze waren nooit aan elkaar voorgesteld en Anne wist niet hoe ze heette, maar ze herkende het korte, blonde kopje; het elegante figuurtje met kleine borstjes verborgen in een mantelpakje. Zwarte pumps trokken haar kuitspieren strak en klemden zich beschuldigend om haar blote voeten.

Haar man had de vrouw niet gezien, hij had het te druk met op zijn horloge kijken. Maar toen kreeg hij haar in het oog en op zijn gezicht verscheen eenzelfde soort glimlach als toen Anne en hij nog maar pas samen waren.

Anne keek in de spiegel en haar hart sloeg sneller toen ze zag dat de glimlach werd beantwoord, heimelijk, het was niet meer dan een lichte trilling om de lippen van de vrouw. Ze kon zich de plotselinge verwachting voorstellen, de opwinding, de ademloosheid. Ze zag niets meer. Toen de vrouw kwam waar haar man stond te wachten, volgde er geen kus, geen aanraking van de hand, niets. Maar ze hoefde niets meer te zien. Ze had de glimlach gezien waarmee ze elkaar hadden begroet en ze kon Nummer 19 ruiken, de geur die nu als ether in haar neus hing.

De twee liepen nu naast elkaar als de geheime minnaars voor wie zij ze hield. Ze staken de straat over en liepen langs nog een groot gebouw en verdwenen toen uit het zicht. Ze bleef in de auto zitten, zich niet bewust dat ze het stuur met beide handen stevig vasthield en haar gezichtsspieren verstijfd waren.

Ze wist niet hoelang ze daar had gezeten, maar een tikje op de ruit deed haar opschrikken. Een parkeerwachter wees naar de meter waarvan de wijzer in het rood stond.

Toen ze weer op haar werk was, dacht ze eraan om Ali te bellen.

Maar iets hield haar tegen. Een gevoel van zwakte, van kwetsbaarheid, alsof het een nederlaag was als ze dit zelfs aan haar beste vriendinnen zou vertellen. Ze ging daarom maar verder met haar werk en deed onbewust een beroep op wat ze van haar vader had geleerd. Ze werkte door tot zes uur, halfzeven, het werd zelfs zeven uur. Uiteindelijk pakte ze dan toch haar paperassen en ging weer naar de auto. Het was een vreemde gewaarwording, ze was zich van alles bewust alsof ze het voor het eerst meemaakte. Toen ze voor het laatst in deze auto had gezeten, had ze gezien hoe de man van wie ze hield en die ze vertrouwde, de vader van het kind dat ze droeg, over straat liep met een andere vrouw. Misschien betekende het niets. Ze hield zichzelf voor dat ze eigenlijk niets verdachts had gezien. Ze dwong zichzelf ermee op te houden, maar het gevoel dat ze zich in een mist bevond waar ze plotseling in verzeild was geraakt, liet haar niet los: ze moest er echt bij na denken dat ze de auto moest starten, moest schakelen en vervolgens moest zien thuis te komen.

Er was niemand thuis toen ze aankwam. Ze had tot laat doorgewerkt in de stiekeme hoop dat hij als eerste thuis was en zij degene zou zijn die plotseling voor zijn neus stond. Op de een of andere manier maakte dat een sterkere indruk. Maar hij was niet thuis, natuurlijk was hij er niet, ongeacht tot hoe laat ze overwerkte, hij leek toch langer te werken en nu wist ze waarom. Het zou steeds later worden en daar kon ze niets tegen doen, tenzij ze hem ermee zou confronteren. Ze legde een hand op haar buik, de buik die gisteren nog plat was geweest, maar nu gezwollen leek met het nieuwe en onzekere leven dat ze droeg.

Het was weer zo'n warme dag midden in de zomer en toch was er een kilte in huis, een onzekerheid die haar parten speelde. Ze schonk een glas wijn in, maar dronk er niet van. Ze schonk een glas vruchtensap in en dronk dat, en ze zat aan de keukentafel met beide glazen voor zich. Ze hunkerde naar een sigaret en pakte een asbak uit de la en zette die op tafel. Maar er waren geen sigaretten in huis, dus zat ze maar gewoon in de stilte en keek naar het onaangeroerde glas wijn en de smetteloze asbak.

Haar man kwam om halfacht thuis en er was nog geen eten te bekennen. Hij liep de keuken in, keek naar de wijn en de asbak en fronste zijn wenkbrauwen.

'Ben je een feestje aan het bouwen?' vroeg hij haar.

Anne gaf geen antwoord.

'Is er wat, Anne?'

'Ik voel me niet zo goed.'

Het was een zielige vertoning en ze voelde zich zwak en echt een vrouwtje, plotseling heel kwetsbaar. Ze wilde hem alles voor zijn voeten gooien, maar ze was verantwoordelijk voor een nieuw leven en ze was bang voor de mogelijke gevolgen van een dergelijke confrontatie. Toen hij zich bukte om haar een kus te geven, hoopte ze vurig dat het er niet was, dat hij het er toch minstens had afgewassen, of nog beter, dat ze zich had vergist, dat wat ze vandaag had gezien gewoon twee collega's waren die samen gingen lunchen.

Maar het was er wel, niet zo overdadig als gisteren, maar nu ze zwanger was, rook ze gewoon veel scherper. Dat was een van de dingen die haar als eerste waren opgevallen, een teken dat er iets was veranderd. Het begon haar te dagen dat de vrouw zich tegen hem nestelde, dat ze haar hoofd tegen zijn hals legde zoals zij hadden gedaan toen ze nog verliefd waren. Ze haalde zich hen beiden voor de geest, hun intimiteit, hun opwinding, hun passie.

Alan legde zijn hand op haar voorhoofd zoals iemand die de temperatuur van een kind wil controleren, en tot haar afschuw merkte ze dat haar voorhoofd klam aanvoelde.

'Je voelt warm aan,' zei hij. 'Ga maar even liggen. Ik maak vanavond het eten wel klaar.'

Anne stak haar armen uit en pakte zijn hand, ze hief haar hoofd op naar het zijne.

'Ga mee naar bed, Alan.'

Ze had geen idee waarom ze dat zei. Ze wilde dat eigenlijk niet, niet nu ze zich zo tekortgedaan voelde. Maar misschien waren die woorden gewoon ontsnapt doordat ze zich niet langer begeerd voelde.

'Je windt er geen doekjes om, Anne. Ik dacht dat je je niet goed voelde.'

Ze zag de wellust in zijn ogen. Ook al was ze zwanger en had hij zijn collega tijdens de lunch nog genomen, ze kon nog steeds de wellust in zijn ogen zien toenemen. Op een zelfonterende manier verzachtte dat het gevoel van leegte. Opnieuw dacht ze dat ze het verkeerd had gezien en ze stond op om hem te kussen. Alan bukte, hun lippen raakten elkaar niet, en als een korte lach kwam de geur van een andere vrouw tussen hen.

Anne trok zich terug.

'Is er iets?' Alan pakte haar arm.

'Ik heb gewoon last van ochtendbraken.'

'Het is avond.'

'Het maakt niet uit hoe laat het is. Ik ben gewoon misselijk, Alan.'

Anne zette de wagen op de oprit en de regen kletterde als kiezeltjes tegen de voorruit, het waaide weer net zo hard als gisteren en de auto schudde in de wind.

'Op dat moment had ze het met hem moeten uitpraten,' zei ze tegen Jamie, 'voordat zich een patroon ging vormen.'

'Maar deed ze dat dan niet?'

'Nee. Ze liet het op zijn beloop, ze slikte haar trots in en verborg haar pijn of wat het dan ook was. Ze wist namelijk dat het maar een bevlieging zou zijn, spannend, maar van korte duur. Ze hadden een huis en waren bezig een gezin te stichten. Hij moest aan zijn carrière denken en die carrière zou nog heel wat worden. Nee, hij had zijn langetermijnstrategie al helemaal uitgedokterd, zijn gedachten werden nu in beslag genomen door de korte termijn.'

'Waarom stond ze hem die toe?' vroeg Jamie. 'Waarom ging ze niet gewoon bij hem weg? U zei daarnet dat het het begin van een patroon was. Waarom zou zo'n vrouw zich zo'n inhoudloos bestaan laten opleggen?'

Anne glimlachte naar hem. 'Geen idee. Het was twintig jaar geleden. Ik denk dat ze net deed of er niets aan de hand was, dat ze haar kop in het zand stak omdat ze zwanger was.' Ze keek naar de regen. 'Het is een open deur, maar het is wel waar. Kinderen hebben hun ouders nodig.' Ze zweeg even. 'Ze hebben ze nodig tot ze volwassen zijn en voor zichzelf kunnen zorgen.'