27
Anne stond op van haar bureau.
Ze kon de angst in de woorden die Jamie had geschreven voelen, en haar eigen angsten om hem zakten wat weg. Toch vroeg ze zich nog steeds af wat hij hier deed, en zijn bedrog stak haar diep. Alweer leugens.
Ze voelde zich weer oud en dwaas, en ze moest denken aan Alans gezicht toen hij haar vroeg naar het jack dat in de hal hing. Ze dacht aan Matthew en Paul, die geen van beiden enig benul hadden van wat er allemaal aan de hand was. Ze dacht eraan hoe ze met haar auto langs de kant van de weg was gaan staan toen het nieuws over de olieramp bekend werd gemaakt en hoe dat moment tot dit had geleid. Ze twijfelde aan haar oordeel. Ze twijfelde aan haar motieven en vroeg zich af of ze al dan niet de rest van haar leven alleen wilde blijven. Vrouwen die van hun man scheidden op haar leeftijd bleven vaak alleen.
Alan was zielig geweest, ja. Maar was er al niet genoeg ellende in de wereld zonder dat zij daar een schepje bovenop deed? Hij had haar verteld dat zijn korte verhouding met Jessica Fox voorbij was en dat het de laatste keer was geweest. Hij had haar gezegd dat hij nog een kans wilde, hij had haar bijna gesmeekt om samen door te gaan.
Anne wist dat hij hier alleen maar gekomen was omdat hij gedwongen was geweest af te treden en omdat Jessica hem vrijwel zeker had gedumpt als een gevolg daarvan. In de tijd dat hij steeds hoger op de maatschappelijke ladder kwam te staan, kon hij zich het ene na het andere vriendinnetje veroorloven zonder over de consequenties te hoeven nadenken. Zij was waarschijnlijk de eerste die hem gewoon dumpte. Dat moest hem ongelofelijk zenuwachtig hebben gemaakt, vooral toen hij besefte dat een plaats aan de top uiteindelijk toch aan zijn neus voorbij zou gaan.
Ze hoefde zichzelf niets wijs te maken, dat waren de redenen geweest dat hij met hangende pootjes terug naar haar was gekomen en ergens walgde ze daarvan, van die plotselinge angst, zijn zwakte. Maar ze wist dat veel mannen zo waren, vol bravoure als alles hen voor de wind ging, maar als er ook maar iemand lelijk naar hen keek, dan werden het meteen weer kleine jongens. Was dat dan een reden om hem te verlaten, nadat ze erin was geslaagd het 25 jaar met hem uit te houden? Wat de reden ook mocht zijn dat Alan plotseling was wakker geschud, hij was in ieder geval wakker geschud.
Ze ging aan haar bureau zitten en pakte Jamies brief weer.
Hij was in zijn flat toen de telefoon ging. Het plotselinge doordringende geluid deed hem opschrikken en hij keek vlug naar het toestel. Charlie was die nacht in het ziekenhuis gebleven en Jamie was naar huis gegaan om andere kleren aan te trekken.
'Met mij.' Susans stem klonk gespannen, bang, geïrriteerd, alsof ze niet wilde dat hij wist dat ze bang was.
'Wat is het?'
'Het is kanker, Jamie. Charlie heeft kanker.'
Jamie voelde de pijn als een gewicht in zijn borstkas vallen.
Hij had het geweten, hij had het vermoed, hij was er al bang voor geweest.
Hij probeerde uit te ademen, maar het lukte niet.
Hij staarde uit het raam naar de kerk, naar het kerkhof zonder graven. Susan zei niets. Hij voelde haar strijd. Hij wilde haar emoties niet. Haar emoties hadden niets met hem te maken. Hij had genoeg aan die van hemzelf.
Hij legde de telefoon neer en bleef zitten.
De muren, waar alleen een foto van Charlie hing, kwamen op hem af.
Hij stond op.
Hij ging zitten.
Hij staarde naar de telefoon.
Hij keek door het raam naar buiten waar het al donker begon te worden.
Buiten stapte hij in zijn auto en reed naar het ziekenhuis.
Hij zette zijn wagen op de parkeerplaats, ging naar binnen en nam niet de lift naar de vijfde etage, maar de trap. Toen hij door de branddeuren de gang in kwam, waren daar zijn ex-vrouw en zijn ex-schoonmoeder en hij wist dat hij dit niet samen met hen kon verwerken. Hij kon het niet. Zij konden het niet. Zelfs in het verschrikkelijke van een moment als dit was er te veel tussen hen gebeurd.
Hij had niemand, zijn eigen ouders zaten kilometers ver weg en hij was nooit hecht genoeg met een van hen geweest om te vertellen wat hij voelde.
Susan keek hem aan met een blik alsof het ergens zijn schuld was. Zijn houding misschien, zijn gedrag, zijn gebrek aan het een of ander. Ze zat met haar moeders arm om haar heen en Jamie kon aan haar roodomrande ogen zien dat ze had gehuild.
'Waar is Charlie?' vroeg hij. Het was allemaal zo vlug gegaan, eerst stonden ze samen nog hun tanden te poetsen en nu lag hij in dit grimmige, steriele ziekenhuis.
'We mogen nog niet bij hem.'
'Wat heeft de dokter gezegd?'
'Niets meer dan ik jou heb verteld.'
Jamie bleef staan, zijn nagels stonden in zijn handen.
Ze wendde haar blik af.
Hij voelde zich hulpeloos.
Hij keek naar de enige lege stoel naast hen.
Hij liep naar het verpleegsterskantoortje en vroeg of hij de dokter kon spreken.
Hij kreeg te horen dat de dokter zo bij hen zou komen en dat hij beter maar even kon gaan zitten en wachten.
Maar hoe kan een man nu gaan zitten wachten terwijl zijn zoon in bed lag met tumoren die hem langzaam aan het vermoorden waren? Hij liep naar Susan en haar moeder toe. Maar hij kon niet met hen treuren, dus bleef hij alleen staan en staarde uit het raam over de kilte van de stad.
Hij hoorde voetstappen achter zich en draaide zich om en hij zag de arts met een stethoscoop rond zijn hals. Zijn gezicht stond vriendelijk, maar ernstig. 'Wilt u alstublieft met me meegaan?' vroeg hij.
Met zijn vieren zaten ze opeengepropt in het veel te kleine kantoor waar het erg kil was. De arts hief zijn hand op. 'Het is niet eenvoudig om dit te zeggen,' begon hij. Jamie voelde de spieren in zijn maag verkrampen.
'De kanker is helaas in een vergevorderd stadium in de borst en maag van uw zoon, en we denken ook in zijn lever. Hij zit ook in zijn mond. Hij is daar niet begonnen, als dat zo was, dan hadden we er ook eerder bij kunnen zijn. Dit is alleen de plek waar hij zich zichtbaar gemanifesteerd heeft.' Hij zuchtte. 'Het spijt me ontzettend.'
'Dus wat houdt dat in?' vroeg Jamie hem. 'Chemotherapie, een operatie?'
De arts keek hem aan. 'Jammer genoeg is het voor allebei te laat.'
En op dat moment sloeg angst om in wanhoop.
Jamie staarde naar de man die hem vertelde dat zijn zoon ging sterven en hij zou dat gezicht onthouden als alle andere allang vervaagd waren. De stilte die volgde was tastbaar, het was alsof alle zuurstof uit de kamer was weggezogen en ze in een vacuüm zaten, verstoken van wat voor toekomst dan ook.
Hij hoorde Susan snikken.
De dokter stond op. 'Ik laat jullie een tijdje alleen,' zei hij vriendelijk.
Tijd. Wat was tijd? Tijd was een luxe die geen van hen meer had. Jamie staarde naar Susan. Maar zijn verdriet, zijn pijn, zijn angst, die waren van hem en die kon hij geen van alle delen met haar. Hij stond op en liep de kamer uit.
Charlie lag in bed. Zijn kamer was ingericht voor kinderen en aan de muur hingen afbeeldingen uit Toy Story, zoals Woody en Buzz Lightyear en Mr. Potato Head. Jamie stond in de deuropening en glimlachte. 'Hoe gaat het?'
Charlie keek hem aan. 'Het gaat niet goed met me, hè, pap?'
'Nee.'
'Gek. Ik weet dat het niet goed gaat, maar ik voel me goed.'
'Echt?' Jamie ging op de rand van het bed zitten.
'Ja. Mijn kies doet geen pijn meer. En ik ben ook niet meer misselijk.'
'Mooi zo.' Jamie pakte zijn hand.
'Mag ik met je mee, pap? Ik wil naar het strand.'
De dokter vond het goed dat hij het ziekenhuis verliet, maar hij gaf Jamie wel een telefoonnummer mee voor noodgevallen, en medicijnen voor als de pijn kwam.
Die zou komen. Dat stond wel vast.
Niemand had gezegd hoeveel tijd Charlie nog had, en Jamie had het ook niet gevraagd. Hij wilde het niet weten.
Susan had er bezwaar tegen dat ze samen weggingen, maar uiteindelijk kwamen ze overeen dat Charlie het weekend bij Jamie zou blijven en dat hij hem daarna thuis zou brengen. Er werd niet gesproken over school of huiswerk, al die gewone dingen speelden nu geen rol meer en Charlie leek te voelen hoe slecht hij er eigenlijk aan toe was al had niemand dat hem verteld. Jamie hielp hem in de auto en ze reden terug naar de kust. Charlie was wat lusteloos, het was alsof de ellende van het ziekenhuis alle fut uit hem had gehaald. Ze bleven even op de parkeerplaats staan en toen keek hij op en lachte. Jamie pakte zijn hand, knipoogde naar hem en maakte het portier voor hem open.
Het was herfst en koud en Jamie hees Charlie op zijn schouders. Ze liepen over het harde zand dicht bij de zee, het was al laat in de middag en het waaide en er waren maar weinig mensen op het strand. Een paar vissers waren op zee, hun tractoren en boottrailers stonden hoog in het mulle zand onder de afbrokkelende rotsen. Jamie droeg hem daarheen om naar de tractoren te kijken, die er oud en roestig uitzagen omdat ze steeds aan het zout waren bloot gesteld. Boven hen krijsten meeuwen. Vanuit de koepel van het theater aan het einde van de pier hoorden ze het geluid van een bandje dat aan het soundchecken was.
Charlie wilde van zijn schouders af en hij ging op een rots zitten en keek naar waar de zee tegen de golfbrekers sloeg. Zijn vader ging naast hem zitten.
'Wil je me het verhaal vertellen, pap?' zei Charlie. 'Het gedicht, bedoel je?' Charlie knikte.
'Wil je dat echt nu horen?' Jamie pakte de hand van zijn zoon en even bleven ze zwijgend zitten en keken toe hoe de zee langzaam dichterbij kroop over het strand. Toen tilde Jamie hem op zijn knie en sloeg zijn jas om hem heen.
Op de prairie waar het altijd waait
En die met druppels van een zomerbui is bezaaid
Ligt een koperkleurig kind moederziel alleen
Een jonge Siouxkrijger, weg van iedereen
Zijn volk is vermoord, of ver verspreid
Hij kan nergens heen, hij is zijn moeder kwijt
In het donker kwamen soldaten, toen iedereen sliep
Waarna hij dagenlang over de verlaten vlakte liep
Krijger worden, dat was zijn streven
Zijn dorp is weg, zijn familie kwam om het leven
De jongen was dol op zijn zussen, op hen alle vier
Maar ook die zussen zijn nu niet meer hier
Sinds de daad zijn dagen verstreken
Zonneschijn deed de nachten verbleken
Met pijn in zijn voeten, verzwakt door verdriet
Wacht hij op het donker zodat niemand hem ziet
Het leven van een krijger kent slechts twee paden
Het eerlijke, rechte, van goede daden
En het duistere pad, dat van het kwaad
Omkeren kan niet meer, daarvoor is het te laat.
Alleen op de heuvel wanhopig en klein
Roept hij naar hen die er niet meer zijn
Uitgeput, hang, een weerloos kind
Dan komt de Stormvogel mee met de wind
Wakinyan Tanka is de arends naam
Voorvaders boodschapper wiens faam
Weerklinkt als zijn vleugels heen en weer slaan
Hoog in de lucht hoort hij de eenzame bede aan
Majestueus daalt bij neer op het land
Vlak naast het kind dat daar ligt in het zand
Zijn adem laat hij stil over de heuvel strijken
Zodat het krijgerskind voorbij zijn dood kan kijken
En op de grond laat hij een stofwolk ontstaan
Weg van deze aarde zal het krijgerskind gaan
Zijn koers is bepaald, het is zijn tijd
Het zand wordt een paard dat hem begeleidt
Zijn taak volbracht gaat de Stormvogel heen
En hij laat het zandpaard met de jongen alleen
Een hechte vriendschap zal zo ontstaan
Tot het eind toe zal het paard met de jongen gaan
Hij schudt het hoofd, zijn manentooi glimt
Als hij bukt en de jongen boven op hem klimt
Met zijn lijf gestrekt, zijn hielen in de flank
Roept het kind naar de Stormvogel zijn eeuwige dank
Door de lucht gaan mens en dier omhoog
Een gouden vlam straalt in het paardenoog
Onder hen, ver weg, een oord zo fijn
Daar zal het krijgerskind weldra zijn
Ik draag de zwakken, zegt het paard
Vertrouw op mij, wees onvervaard
Onze tijd is kort, het is allemaal zo voorbij
De waarheid zul je zien door mij
Je tijd op aarde was veel te kort
We gaan naar waar het beter wordt
Wie je ook zoekt, die zal daar zijn
Je zult verlost zijn van verdriet en pijn
Met vonkende hoeven raakten ze land
Het paard viel uiteen en werd weer zand
Het krijgerskind vergeet hem niet meer
En legt zich te rusten voor de laatste keer
Hij wordt omringd door de roep van zijn stam
We hoopten o, kind datje terug tot ons kwam
Hij hoort hun lied en als hij ten slotte zijn ogen sluit
Gaat op het zandreliëf ook het avondlicht uit
Jamie keek naar zijn zoon en zag dat hij lag te slapen. De zee kwam tot aan hun voeten.
Zes weken later gaf Charlies lever het op en stierf hij.