14

Jamie staarde naar Anne en zijn eenzaamheid was verbroken. Even had haar aanwezigheid hem geschokt en de intimiteit die hij met het moment had, leek verloren. Zijn mond was droog door het zout in de lucht en hij proefde iets bitters op zijn tong.

Maar toen besefte hij dat Anne hier evenzeer deel van uitmaakte als hij.

De zee kwam steeds dichterbij.

Jamie draaide zich om en vormde nu de buik, die vol, maar sterk en stevig was. Hij ging verder waar een belofte zich uitstrekte in strakke, dikke lijnen naar de kracht van onzichtbare achterbenen.

Hij werkte door en het zand begon te leven. De manen waren vol en de neusgaten opengesperd en uit zijn oog kwam vuur.

En opnieuw vulden de woorden zijn gedachten, alsof Charlie nog steeds naast hem zat.

Ik draag de zwakken, zegt het paard Vertrouw op mij, wees onvervaard Onze tijd is kort, het is allemaal zo voorbij De waarheid zul je zien door mij.

En Charlies ogen glommen in de duisternis en de maan drukte zijn neus tegen het raam, alsof ook hij partij was van het moment tussen hen.

Het tij brak over het land en de pier stak met zijn hout en metaal en koepel tegen de lucht af, gevuld met het gelach van weleer.

Met handen die pijn deden streed Jamie verder in de kou. De flank ging op en neer terwijl hij ten slotte leven bracht in een zwiepende staart die, kort voordat hij verdween, zou wapperen in het aangezicht van de zee.

Het licht speelde over het land.

De kerkklok luidde, ten teken dat er een nieuw leven geboren was, en tegelijkertijd klonk het als een doodsklok.

En de zee kwam steeds meer dichterbij, centimeter voor centimeter naderde hij het strand en won zo steeds meer terrein voordat hij zich terugtrok om alles te verpulveren. Gekweld door herinneringen streek Jamie, inmiddels op handen en knieën gezeten, de flank glad, maakte de staart wat langer en maakte het laatste stukje hoef bol.

Uitputting drong als een damp zijn borst binnen en hij keek omhoog en zag dat Anne nog steeds bij de muur stond.

Uiteindelijk, toen de zee amper twee meter van hem verwijderd was, kwam Jamie moeizaam overeind. Hij bleef een hele poos staan, zijn handen langs zijn lichaam, en hij kon zich niet herinneren dat hij zich ooit zwakker had gevoeld dan op dat moment.

De kou brandde als koorts.

Hij hoorde boven zich een zeemeeuw krijsen.

Hij nam zwijgend afscheid en liep de korte afstand naar de betonnen helling zonder ook maar één keer om te kijken.

Hij keek Anne recht aan en zij zag de donkere sporen van tranen op zijn wangen.

Op haar gezicht verschenen rimpels van onbegrip.

Inmiddels waren er mensen op het strand, vroege vogels die hun hond gingen uitlaten, en enthousiaste joggers. Allemaal bleven ze staan en staarden, alsof wat hij gevormd had een monument voor de schepping was, een plotselinge en woeste schoonheid die over enkele ogenblikken voor hen allemaal verloren zou gaan.

Jamie ging op de bank zitten en pakte zijn shag.

Anne keek voorbij hem naar de plaats waar ook twee vissers hadden stilgehouden, de een achter het stuur van een tractor, de ander op het puntje van de voorsteven van de boot die ze naar het wad trokken. Op het trottoir naast haar waren ook andere mensen blijven staan. Niemand zei iets, maar iedereen staarde en de stilte doordrong het stadje.

De zee kroop nog steeds dichterbij en met de zee ook de olie.

En op het strand lag een perfect paard van zand dat steigerde alsof hij de zee wilde trotseren.