27 Nieuw begin
Hokanu bleef roerloos staan.
Even later legde de erfzoon van de Shinzawai - hij stond in het gouden tegenlicht dat door het westelijke raam naar binnen viel- zijn handen op de vensterbank. Met zijn rug naar Mara toe en zijn blik gericht op de stralende zonsondergang in de verte bleef hij zwijgen, in gedachten verzonken.
Op haar kussens in Kamatsu's ontvangstkamer zat Mara zich te verbijten dat ze Hokanu's gezicht niet kon zien en daarom niet kon inschatten hoe hij op haar aanwezigheid reageerde. Het besef dat ze nog allerlei moeilijke dingen te zeggen had maakte haar onbehagen alleen maar groter. Ze merkte opeens dat ze aan de franjes van een kussen zat te plukken - een gewoonte die ze van Kevin had overgenomen - en moest een acute opwelling van verdriet onderdrukken. Zij moest de rest van haar leven nu eenmaal de Vrouwe van de Acoma zijn, en haar geliefde een vrije zoon van Zün.
'Vrouwe,' zei Hokanu zachtjes, 'sedert wij de laatste keer met elkaar spraken zijn de dingen tussen ons veranderd.' Er klonk iets van ontzag in zijn stem en zijn handen knepen in het fraai ingelegde hout van de vensterbank. 'Ik ben de erfgenaam van het huis Shinzawai, dat is waar, maar u ... bent Dienaar van het Keizerrijk. Wat voor leven kunnen wij samen leiden, met een zo grote kloof tussen ons beider status?'
Mara schudde haar weemoedige herinneringen aan een kwajongensachtige barbaarse slaaf resoluut van zich af. 'We zouden leven als man en vrouw, als gelijken, Hokanu. Onze families en de namen van onze huizen zouden voortleven in ons nageslacht. We zouden ons beider voorouderlijke landgoederen laten beheren door rentmeesters.'
Op peinzende toon rondde Hokanu haar redenering af. 'En zelf zouden we gaan wonen in het huis dat ooit van de Minwanabi was?'
Mara meende iets in zijn stem te horen. 'Ben je bang voor ongeluk?'
Hokanu lachte kort. 'U bent alle geluk dat ik, of welke man ook, zich ooit kan wensen, vrouwe.' Als verstrooid voegde hij er zachtjes aan toe: 'Dienaar van het Keizerrijk...' Toen keerde hij snel terug naar het eigenlijke onderwerp. 'Ik heb dat huis van de Minwanabi altijd bewonderd. Met u aan mijn zijde zou ik daar vast en zeker geluk vinden.'
Mara voelde aan dat hij op het punt stond formeel akkoord te gaan met het huwelijksvoorstel - van zijn vader, Kamatsu, had hij al toestemming - en sprak snel om hem voor te zijn. 'Hokanu, voordat je verder praat, is er nog iets wat ik je moet zeggen.'
Bij het horen van de ernst in haar stem draaide hij zich om. Had hij dat maar niet gedaan, dacht Mara even. Het maakte haar taak nog moeilij ker. Hij keek haar aan met zijn mooie, donkere ogen, waarin ze een oprechte bewondering las. Mara voelde een steek door haar hart. Je moet weten dat ik ruim een maand in verwachting ben. Het is het kind van een man, een slaaf, die ik hoog achtte. Hij is voor altijd teruggekeerd naar zijn eigen land, aan de andere kant van de scheuring, en ik zal hem niet weerzien. Maar als ik trouw, dan sta ik erop dat zijn kind als legitiem wordt erkend.'
Hokanu's knappe gezicht toonde geen spoort je van welke uitdrukking dan ook. 'Kevin,' mompelde hij. 'Ik heb van uw barbaarse minnaar gehoord.'
Mara wachtte gespannen, geheel en al voorbereid op een uitbarsting van mannelijke jaloezie. Ze trok aan de franjes van haar kussen alsof ze ze los wilde rukken.
Haar bezorgdheid en zenuwen bleven niet onopgemerkt. Hokanu kwam naar haar toe en trok haar handen teder los van het kussen. Zijn aanraking was licht, en het minieme trillen van zijn vingers duidde op onderdrukte emoties die hij uit beleefdheid niet wilde tonen. 'Vrouwe, u kennende zou ik denken dat u niet zonder reden zulk een zwangerschap entameert. Ik moet derhalve aannemen dat Kevin een eerbare man was.' Haar verrastheid bracht een blije glans in zijn ogen. Opeens glimlachte hij haar toe. 'Ben je vergeten dat ik op Midkemia ben geweest?' vroeg hij. 'Mijn broer Kasumi heeft er persoonlijk voor gezorgd dat ik goed onderwijs kreeg in hun zogenaamd barbaarse concept van wat rechtvaardig en fair is.' Het was duidelijk dat hij dit niet ironisch bedoelde. 'Heus, ik weet tamelijk goed hoe Midkemiërs in elkaar zitten, vrouwe Mara.' Toen werd zijn glimlach wat schever. 'Tenslotte was ik degene die de barbaarse Grootheid Puc onder de aandacht van mijn vader heeft gebracht, omdat ik iets zeldzaams in hem bespeurde.' Toen hij zag dat Mara niet op die naam reageerde legde hij uit: 'Dat is de man die je kent als Milamber van de Assemblee.'
Mara zag de navrante humor hiervan wel in en glimlachte even.
'Op mijn eigen bescheiden manier,' besloot Hokanu, 'heb ik dus ook een rolletje gespeeld in de omwentelingen die we achter de rug hebben.'
De Vrouwe van de Acoma keek Hokanu recht in het gezicht, en wat ze zag was een zeldzame mate van begrip. Een verbintenis van haar huis met dat van de Shinzawai zou dan misschien geen vurige passie doen oplaaien, maar dit was een man die ze kon respecteren en met wie ze haar nieuwe ideeën over de toekomst zou kunnen delen. Samen zouden ze kunnen werken aan een beter keizerrijk. Hij kwam dichter naar haar toe en knielde voor haar neer.
'Zou jij iets kunnen geven om twee jongens die niet van jezelf zijn?' vroeg . ze toen hij op zijn knieën zat.
Hokanu keek haar liefdevol aan. 'Meer nog, ik zou van ze kunnen houden.' Hij glimlachte toen hij haar verbazing zag. 'Mara, ben je het vergeten? Ik ben de pleegzoon van Kamatsu, en hoewel we niet de bloedband van vader en zoon hebben, heeft hij me geleerd hoe belangrijk het is in een hecht, liefhebbend gezin op te groeien. Wie en hoe Ajiki is weten we nu al, en Kevins kind zullen we opvoeden zoals zijn vader dat zou hebben gewild.'
Mara werd opeens overweldigd door emoties en boog haar hoofd half opzij om haar tranen te verbergen, en toen Hokanu zijn armen troostend om haar heen sloeg liet ze zich gaan in een golf van opluchting. Ze had hoogstens durven hopen dat haar kind van Kevin formeel geaccepteerd zou worden, en Hokanu's volledige, warme steun overtrof haar stoutste verwachtingen, en was beslist ook veel meer dan haar eigenwijze, grillige beslissing verdiende. Het was bijna alsof ze Nacoya's zure stem hoorde mopperen dat de man die haar vasthield dan ook heel bijzonder was, en haar beter behandelde dan waar ze recht op had. 'De goden hebben een wijze keuze gemaakt, Hokanu,' fluisterde Mara hem toe, 'want geen man, op deze wereld geboren, zou mijn behoeften beter kunnen begrijpen en respecteren.'
'Ik aanvaard uw huwelijksvoorstel, vrouwe, Dienaar van het Keizerrijk,' mompelde Hokanu in haar oor, bij wijze van laatste, formele bevestiging. En toen kuste hij haar. Hij deed het anders dan Kevin. Mara probeerde het, maar haar lichaam kon er niet meteen warm voor lopen. Het was niet zo dat zijn aanraking onaangenaam was, alleen... anders. Hokanu leek met een bijzonder zintuig aan te voelen dat ze tijd nodig had om aan hem te wennen. Hij trok zijn hoofd terug, hoewel hij haar nog steeds stevig omarmd hield, en er verscheen een humoristische glans in zijn ogen. 'Hoe kun je in hemelsnaam wèten dat het kind in je buik een jongetje is?'
Mara's laatste twijfels vervlogen in een vrolijke schaterlach. 'Snap je dat niet?' zei ze, voor het eerst niet als een Regerende Vrouwe, maar gewoon als vrouw. 'Omdat ik dat wil, natuurlijk.'
'Wel, aanstaande echtgenote van me, met je sterke wil,' zei Hokanu terwijl hij haar hielp opstaan, 'dan zal het ongetwijfeld zo wezen. Laten we mijn pleegvader maar gaan vertellen dat hij binnenkort even vrijaf moet nemen van zijn dienst aan de keizer om een bruiloft bij te wonen.'
Mara gaf het signaal en het hele gezelschap bleef staan. De priester van Turakamu wendde zijn rood gemaskerde gezicht haar kant op, in een formele, onuitgesproken vraag. Hij was in vol ornaat, hetgeen betekende dat hij meer verf dan kleren aan zijn lijf had. Zijn blote huid was rood gevlekt, en hij droeg een krans van babyschedeltjes om zijn nek, en een korte, met veren en botjes versierde cape daaroverheen. Toch was hij in zijn eentje gekomen, zonder acolieten of andere helpers, om de afbraak van de gebedspoort op het landgoed van de Minwanabi te begeleiden.
Mara stapte uit haar draagkoets om met hem te spreken.
'Mijn vrouwe,' zei hij ter formele begroeting, 'uw genereuze geschenken aan onze tempel zijn gunstig ontvangen.'
Mara wees naar een stapel brandende palen en balken, een eindje vanaf de weg. 'Wat is dat?'
'Dat zijn de restanten van Desio's onder een ongelukkig gesternte begonnen gebedspoort, die nooit voltooid is. De tempel heeft hieromtrent gedecreteerd: door zijn totale ondergang heeft de Minwanabi zonder enige ruimte voor twijfel bewezen dat de Rode God onwelwillend stond tegenover de doeleinden van het huis. Derhalve is de gebedspoort noch ingezegend, noch geheiligd, en kan hij zonder vrees voor goddelijke wraakacties worden vernietigd.' De priester wees naar een paar grote, door nidra's getrokken karren die een stukje verderop stonden te wachten op de onderdelen van een tweede gebedspoort, die inmiddels ontmanteld werd. 'En deze poort hier wordt naar de door u beschikbaar gestelde plaats verhuisd, waar de grond opnieuw zal worden ingezegend.' Ondanks het grimmige schedelmasker sprak de priester op ontspannen conversatietoon. 'Het was een ongebruikelijk verzoek, deze verplaatsing van een oude gebedspoort, Mara, maar na enige discussie hebben we vastgesteld dat er geen blasfemie of gebrek aan eerbied in schuilt. Gegeven de associatie met die andere poort, en de daarbij gezworen eed, is het begrijpelijk dat u, als nieuwe eigenaar van dit land, die poort ergens anders wilt hebben staan.' Hij haalde op Tsuranese manier zijn schouders op. 'Nu de Hoge Raad nog slechts een adviesorgaan is, krijgen de tempels misschien weer een wat actievere rol in het bevorderen van het welzijn van het rijk. Uw bijdrage is van belangrijke invloed geweest en de dienaren van de goden zijn dankbaar.'
Hij stuurde een man weg die met een schop naar de westelijke paal van de poort was gekomen en aanstalten maakte om te gaan graven. 'Voorzichtig,' riep hij hem waarschuwend toe. 'De resten van de geofferden mogen niet beschadigd worden. Zorg ervoor dat er een ruime hoeveelheid grond om hun graf heen blijft.'
De opzichter van de slaven gebaarde naar de priester dat hij de instructie had begrepen, waarna de gemaskerde, duidelijk gerustgesteld, zich weer tot Mara wendde. 'Wij, die de Rode God dienen, worden vaak verkeerd begrepen, vrouwe Mara. De dood is een deel van het leven, en allen komen uiteindelijk in de zalen van Turakamu terecht. Wij hebben helemaal geen haast om ieders geest daarheen te sturen. Bedenk dat, indien u in de toekomst ooit onze raad nodig zou hebben.'
Mara gaf hem een respectvol knikje. 'Ik zal het niet vergeten, priester.' Toen richtte ze zich tot Lujan. 'Ik wil een eindje wandelen.'
Ze ging hem over de glooiende helling voor naar de kaden aan de oever van het meer, waar een paar boten in het water lagen. Aan de overkant van het meer lag in de zonneschijn het magnifieke grote huis dat binnenkort de Acoma zou herbergen, en alle gasten en gezanten die de nieuwe residentie zouden bezoeken. 'Lujan,' zei Mara mijmerend terwijl ze de prachtige aanblik van het meer, de rivier, de bergen in de verte en het fraaie, imposante landhuis met haar blik opzoog, 'heb jij ooit gedacht dat we misschien wel zouden verliezen?'
Lujan begon te lachen en Mara voelde een golf van sympathie voor deze man, die met zijn schelmse karakter nog het meest op haar vrolijke barbaar leek. 'Vrouwe, ik zou liegen als ik dat ontkende, en meer dan eens, hoor!' Op ernstiger toon voegde hij eraan toe: 'Maar aan u heb ik nooit een moment getwijfeld.'
Mara nam hem impulsief bij zijn hand. 'Daar wil ik je nederig voor danken, mijn vriend.'
Samen liepen de vrouwe en haar bevelhebber naar de boten die aan de kade lagen te wachten om hen naar de overkant van het lieflijke meer te brengen. Lujan, Saric en Keyoke namen samen met Mara plaats op de banken van de voorste boot en de rest van Mara's gevolg ging onder supervisie van twee slagleiders aan boord van de andere boten. Mara keek om naar Keyoke, die een bundel op zijn schoot hield welke hij zeer omzichtig behandelde, alsof hij bijzonder broos en kostbaar was: de natami van de Acoma, gewikkeld in een rijkelijk met juwelen bestikte mantel van groene zijde. Mara's Adviseur voor Oorlogszaken had met een verzwaard houten kistje langdurig geoefend, tot hij zeker wist dat hij de dubbele belasting van een kruk en een natami aankon. Dat hem de verhuizing van de natarni was toevertrouwd was voor Keyoke de hoogste eer die hem ooit was bewezen, een hogere onderscheiding dan alle lof die hem na zijn veldslagen was toegezwaaid.
De kleine vloot gleed snel over het kalme water. Mara voelde even een vurig verlangen opkomen om Kevin aan haar zijde te hebben, maar haar gedachten werden afgeleid toen ze op de kade voor het grote huis een magiër zag staan wachten. Achter hem stonden priesters van Chochocan opgesteld. Zij hadden het nieuwe landgoed van de Acoma ingezegend en Mara's aanstaande huwelijk met Hokanu van de Shinzawai voorbereid. De eerste gasten zouden al binnen een week arriveren. Mara was opgelucht geweest dat alles zo snel geregeld had kunnen worden. Volgens haar berekening zou Kevins kind bijna acht maanden na de bruiloft geboren worden, een beetje snel- er zouden zeker wenkbrauwen worden gefronst - maar niet zo snel dat het bewijsbaar onmogelijk was dat de officiële echtgenoot de vader was.
De voorste boot bereikte de kade. Nadat Mara door Lujan aan land was geholpen, maakte ze een buiging voor de magiër. 'Grootheid, u bewijst ons eer.'
Het was de dikste van de twee magiërs die Fumita bij zijn optreden in de raadzaal hadden vergezeld. Het lid van de Assemblee stelde zich voor: 'Ik ben Hochopepa, vrouwe.'
Mara voelde een steek van bezorgdheid. 'Is er een probleem, Grootheid?'
De magiër wuifde met een mollige hand. 'Nee. Ik ben alleen hier om u mee te delen dat mijn collega Tasaio hierheen heeft begeleid, en dat hij getuige is geweest van de ceremonie waarin de voormalige Heer van de Minwanabi zich van het leven heeft beroofd om op eerbare manier een einde te maken aan zijn vete met u.'
Mara was inmiddels omringd door haar adviseurs. 'Wilt u mij volgen?' besloot de Grootheid op droeve toon.
Het gezelschap van de Acoma volgde Hochopepa over brede paden naar de zijkant van het huis. Daar stonden meer dan duizend zwijgende mensen opgesteld in rijen, en ervoor stond een grote lijkbaar op een hoge stapel brandhout. Op het vuurrode laken van de baar lagen vier in lijkwaden gehulde lichamen. Mara kreeg tranen in haar ogen toen ze zag dat twee ervan kinderen waren. Bedienden hadden geprobeerd de lijkjes presentabel te maken, maar het was duidelijk dat Tasaio hun jonge keeltjes had doorgesneden. Mara werd misselijk bij de gedachte dat het jongetje haar eigen Ajiki had kunnen zijn, en ze was blij dat Lujan haar stevig bij haar arm pakte om haar te steunen.
'Ik zou ze hebben gespaard,' mompelde ze verdoofd.
De Grootheid keek haar meelevend aan. 'Het geslacht Minwanabi is nu uitgestorven, vrouwe Mara. De Assemblee is daar officieel getuige van. Nu mijn taak is voltooid wil ik me verontschuldigen. Leef een lang en gelukkig leven, grote vrouwe.'
Hochopepa stak zijn hand in een zak en raakte zijn transporttalisman aan. Er klonk een zacht zoemend geluid - en meteen daarna was de dikke magiër in het niets verdwenen.
En Mara stond radeloos voor een heel leger van voormalig personeel van de Minwanabi. De mannen en vrouwen op de eerste zes rijen hadden allemaal de grijze kleren van slaven aangetrokken, en daarachter stonden soldaten, met hun wapens en helmen voor hun voeten op de grond, en hun hoofd, in overgave gebogen.
Een oude man, gekleed als een slaaf, maar in zijn manier van bewegen aristocratisch, stapte naar voren en wierp zich languit voor Mara neer. 'Mijn vrouwe,' zei hij eerbiedig.
'Spreek,' stond Mara hem toe.
'Ik ben Incomo, voormalige Eerste Adviseur van de Heer van de Minwanabi. Ik bied mezelf aan als uw hulp bij wat u ook moge beslissen inzake ons allen die dat ongelukkige huis hebben gediend.'
'Het is niet aan mij om over hun lot te beslissen,' fluisterde Mara, die nog stond te rillen na het zien van die twee kinderlijkjes.
Incomo keek op. Zijn donkere ogen waren volstrekt leeg. 'Vrouwe, mijn voormalige heer heeft al zijn bloedverwanten naar hun voorouderlijk huis gestuurd. Hij heeft bevolen en erop toegezien dat ze allen hun vrouwen kinderen doodden en zich vervolgens in hun eigen zwaard stortten. Hij heeft echter tot een uur geleden gewacht - het moment dat hij vernam dat u voet op Minwanabische bodem had gezet - om zijn eigen gezin te doden. Pas daarna heeft hij zich in zijn eigen zwaard laten vallen.' Trillend van afschuw en angst verrichtte Incomo zijn laatste taak voor zijn overleden meester. 'Heer Tasaio heeft me gevraagd u te zeggen dat hij zijn kinderen liever in de zaal der doden aan zijn zijde zag dan levend in een huis van de Acoma.'
Mara voelde een golf van walging en woede door zich heen gaan. 'Dat moordzuchtige beest! Zijn eigen kinderen!' Haar blinde drift veranderde echter al snel weer in verdriet toen ze terugdacht aan die kinderlichaampjes op de lijkbaar. 'Behandel hen met alle eerbied,' zei ze zachtjes. 'Een grote naam eindigt heden.'
Incomo boog zijn hoofd. 'Ik ben uw slaaf, meesteres, want ik heb gefaald ten opzichte van mijn meester. Maar ik smeek u, heb genade, want ik ben oud en ongeschikt voor arbeid. Sta me de gunst van een eervolle dood toe, alstublieft.'
'Nee!' snauwde Mara, die al haar opgekropte woede in dat ene woordje leek te leggen. Incomo keek verbaasd naar haar op. 'Sta op!' riep ze, maar Incomo reageerde niet, zo verbluft was hij door haar emotionele uitbarsting. Mara kon zijn deemoedige houding echter geen moment langer meer aanzien. Ze nam de voormalige adviseur bij een arm - haar greep was verrassend sterk - en trok de oude man overeind. 'Heeft Tasaio je ooit als slaaf verkocht?'
Incomo kon geen woord uitbrengen, zo verbijsterd was hij.
'Heeft een keizerlijk hof je ooit tot slavernij veroordeeld?'
'Nee, vrouwe, maar...'
'Wie zegt dan dat je een slaaf bent?' Haar walging was bijna tastbaar, en ze trok de oude man mee naar haar eigen adviseurs. Tegen Saric, die de formele kleding van een adviseur droeg, zei ze: Je opleiding onder Nacoya is helaas vroegtijdig afgebroken. Neem deze man als je geachte assistent en schenk aandacht aan zijn lessen. Hij heet Incomo, en alle voormalige vijanden van Tasaio weten dat hij competente adviezen verstrekt.'
De oude man staarde zijn nieuwe meesteres ongelovig aan, maar zij glimlachte hem verrassend vriendelijk toe en wendde zich toen tot Saric, die breed stond te grijnzen. 'Als jij de ambitie hebt om ooit mijn Eerste Adviseur te worden,' zei ze tegen hem, 'kun je maar beter goed luisteren naar wat deze slimme oude man je te vertellen heeft.'
Mara wendde zich af en Tasaio's voormalige adviseur sprak Saric aan: 'Meester, wat heeft dit te betekenen?'
Saric grinnikte. 'Je zult ontdekken dat onze meesteres haar eigen methoden heeft om dingen te doen, Incomo. En je zult ook ontdekken dat je een nieuw leven hebt gekregen.'
'Maar een slaaf bevrijden!'
Nu draaide Mara zich woedend om. 'Je bent nooit een slaaf geweest en in mijn huis zul je het ook nooit worden! Het was traditiedat vrijen slaven werden als hun meesters ten onder gingen, maar geen wet! Dien me, dien me goed, en stop met deze discussie!'
Toen ze verder liep trok Saric zijn wenkbrauwen op in een vertoon van zijn eigen vorm van verwondering. 'Ze is Dienaar van het Keizerrijk. Wie kan er iets van zeggen als ze zin heeft om weer eens een traditie te veranderen?'
Incomo kon niets anders dan sprakeloos knikken. Het idee van werken voor een meesteres met een normaal humeur en, de hemel zij dank, zonder een krankzinnige voorkeur voor wreedheid en bloed, leek een onverdiend godsgeschenk. Hij schudde zijn hoofd, alsof hij bang was dat hij stond te dromen. Hij bracht zijn hand naar zijn gezicht en voelde tot zijn ontzetting dat er tranen over zijn wangen rolden. Geschrokken probeerde hij zijn eerbare, onaangedane houding te herwinnen.
'Als je je hebt voorbereid op de dood,' fluisterde Saric hem toe, 'kan een nieuw leven nogal als een schok komen, wed ik.'
Incomo wist nog steeds geen woord uit te brengen, maar hij knikte instemmend.
Mara richtte haar aandacht inmiddels op de priesters van Chochocan, die hun rituele gebeden voor de lichamen van de dode man, vrouwen twee kinderen afrondden. Terwijl ze hun kaarsen aanstaken om het doodsvuur van de brandstapel onder de baar te ontsteken keek Mara voor de laatste keer naar het scherpe profiel van de man die haar bijna de ondergang in had, gedreven en door wiens verraderlijke intrige de dood van haar vader en broer was veroorzaakt. 'Onze schuld is vereffend,' zei ze tegen zichzelf, en toen verhief ze haar stem voor een formele opdracht: 'Soldaten van de Minwanabi, brengt uw meester saluut!'
De wachtende soldaten raapten onmiddellijk hun helmen en wapens op van de grond en gingen in de houding staan, voor een laatste formele groet aan hun meester, aan wiens wereldse lichaam en onbeschrijflijk kostbare wapenrusting al werd gelikt door de eerste gretige vlammen.
Terwijl rookwalmen naar de hemel kringelden stapte Irrilandi naar voren, en nadat hij toestemming had gekregen begon hij, met een stem die bijna trilde van dankbaarheid, een lange lijst van Tasaio's heldendaden te velde te reciteren. Mara en haar gevolg van de Acoma stonden het met vlekkeloze beleefdheid aan te horen, en uit respect voor haar gevoelens liet de voormalige opperbevelhebber van de Minwanabi de namen van Mara's vader en broer weg uit de passage die over dat fatale gevecht handelde.
Toen Irrilandi klaar was met zijn relaas wendde Mara zich tot de menigte die tegenover haar stond opgesteld. Met stemverheffing, om boven het geknetter van de brandstapel uit te komen, riep ze: 'Degenen onder jullie die adviseur, hadonra, bediende of zaakgelastigde waren, jullie zijn nodig. Dien me vanaf heden als de vrije mannen en vrouwen die jullie zijn.'
Velen van degenen die in het grijs gekleed waren richtten zich aarzelend op en gingen toen een eindje verder bij elkaar staan.
'Jullie die slaven waren, dien mij ook. En dien me in de hoop dat het keizerrijk op een goede dag de wijsheid zal vinden om jullie de vrijheid terug te geven die jullie nooit rechtens ontnomen had mogen worden.'
Ook deze groep kwam onzeker overeind en ging dichter bij elkaar staan.
Toen richtte Mara zich tot de soldaten. 'Dappere strijders, ik ben Mara van de Acoma. De traditie schrijft voor dat jullie vanaf nu een bestaan als meesterloze grijze krijgers moeten leiden, en dat allen die jullie officieren waren moeten sterven.'
De voorste rijen mannen - degenen die officierspluimen hadden gedragen - reageerden passief op haar woorden. Ze hadden niets anders verwacht en zich al helemaal voorbereid op het einde van hun leven.
Mara droeg hun echter niet op zich in hun zwaard te storten. 'Ik vind dat soort praktijken een misdaad en een schande voor mannen die niets anders hebben gedaan dan wat hun plicht tegenover hun rechtmatige heer was. Het was niet jullie keuze dat jullie werden geleid door mannen met een kwaadaardig karakter. Dat het lot jullie allemaal een dood zou voorschrijven, nu meteen zelfs, waaraan geen militaire eer is verbonden, acht ik waanzin. Ik ben dan ook niet van plan met die nonsens door te gaan.' Ze richtte zich zachtjes tot haar bevelhebber, die naast haar stond. 'Heb je hem gevonden, Lujan? Is hij erbij?'
Lujan boog zijn hoofd en fluisterde in haar oor: 'Ik geloof dat hij daar rechts in de voorste rij staat. Het is jaren geleden, dus ik weet het niet helemaal zeker. Maar dat heb ik zo ontdekt.' Hij stapte naar voren en riep met zijn commandostem: 'Jadanyo, wie was ooit de vijfde zoon van de Wedewayo?'
De aangesproken soldaat boog gehoorzaam en kwam toen naar voren. Hij had Lujan sinds zijn jongensjaren niet meer gezien en had altijd gedacht dat deze was omgekomen tijdens de ondergang van het huis Tuscai, maar nu zette hij opeens grote ogen op. 'Lujan, oude vriend!' riep hij uit. 'Ben jij het echt?'
Lujan wendde zich tot Mara en stelde de soldaat aan haar voor. 'Meesteres, deze man is Jadanyo, een volle achterneef van mij. Hij is een eerzame soldaat, waard om in dienst genomen te worden.'
De vrouwe gaf de voormalige soldaat van de Minwanabi een knikje. 'Jadanyo, er is je gevraagd de Acoma te dienen. Ben je bereid?'
De man wist niet wat hem overkwam. 'Wat... wat is dit?' stamelde hij hulpeloos.
Lujan grijnsde hem duivelachtig toe en zijn stem klonk navenant: 'Zeg nou maar ja, idioot, of moet ik je eerst even verslaan met worstelen, zoals toen we nog klein waren?'
Jadanyo aarzelde. Zijn blik drukte nog steeds onbegrip uit, maar opeens begon het hem te dagen. 'Ja!' riep hij toen, als een blije schooljongen. 'Ja, vrouwe, ik ben bereid een nieuwe meesteres te dienen!'
Mara accepteerde het met een formeel knikje, en wenkte toen Keyoke naar voren.
Met zijn galmende stem, die ooit hele legers had gecommandeerd, riep haar oude, eenbenige Adviseur voor Oorlogszaken: 'Irrilandi, vriend uit mijn jeugd, laat jezelf eens zien!'
De opperbevelhebber van de Minwanabi, die vlak voor de eerste rij van zijn manschappen stond, herkende zijn oude makker niet meteen in de man die zich daar in de schitterende ceremoniële kleren van een adviseur aan hem vertoonde. Verwonderd keek hij naar de kruk, en naar het oude, verweerde gezicht, dat nog zo veel vitaliteit en trots uitstraalde. Langzaam liep hij naar voren, bij zijn onteerde manschappen vandaan. Hij had verwacht die dag te zullen sterven, net als alle officieren die onder hem dienden, want dat was wat de traditie voorschreef. De veteraan was veel te oud om nog in wonderen of sprookjes te geloven, dus hij wist niet wat hij hoorde toen Keyoke zei: 'Meesteres, deze man is Irrilandi, die een broer is van de man die is getrouwd met de zus van de vrouw van een neef van mij. Hij is dus een aangetrouwde achterneef van mij, en waard om door de Acoma in dienst genomen te worden.'
Mara keek Tasaio's voormalige bevelhebber aan, en het ijzeren masker van moed waarachter hij zijn kolkende emoties verborg ontroerde haar. 'Irrilandi,' zei ze vriendelijk, 'ik wil geen goede mannen doden die alleen maar trouw hun plicht hebben gedaan. Dat is pure verspilling. Er is je gevraagd de Acoma te dienen. Ben je bereid?'
De oude officier keek de vrouwe eerst een poos recht in het gezicht, sprakeloos. Maar geleidelijk maakten zijn ongeloof, achterdocht en verkramptheid plaats voor begrip en instemming. 'Van ganser harte, hoogst genereuze meesteres,' zei hij. 'Van ganser harte.'
Mara gaf hem meteen haar eerste opdracht, maar zo luid dat alle aanwezigen het duidelijk konden verstaan. 'Ga nu de familiebanden van al je soldaten met die in mijn gevolg na. De meesten zullen wel een of andere verre verwantschap hebben met een soldaat die de Acoma trouw heeft gezworen. Dat is natuurlijk vooral ook een kwestie van de goede volgorde uitkiezen bij het beëdigen van nieuwe soldaten. Ik acht in beginsel iedere aanwezige waardig in mijn dienst te treden, dus iedereen krijgt de kans, maar het moet op de wettige manier gebeuren en onder ede bevestigd worden. Als er manschappen zijn, officieren dan wel gewone soldaten, die menen dat ze het huis Acoma geen trouw kunnen zweren, dan heb je mijn toestemming om hun toe te staan zich in hun zwaard te storten dan wel in vrede te vertrekken, naar hun eigen keuze.'
Enkele soldaten verlieten de gelederen, maar zeker negen van de tien bleven staan.
'Wel, Irrilandi,' zei Mara, 'wil je dan op de natami van de Acoma je eed van trouw zweren, mede namens alle nieuwe soldaten die vandaag worden aangenomen?'
De veteraan maakte een diepe, dankbare buiging voor haar, en toen hij zich weer oprichtte, met een glimlach om zijn mond, barstten de soldaten achter hem uit in een spontaan, ongeordend, maar daarom niet minder oorverdovend gejuich, waarin alleen de woorden 'Acoma' en 'Mara' verstaanbaar waren, en dat minutenlang aanhield.
Zelfs de brandstapel, die nog steeds rookwolken deed opwalmen in de heldere ochtendlucht, leek vergeten. 'Regel dit verder. Ze kunnen straks hun eed komen afleggen bij de Heilige Tuin,' zei Mara tegen Saric en Incomo. 'Ik ga nu de natami naar zijn nieuwe rustplaats brengen.'
Alleen een priester van Chochocan, de Goede God, en Keyoke begeleidden Mara naar de afgeschermde tuin. Buiten, naast de ingang, stond een tuinman met een schop. Hij was het die de tuin op orde hield en hij verwachtte nu dat hij de natami van de Minwanabi voor eeuwig met de bovenkant naar beneden zou moeten begraven - het traditionele, oeroude lot van natami's van huizen die door tegenstanders onder de voet waren gelopen.
Het moment was nu eindelijk gekomen. Keyoke droeg de last van de natami van de Acoma over aan Mara. Haar escorte bleef buiten de tuin wachten. Alleen de priester en de tuinman gingen met haar naar binnen.
Deze Heilige Tuin was veel groter dan die van de Acoma. Hij was tot in de puntjes onderhouden en bood een aangename aanblik van geurige bloemen, sierlijke struiken en schaduwrijke bomen, met hier en daar vijvers en kleine, ruisende watervallen, en enkele fruitbomen. Mara vond het adembenemend mooi. Verrukt wendde ze zich tot de tuinman. 'Hoe heet je?'
Trillend van de zenuwen antwoordde de man: 'Nira, grote meesteres.'
'Je doet je vak eer aan, tuinman,' zei ze zacht. 'Grote eer.'
Het zongebruinde gezicht van de man klaarde helemaal op door dat compliment. Hij boog diep en drukte zijn hoofd tegen de grond die hij zo liefdevol had verzorgd. 'Ik dank de grote vrouwe.'
Mara vroeg hem op te staan. Over beschaduwde paden liep ze naar de plek waar het stuk rotsgesteente met het uitgehakte wapen van de Minwanabi lag. Ze bleef een hele poos staan kijken naar het oude relict, dat zo sprekend op haar eigen natami leek. Afgezien van het verweerde familiewapen had deze steen wel een tweelingbroertje kunnen zijn van de steen die ze bij zich droeg. En dat bracht haar weer eens scherp in herinnering dat alle grote huizen in het keizerrijk een gezamenlijk verleden hadden, hetgeen meteen nieuw voedsel gaf aan haar vastbeslotenheid om ook voor een gezamenlijke toekomstte vechten.
Tenslotte richtte ze zich tot de tuinman. 'Verwijder deze natami,' zei ze, 'maar doe het met eerbied.'
Nira knielde om haar opdracht uit te voeren, maar Mara gebaarde dat hij nog even moest wachten. Ze draaide zich om naar de priester. 'Ik zal de natami van de Minwanabi niet begraven.' Ze had geen symbolische wraak nodig om extra te genieten van de overwinning waar ze een groot deel van haar leven voor had moeten vechten. Ze had veel op het spel gezet, en veel verloren wat haar dierbaar was geweest, en de gedachte aan de uitwissing van een heel geslacht - zelfs in symbolische vorm - maakte haar misselijk. Gemakkelijk, ja, maar al te gemakkelijk had dat verdwenen huis het hare kunnen zijn...
Met diep inzicht in haar eigen sterke en zwakke punten, en de erfenis die ze haar zoontje en latere kinderen zou nalaten, knikte ze naar de symbolische steen van de Minwanabi. 'Ooit droegen heldhaftige mannen die naam. Het zou niet eerlijk zijn als zij werden vergeten omdat hun nakomelingen zich hebben misdragen. De natami van de Acoma zal hier rusten. Ik en mijn kinderen zuilen hier vredig in de schaduwen van onze voorouders kunnen zitten. Maar een andere plaats, op een heuveltop die uitzicht biedt op het landgoed, zal worden gereserveerd voor de steen van de Minwanabi. Ik wil dat de geesten van die grote mannen kunnen zien dat hun voorouderlijk land goed verzorgd en gevoed wordt. Ook zij kunnen dan in vrede rusten.' Tegen de tuinman zei ze: 'Nira, je hebt mijn opdracht en de vrijheid om die plek te kiezen. Zet er een haag omheen, plant er bloemen en struiken, en laat geen andere voeten die grond betreden dan de jouwe, en later die van je benoemde opvolgers. Laat de voorouders die dit huis hebben gesticht, en die het groot en roemrijk hebben gemaakt, ook in de toekomst zonlicht en regen kennen, en de wetenschap dat de herinnering aan de Minwanabi zal voortleven.'
De man maakte een diepe buiging en begon toen de oude steen vakkundig uit te graven. Terwijl de priester van Chochocan een gebed reciteerde, trok de tuinman de steen met zijn eeltige handen uit de grond en legde hem een eindje verderop neer. Daarna gaf Mara haar eigen families teen in handen van de priester van de Goede God. Deze hief de steen naar de hemel en smeekte in vurige gebeden Chochocans eeuwige goedgunstigheid af. Toen gaf hij de natami van de Acoma weer aan Mara, die hem doorgaf aan de tuinman. 'Dit is het hart van mijn huis. Behandel het zoals je een baby van jezelf zou behandelen, en je zult later bekend staan als een man die twee grote huizen voorbeeldig heeft gediend.'
'Meesteres,' zei de man, en hij boog eerbiedig zijn hoofd. Zoals alle bedienden op het landgoed had hij slavernij verwacht, maar hij mocht nu vaststellen dat hem een nieuw leven was geschonken.
Nira begroef de steen half in de grond, waarna de priester de grond en de steen inzegende. Tot besluit van het ritueel rinkelde Chochocans dienaar met een piepklein metalen belletje, waarna hij samen met de tuinman de Heilige Tuin verliet.
Mara bleef alleen achter met de steen die de zielen van haar voorouders met het Wiel van het Leven had verbonden. Zonder acht te slaan op haar dure zijden kleren knielde ze op de grond en streek met haar vingers over de oude, verweerde contouren van het familiewapen: de uitgehakte shatravogel.
'Vader,' zei ze zacht, 'dit is ons nieuwe huis. Ik hoop dat de omgeving u bevalt.' Toen voegde ze woorden toe voor haar dode broer, wiens afwezigheid haar zelfs nu nog pijn deed. 'Lanokota, rust zacht en heb vrede.' Toen dacht ze aan allen die in haar dienst waren gestorven - degenen die dicht bij haar hadden gestaan en van wie ze had gehouden, maar ook degenen die ze nauwelijks had gekend. 'Dappere Papewayo, die je leven hebt gegeven om het mijne te redden, ik hoop dat jij na de volgende draai van het Wiel terugkeert als een zoon van dit huis. En Nacoya, moeder van mijn hart, weet dat de vrouw die jij hebt opgevoed jouw lof zingt.'
Ze dacht aan haar geliefde Kevin, die nu thuis was, bij zijn eigen familie. Ze bad dat hij een gelukkig leven zou vinden zonder haar. Er stroomden tranen over haar gezicht bij haar herinneringen aan vreugde en verdriet, aan triomfen en verliezen. Het Spel van de Raad, zoals zij het had gekend, was voor altijd veranderd, en door haar toedoen. Maar ze kende haar volk en ze wist dat het de nieuwe orde slechts langzaam zou accepteren. De politiek zou niet minder traag veranderen en Mara zou hard moeten werken om de vrede te bewaren. De rijkdom die ze in haar exclusieve handel met Midkemia zou verwerven kon die inspanningen mede financieren, maar het stevig en onweersproken vestigen van Ichindars macht zou nog heel wat krachtig optreden en slim manoeuvreren vereisen - zeker niet minder dan voor een krachtmeting met een vijandig huis.
Mara ging staan. Haar nieuwe verantwoordelijkheid ontnuchterde haar, maar was tevens een inspiratiebron. Mijmerend liep ze naar de uitgang van de Heilige Tuin, waar niet alleen haar adviseurs op haar stonden te wachten, maar ook wel duizend soldaten van de Minwanabi. Ze zaten op hun knieën en Lujan stond voor de troepen. 'Meesteres,' verklaarde hij opgewekt, 'deze overgebleven krijgers zijn tot de laatste man bereid de Acoma te dienen.'
Mara beantwoordde zijn saluut. Zoals ze ooit als meisje, groen als gras, totaal onbekend met het vak van Regerende Vrouwe, een ongeregelde bende ontheemde outlaws nieuwe hoop en een nieuw doel in het leven had gegeven, zo zei ze nu: 'Neem hun dan de eed als eerzame soldaat af, bevelhebber Lujan, en lijf ze in!'
Trots tot in zijn vingertoppen ging Lujan de verzamelde menigte voor in een korte plechtigheid, waarin de soldaten dezelfde belofte aflegden als hijzelf, jaren geleden, toen hij, als grijze krijger, tot de eerste soldaten in het keizerrijk had behoord die de gunst van een tweede kans op een eerzaam leven had gekregen.
Toen de plechtigheid was afgelopen en de soldaten trouw hadden gezworen aan de natami van de Acoma, richtte Mara haar blik op de verre oevers van het meer. Er was daar een beweging die haar aandacht trok, en opeens begon ze te trillen van opwinding. Ze legde een hand op Keyoke's schouder. 'Kijk daar!' hijgde ze.
Haar grijze Adviseur voor Oorlogszaken keek de kant op die ze aanwees. 'Mijn ogen zijn niet meer jong, meesteres. Wat ziet u?'
'Shatravogels!' zei Mara. Haar stem was vol ontzag. 'Bij de gratie van de goddelijke welwillendheid zijn ze ginds komen nestelen in de moerassen bij ons meer!'
Vanaf zijn plaats naast de jonge Saric liet nu Incomo zich horen: 'De goden schijnen ingenomen te zijn met uw genereuze hart, meesteres.'
'Dat kunnen we alleen maar hopen, Incomo.'
Tot haar hele kring van adviseurs zei ze: 'Kom, laten we ons nieuwe huis gaan inrichten. Mijn aanstaande echtgenoot zal spoedig arriveren, in het gezelschap van mijn zoon en erfgenaam.'
Mara ging de oude dienaren en de nieuwe voor naar het prachtige huis dat ze zo lang had bewonderd en dat nu haar eigen thuisbasis werd, en dat onder zijn dak twee grote families zou verenigen die beide vastbesloten waren het keizerrijk een betere toekomst te bezorgen.
Mara van de Acoma liep langs de gelederen van haar nieuwe soldaten, mannen die nog maar enkele dagen geleden haar gezworen vijanden waren geweest en niets zouden hebben nagelaten in hun plicht om haar huis te vernietigen. Maar bijna iedereen die haar nu zag was er heilig van overtuigd dat zij iemand was die nu eenmaal wonderen kon verrichten, want niet alleen had ze drie opeenvolgende heren van het machtigste huis in het hele keizerrijk verslagen, bovendien bleek ze in staat hun bedienden te vergeven en onder haar hoede te nemen alsof ze haar nooit kwaad hadden gedaan. Iemand die zo wijs was, en zo goedgunstig, kon alleen maar veiligheid en voorspoed brengen.
En ze bezat de oudste en eerbiedwaardigste titel die iemand maar toegekend kon krijgen: Dienaar van het Keizerrijk.