3 Veranderingen

 

Het kind draaide zich om.

Ajiki lag languit op de kussens, diep in slaap, doodop na een poosje uitgelaten ravotten. Mara veegde de zwarte haren van zijn voorhoofd en straalde van liefde voor haar zoontje. Hoewel de jongen de gedrongen lichaamsbouw van zijn vader bezat, had hij tevens de snelheid van háár familie geërfd. Nu, in zijn tweede levensjaar, had hij al een uitstekende coördinatie van zijn ledematen, een rappe tong en voortdurend geschaafde knieën. Met zijn glimlachje won hij de harten van zelfs de gehardste krijgers.

'Jij wordt een uitstekende vechter en een geduchte speler van het spel,' mompelde Mara zachtjes. Maar nu was het jongetje even geveld door een tegenstander waar hij niet tegenop kon: een dringende behoefte aan slaap.

Mara dacht aan de toekomst. Wanneer Ajiki volwassen was zouden de Anasati, erfvijanden van haar vader, de vete hervatten die ze ter wille van de jongen hadden opgeschort. De goodwill die Mara had verworven door heer Tecuma van de Anasati zijn eerste kleinzoon te schenken zou dan op zijn, en de schuld die ze in de vorm van Buntokapi's voortijdige dood had gemaakt zou worden geïnd. Ze moest ervoor zorgen dat de Acoma zo niet onkwetsbaar, dan toch ijzersterk was tegen de tijd dat ze de macht overdroeg aan haar onervaren zoon. En de dreiging van de kant van de Minwanabi moest dan volledig geëlimineerd zijn, anders zou de jonge Ajiki het tegen twee machtige families tegelijk moeten opnemen.  

Terwijl het zonlicht over de gordijnen speelde en de slaven waren teruggekeerd om de akasi's te snoeien, mijmerde Mara voort. Er waren zo vaak tuinlieden aan het werk dat Mara gewend was geraakt aan het geluid van hun scharen en er zich niet aan stoorde, maar vandaag werd ze gehinderd door de talrijke scherpe bevelen van de opzichter en het frequente klappen van zijn zweep. Gewoonlijk was die zweep vooral een ceremonieel attribuut, want Tsuranese slaven hoefden slechts zelden geslagen te worden, maar de Midkemiërs leken onverschillig te zijn voor de wensen van de opzichter. Ze hadden totaal geen respect voor hun meerderen en trokken zich kennelijk niets aan van een paar beschamende zweepslagen meer of minder.  

De Tsuranese slaven vonden de Midkemiërs even raadselachtig als Mara ze vond. Grootgebracht in het besef dat alleen ijver en plichtsbesef ervoor konden zorgen dat hun reïncarnaties misschien een beter plekje zouden verwerven op het Wiel van het Leven, werkten ze zo hard ze konden. Geslagen te worden wegens luiheid of anderszins ongehoorzaam zijn aan hun wettige meesters leverde gegarandeerd het ongenoegen van de goden op, want alleen dieren stonden nog lager dan slaven. En wanneer ze door het Wiel van het Leven in die nóg lagere bestaansvorm werden teruggeworpen zou redding nooit meer mogelijk zijn, zelfs niet na een eindeloze reeks hergeboorten en ellendige, dierlijke levens.  

Geërgerd door de geluiden van een hoog oplopende ruzie besefte Mara opeens dat de barbaren kennelijk nog steeds geen manieren hadden geleerd. De enige veranderingen sedert het moment van hun aankoop schenen het aantal zweepstriemen op hun rug en hun sterk verbeterde beheersing van de taal van hun meesters te zijn.  

'De wil van de goden? Dat is larie!' hoorde ze een van de slaven met een zwaar accent roepen. Mara wist niet precies wat 'larie' was. 'Ik noem het liever onnozele stomheid,' vervolgde de barbaar. 'Als u wilt dat deze mannen voor u werken, volg dan mijn suggestie op en wees me er dankbaar voor!'

De opzichter was niet gewend aan slaven die iets tegen hem terugzeiden. Zoiets was in de Tsuranese cultuur ongehoord en hem stond geen andere reactie ter beschikking dan een zweepslag of een vloek, en beide waren een beschamend vertoon van drift.

En dan nog zonder resultaat ook. Mara was nu definitief uit haar mijmeringen gerukt. Ze hoorde een geschuifel en toen een woedende stem: 'Als je me daarmee nog één keer durft te slaan, kleine man, dan mieter ik je met je gezicht naar voren in die hoop zesvoetersstront aan de andere kant van de schutting!'  

'Zet me neer, slaaf,' krijste de opzichter. Het klonk alsof hij echt bang was. Aangezien de situatie kennelijk uit de hand was gelopen, stond Mara op om zich ermee te bemoeien. Wat 'larie' ook precies mocht betekenen, het duidde in elk geval niet op gepast respect voor hogergeplaatsten.

Ze liep naar een venster, schoof het gordijn achter een geopende tuindeur opzij en had opeens een indrukwekkend gespierde schouderpartij voor haar neus. Het was de roodharige Midkemiër die ook op de slavenmarkt voor moeilijkheden had gezorgd. Hij had zijn arm om de opzichter heen geslagen en hem van de grond getild. De man spartelde hulpeloos met zijn voeten, en toen hij bovendien zijn meesteres zag verschijnen begon hij wanhopig met zijn ogen te rollen en Kelesha aan te roepen - de godin van de genade.  

De barbaar staarde de frêle dame aan. Zijn blik was onbewogen, maar de glinstering in zijn blauwe ogen was even hard als die van het staal dat aan de Midkemische kant van de scheuring zo ruimschoots voorhanden was. Mara voelde kwaadheid opkomen wegens de onbeschaamdheid van zijn manier van kijken. Ze wist haar drift echter te bedwingen en zei met vlakke stem: 'Als je prijs stelt op je leven, slaaf, laat hem dan meteen los!'

De roodharige zag de autoriteit in haar donkere ogen. Toch aarzelde hij even voordat hij gehoorzaamde. Toen verscheen er een grijns op zijn gezicht en liet hij de opzichter abrupt los, waardoor deze halsoverkop in een bloembed viel. .

Het was die grijns die Mara's drift alsnog deed ontbranden. 'Je mist elk gevoel voor nederigheid, slaaf, en dat is zeer gevaarlijk!'  

De roodharige hield op met glimlachen, maar zijn blik bleef op zijn meesteres gericht, zij het nu meer uit belangstelling voor haar dunne gewaad dan uit respect voor haar woorden.

Mara was niet zó kwaad dat ze het niet opmerkte, en omdat ze zich onder de openlijk goedkeurende blik van die barbaar opeens halfnaakt wist, voelde ze haar drift aanzwellen. Ze zou hem terstond kunnen laten executeren, ook als afschrikkend voorbeeld voor de anderen, maar Arakasi's opmerking dat hij enige belangstelling had voor de barbaren deed haar aarzelen. Bovendien gedroegen die Midkemiërs zich allemáál beroerd. Misschien kon ze beter proberen uit te zoeken wat daarvan de reden was, liever dan successievelijk haar hele aankoop te laten afslachten. Niettemin moest er een voorbeeld worden gesteld. Ze wendde zich tot een paar toegesnelde wachters. 'Breng deze slaaf buiten mijn gezichtsveld en sla hem,' zei ze. 'Laat hem niet sterven, alleen wénsen dat hij dood was. Maar als hij zich verzet, dood hem dan.'  

Twee soldaten trokken hun zwaard en schoten meteen toe. Aan hun gezicht was duidelijk te zien dat ze geen enkele tegenstand zouden dulden. Het vooruitzicht van een aframmeling leek geen directe invloed te hebben op de zelfverzekerde pose van de buitenwerelder, die zich zonder een zichtbaar spoor van angst liet wegleiden. Het was iets dat Mara's ergernis nog vergrootte, want zulke moed was nu juist het enige Tsurani-achtige en bewonderenswaardige aan die kerel. Toen corrigeerde Mara zichzelf. Kerel? Hoe kwam ze daar nou bij? Het was maar een slaaf!

Jican koos dat moment om zijn opwachting te maken. Op zijn beleefde klopje op de deurpost draaide Mara zich geërgerd om. Wat is er?' snauwde ze. Maar toen ze zag hoe angstig haar arme hadonra keek, voelde ze zich een dwaas. Ze gebaarde de opzichter binnen te komen, en liep terug naar haar kussens, waar Ajiki nog vredig lag te slapen.  

Jican deed vanuit de gang een stap naar binnen. 'Meesteres?' vroeg hij bedeesd.

'Ik sta op het punt te vernemen waarom Elzeki het nodig vindt ruzie te maken met de slaven,' liet Mara haar hadonra weten.

De opzichter, die juist naar binnen stapte, kromp ineen bij het horen van het sarcasme in de stem van zijn meesteres. Elzeki was zelf amper meer dan een slaaf - een ongeschoolde bediende, die een beetje de baas mocht spelen over slaven die klusjes deden in de tuin en elders. En die autoriteit kon hem elk moment weer worden afgepakt. Hij liet zich op de glimmend geboende houten vloer vallen en begon een vurig pleidooi tot zijn verdediging. 'Vrouwe, deze barbaren hebben geen enkel gevoel voor verhoudingen. Ze missen een spil.' Dit was een oud Tsuranees woord dat 'innerlijke kern' of 'ziel' betekende, en iemands plaats in het universum definieerde. 'Ze klagen, ze simuleren dat ze ziek zijn, ze maken ruzie, ze maken grappen...' Bijna tot tranen toe gefrustreerd voegde hij er schor en ademloos nog snel aan toe: 'En die rooie is het ergste. Die doet alsof hij een edelman is!'

Mara zette grote ogen op. 'Een edelman?'

Elzeki richtte zich op en keek de hadonra smekend aan, maar Jican leek geschokt door de ongelukkige woordkeus. Van hem was geen steun te verwachten. Elzeki liet zich weer naar beneden zakken en drukte zijn voorhoofd tegen de vloer. 'Vergeef me, meesteres! Ik wilde niet brutaal zijn!'

Mara wuifde de verontschuldiging weg. 'Nee, dat begrijp ik. Wat wilde je uitdrukken?'

Elzeki keek schuin naar boven en zag dat zijn meesteres niet meer kwaad was, maar blijk gaf van een zekere belangstelling. 'De andere barbaren behandelen hem met ontzag, mijn vrouwe. Misschien was de roodharige een officier die te laf was om te sterven. Misschien heeft hij gelogen. Deze barbaren mengen leugen en waarheid schaamteloos door elkaar, denk ik vaak. Ze hebben rare manieren. Ze maken me in de war.'

Mara fronste haar voorhoofd. Die roodharige reus leek haar niet iemand die laf of bang van aard was.

'Waar hadden jullie ruzie over?' vroegJican.  

De opzichter kromp ineen alsof alleen al de herinnering aan het schandelijke modderfiguur dat hij had geslagen hem weer kwelde. 'Veel dingen, geachte hadonra. De barbaar praat met een zo verschrikkelijk accent dat ik hem niet altijd kan verstaan.'

Vanuit de verte achter de gordijnen klonk een doffe klap, gevolgd door onderdrukt gekreun. Kennelijk werd Mara's opdracht ondertussen door de wachters uitgevoerd. Aangezien hijzelf misschien ook tot zweepslagen veroordeeld zou worden, begon de opzichter nu zichtbaar te zweten.

Mara wees dat de tuindeur gesloten moest worden. Toen een van de bedienden dat deed zag Mara dat de andere slaven met hun scharen in de hand zwijgend stonden af te wachten, maar dat ze hun meesteres met openlijke afschuw en wrok aankeken. Woedend om dat gebrek aan respect beval Mara de opzichter dan tenminste één ding te noemen waarover de roodharige barbaar had durven te klagen.  

Elzeki ging een beetje verliggen. 'Hij vroeg een van de mannen naar binnen te brengen.'

Jican keek vragend naar zijn meesteres. Ze gaf hem met een knikje toestemming ook een vraag te stellen. 'Welke reden gaf hij daarvoor?'

'Een of ander onzinverhaal dat de zon hier heter zou zijn dan op hun eigen wereld en dat die man een zonnesteek had opgelopen.'

'En verder?' vroeg Mara.

Elzeki keek als een jongen die was betrapt op het stelen van een koekje. 'Hij klaagde dat sommige slaven wegens de hitte meer water nodig hadden dan ze van ons kregen.'

'En?' vroeg Mara.

'Hij gaf smoesjes voor hun luiheid. Hij zei dat sommige van de mannen niets wisten van de planten op hun eigen wereld, laat staan die van de onze, en dat het daarom dwaas was' hen te bestraffen omdat ze zo langzaam werkten.'

Jican keek verbaasd. 'Het lijken me allemaal zinnige opmerkingen, mijn vrouwe.'

Mara slaakte een klaaglijke zucht. 'Het schijnt dat ik een beetje overhaast. heb gehandeld,' zei ze op spijtige toon. 'Elzeki, ga een eind maken aan die afranseling. Zeg de wachters dat de roodharige slaaf zich mag wassen en dan hierheen moet worden gebracht.'

Toen de opzichter zich overgedienstig uit de voeten had gemaakt zei Mara tegen haar hadonra: jican, ik heb het gevoel dat ik de verkeerde man heb laten straffen.'

'Elzeki is niet de snuggerste,' gaf Jican toe. In stilte vroeg hij zich af waarom zijn vrouwe zich over zoiets onnozels druk scheen te maken.

'We moeten hem dat baantje afnemen,' vervolgde Mara. 'Slaven zijn te duur om ze door domkoppen te laten mishandelen.' Ze keek haar hadonra aan. 'Vertel jij hem dat maar. En ik neem aan dat jij wel een vervanger weet te vinden.'

'Zoals u wilt, mijn vrouwe.' Jican maakte een diepe buiging en verliet de kamer. Toen hij op de gang was streek Mara haar zoontje over de wang. Daarna liet ze het kind met slaapmatje en al wegdragen. Als ze de rode barbaar persoonlijk te woord moest staan wilde ze nergens door afgeleid worden. Mara glimlachte. De kleine Ajiki was, als hij wakker was, minstens zo'n lastpost als die slaaf.

 

De wachters arriveerden niet veel later. Ze hadden de Midkemier tussen zich in. De lendendoek en de haren van de slaaf waren nat. Mara's opmerking dat de roodharige zich mocht wassen was door de wachters van een simpele vertaling voorzien: ze hadden hem gewoon in de eerste de beste nidradrinktrog gegooid. Noch het pak slaag, noch de onderdompeling had de slaaf enige nederigheid bijgebracht, zo te zien. Wel had zijn geamuseerdheid inmiddels plaatsgemaakt voor een nauwelijks onderdrukte woede. De onverholen opstandigheid ergerde Mara zeer. Lujan overschreed met zijn ruwe grappen dikwijls de grenzen van de goede manieren, maar nooit had een sociaal lager geplaatst iemand haar zó openlijk misprijzend durven aankijken. Mara had opeens spijt dat ze niet een wat ingetogener huis jurk had aangetrokken, maar ze weigerde alsnog een kamermeisje te roepen - alsof zij zich iets aantrok van een starende slaaf! In plaats van verlegenheid te tonen beantwoordde ze zijn uitdagende blik.  

De wachters wisten niet goed wat ze aan moesten met de vent die ze min of meer naar hun vrouwe toe hadden moeten slepen. Ze maakten onbeholpen buigingen en daarna nam de oudste van de twee het woord. 'Wat wenst u, vrouwe?' vroeg hij, slecht op zijn gemak. 'Een barbaar hoort in uw aanwezigheid eigenlijk op zijn knieën te liggen.'  

Mara keek naar de wachters alsof ze ze nu pas voor het eerst zag. Ze zag dat er zich plasjes water hadden gevormd op haar geboende vloer. En dat dat water roze was van het bloed.

'Laat hem maar staan, als hij dat wil.' Ze liet een bediende komen en stuurde hem erop uit om handdoeken te halen. Hij keerde terug met geparfumeerde badhanddoeken uit haar eigen voorraad. Pas toen hij weer in de werkkamer was en zich op de grond had geworpen drong het tot deze slaaf door dat Mara handdoeken voor die armzalige druipende slááf had bedoeld.  

'Nou, waar wacht je op?' snauwde Mara. 'Droog die bruut af voordat hij de hele vloer ruïneert.'  

'Zoals u wenst, meesteres,' mompelde de slaaf vanuit zijn liggende positie, waarna hij snel opstond en de rode barbaar begon droog te deppen - zij het slechts tot aan zijn schouderbladen, want hoger kon hij niet komen. Mara kwam tijdens dit rustige intermezzo tot een besluit. 'Laat ons alleen,' beval ze haar wachters.

Ze lieten de slaaf los, maakten een buiging en verdwenen naar de gang.

De slaaf wreef over zijn polsen, die de wachters in een ijzeren greep hadden gehouden. Toen keek hij naar de deppende slaaf alsof deze hem eigenlijk irriteerde. Na een blik op Mara nam hij een schone handdoek van het stapeltje en begon hij zichzelf af te drogen. Zijn haren staken piekerig alle kanten op toen hij klaar was. De andere slaaf keek sip naar het stapeltje licht bebloede, natte handdoeken op de vloer.

'Breng ze naar de wasserij,' beval Mara. Ze wees de roodharige dat hij een kussen moest uitzoeken en kon gaan zitten. Ze bestudeerde zijn gezicht. De blik die hij haar toewierp was even indringend als de hare. Opeens voelde Mara zich onzeker. Er was iets in deze man wat haar van haar stuk bracht. En dat was een deel van het probleem, besefte ze opeens: ze zag hem nog steeds als een mán. Slaven waren echter vee, en geen mensen. Hoe kwam het dan dat deze haar ... onzeker maakte? Haar ervaring als Heersende Vrouwe stelde haar in staat het masker van de autoriteit op te zetten. Ze voelde zich uitgedaagd om te ontdekken waarom deze barbaar haar zijn positie deed vergeten. Ze dwong haar stem tot kalmte. 'Ik was misschien overhaast.' De huisslaaf was inmiddels met de handdoeken verdwenen. 'Achteraf gezien schijnt het dat ik je ten onrechte heb laten straffen.'  

Verbluft - maar dat tamelijk goed verbergend - zocht de rode een kussen uit, waar hij zich behoedzaam op liet zakken. Het litteken op zijn wang, dat de opzichter van de slavenmarkt hem had bezorgd, deed geen afbreuk aan de aantrekkelijkheid van zijn voorkomen. Integendeel, deze kleine smet op zijn gezicht leek zijn knapheid alleen maar te accentueren. Bovendien was zijn zware baard een noviteit die bij vrije Tsuranese mannen niet voorkwam, want dagelijks scheren was de traditie.

'Slaaf,' vervolgde Mara, 'ik wil meer weten over het land waar je vandaan komt.'

'Ik heb een naam,' zei de roodharige met zijn donkere stem, die diep uit zijn keel kwam, en die nu droop van de vijandigheid. 'Ik heet Kevin en ik kom uit de stad Zün.'  

Mara reageerde geprikkeld. 'Misschien ben je ooit inderdaad als menselijk beschouwd, op je eigen wereld, maar nu ben je een slaaf. Een slaaf heeft geen eer, noch heeft hij in de ogen van de goden een geest. Dat moet je toch geweten hebben, Kevin uit Zün.' Ze sprak de namen met zwaar sarcasme uit. Je hebt je eigen lot gekozen, je hebt zelf gekozen je eer te verzaken. Zo niet, dan zou je gestorven zijn voordat het een vijand kon lukken je gevangen te nemen.' Ze zweeg even, want er was een alternatieve mogelijkheid bij haar opgekomen. 'Of was je misschien geen eigen baas, maar vazal van een ander, machtiger huis, en had de heer van dat huis je geen toestemming gegeven om jezelf het leven te benemen?'  

Kevin trok zijn wenkbrauwen op. Het was duidelijk dat hij in verwarring was. 'Watblief? Ik weet niet precies wat u bedoelt.'

Mara herhaalde haar vraag in woorden die zelfs een kind zou begrijpen. 'Had je huis vazalschap gezworen aan een ander huis?'

Kevin keek pijnlijk getroffen. Toen rechtte hij zijn rug. 'Natuurlijk heeft Zün trouw gezworen aan de hoge koning in Rillanon.'  

De vrouwe knikte alsof hierdoor alles opgehelderd werd. 'Dan heeft deze koning je dus toestemming geweigerd om je in je zwaard te storten, nietwaar?'

Kevin keek verbijsterd en schudde zijn hoofd. 'In mijn zwaard? Waarom? Ik mag dan de derde zoon van een kleine edel... familie zijn, maar ik heb geen toestemming van mijn koning nodig om zoiets idioots te doen.'

Nu knipperde Mara verwonderd met haar ogen. 'Heeft jouw volk dan geen gevoel voor eer? Als de keuze aan jezelf was, waarom heb je je dan gevangen laten nemen en slaaf laten maken?'

Kevin bekeek de tengere vrouw die door een gril van het n'oodlot zijn meesteres was geworden. Hij dwong zich tot een glimlach en zei: 'Geloof me, vrouwe, ik had geen andere keus, anders zou ik nu niet van uw... gastvrijheid genieten. Dan zou ik thuis zijn, bij mijn familie.'  

Mara schudde bijna onzichtbaar van nee. Dit was niet het antwoord dat ze zocht. 'We hebben misschien een probleem wegens jouw barbaarse gebruik van de Tsuranese taal. Laat het me op een andere manier vragen: heb je, nadat je verslagen was, van het lot niet één momentje de gelegenheid gekregen om jezelf van het leven te beroven in plaats van je mee te laten voeren?'  

Kevin wachtte met antwoorden alsof hij over die vraag even moest nadenken. 'Ik denk van wel, maar waarom zou ik moeten overwegen om mezelf te doden?'

'Om je eer!' riep Mara ogenblikkelijk uit.

Kevin lachte bitter. 'Wat heeft een dode aan eer?'

Mara knipperde met haar ogen, als verblind door bliksem. 'Eer is... alles,' zei ze, oprecht verbaasd dat iemand zoiets kon vragen. 'Eer maakt het leven draaglijk. Eer geeft aan alles ... een doel. Wat is er anders om voor te leven?'

Kevin stak hulpeloos zijn armen omhoog. 'Wel, om van het leven te genieten. Om in het gezelschap van je vrienden te zijn, om mannen die je bewondert te dienen. En in dit geval natuurlijk om te ontsnappen en naar huis terug te keren, wat anders?'  

'Ontsnappen?' Mara was diep geschokt en ze had even tijd nodig om zich van haar zichtbare ontsteltenis te herstellen. Deze mensen waren nu eenmaal geen Tsurani, moest ze zichzelf in herinnering brengen. De gedragscodes die een slaaf op haar wereld tot dienstverlening verplichtten golden niet voor het volk aan de andere kant van de scheuring. De Vrouwe van de Acoma vroeg zich af of anderen uit haar cultuur misschien ook al hadden ontdekt hoezeer de Midkemiërs van henzelf verschilden. Ze dacht daarbij in de eerste plaats aan Hokanu van de Shinzawai. Ze nam zich voor hem bij zijn aanstaande bezoek uit te horen over de belangstelling die hijzelf en zijn vader kennelijk hadden voor de barbaren. Tevens schoot het door haar heen dat deze Kevin van Zün misschien over merkwaardige kennis beschikte waar zij in haar strijd tegen haar vijanden een nuttig gebruik van zou kunnen maken.  

'Je moet me meer vertellen over de landen achter de scheuring,' eiste ze opeens.

Kevin zuchtte. Het was duidelijk dat hij niet alleen werd gekweld door schaafwonden en blauwe plekken. 'U bent een vrouw vol tegenstrijdigheden,' zei hij, maar wel met enige behoedzaamheid. 'Eerst laat u me afranselen en in een drinktrog gooien, dan laat u me afdrogen met wat uw zachtste handdoeken moeten zijn, en nu wilt u dat ik hele verhalen hou, zonder dat u me een drankje hebt gegeven om eerst mijn keel te smeren.'

'Je hebt absoluut niet het recht jouw comfort, of het ontbreken daarvan, ter discussie te stellen,' zei Mara op ijzige toon. 'Alleen al het kussen waar je nu op zit te bloeden is aanzienlijk duurder dan jouw marktwaarde, dus wees maar voorzichtig met je woorden, zou ik zeggen.'  

Kevin trok misprijzend zijn wenkbrauwen op. Hij wilde iets zeggen, maar op dat moment krabde iemand aan de buitenkant tegen de kamerwand. Aangezien geen Tsurani het zou wagen anders dan door een beleefd klopje de aandacht van zijn meesteres te trekken, reageerde Mara niet meteen, maar de maker van het geluid scheen zich ook daar niets van aan te trekken, want het houten paneel werd opzijgeschoven en de kaalhoofdige barbaar die op de slavenmarkt de leider van de klerenzwendel was geweest stak zijn gezicht om de hoek. 'Alles goed, Kevin, ouwe reus?' vroeg hij, zonder zich iets aan te trekken van Mara en van het verbod om ongevraagd het woord te nemen.

De roodharige grijnsde geruststellend. Mara's mond viel open, maar de kale man glimlachte haar vriendelijk toe en trok toen zonder verdere poespas zijn hoofd weer terug. Mara was een hele poos sprakeloos. Ze had in haar hele leven nog nooit meegemaakt of zelfs horen vertéllen dat een slaaf de brutaliteit had bezeten zich ongevraagd in de kamer van zijn meesteres te vertonen, daar een persoonlijk gesprekje te hebben met een andere slaaf en zich vervolgens weer te verwijderen, zonder daarvoor permissie te hebben gevraagd, en zelfs zonder zijn rechtmatige meesteres behoorlijk te hebben gegroet! Mara wist haar eerste impuls - meteen de wachters roepen! - te bedwingen, want het leek steeds noodzakelijker te worden deze barbaren eens wat beter te leren kennen.  

'Zeg me eens hoe bedienden hun meesteres behandelen in de landen waar jij vandaan komt,' vroeg ze koeltjes, alsof ze het vreemde intermezzo geen woord waardig keurde.

De barbaar glimlachte nogal provocerend. Hij keek brutaal naar Mara's lichaam, dat slechts symbolisch bedekt werd door een bijna transparante zijden kamerjas. 'Om te beginnen,' verklaarde hij opgewekt, 'zou een dame die zich in zulke kleding aan haar bedienden vertoonde erom vrágen...' Hij zocht naar een woord, en zei toen: 'In mijn taal is het geen nette term, en ik weet niet hoe uw volk over dat soort dingen denkt, maar in aanmerking nemende wat u me allemaal laat zien kan het u kennelijk niets schelen.'  

'Waar heb je het over?' snauwde Mara, nu aan het einde van haar geduld.

'Tja...' Hij raakte zijn vuile lendendoek aan en wees toen met een wijsvinger naar boven, en vervolgens vaagjes in de richting van haar schoot. 'Wat mannen en vrouwen doen om kindjes te maken.'

Mara sperde haar ogen open. Zij mocht dan moeite hebben om deze barbaar als een slaaf te zien, kennelijk kostte het hem geen moeite om haar als een vrouw te zien. Zachtjes, op een toon die door iedereen als gevaarlijk zou zijn herkend, zei ze: 'Zelfs de suggestie van zoiets, hoe indirect ook, kan een langzame en pijnlijke dood betekenen, slaaf! De beschamendste vorm van executie is ophanging, maar als we willen dat de veroordeelde lijdt, dan hangen we hem op aan zijn voeten. Sommige mannen hebben het op die manier twee dagen uitgehouden. Met een brandend houtvuur vlak onder je hoofd lijkt het me een hoogst onaangename manier van doodgaan.'

Kevin was zich bewust van Mara's woede en zei haastig: 'Maar Zün heeft natuurlijk een veel kouder klimaat dan wat u hier gewend bent.' Hij sprak aarzelend verder, alsof hij moest zoeken naar woorden in de vreemde taal. 'Wij kennen winters, en sneeuw, en ijskoude regens in andere seizoenen. De dames in mijn land moeten dikke rokken en dierenvellen dragen om het warm te hebben. En daardoor zijn schaars bedekte vrouwenlichamen natuurlijk iets... iets wat we niet vaak zien.'  

Mara luisterde met glinsterende ogen naar wat de slaaf zei. 'Sneeuw?' vroeg ze, het barbaarse woord proevend op haar tong. 'Koude regen?' Toen drong het tot haar door wat hij had bedoeld. 'Dierenvellen? Je bedoelt bont? Leer, waar het haar niet afgeschraapt is?' Haar kwaadheid was duidelijk verminderd.

'Zoiets, ja,' zei Kevin.

'Wat merkwaardig,' mijmerde Mara, als een kind dat iets wonderlijks had gehoord. 'Zulke kleren moeten heel lastig en zwaar zijn in het dragen, om nog te zwijgen over de moeite die het slaven zal kosten om ze te wassen.'

Kevin begon te lachten. 'Bont wordt niet gewassen, tenzij je het wilt nüneren. Je klopt er het vuil uit en laat de huiden in de zon drogen en luchten.' Aangezien haar gezicht weer betrokken was, nu omdat haar onwetendheid hem amuseerde, voegde hij er snel aan toe: 'We hebben geen slaven in Zün.' Het uitspreken van die woorden leek hem op slag bedrukt en zwijgzaam te maken. Zijn schouders brandden nog van de klappen die hij had opgelopen en zelfs het zitten deed hem pijn, ondanks het zachte kussen. 'De Keshiërs houden slaven,' vervolgde hij toen, 'maar binnen het koninkrijk is het wettelijk streng verboden.'  

Dat verklaarde een groot deel van de onhandelbaarheid van de Midkemiërs, concludeerde Mara. 'Wie doet bij jullie dan het simpele werk?'  

'Vrije vrouwen en mannen, vrouwe. We kennen ook bedienden, horigen en boeren die trouw schuldig zijn aan hun heer. En verder stadsburgers, gildeleden en kooplieden.'

Niet tevreden met een zo beknopte uiteenzetting drong Mara aan op details. Ze luisterde vervolgens roerloos naar zijn gedetailleerde beschrijving van de structuur en het bestuur van het koninkrijk waar hij vandaan kwam, en de schaduwen werden allang toen haar belangstelling eindelijk begon te tanen. Tegen die tijd klonk Kevins stem vermoeid en hees. Mara had zelf ook dorst gekregen en liet koele vruchtendrank halen. Toen ze bediend was gebaarde ze dat Kevin ook mocht drinken. Daarna ondervroeg ze hem over de metaalbewerking, een kunst waar haar eigen volk weinig verstand van had, omdat metaal op Kelewan zo zeldzaam was. Dat op Midkemia gewone boeren spullen van ijzer, messing en koper hadden was voor haar zowat onvoorstelbaar, en Kevins verzekering dat ze soms zelfs goud en zilver bezaten was simpelweg niet te geloven. Haar verbazing over dat soort buitenissigheden deed haar de verschillen tussen hen beiden vergeten. Kevin reageerde daarop door vaker te glimlachen. Zijn ontspannen manier van doen wekte bij haar een honger die ze zichzelf nooit eerder had toegestaan te exploreren. Mara merkte opeens dat haar blik de curven van zijn lichaam aftastte en de bewegingen van zijn sterke, mooie handen volgden wanneer hij deze gebruikte om zijn gebrekkige woordenschat aan te vullen. Hij praatte over smeden die stukken ijzer heet maakten en met hun hamers de harde, halvemaanvormige hoefversterkers op maat hamerden die hun krijgers onder de hoeven van hun rossen lieten slaan. Als vanzelf kwam het gesprek vervolgens op gevechtstactieken, en ze ontdekten van elkaar dat Midkemiërs een cho-ja even beangstigend vonden als Tsurani een krijger te paard.  

'Je kunt me veel leren,' stelde Mara tenslotte vast, met een blosje van genoegen op haar knappe gezicht. Op dat moment klopte Nacoya aan om haar vrouwe te herinneren aan de namiddagvergadering met haar raadslieden.

Mara richtte zich op en constateerde tot haar verrassing dat de hele middag was voorbijgevlogen. Ze keek naar de lange schaduwen, de schotel met schillen en pitten, en de lege glazen en karaffen tussen haar en de slaaf. Jammer dat er geen tijd meer was om verder te praten. Ze wenkte haar bediende. 'Zorg voor deze barbaar. Laat hem een bad nemen en geef hem zalf voor zijn wonden. Laat hem kleren uitkiezen en breng hem dan terug naar mijn kamers, want ik wil straks verder met hem praten.'

De slaaf boog en gebaarde Kevin dat deze hem moest volgen. De barbaar kwam stram overeind op zijn lange benen. Hij trok een pijnlijk gezicht, maar toen hij zag dat de vrouwe hem stond aan te kijken antwoordde hij met een wrange glimlach en wierp hij haar zonder enige gêne een kushandje toe. Nacoya zag dat afscheidsgebaartje met samengeknepen ogen en een frons op haar leerachtige voorhoofd aan. Haar meesteres reageerde eerder verbaasd dan verontwaardigd op de brutale familiariteit. Mara moest zelfs glimlachen - al probeerde ze dat met een hand voor haar mond te verbergen. Nacoya's ongenoegen maakte plaats voor achterdocht. Wees voorzichtig, mijn vrouwe. Een wijze heerseres onthult haar hart niet voor een slaaf.'  

'Die man?' Mara verstijfde en kreeg een blos op haar wangen. 'Dat is een barbaar. Ik ben gefascineerd door de vreemdheid van zijn volk, verder niets.' Toen zuchtte ze. 'Zo'n kushandje gaf Lano me vaak toen we klein waren,' legde ze uit, verwijzend naar haar dode broer, op wie ze als kind altijd dol was geweest. Weet je nog?'

Nacoya had Mara van kinds af aan grootgebracht, en niet de herinnering aan die kushandjes baarde de voormalige kindermeid zorgen, maar wel wat ze verder nog zag.

Mara schikte haar kleding zorgvuldig om haar dijen. 'Nacoya, je weet dat ik niet uit ben op een man.' Ze hield op met het gladstrijken van haar zijden kamerjurk en kneep haar handen tot vuisten. 'Ik weet dat sommige dames mooie draagkoetsdragers bij de hand houden om hun... meer persoonlijke behoeften te bevredigen, maar ik heb... geen belangstelling voor zulke afleiding.' Zelfs in haar eigen oren vond Mara het niet erg overtuigend klinken. Geërgerd door het besef dat ze veel te lang praatte over iets dat eigenlijk geen ontkenning waard was besloot Mara het gesprekje met een commanderend gebaartje. 'Roep bedienden en laat die rommel hier opruimen. Laat dan mijn adviseurs komen. Arakasi zal verslag uitbrengen over heer Desio van de Minwanabi.'  

Nacoya maakte een buiging, maar toen de bedienden bezig waren de kamer op te ruimen hield de Eerste Adviseur haar meesteres nauwlettend in het oog. Ze zag dat Mara een weemoedig glimlachje om haar lippen had - een lachje dat kwam en ging. Inttiitief wist Nacoya dat Mara niet aan de komende vergadering zat te denken, maar aan die gebruinde, roodharige barbaar met wie ze de hele middag had zitten praten. De flonkering in Mara's ogen en de half opgewonden, half ongeruste manier waarop ze haar handen tot vuisten kneep verrieden de gevoelens van de vrouwe. Angst voor pijn en vernedering - herinneringen aan haar botte en brute echtgenoot - streed om voorrang met een opgeflakkerde, nieuwe begeerte. Nacoya mocht dan oud zijn, zulke passies herinnerde ze zich nog goed. Een jaar of twintig geleden zou ze zelf serieus hebben overwogen deze slaaf naar haar slaapkamer te laten brengen. De voormalige kindermeid zuchtte in stilte. Ze was zich bewust van Kevins aantrekkelijkheid, maar zag problemen aankomen. Mara had bewezen dat ze een slimme speelster in het Spel van de Raad was, maar van de relaties tussen een man en een vrouw moest ze de meest elementaire dingen nog leren. Hoewel ze in andere opzichten al belegerd werd, had ze geen flauw idee dat ook vanaf die kant een aanval denkbaar was.

Het ex-kindermeisje moest tranen van bezorgdheid terugdringen en probeerde zich op de komende vergadering te concentreren. Als Mara het dan al nodig vond haar wereld ondersteboven te gooien door toe te geven aan een onvoorziene passie, dan had ze daarvoor wel een erg beroerd moment gekozen.