6 Afleidingen

 

Het natte seizoen liep ten einde.

De lengende dagen brachten weer stoffige droogte, en brandend zonlicht bleekte de grassen op de vlakten rond het landgoed van de Minwanabi. Binnen een paar weken zouden de heuvels hun weelderige groene tinten verliezen, om dan halverwege de zomer glooiingen van vlekkerig goud en bruin te zijn. In dit hete weer gaf heer Desio de voorkeur aan de schaduwrijke koelte in zijn huis, maar bewondering voor zijn neef verleidde hem vaak tot een tochtje naar buiten.

Tasaio mocht dan tegenwoordig de familie dienen als Desio's adviseur, er ging geen dag voorbij waarin hij zijn vechtkunst niet op peil hield. Vanmorgen, toen de ochtendnevel nog boven het meer hing, had hij zich met zijn boog en een paar bundels pijlen op een helling geposteerd, met een aantal stropoppen op uiteenlopende afstanden om hem heen. Een half uur later staken uit al die doelwitten de nodige pijlen - allemaal met de driekleurige schachten die het persoonlijke merkteken van Tasaio waren: zwart en oranje, de kleuren van de Minwanabi, en rood, de kleur van de god Turakamu.  

Desio voegde zich bij hem toen zijn hulpje bezig was pijlen te rapen voor een volgend rondje schieten. Tasaio was zich al een poosje bewust geweest van de nadering van zijn heer, en hij draaide zich precies op het juiste moment om. 'Goedemorgen, mijn heer en neef.'  

Desio bleef staan. Hij hijgde van zijn klim naar boven. Hij boog zijn hoofd, veegde zweet van zijn roze voorhoofd en keek toen weer naar zijn langere neef, die een licht leren harnas droeg, dat versterkt was met kostbare ijzeren plaatjes - oorlogsbuit van de barbarenwereld. Tasaio droeg geen helm en de briesjes speelden met zijn kastanjebruine haren. De boog in zijn hand was een vrijwel recht, glimmend zwart gelakt exemplaar, waarvan de beide punten omwikkeld waren met oranje zijde. Tasaio bood het wapen beleefd aan. 'Wil jij misschien een rondje?'

Desio was nog steeds buiten adem, dus in plaats van iets te zeggen gebruikte hij zijn hand om het aanbod af te wimpelen. Tasaio knikte en draaide zich toen om naar zijn bediende, die terugkeerde met twee kokers bijeengeraapte pijlen in zijn handen. Hij liet zich op zijn knieën zakken en bleef met gebogen hoofd zitten terwijl zijn meester de pijlen een voor een bij de schacht pakte en ze met de punt in de zanderige bodem stak. 'Wat brengt je op deze mooie ochtend hierheen, neef?'

Desio keek naar de rechte rijen klaargezette pijlen. Hij wist dat boogschutters in het leger het zo deden, als ze zich voorbereidden op een veldslag. 'Ik kon niet slapen.'  

'Nee?' De eerste koker was nu leeg en Tasaio begon aan de tweede. Er landde een jadevlieg op de neus van zijn slaaf, maar deze verroerde geen vin en knipperde zelfs niet met zijn ogen toen de vlieg over zijn wang naar boven dribbelde en aan zijn oogvocht begon te nippen. Om deze voorbeeldige zelfbeheersing te belonen gaf Tasaio de man tenslotte toestemming om de vlieg weg te jagen, hetgeen deze dankbaar deed - want hij had via de zweep geleerd wat hij wel en niet op eigen initiatief mocht doen en laten.

Tasaio trok een verfomfaaide staartveer netjes recht en wachtte tot zijn neef verder zou praten.

'Ik kon niet slapen omdat er maanden voorbij zijn gegaan en we nog steeds de spionnen van de Acoma niet hebben ontdekt.'

Tasaio legde een pijl op de boogpees, spande aan en liet los, alles in één vloeiende beweging. De pijl zoefde door de heldere ochtendlucht en landde met een doffe plof in het opgeschilderde hart van een stropop in de verte. 'We weten dat het er drie zijn,' zei de krijger op effen toon. 'Het terrein is afgebakend. We hebben informatielekken vanuit drie plaatsen vastgesteld: een van de kazernes, je graanagentschap en je keuken, of althans je huispersoneel.'  

'Maar wanneer komen we de namen van deze verraders te weten?'

Tasaio spande zijn boog en leek de vraag niet gehoord te hebben, maar meteen nadat hij had geschoten antwoordde hij: 'Misschien later in de ochtend, als we horen hoe het ons overvalgroepje is vergaan. De overlevenden zouden inmiddels moeten zijn teruggekeerd.' Hij legde een nieuwe pijl op de pees en vervolgde: 'Maar het ontdekken van de spionnen is slechts een eerste stap ter voorbereiding van ons veel grotere plan.'

'En wanneer treedt dat meesterplan dan eindelijk in werking?' riep Desio gefrustreerd uit. 'Ik wil de Acoma geruïneerd zien!'

Twee volgende pijlen troffen doel. 'Geduld, neef.' Voor zijn volgende proeve van bekwaamheid mikte Asaio op de nek van de verste pop, waar hij vervolgens een pijl dwars doorheen schoot. Je wilt dat de Acoma reddeloos vernietigd wordt, en een verstandig man maakt zorgvuldige plannen. De beste valstrikken worden op subtiele wijze gespannen en de beste vallen zijn onvermoed tot ze dichtklappen.'

Desio zuchtte diep. Zijn lijfslaaf haastte zich een kussen onder hem te leggen toen hij aanstalten maakte om zijn zware lichaam op het gras te laten zakken. 'Ik zou willen dat ik jouw geduld had, Tasaio.' Onder zijn humeurigheid klonk afgunst door.  

'Maar ik ben helemaal niet zo geduldig, neef.' Nog steeds werd in snelle opeenvolging de ene pijl na de andere afgeschoten en het ene doel na het andere geraakt tot ze eruit zagen als de speldenkussens van een reusachtige naaister. 'Ik haat uitstel evenzeer als u, mijn heer, en misschien zelfs nog meer. Ik heb de pest aan wachten.' Hij keek naar zijn doelwitten in de verte alsof hij zijn prestatie evalueerde. 'Maar ik heb nog meer de pest aan die neiging tot ongeduld in me. Een krijger moet streven naar perfectie, al weet hij heel goed dat ware perfectie altijd onhaalbaar zal blijven.'

Desio trok zijn kleren wat losser om zijn plakkende huid wat lucht te geven. 'Ik heb geen geduld, moet ik toegeven, en evenmin ben ik begiftigd met genoeg talent voor de krijgskunst, zoals jij.'

Tasaio gebaarde zijn hulpje dat hij pijlen moest gaan rapen, al stak er nog een halve rij in de grond. Daarna legde hij de boog over zijn schouder en keek hij zijn corpulente neef aan. 'Dat zou je kunnen leren, Desio.' Er klonk geen spot of ironie in zijn toon.

De Heer van de Minwanabi beantwoordde de glimlach. Je hebt je plannen om Mara te vernietigen uitgewerkt?'  

Tasaio bleef even stil, maar toen wierp hij zijn hoofd in zijn nek en slaakte hij een Minwanabi-strijdkreet. En toen hij klaar was met dat woeste gebrul keek hij zijn neef aan, met een glinstering van opwinding in zijn ogen. Ja, heer, ik heb een plan. Maar eerst moeten we met Incomo praten en informeren of zijn koeriers zijn teruggekeerd met berichten over de hinderlaag.'  

'Ik laat hem roepen,' zei Desio terwijl hij kreunend overeind kwam. 'Kom over een uur bij ons in mijn kamer.'

Tasaio bedankte zijn heer omdat deze zo grif had ingestemd met zijn verzoek om te vergaderen. Toen kneep hij zijn ogen tot spleetjes, rukte zijn boog van zijn schouder, trok een pijl uit de grond, legde aan en schoot, en zijn hulpje tussen de stropoppen kon nog juist bukken voor de pijl die rakelings langs hem heen zoefde. Meteen zocht de man bescherming achter de stropop die het dichtste bij hem was, en terwijl Tasaio deze pop met het ene welgemikte schot na het andere doorboorde, en het stro alle kanten op vloog, bleef de slaaf daar roerloos staan tot hij vanuit de verte zag dat zijn meester geen pijlen meer had.

'Je speelt met je mensen zoals een sorkat speelt met de prooi die hij gaat doden,' merkte Desio op. Hij was even gebleven om de vertoning aan te zien.

Tasaio trok koeltjes een wenkbrauw op. 'Ik leer hun dat ze hun leven hooglijk moeten waarderen,' corrigeerde hij. 'Op het slagveld moeten ze zichzelf verdedigen tegen onze vijanden. Als een bediende zich niet in leven kan houden, en niet kan zijn op de plek waar ik hem nodig heb en wanneer ik hem nodig heb, dan is hij toch nutteloos?'

Desio moest het grinnikend en vol bewondering toegeven.

'Ik ben hier wel klaar, vind ik,' zei Tasaio. 'Waarom zouden we een uur wachten, mijn heer? Ik loop nu wel met u mee.'

Desio klopte zijn neef op zijn schouder en samen begonnen ze de helling af te lopen.

 

De Eerste Adviseur van de Minwanabi zocht hen op in de privé-werkkamer. Zijn grijze haren waren nog nat van het bad en zijn rug was zo recht als de kling van een zwaard. Hij was een ochtendmens en ging samen met de hadonra vaak al in de vroegste uurtjes op inspectie. De middagen besteedde hij aan administratief werk, maar zijn vele jaren van opstaan en op pad gaan bij zonsopgang hadden de oude krijger het verweerde uiterlijk van een buitenmens gegeven. En ook keek hij nog als een krijger.  

Heer Desio zweette, al had hij al drie glazen van een zeldzaam, met ijs gekoeld drankje achter de kiezen. Koeriers renden zich voortdurend de longen uit het lijf om hun meester van exotische, peperdure dranken en hapjes te voorzien, maar naarmate de zomer vorderde en de sneeuwgrens hoger in de bergen kwam te liggen kon er steeds moeilijker aan de voorkeur van de heer voor koude schotels worden voldaan. In die situatie begon hij dan steeds meer te drinken om de hitte te bestrijden, en daarmee ging hij -anders dan zijn vader - ook 's avonds na zonsondergang door.  

Met een ingehouden zucht van frustratie keek Incomo naar Tasaio. Die droeg nog steeds zijn wapenrusting en zijn schuttershandschoen, maar toonde geen spoort je van zijn sportieve inspanningen. Zijn enige concessie ter wille van zijn persoonlijke comfort was het feit dat hij de veters van zijn hals sluiting iets losser had gestrikt. Voor de rest was Tasaio iemand die elk moment van de dag, zelfs vlak nadat hij uit zijn bed was gestapt, klaar was om onmiddellijk aan een oorlog te beginnen.  

'Tasaio heeft eindelijk een plan uitgewerkt om de Acoma te verslaan,' zei Desio ter begroeting terwijl zijn Eerste Adviseur zijn plaats innam op de kussens aan de voet van het ceremoniële podiumpje.

'Dat is goed, mijn heer,' antwoordde Incomo. 'We hebben juist bericht ontvangen over onze hinderlaag voor de thyzakaravaan van de Acoma.' 'Hoe is dat gegaan?' Desio boog zich gretig naar voren.

'Slecht, mijn heer.' Incomo bleef er volmaakt effen bij kijken. 'We werden verslagen, conform onze verwachting, maar de prijs die we betaalden was veel hoger dan we hadden voorzien.'

'Hoe hoog dan wel?' Tasaio's stem klonk bijna onverschillig.

Incomo richtte de blik van zijn donkere ogen op de neef. 'Elke man die we hadden gestuurd is gedood. Vijftig overvallers in totaal.'

Desio ging rechtop zitten. Er verscheen walging op zijn gezicht. 'Vijftig! Die verdomde vrouw! Moet alles wat ze doet haar dan triomfen brengen?'

Tasaio tikte met een vinger op zijn kin. 'Dat lijkt misschien nu zo, neef. Maar een overwinning wordt bevochten in de laatste veldslag. Uiteindelijk zuilen we zien waar Mara kwetsbaar is.' Hij knikte Incomo toe en vroeg hem: 'Hoe heeft onze vijand een zo overweldigend succes kunnen behalen?'

'Heel eenvoudig,' antwoordde de Eerste Adviseur. 'Die karavaan had drie keer meer bewakers bij zich dan iemand had kunnen verwachten.'

Tasaio dacht hierover na. Zijn vingers lagen roerloos op zijn knieën. 'We verwachtten dat ze wisten dat we zouden komen. Dat ze zo hevig reageerden leert ons twee dingen: ten eerste dat ze tot elke prijs wilden voorkomen dat we die wagens in handen kregen, en ten tweede...' Opeens sperde hij zijn ogen open alsof er een heel andere gedachte bij hem opkwam. 'Die verdomde cho-ja's moeten in hun korf krijgers broeden als jadevliegen!'  

Desio keek verward. 'Wat heeft dat met het opsporen van Acoma-spionnen te maken?'  

Tasaio streek zorgvuldig zijn kleren glad. Met onverstoorbaar geduld gaf hij een toelichting. 'Onze aanval was bedoeld om informatielekken op te sporen. Mara's al te competente spionnenmeester heeft zojuist de schuld van een, maar misschien ook alle drie de verdachten binnen onze huishouding bevestigd. Het draait altijd om de juiste timing, mijn heer Desio. Hadden we onze aandacht gericht op gewichtiger handelswaar dan simpel graan, dan zouden we beslist de aandacht hebben gevestigd op onze achterliggende bedoelingen.' Tasaio zat nu op zijn praatstoel. 'Er kan ook iets heel anders meespelen. Een garnizoen dat zo onderbezet is als dat van Mara behoort niet zo massaal te reageren op een relatief zo onbelangrijke dreiging. De overreactie is daarom veelbetekenend.' Hij zweeg even en fronste zijn voorhoofd. 'Neem eens aan dat onze actie op een of andere wijze een plan heeft verstoord waar de Acoma mee bezig was. Neem eens aan dat we puur toevallig op hun volgende actie tegen onze belangen zijn gestoten. Ze wilden wanhopig graag voorkomen dat we die wagens te pakken kregen. Ze waren bereid daarvoor een veel hogere prijs te betalen dan dat beetje graan of het eerverlies wegens het verspelen van een karavaantje waard was.'  

'Dat is inderdaad een punt dat nadere overweging verdient,' kwam Incomo nu tussenbeide. 'Onze agent in Sulan-Qu bericht dat de Acoma na onze overval de bewaking van al haar handelskaravanen heeft verdubbeld. Volgens de geruchten liggen er onder elke graanzak geheime goederen verborgen. Uit die overmaat van geheimzinnigheid zouden we kunnen afleiden dat er minstens één echte schat bestaat, een schat waarvan onze vijanden hebben besloten dat hij koste wat het kost geheim moet blijven.' Incomo slaakte een diepe zucht van frustratie. 'O, hadden we maar een informant uit Mara's directe omgeving! Er is iets belangrijks gaande en we hadden het bijna bij toeval ontdekt tijdens die overval op de graankaravaan! Waarom zouden immers onze uitgelekte aanvalsplannen voor die onbelangrijke zending anders tot zulke overspannen tegenmaatregelen hebben geleid?'  

Desio pakte zijn glas en liet de laatste, snel smeltende ijsblokjes ronddraaien op de bodem. 'Ze heeft ook boodschappers naar Dustari gestuurd, ongetwijfeld om Chipino van de Xacatecas uit te nodigen om bij zijn terugkeer uit het grensgebied eens langs te komen om te praten. Als hij die uitnodiging aanneemt, zal de Acoma bijna zeker een bondgenoot rijker worden.'  

Alleen Tasaio leek onverstoorbaar onder alle slechte berichten. 'Laat dat allemaal maar op zijn beloop, neef,' zei hij vriendelijk. 'Ik heb voor Mara een plan op de langere termijn. Het kan wel twee jaar duren voordat het tot volle rijpheid is gekomen.'

'Twee jaar?' Desio zette zijn glas met een harde klap op een tafeltje. 'Als de cho-ja's in dit tempo krijgers blijven uitbroeden wordt Mara's landgoed elk voorjaar weer een stuk onneembaarder!'

Tasaio wuifde dit bezwaar weg. 'Laat Mara thuis maar zo sterk worden als ze wil, want het is niet daar dat we met haar zuilen afrekenen. De tijden van dromen over het met geweld innemen en verwoesten van haar landgoed zijn helaas voorbij.' Zijn stem werd peinzend. 'We zouden dat natuurlijk wel winnen, maar het zou ons zoveel kracht kosten dat we de onmiddellijk daarop volgende aanvallen door onze andere vijanden niet zouden overleven. Als ik Chipino van de Xacatecas of Andero van de Keda was, zou ik niets liever zien dan een openlijke oorlog tussen de Acoma en de Minwanabi.'  

Desio begon altijd te kniezen wanneer iemand hem probeerde voor te schrijven wat hij moest doen. Incomo zag hoe zijn meester het laatste ijsblokje naar binnen slurpte, waarna de Heer van de Minwanabi tenslotte zei: 'Misschien krijg ik nog spijt van mijn overhaaste belofte van Minwanabi-bloed als het ons niet zou lukken de Acoma te verpletteren. Het was mijn bedoeling onze mensen aan te sporen tot snelle actie. Maar de Rode God heeft ons geen tijdslimiet gesteld.' Hij keek naar de hemel en maakte voor alle zekerheid een geluksteken. 'Dus het is misschien wel verstandig een voorzichtige aanpak te volgen. We kunnen ons niet permitteren voor elke kar die Mara op pad stuurt vijftig krijgers te verliezen.' Desio gaf Tasaio een knikje. 'Kom, neef, vertel ons je plan.'  

'Zijn er tussen ons keizerrijk en de woestijnlanden van Tsubar nog altijd smokkelaars actief?' vroeg Tasaio aan Incomo.

Incomo haalde zijn schouders op. 'Vrijwel zeker. De nomaden zijn nog steeds dol op luxe-spullen, vooral jade en zijde. En ze moeten ergens zwaarden vandaan halen, want er groeien in de woestijn geen harsproducerende bomen.'  

Tasaio knikte bijna onzichtbaar. 'Dan stel ik voor dat we een afgevaardigde naar de ruïnes van Banganok sturen en dat we de nomaden wapens en jade en veel geld bieden om hun overvallen op onze grensgebieden in aantal en kracht op te voeren.'

'Dat zou de troepen van de Xacatecas daar vasthouden,' concludeerde Desio opgetogen. 'En zijn terugkeer naar het vasteland zou daardoor worden opgehouden, evenals zijn bondgenootschap met Mara.'  

'Dat is niet eens het belangrijkste voordeel, mijn heer.' Tasaio trok nu eindelijk zijn schuttershandschoen uit. Hij bewoog zijn vingers alsof hij ze soepel maakte voor het gevest van zijn zwaard, maar gebruikte ze daarna om de opeenvolgende fasen van zijn gedurfde plannen visueel te nummeren.

De Minwanabi zouden hun contacten met de overvallers uit de woestijn steeds verder cultiveren, te beginnen met de omkoperij om de troepen van de Xacatecas druk aan het werk te houden. In de loop van twee jaar zouden de omkoopsommen steeds hoger worden gemaakt, waarna ze tenslotte een goed voorwendsel voor het sluiten van een verbond zouden vormen. Vanaf dat moment zouden zich soldaten van de Minwanabi bij de overvallers kunnen aansluiten, uiteraard vermomd als nomaden. Op een nader te bepalen, geschikt moment zou dan een groot offensief tegen de grenzen van het keizerrijk worden begonnen. De Hoge Raad zou in spoedzitting bijeenkomen en de Vrouwe van de Acoma opdragen de Heer van de Xacatecas te hulp te schieten. 'Dan moet Mara haar hulptroepen persoonlijk leiden,' zei Tasaio, 'anders kan ze dat bondgenootschap met de Xacatecas wel vergeten. En als ze minder dan haar uiterste best doet en minder troepen stuurt dan ze heeft, zullen de Xacatecas en de Hoge Raad zeggen dat ze zich niet houdt aan haar beloften.'  

Bij het horen van dit deel van het plan klaarde het gezicht van Desio eindelijk op. 'Ze zou ver van huis zijn, samen met de meeste van haar choja's,' zei hij vergenoegd, 'en wij zouden overvallen kunnen doen.'  

Tasaio bracht hem met het optrekken van een enkele wenkbrauw tot zwijgen. 'Iets beters dan dat, neef. Iets veel beters.' Hij gebruikte zijn vingers weer om zijn nummering van de stappen aanschouwelijk te maken. Mara had geen militaire opleiding. Haar enige officier met militaire praktijkervaring was Keyoke. Als geregeld kon worden dat haar oproep om met een leger naar Dustari te gaan voor haar een complete verrassing was, zou ze in een ernstig dilemma terechtkomen. Want ofwel ze moest de afgelegen delen van haar landgoederen onbeschermd laten en huurlingen inzetten om de rest te beschermen en de verdediging van het hart van haar landgoed overlaten aan een of andere nog maar net bevorderde, onervaren officier, ofwel ze moest Keyoke de verdediging van de familie-natami toevertrouwen en zelf het risico nemen zonder hem naar het front te vertrekken. Het was een gedachte die door Tasaio nog wat werd uitgewerkt. 'Want daar in Dustari, waar ze geïsoleerd zal zijn, ver van de hulp die haar clan of haar bondgenoten zouden kunnen geven, zouden er voor Mara geen wonderen meer bestaan. Ze zou moederziel alleen zijn in een omgeving die door ons is uitgekozen, en op niemand anders een beroep kunnen doen dan op een paar onervaren officieren.' Tasaio likte zijn lippen en glimlachte breed. 'In het beste geval zullen de feiten zelf het werk voor ons doen. Door haar onervarenheid kan ze sneuvelen, of gekidnapt worden door nomaden, of toch tenminste haar militaire bijdrage tot een puinhoop maken, wat haar de wraak van de Xacatecas zou opleveren en haar van de kern van haar leger zou beroven.'  

'Interessant,' zei Incomo. 'Maar de zwakke schakel in het geheel is evident. Dat wat ze Keyoke opdraagt zal vrijwel zeker niet misgaan.'  

Tasaio sloeg met zijn lege handschoen tegen een handpalm, en zijn glimlach werd nog een tikkeltje breder. 'En dat is de reden waarom Keyoke uit de weg moet worden geruimd. Om hem bij Turakamu af te leveren moeten we een zorgvuldige overval plannen. Laten we zeggen dat de vrouwe juist op de dag van het overlijden van haar bevelhebber die oproep van de Hoge Raad ontvangt.' Tasaio vouwde zijn handen op de formele manier van een Tsuranese krijger die de rusthouding aanneemt. 'Als Keyoke dood is, moet Mara het welzijn van de Acoma toevertrouwen aan minder ervaren dienaren, waaronder waarschijnlijk haar slagleider, Lujan, en een zenuwachtige hadonra, en een oude kindermeid die zichzelf Eerste Adviseur noemt. Onder die drie is er misschien een die wij kunnen inpalmen.'  

'Briljant!' mompelde Desio.

Tasaio vatte zijn analyse samen. 'Zoals ik het zie kan Mara, zonder ervaren officieren, nooit voordeel halen uit haar detachering in Dustari. Welke slagleider ze ook promoveert om de Xacatecas daar aan de grens te hulp te komen, hij zal snel het verschil leren tussen het leiden van een overvalcommando en het plannen van een veldslag.'  

'Briljant,' herhaalde Desio, deze keer nog luider en enthousiaster.

Incomo dacht meteen aan de praktische consequenties. 'Heer Desio zal veel bondgenoten in de raad een gunst moeten vragen - misschien bij hen in de schuld komen - om ervoor te zorgen dat Mara die taak aan de grens wordt opgedragen. Het was al tamelijk duur om de Xacatecas daarheen gestuurd te krijgen en het zal moeilijk zijn hem nog twee jaar frontdienst te laten doen. De edelen die ons de eerste keer steunden zullen nu hun prijs verhogen, zeker na Jingu's dood. We zijn niet meer zo invloedrijk en sterk als we ooit waren, moet ik helaas opmerken. We zullen ons diep in de schulden steken.'

'Welke prijs is te hoog voor de dood van Mara van de Acoma?' vroeg Tasaio zachtjes. 'Desio heeft tegenover de Rode God een bloedige eed gezworen. Ons alternatief is dat we eerst alle vrouwen en kinderen die het zwart-en-oranje van de Minwanabi dragen afslachten, en vervolgens naar Turakamu's tempel marcheren om ons daar in ons eigen zwaard te storten.'  

Incomo knikte, en richtte de blik van zijn slimme ogen toen op zijn meester.

Hoezeer Desio er ook naar snakte om Mara te verdelgen, hij besefte wel dat hij voor een gewichtige beslissing stond. Hij wilde zichzelf en de middelen van zijn huis niet te lichtvaardig aan deze plannen verbinden, maar dacht er demonstratief, met gefronste wenkbrauwen, een poosje diep over na. 'Ik geloof dat mijn neef me goed adviseert,' zei hij tenslotte. 'Maar kunnen we die woestijnmannen wel vertrouwen?'  

Tasaio keek door het venster naar buiten alsof hij ergens in de verte kon lezen wat hij moest antwoorden. 'Dat is niet van belang, want onder de "bondgenoten" die samen met hen de grens bestoken zal zich een commandant bevinden die de noodzakelijke stappen zal ondernemen om Mara's falen te verzekeren. Ik zal namelijk persoonlijk de leiding nemen.'  

Die gedachte bracht Desio in verrukking. 'Prachtig, neef! Je bent nog stukken beter dan je reputatie, en ik had toch echt al veel goeds van je gehoord.' Hij knikte geestdriftig. 'Begin meteen met de uitvoering van deze plannen. Maar laten we liever te zorgvuldig dan te gehaast wezen.'

Tasaio knikte. 'Ik moet veel dingen regelen, mijn heer. Ons plan moet perfect verlopen, anders riskeren we de vijandigheid van twee grote, in macht toenemende huizen. Het leger dat we over twee jaar daar verzamelen moet in kleinere eenheden, per boot, naar Llama worden gesmokkeld, en dan via de kustweg westwaarts naar Banganok reizen. Niemand mag die troepenverplaatsingen opmerken. En zodra we de Xacatecas in de val hebben, en gereed zijn om toe te slaan, moeten we Keyoke uitschakelen.' Hij knipperde met zijn ogen, alsof hij zich opeens herinnerde dat hij tegen Desio praatte. Ja, ik heb het druk. Ik vraag mijn heer dan ook toestemming om te vertrekken.'  

Desio wenkte dat hij mocht gaan. Hoewel protocol wel het laatste was waar Tasaio aan dacht, maakte hij, correct als altijd, een keurige buiging voordat hij de kamer verliet. Incomo zag het aan, en voor de zoveelste keer vroeg hij zich af of er achter deze pose van volmaaktheid misschien toch ongepaste ambities schuil konden gaan. Toen de neef buiten was boog Incomo zich naar zijn heer en mompelde heel zacht een vraag van die strekking.

Desio verstijfde, overrompeld. 'Tasaio? Zijn heer verraden?' riep hij uit, veel te luid. 'Nooit!' Zijn overtuiging klonk als blind geloof. 'Heel mijn leven is Tasaio al een voorbeeld voor ons allen. Tot het moment waarop ik als heer mijn vader opvolgde zou hij met genoegen mijn keel hebben doorgesneden om zelf de heerser van de Minwanabi te worden, maar nu ik heer ben doet hij alles wat ik beveel. Hij is een toonbeeld van eerbaarheid en zo slim als een duivel. Van alle mannen in mijn dienst is hij degene die me de natami van de Acoma zal bezorgen.'  

Tevreden over zijn eigen beoordeling van de kwestie maakte Desio nu een einde aan de geheime vergadering. Hij klapte in zijn handen om de bedienden te roepen en liet drankjes en hapjes komen, en bestelde alvast mooie meisjes om straks samen met hem verfrissing te zoeken in het koele water van het meer.

Incomo maakte een buiging. Desio kon gerust doorgaan met bastaardkinderen op de wereld te zetten, zo lang hij, Incomo, maar de gelegenheid kreeg om Tasaio te helpen bij zijn plannen. Als hij vond dat Tasaio zijn bevoegdheden misschien wat al te ruim opvatte, hield hij dat zelfs voor zichzelf verborgen. Incomo was loyaal aan zijn meester, en zo lang Tasaio dat ook leek te zijn had de Eerste Adviseur geen last van jaloezie. Bovendien, bedacht hij cynisch, kwamen heren van grote huizen nogal eens op jonge leeftijd aan hun einde. Zo lang Desio geen kinderen had, zou Tasaio zijn opvolger blijven, dus het leek de Eerste Adviseur verstandig zijn potentiële nieuwe baas maar zo goed mogelijk te vriend te houden.  

Incomo wenkte een bediende. 'Ga Tasaio melden dat ik hem op elke gewenste manier ten dienste sta, indien hij mijn bescheiden bijdrage wil aanvaarden.' Toen de bediende zich weg haastte om de boodschap over te brengen overwoog Incomo zijn bezwete lichaam door een koel bad en een lieftallig meisje te laten verwennen, maar hij zette die aanlokkelijke gedachte met een zucht van spijt van zich af. Hij stond op van zijn kussens. Hij had het te druk. En als hij zich niet sterk vergiste, zou Tasaio hem binnen een uur laten roepen.

 

Mara liep, met een mandje aan haar arm, tussen twee rijen wuivende kekalibloemen door. Af en toe wees ze er een aan en dan sneed een bediende die stengel gehoorzaam door met zijn scherpe mes terwijl een andere bediende hem bijlichtte met een lamp - een ietwat overdreven hulp in de namiddagschemering. De eerste bediende keek dan snel even of de indigokleurige bloemblaadjes gaaf waren en gaf de bloem vervolgens met een buiging aan zijn meesteres. Deze rook eraan, om te genieten van de heerlijke geur, en legde de bloem vervolgens bij de andere in haar mandje.  

Jican, haar hadonra, haalde haar vlak na een bocht in het tuinpad in. 'Het ravijn tussen uw zuidelijkste nidraweiden is inmiddels vol water gestroomd, vrouwe.'

Mara wees een volgende bloem aan en plooide haar lippen in een glimlach. 'Mooi. Ik neem tenminste aan dat de brug over onze nieuwe rivier voor het komende marktseizoen klaar zal zijn?'  

Jican grinnikte. Juist op dit moment wordt het plankier op het geraamte van balken vastgebonden, mijn vrouwe. Jidu van de Tuscalora schrijft u bijna dagelijks een benauwd briefje om toestemming te vragen zijn chocha-oogst per boot door het ravijn te mogen vervoeren, maar ik heb hem namens u steeds beleefd geantwoord dat in uw toezegging inzake vrije doorgang over het door u gekochte land uitsluitend sprake was van karren.'

'Heel goed.' Mara pakte de nieuwe bloem zo verstrooid aan dat ze haar vinger prikte aan een doorn. De pijn accepteerde ze met Tsuranese gelijkmoedigheid, maar het bloed was iets anders. Volgens het bijgeloof kon verspild bloed de eetlust van de Rode God opwekken en hem acuut begerig maken naar slachtoffers. Jican bood Mara dus meteen een zakdoek aan en ze bond hem om haar vinger voordat een druppel bloed op de grond kon vallen.  

Haar oude plan om heer Jidu van de Tuscalora op kosten te jagen en zo te dwingen haar vazal te worden was een vol seizoen vertraagd door haar drukke bezigheden na de dood van Jingu van de Minwanabi. Inmiddels was de gang van zaken op haar landerijen weer min of meer normaal geworden. Haar plannetje om haar buurman in het zuiden op deze manier te pakken te nemen had echter iets van zijn glans verloren, vond Mara. Hokanu's bezoek was een welkome afwisseling geweest, maar hij had niet lang kunnen blijven, want hij werd thuis verwacht.

Nacoya gaf het ontbreken van mannelijk gezelschap de schuld van Mara's rusteloosheid. Mara glimlachte bij de herinnering en hing haar mandje aan haar andere arm. De Eerste Adviseur had met klem gezegd dat het leven van geen enkele jonge vrouw compleet was zonder een stevige, gezonde mannelijke inbreng zo nu en dan. Mara was daar niet zo zeker van. Hoezeer ze ook genoot van Hokanu's gezelschap, de gedachte aan een nieuwe echtgenoot in haar bed bezorgde haar meteen klamme handen. Voor haar waren seks en het huwelijk gewoon fiches die een vrouw in het Spel van de Raad tot haar beschikking had. Liefde en genot stonden daar geheel buiten.  

'Waar is Kevin?' vroeg Jican opeens, en zijn vrouwe schrok op uit haar mijmeringen. Ze ging op een stenen bank zitten en gebaarde dat de hadonra naast haar kon plaatsnemen. 'Hij is nieuwe kleren passen.'

Jicans gezicht klaarde op. Hij hield van roddeltjes, maar was zelden zo brutaal dat hij zijn vrouwe rechtstreekse vragen stelde, behalve als het om de fmanciën van het huis ging. Maar deze keer kwam Mara ongevraagd met aanvullende informatie. 'Kevin is gisteren met de jagers mee geweest en na afloop klaagde hij dat zijn hele rug en benen waren opengehaald door doorns. Ik heb hem toestemming gegeven zich Midkemische kleren te laten aanmeten. Hij moet de leerbewerker en kleermaker precies uitleggen wat ze moeten doen, want ze kennen de rare mode van zijn land natuurlijk niet. Ik heb verder gezegd dat de kleuren alleen het grijs-en-wit van de slaven mogen zijn, maar misschien gedraagt hij zich wat waardiger als zijn knieën voortaan bedekt zijn door... hoe noemde hij dat ook alweer... ja, door broekspijpen.'

'Ik denk eerder dat hij gaat klagen dat het te warm is aan zijn benen,' grinnikte de kleine hadonra. Hij zweeg even en zei toen: 'Ik heb nieuws over uw zijde stalen, vrouwe.' Meteen had hij Mara's volle aandacht. Toen zij de andere bedienden had weggestuurd vervolgde hij: 'Ze waren veilig opgeborgen in uw koeriers boot die gisteren is vertrokken. De agenten in Jamar zullen ze voor het einde van deze week ontvangen, op tijd voor een taxatie en een prijsstelling voordat de veilingen beginnen.'

Mara zuchtte van opluchting. Ze had zich grote zorgen gemaakt dat de Minwanabi voortijdig zou ontdekken dat ze van plan was zich op de zijdemarkt te begeven, want dan hadden ze hun zijdeproducerende bondgenoten in het noorden kunnen waarschuwen. De meeste inkomsten van de Acoma kwamen uit het fokken van nidra's en het produceren van wapens, maar nu moest Mara haar leger weer op sterkte brengen en bovendien de wapenrusting leveren voor het steeds groeiende legioen cho-jakrijgers dat de nieuwe koningin uitbroedde. Een belangrijk deel van de huiden en wapens zou dus niet beschikbaar zijn voor de verkoop. Door middel van de handel in zijde hoopte Mara deze verliezen te compenseren. Als het fout ging in de timing zouden de zijdehandelaren uit het noorden moedwillig onder haar verkoopprijzen gaan zitten en snelle leveranties beloven om haar prille onderneming meteen de nek om te draaien. Door hun jarenlange ervaring hadden ze grote invloed op de gilden van wevers en ververs. Daarentegen moest de Acoma aan diezelfde gilden forse steekpenningen betalen om gedoogd te worden zo lang het huis zelf nog niet voldoende ambachtslieden in de nieuwe vaardigheden had kunnen scholen en de tersluikse hulp van anderen nodig had. Als de zijden stoffen van de Acoma echter op het juiste moment op de markt kwamen, zou Mara niet alleen veel geld verdienen, maar bovendien de inkomsten van een aantal bondgenoten van de Minwanabi afromen.  

'Je hebt dit uitstekend aangepakt, Jican.'

De hadonra bloosde. 'Er zou geen succes mogelijk zijn geweest zonder Arakasi's plannenmakerij.'

Mara staarde voor zich uit naar de tuin, waarin de avondschemering nu echt gevallen was. 'Laten we nog maar niet over succes spreken voordat zich bij de veiling iedereen verdringt om zijde van de Acoma aan te schaffen!'

Jican was gaan staan en maakte een diepe buiging. 'Laten we hopen dat die mooie dag nu spoedig zal komen.' Hij maakte een tekentje om de zegen van de goden af te smeken en trok zich toen uit haar aanwezigheid terug.

Mara bleef nog een poosje mijmeren. Ze keek om zich heen. Haar moeder had ook altijd graag in deze tuin gezeten. Dat had heer Sezu zijn dochter tenminste verteld, want de vrouwe was in haar kraambed gestorven. Misschien had vrouwe Oskiro vanaf deze bank zitten kijken hoe haar heer jonge hondjes inspecteerde en persoonlijk zijn aanstaande jachthonden koos. De kennels waren nu allemaal leeg, op bevel van de nieuwe Regerende Vrouwe, Mara, die door het geblaf van de honden te pijnlijk werd herinnerd aan het verleden. Haar man had meer gehouden van worstelen en ander vechtersvermaak met de soldaten dan van achter wild aan rennen met een troep jachthonden. Of misschien was hij gewoon niet oud genoeg geworden om het te leren waarderen.  

Mara zuchtte en zette de weemoedige herinneringen van zich af. Ze staarde naar de weiden in de verte, waar de shatravogels aan hun avondritueel waren begonnen. Op andere dagen kalmeerde die aanblik haar, maar deze avond voelde ze alleen maar onrust en melancholie. Het feit dat er geen directe aanslag op de Acoma leek te dreigen maakte het gevaar waarin ze verkeerde niet kleiner. De briljantste manoeuvres in het Spel van de Raad waren de verwikkelingen die zich zonder enige waarschuwing vooraf opeens aandienden. De ogenschijnlijke rust van de laatste weken en maanden bezorgde haar alleen maar kippenvel. Voortdurend had ze het nare gevoel dat er zich in het donker achter haar rug sluipmoordenaars verstopt hielden, die alleen maar wachtten op het juiste moment. Het feit dat Tasaio optrad als Desio's adviseur beloofde subtiele, maar meedogenloze intriges. Ook Arakasi maakte zich zorgen. Mara merkte het aan de roerloze wijze waarop hij tegenwoordig tegenover haar stond wanneer hij rapport kwam uitbrengen. Hij had al eens de ondergang van zijn heer meegemaakt, en de dienst van een andere moeten kiezen, dus er was heel wat nodig om hem nog van zijn stuk te brengen.  

Mara pakte een kekalibloem uit het mandje aan haar voeten. De bloemblaadjes waren zacht en kwetsbaar. Bij het minste beetje vorst bevroren ze, en als het te warm was verwelkten ze snel. De struik zelf was taai en met doorns gewapend, maar de bloemen leefden maar eventjes en waren uiterst teer. Deze avond miste Mara het geblaf van de honden, die om deze tijd altijd gevoerd werden. Meer nog miste ze de krachtige aanwezigheid van haar vader, zoals hij hier in de tuin had zitten genieten van de koelte van de invallende avond, een glas bitter bier drinkend terwijl zijn zoon en dochter kibbelden over kinderlijke dingen.

Het laatste gouden licht aan de westelijke hemel verbleekte en de shatrazwermen zochten rust na hun rituele hemeldans. Een slaaf op blote voeten was bezig de lampen naast het tuinpad te ontsteken. In de keukens, de barakken en de grote eetzaal maakten de slaven en het personeel zich op voor de avondmaaltijd. Toch bleef Mara nog zitten.  

Het werd steeds donkerder. De eerste sterren verschenen aan de hemel en de heuvels in het westen vormden een donker silhouet tegen de achtergrond van de laatste gloed van de ondergaande zon. De merkwaardige stilte van dit uur van de dag viel nu in: de vogels lieten zich niet meer horen en de duizenden nachtelijke insecten met hun gesjirp en gekras en gezoem waren nog niet tot leven gekomen. Aangezien deze tuin ver van de barakken van de soldaten en bedienden verwijderd was, was het er rustig. Mara genoot van een zeldzaam moment van vrede.  

En toen moest ze aan Hokanu denken. Zijn bezoek, nu al een paar maanden geleden, was teleurstellend kort geweest - eigenlijk niet meer dan een langgerekte avondmaaltijd, want bij het eerste licht, na het ontbijt, en wat achteraf een ultrakort babbeltje leek, had hij afscheid genomen en was hij vertrokken. Een of andere ontwikkeling in het Spel had hem gedwongen eerder naar huis terug te keren dan Mara lief was geweest. Ze troostte zich met de gedachte dat Hokanu naar alle waarschijnlijkheid helemaal niet op bezoek had mogen komen en regelrecht naar zijn vader had moeten gaan. Dat had hij toch maar voor haar over gehad!

Ze had echter niets tegen hem gezegd en haar gevoelens verborgen achter het onbewogen masker van de traditie. Zijn geestigheid had haar vaak doen glimlachen en ze vond zijn intelligentie inspirerend, maar toch wilde ze liever niet stilstaan bij de gedachte waartoe de attenties van deze knappe edelman uiteindelijk zouden kunnen leiden.

Hoe aantrekkelijk ze Hokanu ook vond, het idee dat ze weer bij een man in bed zou belanden, welke man dan ook, deed haar huiveren. Zelfs nu had ze nog regelmatig nachtmerries over de woedeaanvallen van wijlen haar echtgenoot en de blauwe plekken die hij haar in zijn onbeheerste passie had bezorgd. Nee, besloot ze, ze was niet van plan naar het gezelschap van een man te streven.

Toch had ze zich na Hokanu's vertrek wel gerealiseerd dat de tijd tijdens zijn korte bezoek voorbij was gevlogen. Zijn aanwezigheid had haar buitengewoon bevallen. Niet dat ze zich in zijn aanwezigheid ook maar een moment volledig op haar gemak had gevoeld, maar achteraf miste ze die levendige aanwezigheid bijna schrijnend.  

Er naderden voetstappen over het grindpad. Mara draaide haar hoofd en zag een lange gestalte met grote stappen haar tijdelijke toevluchtsoord binnen schrijden.  

'Aha, daar bent u,' zei een stem. Ook zonder het zware accent, de weinig respectvolle woordkeuze en de onnodige luidruchtigheid had Mara meteen begrepen dat dit een Midkemiër moest zijn. En zoals altijd verbaasde ze zich over de botte directheid van die mensen, maar werd ze er ook door aangetrokken.  

'Ik ben al sinds zonsondergang naar u op zoek,' legde Kevin uit terwijl hij dwars door een paar bloemperken liep om sneller bij haar bank te komen. 'Ik vroeg het Nacoya, maar de oude heks haalde alleen grommend haar schouders op. De bedienden keken nerveus toen ik ze aansprak en tenslotte moest ik Lujan aanspreken bij de wisseling van de wacht.'

'Hij zal wel gezien hebben dat je hem volgde,' zei Mara vol overtuiging.

'Natuurlijk.' Kevin liep netjes om een laatste perkje heen en kwam voor haar staan. 'We hebben over de finesses van het zwaardvechten gepraat. Uw methoden zijn anders dan de onze. Die van ons zijn natuurlijk beter,' voegde hij eraan toe.

Meteen geërgerd dat ze altijd weer op zijn moedwillige provocaties reageerde hief Mara haar hoofd op. Ze zag zijn brede grijns en wist dat hij met haar speelde. Ze liet zich echter niet uit haar tent lokken en bekeek zijn nieuwe uitmonstering. Het licht van de lampen bescheen hem van opzij. Het markeerde Kevins profiel, gaf zijn golvende haar een koperen glans en accentueerde de lange, losse mouwen van zijn splinternieuwe, hagelwitte hemd. Over dat hemd heen droeg hij een wambuis, dat door een riem om zijn middel gesloten werd, en daaronder een strakke broek die aan zijn gespierde benen geplakt leek. De neutrale grijze kleur stond hem goed en leek de blik van zijn blauwe ogen nog een tikje intenser te maken. Mara keek naar beneden en zag dat het effect nogal verpest werd door de afgedragen sandalen die Kevin al vanaf de dag van zijn komst droeg. Zich bewust van haar blikrichting zei Kevin lachend: 'De laarzen zijn nog niet klaar.'  

Hij zag er exotisch uit, en op een barbaarse manier ook knap. Mara was zo gefascineerd door zijn verschijning dat ze vergat hem te kapittelen om zijn gebrek aan respect. Deze keer was Kevin echter eens uit zichzelf beleefd, want hij maakte een diepe buiging, in Midkemische stijl.

'Tonen jullie op die manier respect voor de dames in jullie koninkrijk?' vroeg Mara ietwat bits - vooral omdat ze haar blik niet van zijn brede, nu in stof gehulde schouders af kon houden.

Kevin glimlachte ondeugend. 'Niet precies. Heb ik uw toestemming?'

Mara gaf hem een knikje, maar schrok toen hij haar bij de hand nam. 'We groeten onze dames aldus.' Zelfverzekerd bracht hij haar vingers naar zijn lippen. Hij beroerde ze slechts zacht, het was nauwelijks meer dan een licht wrijven van vlees over vlees, maar Mara rilde even en wilde zich stijfjes terugtrekken.

Kevin was echter nog niet klaar met zijn vrijpostigheid. Zijn nieuwe kleren en de milde avond hadden hem in een roekeloze stemming gebracht. Hij verstevigde zijn greep - niet in die mate dat zijn meesteres zich niet moeiteloos zou kunnen losrukken, maar voldoende om Mara te dwingen verzet te bieden of zich te laten leiden. 'Soms vragen we de dames ten dans,' legde hij uit, waarna hij haar overeind trok, een arm behoedzaam om haar middel legde en haar in het licht van de lantaarns een rondje liet draaien.

Mara lachte verrast. Ze voelde zich in het geheel niet bedreigd. Blij dat ze even werd weggetrokken uit het moeras van haar pijnlijke herinneringen, gunde de Vrouwe van de Acoma zichzelf dit moment van onbekommerd plezier. En tijdens het horen van Kevins hese lachen en het insnuiven van de zware geur van de zomerbloemen ontdekte ze dat zijn aanraking iets aangenaams was. Zijn kracht intimideerde haar niet, maar had iets veiligs. Klein als een poppetje in zijn armen probeerde ze zijn grote stappen bij te houden, hoewel ze de passen van zijn wilde dans niet eens kende. Ze liep hem voor de voeten en hij struikelde, en ze voelde hoe zijn spieren verstrakten, maar hij had de reflexen van een kat en deed snel een stap achteruit om zijn evenwicht te bewaren. Dat was jammer voor het rieten mandje met de afgesneden kekali's, want het werd omvergeworpen en half vertrapt, en het grind werd bezaaid met bloemen. Door dat mandje viel Kevin nu echt en hij trok Mara met zich mee, en het gebeurde zo plotseling dat de vrouwe niet eens tijd had om te gillen. Ze zat in Kevins omarming gevangen en voelde dat hij zijn schouder draaide om haar val te breken. Ze landde vervolgens breeduit op zijn borst, ietwat buiten adem, nog steeds met zijn armen om haar heen. Zijn handen bewogen zich, gleden over haar rug, bleven op haar middel rusten.  

'Is alles goed met u?' vroeg hij met een ongewoon diepe stem.

Overweldigd door een vreemdsoortig mengsel van gevoelens, gaf Mara niet meteen antwoord. Kevin bewoog zich onder haar. Hij trok een hand los en raapte een kekali op van het grind. Hij klemde de steel tussen zijn tanden en begon met zijn hand op de tast de doorns te verwijderen. Het licht van de lantaarns verzachtte de trekken van zijn gezicht toen hij de bloem vervolgens voorzichtig in Mara's lokken stak. 'Thuis hebben we bloemen die veel op deze lijken, maar heel anders heten.'

Mara sloot haar ogen. Ze had een licht gevoel in haar hoofd, een soort duizeligheid, maar toch eigenlijk ook weer niet. Zijn vingers streken even langs haar hals toen hij klaar was met het insteken van de bloem. Het leek alsof ze haar huid verbrandden. 'Hoe dan?' vroeg ze hees.

'Rozen.' Kevin voelde de lichte huivering die door haar heen ging. De hand op haar rug kwam in beweging, trok haar dichter tegen hem aan. 'Maar deze prachtige tint blauw hebben ze bij ons niet,' voegde hij er zachtjes aan toe. Zijn aanraking was tastend, teder, en in ieder geval niet beangstigend. Ondanks haar verwarde gevoelens besefte Mara dat hij troost bood, of geruststelling, en ze trok zich niet los. Even bleef hij roerloos liggen, alsof hij van haar een of andere vorm van reactie verwachtte.

Mara reageerde niet. Haar lichaam voelde merkwaardig loom aan. Toen Kevin merkte dat zij zich niet bewoog trok hij haar strakker tegen zich aan. Hij ging weer verliggen, deze keer tot haar heup in de holte van zijn lendenen rustte en haar losgeschoten haren als een waterval over zijn half geopende hemd vielen. De hand op haar rug verplaatste zich weer, nu onder haar arm door tot aan de halslijn van haar jurk. De aanraking ontstak een vuur in haar, een hitte waarin haar binnenste leek weg te smelten.

'Vrouwe?' zei hij zachtjes. Met zijn andere hand wreef hij de haren uit haar gezicht. Ze zag dat zijn ogen zeer wijd open stonden, en dat zijn pupillen heel donker waren in het licht van de lampen, en dat zijn irissen smalle bandjes van zilver leken. 'Wilt u dit? Een man op mijn wereld geeft rozen aan een dame wanneer hij van haar houdt.'

'Ik geef heel weinig om liefde,' antwoordde Mara, en zelf vond ze het merkwaardig rauw klinken. Nu verstrakte haar lichaam tegen het zijne aan. 'Mijn echtgenoot heeft me daarover meer geleerd dan ik ooit heb willen weten.'

Kevin zuchtte, veranderde van positie en tilde haar op. Bij het bespeuren van zijn overweldigende kracht had ze een draaierig makend gevoel dat ze dit al eens eerder had meegemaakt - een klein meisje in de armen van een sterke krijger, haar vader. Ondanks de kracht van die handen en armen voelde Mara ook nu geen enkel gevaar. De aanraking was een en al liefde en tederheid.

Kevin zette haar behoedzaam op de stenen bank. Haar jurk was verschoven, maar Kevin staarde niet naar haar ontblote borsten. In plaats daarvan zocht hij iets in haar blik. Hij deed een stap achteruit, maar bleef haar aankijken, wachtend op haar commando.  

Mara liet zich tegen de stenen rugleuning zakken en herwon een schijn van zelfbeheersing. Ze was daar haar hele leven in getraind, maar deze keer kostte het haar veel moeite. Van binnen bleef het kolken. Ondanks haar herinnering aan de wreedheden van haar echtgenoot, ondanks de traumatische angsten die ze daaraan had overgehouden, snakte haar lichaam ernaar weer beroerd te worden door die tedere kracht. Kevin maakte echter geen aanstalten in die richting, hetgeen de vurige begeerte in haar lichaam alleen maar leek aan te wakkeren. Mara worstelde om haar verstand weer de overhand over haar aandriften te laten krijgen, en ze zei niets, waardoor Kevin de taak kreeg het pijnlijke moment op een tactische manier te overbruggen.  

'Mijn vrouwe,' zei hij, en hij maakte nogmaals een diepe buiging vanuit zijn middel. Om een of andere reden deed die beweging haar rillen. Toen draaide hij zich om, bukte zich en begon methodisch de over het grind verstrooide bloemen op te rapen. 'Een man kan een vrouw ook rozen geven als hij haar bewondert en respecteert. Laat die bloem in uw haar zitten; het staat u heel mooi.'

Mara hief haar hand op en raakte de bloem aan, die nog steeds in een haarlok boven haar oor stak. Ondertussen keek ze gefascineerd naar het spel van zijn spieren onder zijn losse witte hemd. Het verlangen in haar schoot zwol aan tot een echte pijn. Ze rilde opnieuw toen Kevin zich oprichtte en het omgevallen mandje recht zette. Ze zag het schijnsel van de lampen op zijn haar en zijn sterke, smalle polsen. Hij zette het mandje voor haar voeten. 'Die verdomde doorns,' zei hij grijnzend.

Mara voelde ogenblikkelijk wroeging. Bewogen door een haar tot dan toe onbekend instinct stak ze haar hand uit en raakte de zijne aan. 'Ben je gewond?'  

Kevin glimlachte wrang. 'Nee, vrouwe. Een paar prikken in mijn rug ter wille van u zou ik toch echt geen wond willen noemen.'

'Laat eens kijken,' zei Mara, gedreven door een soort roekeloosheid die haar bedwelmde.

De barbaar keek haar aan, maar wist zijn verrastheid goed te verbergen. Toen werd zijn wrange glimlachje een brede grijns. 'Zoals mijn vrouwe wenst.' Hij maakte de sluitingsveter los en trok zijn hemd in een soepele beweging over zijn hoofd, waarna hij schrijlings, met zijn rug naar haar toe naast haar op de bank kwam zitten.

Bij het zien van zijn rug aarzelde Mara even. Ze zag een paar schrammen en wondjes die door de doorns van de kekali's waren veroorzaakt. Rillerig, en ook een beetje bang, wikkelde ze Jicans zakdoek van haar hand en begon een van de wondjes voorzichtig te deppen. Kevin bleef roerloos zitten. Zijn huid voelde zo glad aan als zijde, heel anders dan ze had verwacht. De stof van de zakdoek bleef haken aan een doorn, waarna Mara deze voorzichtig uit het vlees trok. Ze bleef zoeken tot ze geen doorns meer vond om uit te trekken, maar haar handen wilden zijn rug nog niet verlaten. Ze streek over zijn flank, voelde zijn harde spieren daar, en opeens stokte haar adem, want nu moest ze opeens aan Buntokapi denken.

Kevin trok zijn ene been terug en draaide zich naar haar toe. 'Vrouwe? Is er iets?'

De hoorbare bezorgdheid in zijn stem brak haar laatste weerstand. Ze vocht nog even tegen haar tranen, maar verloor.

'Vrouwe,' fluisterde Kevin, 'waarom huilt u?' Hij trok haar trillende lichaam tegen zich aan en liet het rusten tegen de holte van zijn schouder. Mara verstrakte, want ze verwachtte dat zijn handen brutaal zouden worden en dat ze onder haar jurk zouden glijden en haar intiemste lichaamsdelen zouden betasten, maar niets van dat alles gebeurde. Kevin hield haar alleen maar vast, zonder zich te bewegen, en na een poosje ebde haar angst weg. Mara besefte dat hij geen misbruik wilde maken van de situatie en alleen probeerde haar te troosten. 'Wat zit u dwars?' vroeg hij.  

Mara bewoog zich even, maar besloot toen zich over te geven aan zijn warmte. Ze drukte zich tegen hem aan. 'Herinneringen,' zei ze zachtjes.

Nu pakte Kevin haar opeens toch stevig vast. Hij tilde haar op en zette haar dwars op zijn schoot. Mara kon nog maar net een kreet inhouden, en dat feit op zich bezorgde haar al een blos van schaamte. Een vrouwe gilt niet! Ze haalde al adem om Lujan te roepen, maar Kevin had zijn greep alweer losgelaten en zat teder haar haren te strelen. Ze was zo opgelucht dat ze meteen weer begon te huilen.

'Uw herinneringen moeten erg pijnlijk zijn,' mompelde Kevin in haar oor. 'Ik heb nog nooit een mooie vrouw gezien die zo bang was voor de attenties van een man. Alsof u geen tedere kussen, maar wrede slagen verwacht.'

'Bunto,' zei Mara. Haar fluistering was nauwelijks te verstaan. Ze voelde opeens een kille haat en ze gaf lucht aan een wrok die ze nooit eerder had geuit, behalve tegenover Nacoya. 'Hij hield ervan zijn vrouwen te mishandelen. Zijn concubine, Teani, was dol op dat soort misbruik.' Ze zweeg even. 'Ik zou daartoe nooit in staat zijn, denk ik,' vervolgde ze. 'Misschien ben ik daarom een lafaard. Het kan me niets schelen. Ik ben alleen maar blij dat ik geen echtgenoot meer in mijn bed hoef te dulden.'  

Nu was Kevin sprakeloos van ontzetting. Hij pakte haar bij haar kin en dwong haar hem aan te kijken. 'In mijn land is een man die zijn vrouw slaat gewoon een misdadiger.'

Mara forceerde een flauw glimlachje. 'Hoe verschillend kunnen culturen toch zijn! Hier heeft een vrouw geen zeggenschap over haar lot, behalve als ze een Regerende Vrouwe is. Een man kan zijn vrouw domineren alsof ze een slavin is, en in de ogen van andere mannen wordt zijn prestige als man door haar onderdanigheid alleen maar versterkt.'

Kevins verontwaardiging was nu ook duidelijk te horen in zijn stem. 'Dan zijn die heren van jullie niet meer dan barbaren! Mannen behoren vrouwen met respect en tederheid te behandelen.'

Mara raakte opgewonden. Keer op keer had Nacoya haar verzekerd dat niet alle mannen zich zo gedroegen als Buntokapi, maar alleen al het feit dat ze het door god gegeven recht hadden wreed te zijn had haar ertoe gebracht zelfs Hokanu te wantrouwen, hoewel deze zich toch zeer beschaafd gedroeg. Maar ofschoon ze mannen uit haar eigen cultuur niet vertrouwde, voelde ze zich bij Kevin wel op haar gemak. Merkwaardig!

'Dus jullie behandelen vrouwen en minnaressen als bloemen? Jullie koesteren ze, en doen ze geen pijn?'  

Kevin knikte. Zijn vingers streelden haar schouders. Ze voelden vederlicht aan, teer als de vleugels van een vogeltje.  

'Bewijs het,' fluisterde Mara. Zijn aanraking deed haar hele lichaam tintelen en ze voelde door de stof van zijn broek heen dat zijn mannelijkheid zich had opgericht.  

'Hier?' vroeg hij, met ondeugend opgetrokken wenkbrauwen.

De pijn in Mara's schoot was ondraaglijk geworden. 'Hier,' bevestigde ze schor. 'Ik beveel het.' En toen hij keek alsof hij bezwaar wilde maken voegde ze eraan toe: 'Niemand zal ons storen. Ik ben de Regerende Vrouwe van de Acoma.'

Zelfs nu voelde ze zich nog gespannen, alsof ze er nog steeds rekening mee hield dat ze mishandeld zou worden. Kevin voelde haar verkramptheid aan. 'Vrouwe,' zei hij zacht, 'op dit moment regeert u meer dan alleen het huis Acoma.' Hij boog zijn hoofd en kuste haar lippen.

De aanraking was zacht en zoet. Mara, gerustgesteld, gaf er zich bijna onmiddellijk aan over. Begerig drukte ze zich tegen hem aan, eiste meer, maar zijn handen bleven zacht. Hij streelde haar borsten door de dunne stof van haar jurk heen, wat haar bijna gek maakte van opwinding. Haar tepels werden hard en heet. Ze wilde zijn vingers op haar naakte huid voelen. Nooit eerder had ze iets zo vurig begeerd.

Maar hij voldeed niet aan haar verlangen. Niet meteen. Barbaar als hij was, gedroeg hij zich alsof die stomme jurk iets kostbaars was. Hij schoof de zijde behoedzaam van haar schouders. Mara kreunde en trilde. Ze trok aanzijn hemd en wilde zijn torso voelen, maar haar vingers konden niet overweg met het ongewone kledingstuk, en toen ze eindelijk zijn huid had gevonden en ze hem de gevoelens wilde geven die hij haar bezorgde, aarzelde ze en wist ze niet precies wat ze moest doen.  

Kevin pakte haar polsen vast. Hij deed het uiterst voorzichtig, alsof haar huid ongelooflijk broos en kwetsbaar was, en juist die tederheid voerde haar extase op tot pieken waarvan ze het bestaan nooit had vermoed. Het drong niet bewust tot haar door op welk moment hij haar jurk naar beneden trok en zijn lippen naar haar borsten bracht, want tegen die tijd was haar wereld een grote werveling van duizelingwekkend genot geworden en kon ze alleen nog maar kreunen van verlangen.

Midkemische kleding was onpraktischer dan die van de Tsurani, en Kevin moest haar even van zich af zetten om zijn broek uit te trekken, maar een poosje later lagen ze samen in het gras, onder het gouden licht van de maan en het zwakke schijnsel van de olielampen. En daar, tussen de geurende kekalibloesems, in vervoering gebracht door de tedere passie van een roodharige barbaar, ontdekte Mara wat het was een vrouw te zijn. 

 

Later, nog zichtbaar verhit door de opwinding van wat een ware bevrijding was geweest, keerde Mara naar haar kamers terug. Nacoya wachtte daar met nieuws over zakelijke transacties in Sulan-Qu en een dienblad met een lichte maaltijd, maar na een blik op het gezicht van haar meesteres vergat ze haar aantekeningen op haar vel perkament. 'Lashima zij gedankt!' verzuchtte ze, de oorzaak van Mara's euforie moeiteloos herkennend. je hebt eindelijk het genot van je vrouwelijkheid ontdekt.'

Mara lachte, nog steeds een beetje buiten adem. Ze maakte een pirouette als een klein meisje en liet zich op de kussens vallen. Kevin kwam achter haar aan. Zijn haar was nog in de war, maar hij hield zijn gezicht bescheiden in de plooi. Nacoya keek hem even aandachtig aan. Daarna wendde ze zich tot haar meesteres en zei op lichtelijk afkeurende toon: 'Mijn vrouwe, kunt u uw slaaf niet beter wegsturen?'

Mara keek op, eerst verrast, toen geërgerd. 'Eerste Adviseur, wat ik wil doen met mijn slaaf maak ik uit.'  

Nacoya boog diep om dit voorrecht van haar meesteres te bevestigen. En daarna praatte ze verder alsof Kevin er helemaal niet bij was.

'Dochter van mijn hart, je hebt nu het wonder van de seks leren kennen. Dat is goed. En je bent heus niet de eerste grote vrouwe die een slaaf heeft gebruikt. Dat is niet alleen nuttig, het is zelfs verstandig, want geen slaaf kan jou ooit gebruiken. Desio van de Minwanabi zal echter gebruik proberen te maken van elke zwakheid, hoe klein ook. Je moet je niet vergissen. Je moet de genoegens van het vlees niet laten uitgroeien tot verliefdheid. Deze Midkemiër kan beter worden weggestuurd, zodat jij je denken helder kunt houden. In plaats daarvan zou je een of twee andere mannen voor je bed kunnen uitzoeken, want je zult ontdekken dat ze alleen...'  

Mara was roerloos blijven staan, met haar rug naar Nacoya toe. 'Ik vind deze discussie inopportuun. Laat me onmiddellijk alleen, Nacoya.'

De Eerste Adviseur van de Acoma boog deze keer nog dieper. 'Zoals u wenst, vrouwe.' Met stramme bewegingen stond ze op. Bij het verlaten van de kamer keek ze Kevin verontwaardigd aan. Toen het boze geklepper van haar sandalen wegstierf wenkte Mara haar slaaf.

'Kom bij me,' zei ze uitnodigend. Ze legde haar openhangende jurk af en ging languit op de kussens van haar bedrnat liggen. 'Laat me nog maar eens zien hoe ze in jouw land van hun vrouwen houden.'

Kevin gaf haar zijn bekende wrange grijnslachje en keek toen quasi wanhopig naar de hemel. 'Bid uw goden dat ze me kracht geven,' mompelde hij, maar daarna trok hij zijn hemd en broek uit en voegde zich bij haar.

Later lag Mara in Kevins omarming doezelig te mijmeren over de vreugde die ze ondanks al haar zorgen opeens had ontdekt. Ze stak haar hand uit en streek de warrige haardos van haar minnaar glad. Ze zag de minieme, al bijna genezen wondjes die de kekalidoorns in de huid van zijn schouders hadden achtergelaten. Pas op dat moment realiseerde ze zich de bitterzoete aard van de verliefdheid die haar dan eindelijk had overmeesterd.  

Kevin was een slaaf, en dat zou hij altijd zijn. Er waren bepaalde onbespreekbare, absolute gegevens in haar cultuur, en dit was er een van.  

Bevangen door een aanvechting van melancholie vroeg Mara zich opeens af of het noodlot dat haar vader en haar broer het leven had gekost het nu niet op haar had gemunt. Wanhopig bad ze tot Lashima. Kevins bloed zou toch niet door zijn hemd zijn gedrongen en op de grond gedruppeld? Heer Desio van de Minwanabi had het welslagen van zijn wraak op bloedige wijze aan de gunst van Turakamu verbonden. En uitgenodigd of onuitgenodigd, de God van de Dood liep waar hij wilde en deed het zijne. Als hij voor de Minwanabi wenste te kiezen, dan zou de Acoma spoorloos van deze wereld en uit de herinnering van de mensen verdwijnen.