5 Verwikkelingen

 

Briesjes deden het gebladerte ruisen.

Een geur van akasi's en andere snijbloemen vulde Mara's privé-vertrekken. De schemering was al ingevallen, maar er brandde slechts een lamp en die had maar een klein vlammetje. Het flakkerende licht onthulde telkens andere details - de glinstering van een edelsteen, een zetting van geslepen jade, fijn borduurwerk, een kleurig stukje email - en dat steeds maar heel even. De Vrouwe van de Acoma had echter geen oog voor de rijkdom en schoonheid om haar heen. Haar geest was elders.  

Mara lag op een stapel kussens en een kamermeisje was bezig haar losse haren met een schelpenkam te ontklitten. De Vrouwe van de Acoma droeg een jurk van groene zijde waarop bij de halsopening en de schouders tarwekleurige shatravogels geborduurd waren. Het zwakke licht gaf haar olijfkleurige huid een gouden glans, een effect dat een ijdeler vrouw zou hebben opgemerkt. Mara had het laatste deel van haar meisjesjaren als novice in een klooster doorgebracht en als Regerende Vrouwe had ze geen tijd gehad voor opsmuk en raffinep1ent. Mocht een man haar mooi vinden, dan was dat voor haar slechts een van de wapens in haar arsenaal.

Met een directheid die elke Tsuranese edelman onthutsend zou hebben gevonden hoorde ze de barbaar die voor haar zat uit over de zeden en gewoonten op zijn thuiswereld. Kevin scheen door dat ontbreken van sociaal protocol in het geheel niet gehinderd te worden en kwam steeds regelrecht ter zake. Blijkbaar was zijn volk openhartig, op het botte af. Mara zag hoe hij worstelde om bepaalde concepten in de voor hem vreemde taal te beschrijven, maar hij leerde snel bij en zijn vocabulaire werd van dag tot dag groter. Op dit moment probeerde hij haar te vermaken door een grap te vertellen die in Zün de ronde had gedaan.  

Kevin droeg geen gewaad. De slaven hadden niets kunnen vinden wat hem paste, en daarom tenslotte volstaan met een lendendoek. Wat deze aan lengte miste werd gecompenseerd door de kostbaarheid van de stof en de versieringen: roodbruine zijde, donkerblauw afgebiesd, en een handgevlochten, met kraaltjes van obsidiaan versierde gordel. Het waren details die Mara compleet ontgingen. Ze had nagedacht over Nacoya's advies en zich toen iets verontrustends gerealiseerd, namelijk dat deze slaaf haar op een of andere manier herinnerde aan Lanokota, haar dode broer. Haar irritatie over die ontdekking had tot een zekere wrok geleid, en terwijl ze het buitensporige gedrag van de slaaf de vorige dag nog enigszins amusant had gevonden, wilde ze vandaag alleen nog maar informatie zonder meer.

Hoe moe ook, na een dag vol vergaderingen, Mara had nog wel oog voor de man die ze bij zich had laten komen. Nu hij keurig verzorgd was zag hij er veel jonger uit. Ze schatte hem hoogstens een jaar of vijf ouder dan zijzelf, maar hoewel ze zelf door haar vroege confrontatie met doodsvijanden een ernstige manier van doen had gekregen, had deze barbaar zo te zien een onbekommerde natuur behouden. Hij was alert, maar meer op een zelfverzekerde dan op een overspannen manier. Hij lachte gemakkelijk en had een opmerkelijk gevoel voor het ridicule - iets wat Mara beurtelings fascineerde en ergerde.

Ze hield de onderwerpen onschuldig: festivals en muziek, juwelen en kookkunst, het smeden van metaal, bontbewerking. Meer dan eens voelde ze zijn onderzoekende blik op haar rusten, op momenten dat hij dacht dat zij het niet merkte, maar hij wachtte rustig tot zij de drijfveer achter haar belangstellende vragen uit zichzelf zou onthullen. Dat het hem interesseerde was op zich merkwaardig. Een slaaf kon niets winnen door zijn verstand met dat van zijn eigenaar te meten. De twee stonden sociaal te ver van elkaar om tot welke overeenkomst ook te kunnen geraken. Toch probeerde deze slaaf kennelijk Mara's bedoelingen te raden. Toen moest Mara haar denkwijze corrigeren. Deze buitenwereldse slaaf had immers al een paar keer bewezen dat zijn opvattingen over Tsuranese instituties en gewoonten aan het absurde grensden. Juist wegens dat buitenissige perspectief zou dat haar echter in staat stellen haar eigen cultuur eens door geheel nieuwe ogen te bekijken. Zoiets zou een waardevol gereedschap kunnen zijn - als ze kon leren het te gebruiken.

Ze moest deze man - deze slaaf, verbeterde ze zichzelf - benaderen alsof hij haar gevaarlijkste opponent in het Spel van de Raad was. Ze was nu eenmaal verplicht tot deze tweegesprekken over zijn volk, wilde ze het kaf van het koren kunnen scheiden en nuttige informatie verwerven. Dat nam niet weg dat ze amper kon onderscheiden wanneer Kevin loog en wanneer hij de waarheid sprak. Vijf volle minuten lang had hij nadrukkelijk volgehouden dat zijn dorp of stad of land, of wat dat Zün ook wezen mocht, ooit lastig was gevallen door een draak. Mara had het tenslotte maar opgegeven hem tegen te spreken, hoewel elk klein kind toch wist dat draken mythische wezens waren die niet echt bestonden.  

Toen ze zag dat hij moe werd liet ze hem een vruchtendrankje geven, dat hij gretig opdronk, waarna hij tevreden zuchtte. Mara veranderde het onderwerp naar bordspelen en liet Kevin - geheel tegen haar gewoonte in - een hele poos doorpraten zonder hem met haar vragen of opmerkingen te onderbreken.

'Hebt u ooit een paard gezien?' vroeg de slaaf opeens, toen ze even pauzeerden en bedienden bezig waren extra lampen te ontsteken. 'Van alles van thuis mis ik die nog het meeste, geloof ik.'

Achter de buitenschermen was de duisternis ingevallen en het vergulde koperen gezicht van Kelewans maan glom boven de nidraweiden. Kevins vingers speelden met de franjes van zijn kussen en hij had een weemoedige blik in zijn ogen. 'Ah, vrouwe, ik had een merrie die ik vanaf dat ze een veulentje was heb grootgebracht. Haar vacht had de kleur van vuur en haar manen waren zo zwart als die van u.' Begeesterd door zijn herinneringen ging de slaaf rechtop zitten. 'Ze was snel, zowel op de korte als de lange afstan- . den, en altijd goedgehumeurd, en volkomen betrouwbaar op het slagveld. Met een schop kon ze een volledig geharnaste krijger vellen, en ze heeft me vaker tegen aanvallen in mijn rug beschermd dan een broer had kunnen doen.' Opeens hield hij geschrokken op met spreken.  

Waar Mara tevoren ontspannen en belangstellend had zitten luisteren, zat ze nu als verstijfd op haar kussens. Voor Tsuranese krijgers waren paarden namelijk geen fraaie, bewonderenswaardige dieren, maar angstaanjagende wezens. Onder de vreemde zon die deze slaaf op zijn thuiswereld had gekend waren Mara's vader en broer gesneuveld. Hun levensbloed was opgezogen door vreemde grond en was vertrapt onder de hoeven van paarden die door Kevins landgenoten werden bereden. Misschien was deze Kevin uit Zün zelf wel degene geweest die haar geliefden met zijn speer had doorstoken! Diep vanuit haar binnenste - zeker bevorderd door de vermoeienissen van die dag - voelde Mara een verdriet opkomen dat ze lange tijd niet had gevoeld. En met die pijnlijke herinneringen kwamen ook oude angsten naar boven.  

'Je zult niet meer over paarden praten,' zei ze, en de toon van haar stem was zo anders, dat het meisje dat haar haren deed abrupt ophield met kammen en een hele poos wachtte voordat ze daarmee weer durfde te beginnen.

Kevin hield op aan de franjes te plukken en keek naar de vrouwe. Hij verwachtte een teken van verdriet te zien, maar Mara's gezicht vertoonde geen emotie. Het stond uitdrukkingsloos, en haar ogen glansden koud en donker in het licht van de lampen. Even dacht hij dat hij het zich verbeeldde, maar zijn intuïtie gaf hem in haar nog eens goed te bekijken. Op een toon die in het geheel niet spottend klonk zei hij toen: 'Iets van wat ik heb gezegd heeft u bang gemaakt.'  

Weer verstijfde Mara. Haar ogen schoten vuur. De Acoma is nergens bang voor, dacht ze, en bijna had ze het hardop gezegd. Maar je hoeft je eer niet tegenover een slaaf te verdedigen. Beschaamd dat ze zich bijna had laten gaan stuurde ze met een abrupte hoofdbeweging haar kapster weg. In Tsuranese ogen was dat gebaar een even duidelijke waarschuwing als een luide kreet zou zijn geweest. Het meisje knielde, drukte haar voorhoofd tegen de vloer en haastte zich toen zo snel mogelijk de kamer uit, zonder op decorum te letten. De barbaar was zich echter van geen kwaad bewust, en hij herhaalde zijn opmerking, zachtjes, alsof hij tegen een kind sprak dat hem de eerste keer kennelijk niet goed had begrepen. Nu alleen met hem en het licht van de lampen, boorde Mara haar verzengende blik in de zijne, en als blikken hadden kunnen doden was het toengebeurd.  

Kevin zag haar woede aan voor verachting, en dat maakte hem op zijn beurt kwaad. Hij sprong overeind. 'Vrouwe, ik heb genoten van ons gesprek. Het heeft me in staat gesteld uw taal te oefenen en me hard werk onder een wrede zon bespaard. Maar vanaf het moment dat ik gisteren in uw aanwezigheid ben gebracht schijnt u te hebben vergeten dat onze naties met elkaar in oorlog zijn. Ik mag dan een krijgsgevangene zijn, ik ben nog steeds uw vijand. Ik zal u niet meer vertellen over mijn wereld, want daardoor zou ik u ongewild en ongeweten voordeel kunnen bezorgen. Mag ik uw toestemming om me terug te trekken?'

Hoewel de barbaar hoog boven haar uittorende, veranderde Mara niet van houding. 'Die toestemming heb je niet.' Hoe waagde hij het zich te gedragen als een gast die afscheid nam van een gastvrouw! Ze probeerde haar woede te beheersen en sprak op afgemeten toon. 'En je bent niet mijn krijgsgevangene. Je bent mijn eigendom.'  

Kevin bestudeerde haar gezicht. 'Nee.' Er verscheen een grijns om zijn mond, maar niet in zijn ogen, die hard waren van kwaadheid. 'Uw gevangene. Niets meer. Nooit iets meer!'

'Ga zitten!' commandeerde Mara.

'En als ik dat niet doe? Als ik in plaats daarvan ditdoe?' Hij bewoog zich met de snelheid van een geoefende krijger. Mara zag hem in een flits op haar af komen. Ze had kunnen roepen om haar lijfwachten te waarschuwen, maar haar verbijstering dat een slaaf het waagde een hand tegen haar op te heffen deed haar aarzelen. En toen was de kans voorbij. Een eeltige zwaardhand sloot zich om haar nek en drukte haar jaden halsketting in haar huid. Toen kwam er een tweede hand bij. Kevins handpalmen waren breed, maar ook ijskoud van het zweet. Te laat besefte Mara dat zijn opgewekte houding een façade voor zijn wanhoop was geweest.  

Mara beet op haar tanden tegen de pijn, draaide zich half vrij en probeerde hem in zijn kruis te trappen. Zijn ogen vonkten. Hij schudde haar als een lappenpop door elkaar en deed dat nog eens nadat haar nagels zijn polsen hadden opengekrabd. Mara kreeg bijna geen adem meer. Hij hield haar keel dicht, zodat ze niet kon schreeuwen, maar nog wel wat lucht kreeg. Hij boog zich dicht over haar heen en er verscheen een boosaardige glinstering in de harde blik van zijn blauwe ogen.

'Ik zie dat u eindelijk bang bent,' stelde hij vast. Ze kon niet antwoorden, en zou waarschijnlijk duizelig zijn. Haar donkere ogen waren wijd opengesperd en traanden van woede, maar ze beefde niet. Haar haren hingen warm over zijn handen en roken naar kruiden. De borst die tegen zijn onderarm drukte maakte het hem moeilijk zijn woede in stand te houden. 'U noemt me een eerloze slaaf en een barbaar,' vervolgde Kevin met een hese fluisterstem, 'maar ik ben geen van beide. Als u een man was zou u nu dood zijn, en ik zou sterven in de wetenschap dat ik een machtig heerschap uit de rangen van onze vijand had uitgeschakeld. Waar ik vandaan kom geldt het echter als een schande wanneer een man een vrouw iets aandoet. Dus ik zal u laten gaan. U kunt uw wachters roepen - u kunt me laten afranselen of laten doden. Maar we hebben een gezegde in Zün: u kunt me doden, maar niet opeten. Onthoud dit, als u me aan een boom ziet bungelen. Wat u ook met mijn lichaam doet, mijn ziel en mijn hart zijn en blijven vrij.Onthoud ook dat ik u heb toegestaanmij te laten doden. Ik heb u toegestaan voort te leven omdat mijneer dat voorschrijft. Vanaf dit moment is echter elk van uw ademtochten het geschenk van een slaaf.' Hij schudde haar nog een keer door elkaar en liet haar toen los. 'Mijngeschenk.'  

Tot in het diepste van haar ziel vernederd doordat een slaaf het had gewaagd haar aan te raken en haar te bedreigen met een uiterst schandelijke dood haalde Mara al adem om haar lijfwachten te roepen. Met een enkel teken kon ze deze roodharige barbaar aan wel tien vreselijke martelingen onderwerpen. Hij was een slaaf, hij bezat geen ziel en geen eer. Toch bewoog hij zich met een traag soort waardigheid toen hij weer plaatsnam op de vloer voor haar kussens en met iets van spot in zijn ogen wachtte tot ze zijn vonnis zou uitspreken. Mara voelde een walging die ze niet meer had ervaren sinds ze hulpeloos onder haar bruut van een echtgenoot had gelegen, en elke vezel van haar lichaam schreeuwde om wraak voor de belediging die deze barbaar haar had aangedaan. Maar wat hij had gezegd dwong haar tot nadenken. Hij scheen haar uit te dagen. Roep je bewakers maar, leek hij te suggereren. Laat hun mijn vingerafdrukken in je huid maar zien! Mara beet op haar tanden om een kreet van afgrijzen te onderdrukken. Dan zouden haar wachters weten dat deze barbaar haar in zijn macht had gehad en had verkozen haar weer los te laten. Of ze hem zweepslagen liet toedienen dan wel ter dood liet brengen, de overwinning zou aan hem zijn. Hij had haar nek even gemakkelijk kunnen breken als die van een zangvogel, maar in plaats daarvan had hij zich gehouden aan zijn versie van eer. En hij zou sterven met onbezoedelde eer, alsof hij tijdens een gevecht door een zwaard was gedood.

Mara worstelde met een manier van denken die haar zo vreemd was dat ze er kippenvel van kreeg. Deze man straffen door gebruik te maken van haar hoge positie zou alleen haarzelf vernederen, en het was natuurlijk ondenkbaar dat ze zich zoiets ter wille van een slaaf zou aandoen. Ze zat dus in de val, en hij wist het. Aan de onbeschaamde manier waarop hij haar aankeek was te zien dat hij haar wijze van redeneren precies had voorzien en op grond daarvan had besloten zijn leven te riskeren. Dat was hoog spel, maar bewonderenswaardig voor een barbaar. Mara dacht nog eens even na over de gevolgen. Ze huiverde nog na, maar was Tsuranees genoeg om dat te verbergen. Heser dan haar bedoeling was zei ze: 'Deze ronde heb je gewonnen, slaaf. Door het enige op het spel te zetten wat je kunt riskeren, namelijk je leven en je eventuele hoop op een hoger plekje op het Wiel in je volgende leven, heb je me in een positie gebracht waarin ik je ofwel moet vernietigen, ofwel deze ergernis moet verduren.' Haar toon veranderde. De nauw verholen woede maakte plaats voor berekening. 'Er is hierin echter een les verscholen. Ik zie niet blijvend af van mijn recht je ter dood te laten brengen, maar wel tijdelijk, hoe aantrekkelijk je terechtstelling me op dit moment ook lijkt.' Ze riep een bediende. 'Breng deze slaaf terug naar zijn barak. Zeg tegen de wachters dat hij niet met de andere slaven mee naar buiten mag.' Ze keek Kevin aan. 'En laat hem morgenavond na het eten weer hierheen brengen.'

Kevin maakte een spottende buiging - niet die van een nederige slaaf, maar die van een hoveling. Ze kon niet nalaten hem te bewonderen om zijn opgerichte houding en zelfverzekerde tred toen hij werd weggeleid. Toen de deur van de werkkamer achter hem gesloten was liet Mara zich weer op haar kussens zakken. Nog steeds ten prooi aan onverwachte emoties dwong ze zichzelf haar ogen te sluiten en een paar keer diep adem te halen - naar binnen door haar neus, naar buiten door haar mond. Ze riep een van haar mandala's voor haar geestesoog op - het was iets dat ze in de tempel had geleerd - en concentreerde zich op het abstracte patroon. Ze bande elke herinnering aan de sterke barbaar die haar onwrikbaar in zijn macht had gehad uit haar gedachten, en verdreef zo ook haar angst en woede, en de andere vreemde, opwindende gevoelens die in haar kolkten. En pas toen ze zich een hele poos later voldoende ontspannen voelde deed ze haar ogen weer open.

Verkwikt, zoals steeds na een dergelijke oefening, zette ze de feiten nog eens nuchter op een rijtje. Als ze alles eens rustig had verwerkt zou ze best wel nut kunnen hebben van deze rare man. Meteen voelde ze weer hevige ergernis opkomen. Niks man, een slaaf was het! Weer had ze een korte geestelijke oefening nodig om haar geest te kalmeren, maar ook daarna hield ze ergens diep in haar maag een vreemd, onzeker gevoel over. Kennelijk was ze nog niet helemaal in het reine met de gebeurtenissen van die avond. Waarom kostte het haar zo'n moeite haar innerlijke vrede te herwinnen? Afgezien van haar verdomde trots was ze geheel ongedeerd. Eerder in haar leven had ze geleerd dat trots een manier was om vijanden in de val te lokken en klem te zetten. Misschien, zo overwoog ze nu, heb ook ik vormen van trots waar ik geen naam aan heb willen geven.  

Toen moest ze opeens giechelen. U kunt me doden, maar niet opeten,had de barbaar gezegd. Wat een zonderlinge uitdrukking! Maar tegelijk ook een onthullende. Ik zal je wel degelijk opeten, Kevin uit Zün, dacht Mara, nu bijna stikkend van de lach. Ik zal je vrije ziel en je hart inpikken en ze aan me binden - meer dan je lichaam ooit aan iemand gebonden was. Toen werd haar lachen een gesmoord snikken. Er liepen tranen over haar wangen, zo machteloos, woedend en vernederd voelde ze zich. En daarbij voegden zich nog andere emoties, al even onthutsend, en Mara sloeg haar armen verkrampt om zich heen alsof ze haar lichaam tot rust moest dwingen. Weer begon ze aan een geestelijke oefening om zichzelf tot kalmte te dwingen.  

Drie keer. Nooit eerder had ze die oefening drie keer achter elkaar nodig gehad om weer kalm te worden! Mara haalde diep adem. 'Die verdomde vent!' mompelde ze, en toen riep ze haar bedienden om een bad in gereedheid te brengen. Ze stond op. 'En zijn verdomde stijfkoppige trots!' voegde ze eraan toe, maar terwijl haar personeel druk in de weer ging om haar te gehoorzamen, nuanceerde ze de laatste opmerking. 'En alle verdomde stijfkoppige trots.'

 

Mara bekeek de buitenwerelder, die daar in het rode licht van de ondergaande zon weer voor haar stond. Het was heet in haar werkkamer, hoewel er tussen de schermen door zwakke avondbriesjes vanuit de tuin naar binnen waaiden. Niettemin leek Kevin minder gespannen dan gisteren, al speelden zijn vingers nog steeds met de franjes van zijn kussen - een gewoonte die geen Tsurani zichzelf zou toestaan. Mara hield het voor een onbewuste bezigheid, zonder speciale betekenis. Kennelijk was het inmiddels tot de buitenwerelder doorgedrongen wat het betekende dat het hem was toegestaan verder te leven. Hij bestudeerde Mara even intens als zij hem.

Deze vreemde en - in zeker opzicht - knappe slaaf had haar gedwongen vaste overtuigingen eens van een andere kant te bezien en bepaalde 'waarheden' terzijde te leggen. De rest van gisteravond en vandaag bijna de hele dag had Mara haar indrukken, emoties en gedachten geordend. Twee keer was ze door de noodzaak daarvan zo geïrriteerd geraakt dat ze bijna soldaten had geroepen om de slaaf alsnog af te ranselen of zelfs te doden, maar ze had ingezien dat die impuls uit persoonlijke frustratie voortkwam en dat ze niet de brenger van de boodschap behoorde te straffen. Want de boodschap was duidelijk: dingen zijn niet altijd wat ze lijken te zijn.  

Om een of andere rare reden wilde ze met deze man een soort intieme versie van het Grote Spel spelen. Ze voelde zich daartoe uitgedaagd vanaf het moment dat hij haar had gedwongen zich aan zijn regels ondergeschikt te maken. Wel, dacht ze nu terwijl ze hem aankeek, jij mag dan de regels hebben opgesteld, maar toch zul je verliezen. Ze wist niet waarom het belangrijk was van deze slaaf te winnen, maar haar verlangen om dat te doen deed niet onder voor haar vurige begeerte om de Minwanabi te vermorzelen. Kevin moest in elk opzicht haar onderdaan worden en haar dezelfde slaafse gehoorzaamheid geven als alle andere leden van haar huishouding.

Kevin was nu bijna tien minuten in haar aanwezigheid en wachtte zwijgend tot zij klaar was met het lezen van een stapeltje rapporten. Zoekend naar een geschikte openingszet vroeg Mara: 'Wil je misschien iets drinken? De ondervraging kan wel eens lang gaan duren.' Hij begreep uit haar toon dat dit geen verzoenende woorden waren, en schudde van nee. Na een korte stilte vervolgde ze: 'Is het op jouw wereld mogelijk dat een slaaf zijn vrijheid krijgt?'

Kevin glimlachte ironisch en zijn vingers gaven een gefrustreerd rukje aan de franjes waarmee ze zaten te spelen. 'Niet in het koninkrijk, want daar worden alleen tot levenslang veroordeelde misdadigers als slaven verkocht. Maar in Kesh en Queg kan een slaaf die zijn meester goed bevalt zijn vrijheid verdienen. Of hij kan ontsnappen en over de grens wegkomen. Dat gebeurt.'

Mara keek naar zijn handen. Hoe ze aan die franjes plukten - zijn emoties waren zonneklaar! Afgeleid door deze onbedoelde openhartigheid moest de vrouwe even nadenken voor ze de draad weer kon oppakken: een onwaarschijnlijke mogelijkheid nagaan. 'En aan de andere kant van die grens kan zo'n ontsnapte slaaf rijkdom vergaren en als eerzaam man onder de burgers leven?'

'Ja.' Kevin legde zijn handpalmen op zijn knieën en leunde ontspannen achterover op een elleboog. Hij wilde nog meer zeggen, maar Mara onderbrakhem.  

'Dus als jij een weg terug naar je wereld zou kunnen vinden, zou je daar in staat zijn je positie, je eer en je titel te herwinnen, denk je?'

'Vrouwe,' zei Kevin met een neerbuigend glimlachje, 'niet alleen zou ik mijn voormalige positie terugkrijgen, bovendien zou ik aan gezag hebben gewonnen, want het zou me gelukt zijn aan de vijand te ontkomen om nogmaals tegen hen in het strijdperk te treden. Bovendien zou ik toekomstige gevangenen de hoop hebben gegeven dat ook zij misschien konden ontsnappen. In mijn land is het de plicht van een gevangengenomen... soldaat om in elk geval te proberen te ontsnappen.'  

Mara trok haar wenkbrauwen op. Weer was ze gedwongen haar opvattingen over eer, trouwen welbegrepen eigenbelang te herzien. Op een bepaalde, nogal verontrustende manier klonken de woorden van de barbaar eigenlijk heel logisch. Die mensen waren niet onhandelbaar of achterlijk, maar ze lieten zich enkel leiden door de voorschriften die in een haar vreemde cultuur golden. Ze worstelde met dat inzicht, maar zette koppig door. Als Kevins opstandigheid in zijn eigen natie als heldhaftig werd gezien, was zijn gedrag in een perverse zin begrijpelijk. Leiden door het voorbeeld te geven was een ideaal dat de Tsurani zelf ook kenden. Maar vernederingen ondergaan... beledigingen dulden... enkel om op zekere dag te kunnen terugkeren en dan opnieuw met de vijand te vechten... Er tolden gedachten door haar hoofd die ze tot dan toe volstrekt tegenstrijdig had geacht.

Ze gunde zich een moment om een teugje te nemen van haar koele vruchtendrank. In gevaarlijke mate gefascineerd - als een kind dat in een tempelruimte stiekem toekijkt bij verboden riten - zette Mara de feiten, die evenzoveel scherpgepunte zwaarden leken, op een rijtje: op Midkemia deden eerbare mannen vrouwen geen kwaad en raakte men zijn eer niet kwijt wanneer men gevangen werd genomen. Slaven konden iets anders dan slaven worden. Welk lot hadden de goden dan in petto voor degenen die tijdens hun leven hun ziel verspeelden? Welke situatie was een treffender tegendeel van eer dan slavernij? Binnen het denkpatroon van de cultuur van deze man verwierf men eer door zich te houden aan hun rare codes, en werd rang veeleer gezien als een omstandigheid dan als een gegeven. Kevin gedroeg zich als een vrije man omdat hij zichzelf niet zag als een slaaf, maar als een gevangene. Mara trok haar kleding recht om de verwarring te verbergen die alleen al deze ketterse gedachten bij haar opriepen.

Deze barbaren waren nog gevaarlijker dan zelfs Arakasi had gemeend, want de dingen die zij als voldongen feiten beschouwden zouden de Tsuranese samenleving volledig op haar kop zetten. Mara geloofde in alle oprechtheid dat het veiliger voor haar volk zou zijn als zij al haar barbaren liet executeren. Vroeg of laat zou iemand deze gevaarlijke ideeën echter toch gaan exploiteren, en het zou dom zijn die kans aan een vijand te laten toevallen. Mara probeerde haar ongerustheid te verbergen achter ruwe humor. 'Als vrouwen bij jullie zo onkwetsbaar zijn, dan zijn het zeker de echtgenoten van de heren, en niet jullie heren zelf die de beslissingen nemen? Klopt dat?'  

Kevin had met belangstelling toegekeken toen zij haar zijden jurkje glad streek en haalde nu met zichtbare tegenzin zijn blik bij het verleidelijke kloofje tussen haar borsten vandaan. 'Ten dele is dat juist, mijn vrouwe,' zei hij lachend. 'Maar nooit openlijk, en evenmin volgens de wet. Hun belangrijkste invloed oefenen ze uit via de slaapkamer.' Hij zuchtte, alsof hij zich spijtig iets dierbaars herinnerde, en zijn blik bleef hangen aan het blote deel van haar borsten boven haar decolleté en het lange stuk bloot been onder de zoom van haar jurk.  

Mara trok haar wenkbrauwen op. Ze was zich bewust van het schattende in zijn blik en voelde dat ze bijna bloosde. Automatisch trok ze haar been dichter naar zich toe en de hals rand van haar jurk wat hoger, en ze betrapte er zichzelf op dat ze haar blik dwong naar iets anders te kijken dan naar de bijna naakte slaaf aan haar voeten. Stel je niet zo aan, hield ze zichzelf voor. Naaktheid was in haar cultuur heel gewoon, dus waar maakte ze zich druk om?

Kwaad op zichzelf, keek ze Kevin recht in zijn ogen. Wat deze man ook mocht denken, hij was nog steeds haar eigendom! Ze kon hem ter dood laten brengen of naar haar slaapmat commanderen, het maakte niets uit, want hij was maar een ding. Toen vroeg ze zich af waarom ze opeens aan een slaapmat had moeten denken. Ze gedroeg zich hoe langer hoe gekker! Ze haalde diep adem en bracht het gesprek vastberaden op serieuze onderwerpen, namelijk hoe de heren en vrouwen aan de andere zijde van de scheuring hun landerijen bestierden. Zoals ook de vorige avond volgden vragen en antwoorden elkaar soepel op en moest Mara Kevin regelmatig helpen de juiste woorden te vinden voor de beschrijving van zijn land, het Koninkrijk der Eilanden. Hij was echter een snelle leerling en hoefde nieuwe woorden en begrippen meestal maar een keer te horen om ze zich eigen te maken. Mara was onder de indruk van zijn veelzijdige kennis.

Het werd donkerder in de kamer doordat de lont van de lamp half was weggezakt, maar Mara was te verstrooid om een bediende te roepen om hem bij te laten knippen. Binnenvallend maanlicht voorzag het interieur van een koperkleurige gloed en scherp contrasterende, donkere schaduwen. Mara strekte zich in deze schemering uit op haar kussens. Ze voelde zich gespannen en was nog niet toe aan slapen. Onder haar belangstelling voor Kevins wereld smeulde nog steeds haar kwaadheid. De herinnering aan zijn fysieke aanraking - de eerste van een man sinds de dood van haar echtgenoot - haalde haar af en toe uit haar concentratie. Op zulke momenten moest ze haar hele wilskracht aanspreken om de woorden die de barbaar sprak tot zich te laten doordringen.

Op dit moment had Kevin juist een uiteenzetting over de positie en macht van een edelman met de titel baron afgerond, en nam hij een slok van zijn drank. Lamplicht deed zijn huid glimmen. Hij keek van boven de rand van zijn glas aandachtig naar de curven van haar lichaam onder haar dunne zijden jurk.

Mara voelde opeens een onbestemd onbehagen opkomen. Er verscheen een blos op haar wangen en ze pakte haar waaier om zich koelte toe te wuiven, waarbij ze probeerde haar gezicht effen te houden, al besefte ze vol bitterheid dat nieuwe informatie slechts tijdelijk voor afleiding van de kolkende gevoelens in haar binnenste kon zorgen.

De informatie die Arakasi haar had gebracht had eerder onzekerheid dan geruststelling veroorzaakt. Het feit dat haar vijanden geen directe bedreiging leken te vormen maakte haar onzeker. Welke flank moest ze het beste bewaken? Haar middelen waren beperkt. Ze streefde naar een bruikbare strategie voor de langere termijn, maar in de tussentijd had ze te weinig mensen om zich op alle fronten tegelijk te verdedigen. Ze piekerde voortdurend over de afgelegen boerderijen of minder belangrijke pakhuizen die ze eventueel zou kunnen of moeten opofferen. De spectaculaire overwinning op Jingu had haar niet blind gemaakt voor de realiteit. De Acoma was nog steeds kwetsbaar. Ze mocht dan prestige hebben verworven, het aantal soldaten in haar kazernes was niet toegenomen. Als de vijand zou verkiezen haar met een legermacht aan te vallen zou een foute inschatting gevaarlijk kunnen zijn, of zelfs fataal.

Kevins cultuur had vreemde denkwijzen te bieden. Ze dienden voor Mara als een soort balsem op de angsten die voortdurend door haar hoofd spookten. Alleen al om die reden wilde ze de barbaar dicht in haar buurt houden: niet alleen om hem te domineren, maar ook om zijn schatkamer van bizarre ideeën te plunderen. En nu ze beter wist door welk gedachtengoed deze slaven zich lieten leiden vond ze het veiliger hun aanvoerder uit hun buurt te houden. Zonder Kevin, zo had Mara van de opzichter gehoord, waren ze ijveriger en zeurden ze minder. En als Kevin de hele dag aan haar zijde bleef leerde hij versneld de Tsuranese samenleving op haar niveau kennen. Des te sneller zou hij haar dan op grond van zijn kennis en ongewone inzichten kunnen adviseren - een perspectief dat volgens Mara grote mogelijkheden bood. Maar dan moest hem wel iets worden meegedeeld over de risico's, over wat er op het spel stond. Ze moest hem iets vertellen over de vijand, en hem duidelijk maken, of, beter nog, zelf laten ontdekken, wat hij te verliezen had als het Desio van de Minwanabi zou lukken de Acoma te overwinnen.  

De volgende keer dat Kevin zijn verhalen onderbrak met een persoonlijke vraag liet Mara berekenend haar wimpers zakken als een meisje dat op het punt stond iets vertrouwelijks te bekennen. je kunt toch niet in ernst verwachten dat ik daar antwoord op geef,' zei ze toen. Hierbij keek ze hem aan met een openhartigheid die hem moest aanspreken, naar ze hoopte.

De hele vertoning liet onbedoeld een spoortje van authentieke kwetsbaarheid zien, en dat besef trof Kevin als een mokerslag. Opeens zag hij geen afstandelijk, ijzig wezen meer, maar een jong meisje dat worstelde om het beheer van een gecompliceerd financieel imperium en een leger van ettelijke soldaten in de vingers te krijgen. Mara reageerde op zijn verblufte zwijgen door op een pesterig toontje te zeggen: 'Je zult voortaan mijn lijfslaaf zijn. Dan moet je overal gaan en staan waar ik ook ben. Op die manier leer je het antwoord op je vraag misschien wel vanzelf.'

Kevin zei geen woord. Hij had de listige berekening achter haar zogenaamd spontane inval doorzien, zag Mara, en hij was er niet blij mee. Het zat hem dwars dat hij gescheiden zou zijn van zijn kameraden en dat hij haar motieven niet kon doorgronden. Verstrooid begon hij met de franjes van zijn kussen te spelen. Mara zag het vanuit haar ooghoeken aan. Hij verfrommelde de draadjes tot bolletjes - een teken van opstandigheid, meende ze. Liever dan een tweede fysieke aanval te riskeren, klapte ze in haar handen om een bediende te roepen. De manier van klappen was ook een teken voor de lijfwachten op de gang. Een van hen schoof het paneel opzij en keek naar binnen.

'Breng de slaaf naar zijn barak,' droeg ze de buigende bediende op. 'Laat hem morgenvroeg de kleren van een huisbediende aanmeten. Zodra die klaar zijn begint hij met zijn werk als mijn lijfslaaf.'

Kevin reageerde stekelig toen de bediende hem bij zijn elleboog pakte. De alertheid van de bewakers was hem echter niet ontgaan, en na een laatste, rancuneuze blik op Mara liet hij zich wegleiden. De bediende was een hoofd kleiner dan hij en Kevin zette met opzet zulke grote stappen dat de man moest dribbelen om hem bij te houden.

Lujan, die in de deuropening stond, liet het vizier van zijn helm weer half zakken. 'Vrouwe, is dat wel verstandig? Die barbaar is moeilijk beschaafd te houden, tenzij u hem aan de teugel houdt. Wat u ook van plan bent, zelfs iemand die zo weinig snugger is als ik kan zien dat hij uw spelletje door heeft.'

Mara stak haar kin naar voren. 'Jij ook al?' Ondanks haar gespannen houding was te zien dat ze geamuseerd was. 'Nacoya heeft me gisteren al de les gelezen - iets over kwaad leren van demonen. Arakasi zei dat barbaren nog krommer denken dan beekjes die zich door een moeras kronkelen, en Keyoke, die gewoonlijk over gezond verstand beschikt, wil niks zeggen, hetgeen betekent dat hij het afkeurt.'

'U vergeet Jican nog,' zei Lujan op luchtige toon.

Mara glimlachte, en zuchtte toen quasi gekweld. 'Onze zwartgallige Jican heeft met het keukenpersoneel gewed dat mijn stelletje Midkemiërs elkaar voor het volgende jaargetijde zal uitmoorden. En dat de bomen voor de nieuwe nidraweiden dus niet op tijd omgehakt zullen worden en dat de kalveren dan graan moeten vreten en dat we ze in dat geval beter kunnen slachten om de kosten van dat voer uit te sparen.'  

'Anders komen we allemaal aan de bedelstaf,' besloot Lujan, zijn stem een octaaf hoger dan normaal. Bij het horen van zijn imitatie van de zeurderige hadonra schoot Mara in de lach. je bent een boosaardige man, Lujan. Als je niet zo grappig was, af en toe, had ik je allang ergens naar een moeras gestuurd om een plukje bouwvallige hutten te bewaken. Ga nu, en slaap wel.'

'Welterusten, mijn vrouwe.' Zachtjes schoof hij het paneel zo ver dicht dat Mara privacy had, maar niet zo ver dat het haar lijfwachten tijd zou kosten om haar meteen te hulp te schieten. Zuchtend stelde Mara vast dat Lujan weer voor haar deur op wacht bleef staan in plaats van zich voor de nacht terug te trekken. Ze vroeg zich af hoe lang de Acoma nog kon dulden dat een voortreffelijke, gepluimde slagleider als een gewone soldaat voor haar deur op wacht moest staan.

Desio zou zich verkneukelen als hij het wist.

 

Ajiki greep een vuistvol rood haar. 'Au!' riep Kevin, alsof het hem pijn deed. Hij stak zijn hand op naar de jongen die op zijn schouders zat en kietelde zijn in zijde gehulde ribben. De jonge erfzoon van de Acoma begon zo hard te gieren van het lachen dat minstens de helft van de soldaten die Mara escorteerden geschrokken opkeek.

De gordijntjes van de draagkoets werden opengeschoven. 'Willen beide kinderen zich misschien wat kalmer houden?' vroeg Mara.

Kevin grijnsde alleen maar en kietelde Ajiki onder zijn voetzool, waardoor het knulletje opnieuw in giechelen uitbarstte. 'We amuseren ons,' zei de barbaar. 'Dat Desio u dood wil hebben is nog geen reden om een mooie dag als deze te laten bederven.'

Mara probeerde minder streng te kijken. Het feit dat Ajiki en Kevin vandaag voor het eerst als deel van haar gevolg in de korf van de cho-ja's op bezoek waren geweest was op zich een reden voor tevredenheid en blijdschap. De een was te jong en de ander te onervaren om te begrijpen dat er wel iets erg belangrijks moest zijn gebeurd om haar per bode naar huis te laten roepen. En belangrijk goed nieuws had ongetwijfeld kunnen wachten tot ze uit zichzelf weer naar huis was teruggekeerd.  

Zuchtend liet ze zich weer in haar kussens zakken. Er speelde zonlicht op haar schoot en wegens de vochtige lucht transpireerde ze. Het had de afgelopen nacht geregend, want het natte seizoen was begonnen. De grond waarop haar garde liep was bedekt met een laagje modder en de gaten in de weg waren volgelopen met water en blonken als rondgestrooide juwelen. Wegens de vochtige atmosfeer stonden nu zelfs de meest alledaagse bloemen en kruiden in bloei en was de lucht zwaar van geuren. Mara voelde een opkomende hoofdpijn. De afgelopen maand was zenuwslopend geweest, want al die tijd had ze in onzekerheid verkeerd over de plannen die Desio en de Minwanabi smeedden. Tot dusverre hadden de spionnen van Arakasi slechts een echt feit weten te achterhalen, namelijk dat Desio aan de Krijgsheer had laten weten dat hij Tasaio thuis nodig had.

Dat was op zich al een ongunstig gegeven. Het was immers Tasaio's slimheid geweest die de Acoma bijna tot de ondergang had gedreven, en het huis had nog lang niet genoeg tijd gehad om zich te herstellen en een volgende zware aanval te kunnen weerstaan.

Toen ze na de laatste bocht in de weg haar huis voor zich zag liggen kreeg Mara het onplezierige voorgevoel dat haar bevelhebber haar had laten roepen wegens een of andere actie van Tasaio. De man was te goed, te subtiel en te ambitieus om genoegen te nemen met een rolletje op de achtergrond. Als zij in de schoenen van Desio had gestaan zou ze Tasaio zonder meer het hele conflict met de Acoma ter afhandeling hebben overgedragen.

'Welke wonderlijke dingen heb je gezien?' vroeg Kevin aan Ajiki. De twee hadden vriendschap gesloten vanaf de eerste ochtend, toen de jongen had geprobeerd de kolossale barbaar uit te leggen hoe Tsuranese sandalen gestrikt dienden te worden, hoewel hij dat zelf eigenlijk ook niet wist. Dat Kevin de sympathie van de jongen had gewonnen gaf hem wat extra bescherming tegen de humeurige grillen van Mara, die nog steeds kwaad was dat hij haar had aangeraakt. Naarmate ze hem beter leerde kennen begon ze echter ook iets van een zekere affectie voor hem te ontwikkelen, ondanks zijn buitensporige gedrag en totale gebrek aan beleefdheid.

'Rare luchtjes!' riep Ajiki, wiens enthousiasme altijd evenredig was met zijn luidruchtigheid.

'Luchtjes kun je niet zien,' sprak Kevin hem tegen. 'Hoewel ik moet toegeven dat het in de korf van de cho-ja's rook als in de winkel van een kruidenmaler.'  

'Waarom?' Ajiki trommelde met zijn mollige vuistje op Kevins kruin om zijn vraag kracht bij te zetten. 'Waarom?'

Kevin pakte de jongen bij zijn enkels en tilde hem kopje-onder van zijn schouders en hoog omhoog. 'Omdat het insecten zijn, zou ik denken.'

Ajiki hing ondersteboven in zijn handen en liep rood aan van plezier. 'Insecten praten niet. Ze steken. Het kindermeisje slaat ze dood.' Hij zweeg. Zijn ogen rolden en zijn armpjes bungelden naar beneden. 'Mij slaat ze ook wel eens.'

'Omdat je te veel kletst,' opperde Kevin. 'En de cho-ja's zijn sterk en slim. Als je zou proberen er een te slaan zou hij je vermorzelen.'

Ajiki protesteerde luidruchtig en beweerde dat hij elke cho-ja kon slaan voordat deze de kans kreeg hem te vermorzelen, en hij protesteerde nog luidruchtiger toen de barbaarse slaaf hem teruggaf aan zijn kindermeisje, dat de capriolen van haar pupil afkeurend had aangezien. De dragers lieten de koets zakken en de soldaten, die Mara bij elk tochtje, hoe onbenullig ook, vergezelden, gingen netjes in de houding staan. Lujan verscheen terstond om de dame te helpen bij het uitstappen en Jican stond al in de deuropening te buigen. 'Arakasi zit met Keyoke in uw werkkamer te wachten, mijn vrouwe.'

Mara knikte verstrooid. Ze werd vooral afgeleid door het kabaal van Ajiki, die tegenstribbelend werd afgevoerd. Ze keek met schuingehouden hoofd naar een drager die stalen zijden stoffen droeg. 'Kom mee,' zei ze. Ze dacht even na, maar keek toen Kevin aan. Jij ook.'

De barbaar moest zich op de tong bijten om niet te vragen waar het gesprek over zou gaan. Sinds hij was aangewezen als de lijfslaaf van de vrouwe had hij de meeste adviseurs van de vrouwe ontmoet, maar de spionnenmeester was voor hem nog een onbekende. Wanneer hij aan Mara kwam rapporteren had zij Kevin steeds voor een of ander klusje weggestuurd. Hij was nieuwsgierig waarom ze dat nu niet deed, maar Kevin kende haar inmiddels goed genoeg om te weten dat ze er een goede, misschien wel bedreigende reden voor zou hebben. Hoe langer hij haar observeerde, hoe beter het tot hem doordrong dat de ogenschijnlijk zelfverzekerde vrouwe gekweld werd door angsten waar een minder persoon allang aan onderdoor zou zijn gegaan. En ondanks zijn woede over het feit dat hij als een soort pratend huisdier werd behandeld, had hij een onwillige bewondering voor haar taaiheid ontwikkeld. Los van haar leeftijd of sekse was Mara gewoon een opmerkelijke vrouw: een tegenstander die je moest vrezen en een leider die je moest gehoorzamen.

Kevin stapte achter de vrouwe de schemerige hal binnen. Lujan bleef discreet in de buurt van de slaaf - nu een volle stap voor hem uit, zoals dat hoorde, en straks, tijdens de vergadering, voor de deur, overigens niet alleen om zijn meesteres te beschermen, maar ook om eventueel luistervinkend personeel weg te jagen. Hoewel Arakasi uitgebreid herkomst-onderzoek had gedaan naar iedereen die in Mara's huishouden werkte, had hij bij haar niettemin aangedrongen op de uiterste voorzichtigheid. Ogenschijnlijk loyaal personeel kon zwichten voor grote omkoopsommen, dat was nu eenmaal bekend, en een heerser behoorde daar altijd verdacht op te zijn. Krijgers die trouw hadden gezworen konden worden vertrouwd, zoals ook de naaste adviseurs, maar degenen die in de tuinen het fruit plukten of de bloemen verzorgden konden in principe elke meester dienen.

De luiken van de werkkamer waren dicht, waardoor de lucht er nog vochtiger en bedompter leek. De gepluimde helm van de opperbevelhebber was een vage, roerloze schaduw in de schemering. Keyoke zat met het geduld van een verweerd standbeeld te wachten. Zijn zwaard, nu weer in zijn schede, lag dwars op zijn knieën, een zeker teken dat hij tijdens het wachten de kling had geïnspecteerd op oneffenheden die alleen zijn kritische oog kon onderscheiden. Tsuranese zwaarden waren gemaakt van op elkaar geplakte laagjes verhard leer en vereisten een zorgvuldig onderhoud, want als die laagjes opeens loslieten was de krijger meteen zo goed als ongewapend.  

Mara gaf een knikje ter begroeting, legde haar buitenjasje af en maakte haar gordel wat losser. Kevin deed zijn best om niet naar haar te staren toen ze de dunne zijde van haar jurk hier en daar van haar plakkerige huid trok. Desondanks kon hij bij het zien van haar amper verhulde borsten een zwelling van zijn kruis niet verhinderen. Ernstig in verlegenheid gebracht sjorde hij aan de zoom van zijn krappe bediendentuniek om zijn opgewonden staat te verdoezelen. Zoals al vaker, moest hij zichzelf krachtig in herinnering brengen dat de opvattingen over ingetogenheid hier totaal anders waren dan in zijn thuiswereld. Niettemin kon hij er maar moeilijk aan wennen dat Kelewanese vrouwen hier, wegens het klimaat, bijna bloot rondliepen. Hij had het zo druk met het verhullen van de onvrijwillige reactie van zijn lichaam op Mara's vormen dat hij bijna het begin van de conversatie miste.

'Wat heb je te melden?'

Keyoke boog zijn hoofd. 'Er heeft een overval door de Minwanabi plaatsgevonden, een kleintje maar, op een van onze thyzakaravanen.'

Mara veegde een losse streng haar van haar voorhoofd en dacht even na voordat ze reageerde. 'De aanval kwam dus helemaal zoals Arakasi's spion had voorspeld?'

Weer boog Keyoke zijn hoofd. 'Zelfs het aantal soldaten klopte precies. Vrouwe, dit riekt naar iets verdachts. Het lijkt geen enkele strategische betekenis te hebben.'

'En jij haat losse eindjes,' vulde Mara namens hem aan. 'Ik neem aan dat de soldaten van de Minwanabi zijn uitgeschakeld?'

'Tot de laatste man gedood,' preciseerde Keyoke. In zijn toon klonk echter maar weinig tevredenheid over die overwinning door. 'Een compagnie minder om onze grenzen te belagen, mocht Desio voor een openlijke oorlog kiezen. Maar het is de onbeholpenheid van de aanval die me dwarszit. De krijgers stierven alsof ze een eervolle zelfmoord hadden gezworen, in plaats van als soldaten die een militair doel probeerden te bereiken.'

Mara beet op haar lip. Haar gezicht betrok. 'Wat vermoed je?' vroeg ze aan de schaduwen.

Bij wijze van reactie kwam daar iets in beweging. Kevin werd erdoor verrast. Nu pas zag hij daar een kleine gestalte zitten, een man die zijn handen gevouwen had en die zo roerloos was geweest, dat Kevin hem tot nu toe niet had opgemerkt. Zijn stem klonk droog als een fluistering, maar was niettemin helder en nadrukkelijk. 'Vrouwe, ik kan u weinig inzicht verschaffen. Tot nu toe heb ik geen spion die toegang heeft tot Desio's intiemste beraad. Hij bespreekt zijn bedoelingen uitsluitend met zijn Eerste Adviseur, Incomo, en zijn neef Tasaio. De Eerste Adviseur is uiteraard niet iemand die zich te buiten gaat aan drank of roddelpraatjes, en Tasaio neemt helemaal niemand in vertrouwen, zelfs niet de krijger die in zijn jeugd zijn mentor was. Gegeven de omstandigheden is het al mooi dat we accurate informatie blijken te krijgen van de spionnen die we wel hebben.'

'Wat zijn je vermoedens?'

Arakasi antwoordde pas na een ruime pauze. 'Tasaio heeft het commando, durf ik te wedden. De scherpte en sluwheid van zijn geest zijn onovertroffen. Hij heeft heer Jingu uitstekend gediend bij het wegvagen van de Tuscai.' Iedereen, behalve Kevin, wist dat dit het gevallen huis was dat door Arakasi was gediend voordat hij zich bij Mara had aangesloten. 'Tas aio is een vlijmscherp zwaard in de handen van zijn meester. Maar wanneer hij onder zijn eigen regie opereert ... is het moeilijk in te schatten wat hij in zijn schild voert. Ik denk dat Tasaio het een of ander uitprobeert. Ik vermoed dat zijn krijgers opdracht hebben gekregen om te sterven omdat hij iets over het huis Acoma nader onderzocht wilde hebben. Een soort gambiet- een klein offer op het speelbord.'

'In ruil voor wat?'

'Als we dat wisten, meesteres, zouden we maatregelen kunnen bedenken en hoefden we niet over mogelijkheden te piekeren.'

Mara zweeg even, gespannen. 'Arakasi,' zei ze toen, 'is het mogelijk dat we een spion in ons midden hebben?'

Kevin keek nieuwsgierig toe. De spionnenmeester antwoordde niet meteen. De man had een bijna griezelig talent om onzichtbaar op te gaan in zijn omgeving. 'Vrouwe, vanaf de dag dat ik mijn eed heb gezworen op uw natami heb ik die kwestie grondig onderzocht. Ik ken geen verrader in uw midden.'

De vrouwe maakte een gebaartje van frustratie. 'Waarom dan een thyza-karavaan, onderweg van hier naar Sulan-Qu, aangevallen, behalve als ze weten wat onze eigenlijke plannen zijn? Arakasi, onze volgende zending van graan moet een dekmantel zijn voor onze stalen van zijde. Als dat de informatie was waar de Minwanabi op uit was, zijn we nu misschien ernstig in de problemen. Die zijden stoffen van onze cho-ja's moeten daar verrassenderwijs op de veiligen worden aangeboden. De winst, de hele status van dat aanbod hangt daarvan af. Dat geheim mag niet van tevoren uitlekken.'  

Arakasi boog zijn hoofd. Het gebaar drukte zowel instemming als geruststelling uit. 'Die overval door Desio's soldaten kan puur toeval zijn geweest, maar ik deel uw mening. We mogen dat niet zonder meer aannemen. Het is waarschijnlijker dat hij heeft proberen te ontdekken waarom we onze karavanen zo zwaar beveiligen.'

'Misschien kunt u ze op een vals spoor brengen,' zei Kevin opeens.

'Een vals spoor?' vroeg Keyoke ongeduldig. Tegen deze tijd was Mara's opperbevelhebber er wel aan gewend dat de barbaar zich zo nu en dan liet horen. De man kon zich eenvoudig niet gedragen als een slaaf en de vrouwe had besloten, om haar moverende redenen, wat hem betreft maar af te zien van het protocol. Arakasi had de Midkemiër echter nooit eerder ontmoet, en voor hem klonk de opmerking als een brutaliteit. De spionnenrneester keek met fonkelende ogen naar de lange man die achter Mara stond. Arakasi was niet iemand die zijn intelligentie liet misleiden door vooroordelen over iemands positie of vrijmoedigheid, maar hij kwam meteen tot de kern van de zaak. 'Hoezo?' vroeg hij Kevin.  

'Een soort maskerade.' Zoals gewoonlijk liet Kevin zijn woorden vergezeld gaan van brede armgebaren. 'Als er iets in een zending thyza verborgen moet worden kan de vijand in verwarring worden gebracht door in alle wagens van die karavaan verzegelde pakjes en doosjes en zakjes te verbergen. De vijand moet dan ofwel zijn krachten verdelen en allerlei soorten zendingen en producten in het oog gaan houden, en daarbij zijn bedoelingen verraden, ofwel hij moet alle pogingen opgeven.'

Arakasi knipperde een paar keer zeer snel met zijn ogen, als een havik. Zijn hersenen werkten nog sneller. 'De stalen van onze zijde zouden daarentegen in geen van die zendingen als zodanig te herkennen zijn,' vulde hij aan, 'maar op een andere manier verborgen worden, of misschien juist niet, maar open en bloot worden meegevoerd, op plaatsen waar men zijde verwacht.'

Kevins ogen straalden. 'Precies. U kunt ze gewoon als voering in mantels of andere kleren naaien, of simpelweg als een aparte zending sjerpen versturen.'

'Het idee lijkt me gezond,' zei Mara, en Arakasi gaf met een knikje blijk van zijn stilzwijgende instemming. 'We zouden onze bedienden zelfs ondergoed van fijne zijde kunnen laten dragen onder hun normale reis kleren.'

Op dat moment begon er iemand dringend op een wandscherm te kloppen. Arakasi trok zich instinctief terug in zijn donkere hoekje en Mara informeerde wat er was. Het scherm werd opzij geschoven en een opgewonden, rood aangelopen Eerste Adviseur vertoonde zich. Keyoke ontspande zich en legde zijn zwaard weer op zijn knieën toen Nacoya naar haar meesteres toe liep en de verplichte buiging maakte, zonder na te laten haar bestraffend toe te spreken. 'Mijn vrouwe, kijk uw kleren toch eens!' Het voormalige kindermeisje sloeg haar ogen in wanhoop ten hemel.  

Mara keek verrast naar haar dunne jurkje, dat wegens de hitte nogal open hing, maar inderdaad van onder tot boven onder het stof en het straatvuil leek te zitten.

'En uw haren!' klaagde Nacoya, nu zelfs met een vermanend opgeheven wijsvinger. 'Een puinhoop! Allemaal klitten! Het zou moeten glanzen en lekker moeten ruiken! We hebben wel tien kamermeisjes nodig om dat in orde te brengen!' Ze deed alsof ze Keyoke en Arakasi pas op dat moment zag en zag daarin een mooie aanleiding voor een nieuwe uitval. 'Weg, jullie!' riep ze. 'Onze meesteres moet zo snel mogelijk presentabel worden gemaakt.'

'Nacoya!' snauwde Mara. 'Waarom storm je zo mijn werkkamer binnen en behandel je mijn hoogste adviseurs als huisbedienden? Wat is er zo dringend?'

Nacoya verstijfde als een gestoken jiga. 'Bij de heilige Lashima, vrouwe, hoe hebt u dat kunnen vergeten? Hoe kon u dat?'

'Vergeten?' Mara wreef een paar haren uit haar gezicht en keek oprecht verwonderd. 'Wat vergeten?'

Nacoya was nu letterlijk sprakeloos van verbijstering.

Arakasi kwam haar vriendelijk te hulp. 'Onze waarde oma doelt waarschijnlijk op Hokanu van de Shinzawai, wiens gevolg ik op de weg vanaf Sulan-Qu ben tegengekomen.'

De Eerste Adviseur van de Acoma had zich inmiddels hersteld en zei op bittere toon: 'Het verzoekbriefje van die jonge heer ligt al een week op uw tafel, mijn vrouwe, en u hebt hem bevestigend geantwoord, maar nu gaat u hem beledigen door niet klaar te zijn om hem bij zijn aankomst te ontvangen.'

Mara uitte een woord dat in het geheel niet bij haar verheven positie paste, hetgeen Nacoya deed ineenkrimpen, maar Kevin breed deed grijnzen. Hij had zijn repertoire van vloeken en scheldwoorden van een ervaren slavendrijver geleerd en dat gedeelte van zijn woordenrepertoire was nog steeds het beste ontwikkeld.

Nacoya gaf uitdrukking aan haar frustratie door hard in haar handen te klappen om bedienden te roepen. Even later was een heel legertje slaven druk in de weer met een tobbe, heet water, handdoeken, kammen, prachtige jurken en juwelen. Mara had al meteen haar bevelhebber weggestuurd. Terwijl drie meisjes haar uitkleedden maakte ze een arm vrij en wees Arakasi het stapeltje zijdestalen aan die ze uit de korf van de cho-ja's had meegebracht. 'Dat zijn ze, Arakasi. Bedenk maar hoe we het moeten aanpakken. Jican kan je vertellen wanneer ze in Jamar moeten zijn. Verzin maar een list om ze daarheen te krijgen.'

De spionnenmeester maakte een tactvolle buiging en nam het stapeltje mee naar buiten. Kevin bleef. Hij stond nog achter zijn meesteres, maar iedereen scheen hem vergeten te zijn. Hij stond gefascineerd te kijken naar Mara's ranke, naakte lichaam. Ze was rechtop in de tobbe gaan staan, waar de bedienden emmers water over haar heen goten. Daarna ging ze langzaam, sierlijk zitten terwijl meisjes haar inzeepten en haar haren wasten. Kevin zag vanuit zijn hoekje meer blote huid dan hem lief was. Hij vervloekte het inadequate formaat van zijn livrei, want de aanblik van zijn prachtige jonge meesteres had zijn mannelijkheid tot een verheven eerbetoon aangezet, welke spontane hulde hij nu als een betrapte keukenjongen met zijn handen voor zijn kruis gevouwen probeerde verborgen te houden, onderwijl aan allerlei akelige dingen denkend om zijn lust te smoren.

 

Toen de Vrouwe van de Acoma na deze spoedbeurt door baders, kapsters en kleedsters de gang op liep, volgde Kevin haar op zijn gewone plek, vlak achter haar, vooral omdat niemand met enige autoriteit hem had gezegd dat hij dat niet moest doen. Oogverblindend gekleed in een staatsiejapon die glitterde van de opgenaaide parels en smaragden was Mara veel te opgewonden om oog te hebben voor de barbaarse slaaf, die haar nu al bijna een maand op haar hielen volgde. Ze haastte zich door de gangen en ze had een bezorgd groefje in het stukje huid tussen haar wenkbrauwen. Kevin kende haar inmiddels goed genoeg om haar stemmingen een beetje te kunnen raden en hij besloot dat deze Hokanu van de Shinzawai kennelijk iets meer was dan een gewoon sociaal contactje. In het algemeen had Mara liever financiële discussies met haar hadonra dan dat ze zich met haar plichtplegingen als vrouwe van een gerenommeerd huis moest bezighouden.  

Nadat Nacoya haar daar met een scherpe fluistering voor de tweede keer toe had gemaand, minderde Mara tenslotte haar snelheid voordat ze het omsloten deel van de tuin binnen stapte, op deze tijd van de dag de koelste plek om een gast te ontvangen. De Eerste Adviseur klopte haar pupil zachtjes op de pols en gaf haar een paar laatste adviezen. 'Wees charmant tegenover deze man, dochter van mijn hart, maar onderschat zijn inzicht niet. Hij is geen opdringerige jongen, zoals die arme Bruli, die zich liet meeslepen door een vurige verliefdheid. En je hebt hem beslist al beledigd door hem te laten wachten.'

Mara knikte verstrooid en liet haar chaperonne toen staan. Met Kevin nog steeds op haar hielen stapte ze het zonlichtbespikkelde schaduwrijk van de binnentuin in.

Naast de fontein waren daar kussens op de grond gelegd en er stond ook een schaal met verversingen. Beide waren zo te zien onaangeroerd. Bij het zien van Mara bleef een slanke, gespierde jongeman abrupt staan. Zo te zien had hij al een hele poos rusteloos heen en weer gelopen over het tuinpad. Hij droeg een weelderig kostuum van blauwe zijde, met opgenaaide topazen en robijnen. Het was duidelijk dat dit een telg uit een rijke en machtige familie was. Nu hij enige ervaring had met de ondoorgrondelijkheid van Tsurani keek Kevin niet naar het knappe, maar onbewogen gezicht van de jongeman om wat wijzer te worden, maar naar zijn handen, die er sterk uitzagen en het eelt van een Zwaardvechter bezaten. Hij merkte ook de veerkracht op in de tred van de man toen deze naar Mara toe liep, en een lichte spanning in zijn houding, die waarschijnlijk een zekere ergernis uitdrukte.

In zijn aangename stemgeluid liet hij van die ergernis echter niets doorklinken. 'Vrouwe Mara, wat een genoegen u te zien. Gaat alles goed met u?'

Mara maakte een diepe buiging voor hem. Haar juwelen glinsterden in het door het lover gefilterde zonlicht. 'Hokanu van de Shinzawai, het gaat mij goed genoeg om u te kunnen doorgronden. Het irriteert u dat ik te laat ben, en ik heb daarvoor geen enkel excuus.' Hoewel ze hoog opgericht stond, kwam haar voorhoofd slechts tot aan zijn kin, en om hem in zijn donkere ogen te kunnen kijken moest ze haar hoofd naar achter buigen op een manier die haar - op een volstrekt ongekunstelde manier - adembenemend mooi maakte. 'Wat kan de Acoma anders doen dan uw vergeving vragen?' Mara zweeg even, en produceerde toen een ontwapenend schaapachtige glimlach. 'Ik had gewoon helemaal niet in de gaten dat het al zo laat was.'

Even leek het alsof Hokanu woedend was, maar toen drong het tot hem door dat de vrouwe in elk geval niet tegen hem had willen liegen, en barstte hij spontaan in lachen uit. 'Mara, je zet me klem! Als je een krijger was zou ik je vragen je zwaard te trekken. In de gegeven omstandigheden kan ik alleen maar vaststellen dat je me iets verschuldigd bent. Ik vind dat je me compensatie behoort te geven in de vorm van je gezelschap.'

Mara deed een stapje naar voren en stond hem een korte, formele omhelzing toe. 'Had ik je dan bij de deur moeten opwachten in de verfomfaaide jurk die ik na een dag werken en vergaderen droeg?' vroeg ze plagend.

Hokanu bleef haar hand vasthouden, en Kevin vond dat hij het op een bezitterige manier deed. De wijze waarop de jongeman zijn gretigheid achter een façade van verblindende charme wist te verbergen ergerde de Midkemische slaaf, al had hij niet precies kunnen uitleggen waarom. Toen de edelman op Mara's suggestie reageerde met een nieuwe lach, en een 'doe dat toch maar, de volgende keer', trok Kevin een lelijk gezicht.  

Normaliter was Mara geestig en scherp en assertief wanneer ze met haar mannelijke stafleden sprak, of met de paar ambtelijke functionarissen die Kevin in zijn tijd als lijfslaaf op bezoek had gezien. Maar in het gezelschap van Hokanu werd haar humor mild en ingetogen, en gedroeg ze zich niet brutaal en uitdagend, op de manier die hij met tegenzin was gaan bewonderen, maar eerder wat bedeesd. Ze liet zich door de jonge krijger naar de kussens leiden en scheen haar best te doen haar genoegen niet al te duidelijk te laten blijken, hoewel het zonneklaar was dat ze zijn gezelschap aangenaam vond. Met ingetogen beleefdheid verzocht ze Kevin een drankje en een hapje te serveren. Hokanu aanvaardde een schoteltje vruchten op sap en een beker sa-wijn. Zijn donkere ogen namen de Midkemiër belangstellend op. Even voelde Kevin zich geïnspecteerd als een stuk vee op een markt, maar to~n richtte de edelman zich plagend tot Mara.  

'Ik zie dat je deze sorkat van een barbaar op een bewonderenswaardige manier hebt weten te temmen. Hij schijnt zijn plaats wat beter te kennen dan de anderen van zijn soort.'

Mara verborg haar geamuseerdheid achter haar chochakopje. Ze nam een slokje en zei toen kalm: 'Zo lijkt het. Heb jij in de ngaggibossen de slaven gevonden die je vader nodig had?'

Hokanu's ogen blonken even op voordat hij bevestigend knikte. 'Die kwestie is bevredigend geregeld.' Alsof hij opeens besefte dat Mara tegenover hem even terughoudend was over hun gedeelde, maar onuitgesproken belangstelling voor de Midkemiërs als hij tegenover haar, bracht hij het gesprek op Kevins fysieke eigenschappen, waarover hij sprak alsof de roodharige barbaar niet stond mee te luisteren.  

'Hij oogt zo sterk als een nidrastier en lijkt me heel geschikt om bossen te rooien voor je vee.'

Niet gewend om als een stuk gereedschap besproken te worden, opende Kevin zijn mond om te zeggen dat hij ook heel goed kon worstelen, maar voordat hij zo brutaal kon zijn om de elegante krijger meteen maar tot een tweegevecht uit te dagen greep Mara in. Zichtbaar verbleekt, maar met grote tegenwoordigheid van geest, voorkwam ze dat hij iets zei. 'Slaaf, ik heb je hier niet meer nodig. Stuur Misa om ons te bedienen. Ga dan naar het voorplein en help Jican bij het verzorgen van Hokanu's gevolg.'

Kevin krulde zijn lippen in een gevaarlijk, enigszins spottend glimlachje toen hij zijn slavenbuiging maakte - nog altijd net niet diep genoeg, tot Mara's voortdurende ergernis - en wierp Hokanu een net niet hatelijke blik toe, alvorens zich om te draaien en waardig te vertrekken. Het enige smet je op zijn indrukwekkende vertoning was het feit dat het korte Tsuranese bediendentuniekje hem bespottelijk stond, een detail dat Hokanu niet over het hoofd zag. Wat hij erover opmerkte - Kevin kon het nog net horen toen hij de gang op liep - was op het randje van het betamelijke, gezien de aanwezigheid van een dame. Kevin voelde een hete drift opkomen en had zin om de man alsnog tot een gevecht uit te dagen, maar realiseerde zich toen opeens, in een verrassende opwelling van eerlijkheid tegenover zichzelf, dat hij gewoonjaloers was. 'Naar de pomp met hem, en met haar ook!' mompelde hij. Zelfs het overwegen van een liefdesaffaire met Mara was een sollicitatie naar een onverwijlde ophanging aan de dichtstbijzijnde juloboom - waarschijnlijk ondersteboven, met zijn gezicht boven een smeulend houtvuurtje. Als hij iets wilde winnen in zijn omgang met deze vrouw zou dat niet gebeuren door geflirt. Tegen alle voorschriften en tradities in zou hij een andere manier moeten vinden om weer vrij te worden.  

Het voorplein was weer stoffig, alsof de felle zon de regens van de afgelopen nacht alsnog in een fata morgana had veranderd. Binnen de door een houten hek omheinde ruimte heerste een druk gewoel van nidra's, veedrijvers, wagens en ossen, en van slaven en bedienden die af en aan sleepten met voer, bakken thyza en emmers water. Kevin begaf zich midden in die drukte - nog steeds met zijn gedachten bij zijn gepikeerdheid - en liep bijna letterlijk tegen Jican aan.

De kleine hadonra slaakte een verontwaardigd gilletje en moest opzijspringen om niet omvergelopen te worden. Hij keek naar boven, zag de machtige, door geen bediendenlivrei te omvatten borstkas van Kevin en reageerde met een bitsheid die zijn meesteres niet van hem kende. 'Heb je niets te doen?' snauwde hij.

'Ik liep wat te wandelen,' antwoordde Kevin met een ontwapenende oprechtheid.

Jican werd alleen nog maar kwader. 'Nu niet meer! Pak een emmer en breng de slaven van deze stoet water. En zorg dat je niemand in het gevolg van de Shinzawai ergert, anders laat ik je persoonlijk vastbinden en met de zweep geven, gesnapt?'

Kevin bekeek zwijgend de kleine hadonra, die in de aanwezigheid van zijn meesteres altijd zo schuw als een muis leek.

Hoewel Jican meer dan een hoofd kleiner was dan de slaaf, kromp hij niet ineen. Hij pakte een passerende slaaf een niet helemaal lege emmer af en drukte deze Kevin ruw in de handen. 'Aan het werk, jij!'

'Verdomme,' vloekte Kevin, omdat het water uit de emmer hem nat spatte. Toen hij zich oprichtte was Jican verdwenen. Kevin besefte dat hij zich nu niet meer ongezien uit de voeten kon maken en hij liep gehoorzaam naar de bron om zijn emmer te vullen. Deze bracht hij vervolgens naar twee dorstig ogende slaven die naast een van de wagens op de grond zaten uit te rusten.

'He, jij bent van het koninkrijk,' zei de grootste van de twee, die blond was en twee vervellende littekens op zijn gezicht had. 'Wie ben je? Wanneer ben je gevangengenomen?'

De drie slaven wisselden hun namen uit. Kevin gaf de emmer eerst aan de kleinere, donkerharige slaaf, wiens rechterhand in verband was gewikkeld en die een vreemde, koude uitdrukking rond zijn ogen had. Het bleek een landjonker uit Schreiborg te zijn en Kevin kende hem niet, maar de andere man, die zichzelf Laurie noemde, kwam hem niet helemaal vreemd voor.

'Hebben we elkaar misschien ooit ontmoet?' vroeg Kevin terwijl hij de emmer terugkreeg van jonker Puc.

De blonde man haalde zijn schouders op en antwoordde met instinctieve jovialiteit: 'Wie weet? Ik heb als minstreel door het hele koninkrijk gezworven en heb ook meer dan eens aan het hof van Zün gezongen.' Laurie kneep zijn ogen samen. 'He, ben je niet baron...'

'Stil!' maande Kevin hem. Hij keek snel om zich heen of er soldaten in de buurt waren. 'Eén woord over mijn rang en ik ben een lijk. Ze doden officieren, weet je wel?'

Kevin realiseerde zich hoe vermagerd en uitgeput zijn landgenoten eruitzagen, en hij vroeg hun wat ze sinds hun gevangenneming meegemaakt hadden. De raadselachtige man, die Puc heette, keek hem op zijn kille manier aan. 'Je leert snel genoeg bij. Ik ben een jonker, en als ze hadden geweten dat ik dus tot de lagere adel behoor hadden ze me zeker al de eerste dag gedood. Maar ze zijn niet op de hoogte van mijn rang. Ik heb hun gezegd dat ik een dienaar van de hertog was, en dat hebben ze opgevat als bediende.' Hij keek om zich heen naar de slaven van de Acoma, die allemaal nog druk in de weer waren om te doen wat de hadonra had gevraagd. 'Jij bent nog nieuw in dit slavenwereldje, Kevin. Onthoud maar goed dat deze Tsurani je kunnen doden zonder zelfs maar even met hun ogen te knipperen, want ze zijn er hier heilig van overtuigd dat een slaaf geen eer bezit. Pas heel goed op je tellen, Kevin van Zün, want iemand hoeft maar met zijn vingers te knippen om je lot te bezegelen.'  

'Verdomme,' zei Kevin zachtjes, 'en ik had nog wel gedacht dat je mooie concubines kreeg als je je hier netjes gedroeg!'

Laurie zette grote ogen op en begon toen zo hard te lachen dat een van de soldaten van de Shinzawai hun kant op keek. De twee slaven trokken onmiddellijk een strak gezicht, en pas toen de soldaat zijn hoofd weer had afgewend zuchtte Laurie zachtjes. 1e bent je gevoel voor humor tenminste nog niet kwijt, zo te horen.'

'Als je niet meer kunt lachen,' antwoordde Kevin, 'ben je zo goed als dood.'

Laurie veegde over zijn gezicht met een lap die hij met water uit de emmer had bevochtigd. 'Dat zeg ik ook altijd tegen dat vriendje hier naast me.'

Puc keek Laurie aan met een mengsel van affectie en ergernis. 'En dat zegt een gek die zichzelf bijna had laten doden om mijn leven te redden.' Hij zuchtte. 'Als onze jonge edelman van de Shinzawai niet toevallig in die moerassen was geweest...' Hij liet de zin onafgemaakt en vervolgde op een sombere toon: 'Alle mannen die net als ik in het eerste jaar van de oorlog gevangen zijn geraakt, Kevin, zijn nu dood. Leer je aan te passen. Deze Tsurani hebben een bepaald concept. Ze noemen het "spil", een plekje in je binnenste waar niemand je kan aanraken.' Hij drukte een vingertopje tegen Kevins borst. 'Daar. Leer daar binnen te leven, en je kunt ook hier buiten leven.'  

De roodharige knikte, en omdat hij Jicans blik in zijn rug voelde branden pakte hij de emmer op. Na een spijtig knikje naar Laurie en Puc liep hij met het resterende water naar de volgende wagen. Die avond kon hij misschien naar buiten glippen en nog wat tijd met zijn twee landgenoten doorbrengen. Nuttige informatie zouden ze elkaar wel niet te bieden hebben, maar het zou allicht wat helpen tegen het heimwee ...

Maar hij werd de hele avond aan het werk gehouden, en toen hij tenslotte uitgeput naar het grote huis terugkeerde, wezen ze hem daar een kamer aan waarin hij de nacht moest doorbrengen. Ze hadden zelfs een wachter voor zijn deur gezet, dus een bezoekje aan zijn kameraden kon hij wel vergeten. Toch meende hij die nacht vanuit de barakken het geluid van zachte gesprekjes in zijn eigen taal te horen, en vol spijt besefte hij dat het zijn collega-slaven waren die met de twee Eilanders in de karavaan van de Shinzawai zaten te praten. Hij zou de verhalen uit de tweede hand horen, van Patrick of een van de anderen, maar niet uit de eerste hand. Die bittere constatering bezorgde hem voor het eerst een bijna ondraaglijke aanval van heimwee. 'Verdomde teef!' vloekte hij zachtjes tegen zijn harde klissen. 'Jij verdomde teef!'