21 Bewaarder van het Zegel

 

De sloep meerde aan.

Op kussens onder een luifel gezeten, met een koel drankje in haar hand, tuurde Mara tegen het felle, door het water weerspiegelde ochtendzonlicht in naar de kade en de drukte om haar heen. De vrouwe herinnerde zich opeens dat Nacoya haar dit tochtje naar Kentosani had afgeraden, maar nu ze de bedrijvigheid rond de schepen, de pakhuizen, de winkels en de marktstalletjes zag begreep Mara dat Arakasi de situatie beter had ingeschat: in elk geval in het straatbeeld had de stad zich volledig hersteld van de chaos rond de Keizerlijke Spelen, nu zes maanden geleden.  

Voor Mara leek het een geschikt moment om weer eens naar de Heilige Stad te gaan. Nacoya vermoedde terecht dat Mara's zogenaamde reden - een bezoekje aan een kleine politieke opponent om hem in te palmen - in feite maar een smoesje was, maar Mara onthulde haar feitelijke bedoeling aan niemand.

Toen haar sloep was aangemeerd gaf ze het glas met het drankje aan een bediende en liet ze de draagkoets in gereedheid brengen en een erewacht samenstellen. Ze had maar vijfentwintig gardisten bij zich. Ze was niet van plan lang te blijven en maakte zich geen zorgen over moordenaars. Zowel de Assemblee als de keizer wenste rust en orde, en een moord door een tong in de Heilige Stad zou aanmerkelijk grondiger worden onderzocht dan de opdrachtgevers lief was. Verder had Mara alleen een paar bedienden, de bemanning van haar boot, plus Kevin en Arakasi bij zich.  

De dag begon al aardig heet te worden. Terwijl haar garde een weg voor haar begon te banen, veegde Kevin een plakkerige lok van zijn voorhoofd. 'Waarom ben je nu eigenlijk hierheen gekomen?'

Gekleed in een mooiere jurk dan ze normaliter voor een reis uitkoos, keek Mara vanachter het venstertje van haar draagkoets naar buiten. Ze had het gordijntje opengeschoven om wat frisse lucht toe te laten. 'Dat heb je nog geen uur geleden ook aan Arakasi gevraagd.'

'Die vertelde me opnieuw de leugen dat we heer Kuganchalt van de Ginecho zo nodig moeten bezoeken. Dat geloof ik niet.'

Mara stak haar waaier naar buiten en gaf Kevin een bestraffend tikje op zijn pols. 'Als je een vrije man was, zou ik dit niet onbestraft laten. Mij beschuldigen van liegen is een belediging van de eer van de Acoma.'

Kevin pakte de waaier speels van haar af en gaf hem toen met een overdreven buiging weer terug - ongeveer zoals een jongeman van een lagere status een Tsuranese hoge dame het hof maakt. 'Je hebt inderdaad niet rechtstreeks gelogen,' gaf hij toe, en hij grijnsde toen hij zag dat Mara moest lachen om zijn clownerie. Opeens besefte hij weer hoe dierbaar ze hem was. Toch liet hij zich niet van zijn apropos brengen. 'Je hebt alleen niet precies gezegd wat je eigenlijk van plan bent.'

Ze sloegen een hoek om. Een paar van Mara's gardisten konden een stel straatjongens die een magere hond achternazaten niet meer ontwijken en botsten ertegenop. Zoals steeds viel het Kevin op hoe ziek en vies en verwaarloosd die schoffies eruit zagen, en het stemde hem bedroefd. Hij luisterde slechts met een half oor naar Mara's uitleg: dat heer Kuganchalt een niet al te grote, maar niettemin belangrijke bondgenoot was van de Heer van de Ekamchi en de Heer van de Inrodaka. Dat tweetal leidde een kleine partij die sterk tegen Mara gekant was sinds zij destijds een koningin van de cho-ja's had overgehaald het land van de Inrodaka te verruilen voor het land van de Acoma. Ze meende dat een contact met de Ginecho haar tenminste de gelegenheid gaf haar versie van de feiten naar voren te brengen, en misschien een wigje te drijven tussen de Ginecho en die twee onvriendelijke heren.  

'Het huis Ginecho heeft door Almecho's val zware verliezen geleden,' legde Mara uit. 'Ze stonden flink in het krijt bij de Omechan en nadat de Krijgsheer ten onder was gegaan hebben zijn nabestaanden die schulden eerder opgeëist dan de oude Heer van de Ginecho had voorzien. Hij stierf van de spanning, zegt men, hoewel anderen fluisteren dat het zelfmoord was. Weer anderen beweren dat hij is vergiftigd door een vijand. Hoe dan ook, zijn jonge zoon Kuganchalt heeft nu de mantel overgenomen, plus een schuldenlast van jewelste. Dit lijkt me een geschikt moment om een opening te zoeken.'

Kevin kneep geërgerd zijn lippen opeen. Ze zei dit hoewel ze heel goed wist dat hij aanwezig was geweest toen Arakasi de situatie had uitgelegd: dat het in Kuganchalts huis wemelde van de rivaliserende neven, allemaal volgelingen van de Ekamchi en de Inrodaka, waarvan er waarschijnlijk een paar de opdracht hadden de jonge Kuganchalt te vermoorden, mocht deze in zijn onervarenheid iets doen wat tegen de belangen van die twee huizen indruiste. Kevin had toen opgemerkt dat sommige van die neven waarschijnlijk ook zonder aansporing door Mara's twee vijanden bereid waren de jonge heer naar de zalen van de Rode God te helpen, en Nacoya had gewaarschuwd dat het stadshuis van heer Kuganchalt erger dan een nest vol relli's moest zijn, maar Mara - zo had de oude vrouw geconstateerd - luisterde nu eenmaal nooit naar goede raad wanneer ze grotere plannen in haar hoofd had.

Nadat ze een volgende hoek waren omgeslagen voelde Kevin opeens dat Mara hem aandachtig zat aan te kijken. Hij had al vaker het gevoel gehad dat ze aan zijn gezicht precies kon zien wat hij dacht, en dit was weer zo'n moment. 'De Ginecho verwacht natuurlijk dat wij zullen proberen hun loyaliteit te verwerven,' legde ze poeslief uit. 'De Ekamchi heeft zich blauw betaald om de steun van vele leden van Kuganchalts familie te kopen, en de Inrodaka heeft het grootste deel van dat geld ter beschikking gesteld. Ze zouden allemaal vreselijk teleurgesteld zijn als de Acoma helemaal niets zou proberen. Dat doen we dus maar. Het geeft hun wat ze het belangrijkste vinden, en dat is het geloof in hun eigen importantie. De Inrodaka en de Ekamchi moeten voortdurend in de waan worden gelaten dat ik hun vijandschap van enig belang acht. Dat voorkomt dat ze zich aansluiten bij mijn andere vijanden. De goden mogen ons helpen als ze ooit de waarheid ontdekken: dat de Acoma inmiddels veel te sterk en invloedrijk is geworden om zich iets te moeten aantrekken van hun onnozele intriges. Want dan gaan ze misschien echt vervelende dingen doen om op te vallen, zoals steun geven aan Tasaio.'  

Kevin lachte ongelovig. 'Dus je gaat die wrokkige knaap even over zijn bol aaien om te voorkomen dat hij zich verwaarloosd voelt en echt boos wordt? En je houdt hem wat lekkere hapjes voor om te voorkomen dat hij stout wordt en ergens anders nog lekkerder hapjes gaat halen?'

'Niet erg elegant uitgedrukt,' zei Mara, 'maar zo is het.'

Kevin vloekte in het Midkemisch.

Geërgerd schoof Mara haar gordijntje half dicht. 'Niet zo grof! Wat bedoel je eigenlijk?'

Haar barbaar keek haar lang aan en haalde toen zijn schouders op. 'Beleefd uitgedrukt: dat Grote Spel van jullie lijkt nog het meeste op een giftig moeras. En wat erin gebeurt grenst erg vaak aan het absurde.'  

'Ik was al bang dat je zoiets zou zeggen.' Mara leunde met een elleboog op haar kussens en keek naar een van de grote stenen tempels die aan weerszijden van de laan stonden. Kevin volgde haar blik en kende het Tsuranese pantheon ondertussen goed genoeg om de tempel van Lashima, de godin van de Wijsheid, te herkennen. Hier was Mara maanden in opleiding geweest, herinnerde hij zich, maar voordat ze de gelofte kon doen had de dood van haar vader en haar broer haar leven ingrijpend veranderd.

Alsof Mara zijn gedachten aan het verleden had gevolgd zei ze: 'Weet je, ik mis de rust.' Toen glimlachte ze. 'Maar verder ook niks, eigenlijk. De priesteressen van de tempel zijn nog verknochter aan tradities en rituelen dan de grote huizen. Ik kan me niet meer voorstellen dat ik met een dergelijk leven gelukkig zou kunnen zijn.' Ze wierp Kevin een ondeugende blik toe. 'En ik zou een bepaalde bedsport zeer node hebben gemist.'

'Ach,' zei Kevin terwijl hij de tempels om hen heen oneerbiedig bekeek, 'misschien ook niet. Met wat geluk, een stevig stuk touw, een vastberaden man...' Hij boog zich naar voren, omvatte haar kin en gaf haar een kus op de mond. 'Zelf ben ik toevallig een erg vastberaden type.'

Vanaf de andere kant van de draagkoets wierp Arakasi hem een verwijtende blik toe.  

'Jij zult nooit een nette slaaf worden,' mompelde Mara. 'Ik geloof dat we maar eens een onderzoek moeten doen naar het precedent dat in de arena is geschapen door de Grootheid die ooit een landgenoot van je was, om te kijken of we je legaal de vrijheid kunnen geven.'

'Dus daarom zijn we in Kentosani! Je wilt juridische finesses bestuderen en kijken of er sinds de spelen iets is veranderd!' Hij richtte zich op en liep weer keurig naast Mara's draagkoets, maar nu met een brede grijns op zijn gezicht. 'Patrick zou zichzelf kunnen vergeten en je spontaan een kus geven!'

Mara trok een lelijk gezicht. 'Dat zou hem zeker een geseling kosten! Die man wast zich nooit.' Ze schudde haar hoofd. 'Nee, dat is niet de reden waarom ik hier ben. Als we de tijd kunnen vinden zullen we de Keizerlijke Archieven bezoeken, maar de Heer van de Ginecho gaat voor.'

'Het leven zou vreselijk saai zijn zonder vijanden,' plaagde Kevin, maar deze keer liet zijn vrouwe zich niet op stang jagen.

De laan werd smaller en het verkeer daardoor zo druk, dat converseren moeilijk werd. Kevin gebruikte het voordeel van zijn grotere lengte en kracht om de draagkoets zo goed mogelijk uit het gewoel te houden. Ondertussen besefte hij dat zijn jaren van gevangenschap voor hem heus niet alleen kommer en kwel waren geweest. Er waren aspecten van de Tsuranese maatschappij die hij verschrikkelijk vond - zoals de ellende van de allerarmsten - maar als hij als vrije man de keuze zou krijgen zou hij deze wereld als de zijne kiezen en aan Mara's zijde blijven. Zijn horizon had zich verbreed sinds hij in de Oorlog van de Grote Scheuring had gevochten. Als jongere zoon zou hij bij een terugkeer naar Zün en het landgoed van zijn vader weinig perspectief hebben, en zeker geen passende compensatie vinden voor de opwinding die hij in dit vreemde, exotische Tsuranuanni had gevonden.  

Hij was zo diep verzonken in zijn gedachten, dat hij toen ze het stadshuis van de Acoma bereikten zelfs vergat als vanouds te protesteren tegen de huismeester die hem commandeerde te helpen bij het binnendragen van Mara's bagage.

 

De middag ging voorbij en de hitte nam af. Mara had een bad genomen en zich opgeknapt. Nu bereidde ze zich voor op haar bezoek aan de Heer van de Ginecho. Kevin wees haar uitnodiging om mee te gaan af. Hij beweerde dat hij moeite zou hebben om zijn lachen in te houden, maar Mara wist dat hij gewoon veel liever over de markten van de Heilige Stad liep en ze moest zichzelf bekennen dat een middagje winkelen met de huismeester wel wat interessanter was dan een uitwisseling van platitudes en versluierde beledigingen met een zeventienjarige jongen die nog roodbehuilde ogen had wegens het verdriet om zijn vader. Ze deed alsof ze Kevins smoesje aannemelijk vond en nam in zijn plaats Arakasi mee, onopvallend gekleed als een gewone bediende. Het huis Ginecho was te onbelangrijk om gerichte aandacht van Mara's spionnen te verdienen, maar haar spionnenmeester wilde deze kans om wat roddeltjes uit te wisselen met het personeel toch niet laten lopen.  

De draagkoets vertrok laat in de middag, vergezeld door twintig gardisten - een voldoende aantal om de Heer van de Ginecho de impressie te geven dat zijn vijandschap serieus werd genomen. Om snelheid te winnen trok de stoet door zijstraten, waar het minder druk was.

Ze liepen door koele, schaduwrijke lanen, met aan weerszijden de tuinen van rijke gildenmeesters en kooplieden. Hun passage werd amper opgemerkt. Hier en daar was huispersoneel met groentenkarretjes op de weg. De soldaten bleven op hun hoede, al meende Arakasi dat geen enkel huis in het keizerrijk het zou aandurven in deze stad publiekelijk een moordaanslag te laten doen.  

Mara was altijd dol geweest op deze lanen, met hun grote, oude bomen en hun nette plaveisel van kasseien. Ze hield van de houten poorten en schuttingen, met hun hibisranken en fleurige akasi's eroverheen. Hoewel Kentosani een stad aan een rivier was, zoals Sulan-Qu, waren leerlooierijen, ververijen en andere vervuilende ambachten binnen de stadsmuren bij keizerlijk decreet verboden. Tenzij je toevallig aan de verkeerde kant van de wind bij de stallen in de buurt van de arena stond, of van de drukke markt bij de haven, rook je in de stad alleen maar bloemen, aangevuld met de exotische geur van de offergaven die ter ere van de Tsuranese goden en godinnen op het tempelplein dag en nacht - maar vooral 's avonds - verbrand werden.  

De dragers arriveerden met hun koets op een van de vele grote pleinen. Mara zat te mijmeren, maar zag toch dat Arakasi opeens leek te aarzelen. Ze volgde zijn blik om te zien wat zijn aandacht kon hebben getrokken. Aan de overkant van het plein stonden twee vergulde zootjes, met een boogvormig dwarsstuk erop en een plaat gladde leisteen ertussenin. Het was een van de vele mededelingenborden die overal in de stad waren neergezet voor berichten namens het Hemelse Licht. Gewoonlijk ging het om korte, met krijt geschreven teksten van religieuze aard. Vandaag stonden er echter een paar Keizerlijke Witten op wacht bij het bord, en dat was op zich ongewoon genoeg om de aandacht te trekken. Van dichterbij bekeken bleek dat enkele werklieden een van de gouden paaltjes aan het repareren waren. Het was kennelijk tijdens de rellen na de Spelen beschadigd en moest nu bijgeschilderd worden, en die verf, hoe dun ook, was zo kostbaar dat diefstal niet geriskeerd mocht worden. Hierdoor leek de aanwezigheid van Witten verklaard te zijn. Wat Arakasi's aandacht had getrokken bleek echter iets heel anders te zijn: drie gestalten in donkere gewaden stonden een rol op te hangen die rijkelijk was voorzien van keizerlijke zegels en linten. Mara fronste verwonderd haar voorhoofd. Het was niet gebruikelijk dat Grootheden van de Assemblee der Magiërs klusjes voor klerken klaarden.  

'Het is een proclamatie,' veronderstelde Arakasi, die de verwondering van zijn meesteres deelde. 'Als u het goed vindt, vrouwe, wil ik even kijken waar het over gaat.'

Mara knikte instemmend. In plaats van over de schoonheid van de Heilige Stad begon ze nu over het Hemelse Licht te mijmeren. Keizerlijke proclamaties waren op zich al zeldzaam en het feit dat deze werd opgehangen door Grootheden wees op iets uitzonderlijk gewichtigs. Het was inmiddels een publiek geheim dat de huidige keizer zich niet op een verheven afstand wenste te houden, zoals zijn voorvaderen, maar dat dit Hemelse Licht, Ichindar, niet alleen met het Spel meedeed, maar het ook had doen kantelen.  

Arakasi keerde terug. Hij glipte behendig tussen twee straatverkopers met schouderjukken en manden door. 'Vrouwe,' zei hij zacht tegen Mara, 'de Grootheden verkondigen aan het keizerrijk dat de magiër Milamber uit de Assemblee is verstoten. Voorts staat er in het document dat de slaven die tijdens zijn actie in de arena door Milamber zijn bevrijd nu wettelijk vrij zijn van hun meesters, maar dat hierin geen precedent mag worden gezien. Bij keizerlijk decreet, en naar de wil van de goden, verklaart Ichindar dat niemand anders die het grijs van de slavernij draagt van status zal kunnen veranderen. In het belang van het keizerrijk en de openbare orde, alsmede krachtens de goddelijke wil, moeten allen die slaven zijn zulks blijven tot hun dood.'  

Mara's gezichtsuitdrukking veranderde niet, maar haar opgewekte stemming was grondig bedorven. Opeens somber, gebaarde ze haar dragers dat ze verder moesten, en toen deed ze haar gordijntjes dicht, zoals altijd wanneer ze privacy wenste. Haar handen grepen een kussen vast. Hoe moest ze dit Kevin vertellen, die na haar onnadenkende opmerking die morgen zo duizelingwekkend hoopvol was geworden?  

Tot voor kort had ze zijn slavernij eigenlijk geen punt van bijzonder belang gevonden. Als eigendom van de Acoma was hij verzekerd van voedsel, kleren en onderdak, alsmede van een zekere publieke status - naar evenredigheid met de eer van haar huis. Als vrije zou hij geen positie meer innemen, zelfs niet in de ogen van een bedelaar. Elke Tsurani op straat zou hem kunnen bespuwen, zonder angst te hebben voor welke wraak ook. Hoeveel Mara ook van hem hield, ze had Kevins vorm van trots - zo heel anders dan de Tsuranese - nooit goed begrepen. Hij was veel veiliger als slaaf in haar huishouding dan als clanloze barbaarse vrije. Iedereen die ooit in het havenkwartier van Jamar was geweest, had daar wel eens een huisloze wilde uit Thuril of een ontheemde Dustarische dwerg zien lopen. Was hun ellendige lot dan zo benijdenswaardig?  

Maar desondanks had ze langzamerhand begrepen, en zichzelf met tegenzin bekend, dat ze hem op een zeker moment moest verliezen als hij een slaaf zou blijven. De Nacht van de Bloedige Zwaarden had haar zonder enige twijfel duidelijk gemaakt dat hij een krijger was en dat hij vrijheid verdiende om zijn eer te vergroten. Vanaf dat moment had ze zich ongelukkig gevoeld bij de gedachte dat hij zijn dagen zou eindigen als haar eigendom. Haar inzichten waren veranderd: ze begreep nu dat zijn Midkemische gedragscode, hoe merkwaardig deze in haar ogen ook was, een geheel eigen eerbegrip inhield.  

Ze was niet meer in staat hem te zien als iemand die zichzelf te schande had gemaakt door geen zelfmoord te plegen maar zich gevangen te laten nemen - wat een Tsuranese krijger nooit zou hebben gedaan - of door zijn rang geheim te houden om een ogenblikkelijke executie te voorkomen.

Terneergeslagen door het vooruitzicht dat haar plan om hem geluk te schenken nu voor altijd van de baan was, bleef Mara tijdens haar bezoek aan de Ginecho in somber gepeins verzonken. Ze deed en zei keurig de dingen die van haar verwacht werden, maar achteraf kon ze zich noch van de conversatie, noch van het uiterlijk van de jonge Heer van de Kuganchalt nog veel voor de geest halen. Misschien dat Arakasi tijdens de terugtocht via de toortsverlichte lanen merkte hoe verstrooid de vrouwe was, maar hij zei er niets van. Hij reikte haar zijn hand bij het uitstappen - zo zwierig alsof hij zijn leven lang niets anders had gedaan - en trok zich toen stilletjes terug.

Mara vroeg om een lichte avondmaaltijd. Deze keer liet ze Kevin niet roepen. In haar eentje zat ze vanuit de stilte in haar werkkamer naar de schaduwpatronen van de struiken en bloemen in de binnentuin te turen. Vanuit de keuken hoorde ze gelach, en Kevins vrolijke stem - kennelijk was hij iets opschepperigs aan het vertellen, misschien iets wat hij vanmiddag op de markt had meegemaakt. Het was duidelijk dat hij in een opperbest humeur was en het personeel reageerde op zijn relaas alsof ze naar de voorstelling van een grappige straatzanger luisterden.  

Maar voor Mara was Kevins vrolijkheid die avond alleen maar schrijnend. Ze schoof haar nauwelijks aangeroerde voedsel van zich af en vroeg een bediende wijn te brengen. Ze dronk ervan en liet het steeds donkerder worden, zonder om lampen te vragen. Haar gedachten draaiden in kringetjes rond en kwamen steeds weer terug bij de vragen die ze aan Fumita had gesteld, de Grootheid die haar had opgezocht. Zijn geslotenheid zat haar zelfs nu nog dwars. Telkens weer zag ze zijn kille reactie voor zich, en ze vroeg zich af, nu elke hoop om iets te veranderen de bodem was ingeslagen, of het edict tegen de slaven misschien was veroorzaakt door haar vragen...

Ze zou het nooit met zekerheid weten. Dat was het pijnlijkste. Als ze zo verstandig was geweest haar eigen inzicht te volgen, zou Kevins kans op vrijheid misschien niet vernietigd zijn.

Mara zuchtte diep. Ze wenkte dat het dienblad met eten weg kon. Ze ging vroeg naar bed, hoewel haar geest bleef tollen, en toen Kevin naar bed kwam deed ze alsof ze sliep. Zelfs zijn aanrakingen en tederheid waren niet in staat haar op te kikkeren en ze was bang dat ze zich tegenover hem zou verspreken. Toen hij tenslotte tevreden naast haar in slaap viel voelde zij zich nog steeds niet beter. De hele nacht bleef ze woelen en piekeren. Uren gingen voorbij, en nog steeds wist ze niet wat ze tegen hem moest zeggen. Ze keek naar zijn profiel, dat goudkleurig oplichtte in het schijnsel van de lantaarns in de binnentuin. Het litteken dat de opzichter van de slavenmarkt hem destijds had bezorgd was in de loop van de jaren bijna weggesleten. Je zag alleen nog een wit streepje boven zijn kaakbeen - iets wat een krijger kon overhouden aan een zwaardsnee. Zijn blauwe ogen, met hun lach erin, hun diepte, waren nu gesloten, en in zijn slaap drukte zijn gezicht een vredige berusting uit. Mara zou hem graag hebben aangeraakt, en ze moest vechten tegen haar tranen. Beschaamd door die aanval van zwakte draaide ze zich abrupt om en staarde naar de wand, maar al gauw daarna lag ze weer naar hem te kijken en moest ze weer op haar lip bijten om niet in tranen uit te barsten.  

Toen de dag aanbrak was zij uitgeput. Ze stond voor Kevin op. Ze voelde zich gespannen en ellendig, en was bedekt door klam zweet. Ze riep meiden om haar te baden en te kleden, en toen haar geliefde zich meldde met slaperige vragen verborg ze haar afstandelijkheid achter gesnauw.

'Ik heb vanmorgen iets heel belangrijks te doen.' Ze draaide haar hoofd van hem af, zogenaamd om de meid te helpen die haar haren deed, maar in feite om haar opgezette, nog niet door opmaak verfraaide ogen voor hem te verbergen - het bewijs van haar ellende. 'Je kunt mee of niet, wat je wilt.'

Getroffen door de koelheid van haar stem hield Kevin abrupt op zich uit te rekken. Hij keek haar aan. Ze voelde zijn blik in haar rug branden en hoefde niet om te kijken om te weten hoe verwijtend hij keek. 'Mee, natuurlijk,' zei hij langzaam, maar toen, geërgerd dat hij meteen zo geprikkeld reageerde, vervolgde hij: 'Er moet op die markten hier heel wat beters worden aangeboden dan jiga's voordat ik me nog eens laat weglokken van jouw charmes.' Het klonk verzoenend en dat ontging haar niet. Ze vloekte in stilte dat hij zo'n macht over haar had dat zelfs dit indirecte verwijt haar pijn deed.  

Hij stond op. Nooit zo zwijgzaam als een Tsuranese soldaat, maar voor de rest met evenveel zelfvertrouwen, kwam hij naar haar toe en sloeg zijn armen om haar schouders. jij bent mijn favoriete vogeltje 1n het hele keizerrijk,' zei hij. 'Mooi en zacht, en je zingen is de vreugde van mijn hart.'  

Hij liep weg, na een gefluisterde voetnoot die een van de meisjes een ongepaste giechelbui ontlokte, en deed alsof hij niet had gemerkt hoe verkrampt Mara had gereageerd op zijn omhelzing. Misschien had hij dat trouwens toegeschreven aan de vervaarlijk lange spelden waar haar kapster mee in de weer was.  

 

Dat ingewikkelde kapsel in aanbouw had hem moeten waarschuwen. Opgetast tot een hoogte die alleen maar bedoeld kon zijn om te intimideren, en bijeengehouden door tientallen spelden met knoppen van jade en diamant, werd het voor alle zekerheid ook nog eens bekroond met een tiara van veren en corcaraschelpen.  

'Gaan we naar het keizerlijke paleis?' vroeg Kevin, toen hij zijn verbijsterde blik lang genoeg van het kapsel had kunnen losmaken om te zien dat Arakasi, gekleed als klerk, deel uitmaakte van het escorte dat haar zou begeleiden. Daarentegen was de slagleider die de garde commandeerde in vol ceremonieel ornaat. Hij had kolossale galapluimen op zijn helm. Zijn harnas, speer en helm blonken als spiegels, en ook alles wat hij verder nog aan had was absoluut ongeschikt voor een lange wandeling, laat staan een gevecht. Er moest dus iets statusachtigs aan de hand wezen.  

'We gaan een bezoek brengen aan een functionaris van de keizer,' legde Mara uit, met voor haar doen een dun stemmetje. Ze liet zich door Arakasi in de draagkoets helpen. Hij was daar beter in dan de slagleider, die uitstekend overweg kon met een zwaard, maar acuut zweterig en onhandig werd wanneer hij een vrouwe moest assisteren die hoge hakken onder haar sandalen droeg, plus wel acht lagen kleren over elkaar, alsmede een soort hoofdbedekking die de gezamenlijke hoogte van een stuk of tien koningskronen ruimschoots overtrof.  

'Je ziet eruit als zo'n opgedirkt poppetje op een bruiloftstaart,' stelde Kevin vast. 'Zeker iemand die belangrijk is?'

Eindelijk brak er een glimlachje bij haar door, al was dat onder de dikke lagen make-up bijna niet te zien. 'Hij denkt dat hij belangrijk is, maar voor wie een gunst komt vragen is dat een bijkomstige nuance.' Mara liet zich voorzichtig op de kussens zakken, om haar kleren niet in de war te brengen. 'Doe nu de gordijntjes maar dicht,' zei ze tegen Arakasi.

Toen de dragers de koets optilden en wegdroegen voegde Kevin zich verwonderd bij de stoet. Hij nam aan dat Mara privacy wenste en onderweg niet aangegaapt wilde worden, en dat ze natuurlijk haar extravagante kleren tegen stof wilde beschermen. Zijn humeur bleef opgewekt, niet alleen tijdens de lange tocht naar het keizerlijke paleis, maar zelfs tijdens de schijnbaar eindeloze formaliteiten bij de verschillende poorten en deuren waar ze door portiers en bewakers werden tegengehouden. Nu hij eenmaal gewend was aan de omslachtige formaliteiten die in het keizerrijk gebruikelijk waren, had hij ontdekt dat er met dat trage gedoe een doel werd gediend. Officials, hoe laag op de ladder ook, werden nimmer ruw gestoord door iemand van een lagere status. En Regerende Heren of Vrouwen konden nooit zo maar overvallen worden door onaangekondigd bezoek. Door de Tsuranese obsessie voor protocol en rangen en standen werd verzekerd dat alle dingen op de juiste tijd gebeurden en dat de juiste papieren of kleren of verversingen bij de hand waren op het moment dat de bezoeker over de drempel stapte.  

De Bewaarder van het Keizerlijke Zegel was dan ook op alles voorbereid toen zijn secretaris Mara en haar gevolg eindelijk in de audiëntiezaal toeliet. De kussens waren opgeschud sedert de vorige smekeling was vertrokken, er was een blad met verse drankjes en fruit op een laag zij tafelt je gezet en de functionaris zelf, keurig in ambtsgewaad, had zijn zware ambtsketen omgehangen en zijn volumineuze anatomie in een waardige houding gearrangeerd.  

Het was een man van middelbare leeftijd, deze Bewaarder van het Keizerlijke Zegel, en hij had een blozend gezicht, een mond die bijna verdronk in een reeks onderkinnen, en slimme, snel heen en weer schietende oogjes, waarmee hij de geldswaarde van alle juwelen op Mara's feestkleding waarschijnlijk nu al tot op de laatste soeverein had geschat. Hij was ook dol op zuurtjes, zoals uit de massa keljirblaadjes in zijn prullenbak bleek. De plakkerige zoetigheid die uit het sap van de boom werd bereid had zijn tong en zijn tanden een vage oranje tint gegeven. Zijn buiging was nogal vluchtig, hetgeen niet alleen aan zijn enorme lichaamsomvang, maar niet minder aan de navenante omvang van zijn ego moest worden toegeschreven.  

De kamer stonk naar het zweet van de dikke man, en naar oude boenwas, waaruit Kevin afleidde dat de vensters hier waarschijnlijk nooit opengingen. Met een zakje pennen, inkt en perkament voor Arakasi in zijn handen bereidde Kevin zich voor op een saai uurtje wachten. Mara begon een heel begroetingsverhaal af te steken. De man gebruikte de gelegenheid om een volgend keljirsnoepje uit een lade op te diepen, waarvan hij het blaadje loswikkelde alsof alleen dat al een heilig ritueel was. Daarna stak hij het snoepje in zijn mond, zoog er luidruchtig op en verwaardigde zich tenslotte om antwoord te geven.

'Mij gaat het goed.' Zijn stem was diep, maar te luid. Hij schraapte zorgvuldig zijn keel, twee keer. 'Vrouwe Mara van de Acoma.' Hij zoog even aan zijn snoepje, dacht na, en vervolgde toen: 'Ik vertrouw dat het u goed gaat?' Mara boog lichtjes haar hoofd.  

De functionaris verplaatste zijn gewicht op de kussens en de vloer kraakte dreigend. Hij bracht zijn snoepje met zijn tong naar zijn andere bolle wang. 'Wat brengt u op deze mooie ochtend naar mijn kantoor, vrouwe Mara?' Kevin hoorde haar antwoord als een soort gemompel, maar kon geen afzonderlijke woorden verstaan.

De functionaris hield ineens op met zuigen. Hij schraapte zijn keel, drie keer, zeer demonstratief. Zijn vingers trommelden op zijn knie en lieten witte vlekjes achter op het deel van de huid dat niet door de zoom van zijn ambtsgewaad werd bedekt. Toen fronste hij zijn voorhoofd en zijn wenkbrauwen aan weerszijden van zijn mopsneus verhieven zich ook een heel klein eindje. 'Dat is een... hoogst ongebruikelijk verzoek, vrouwe Mara.'

De vrouwe legde iets uit, en toen Kevin het woord 'Midkemia' hoorde spitste hij zijn oren. Het laatste deel van haar toelichting was heel duidelijk te verstaan. 'Het is een gril van me.' Ze haalde haar schouders op en Kevin kende dat gebaartje: een zogenaamd puur vrouwelijk zwaktebod, bedoeld om iemand te ontwapenen.

De zwaarlijvige Bewaarder van het Keizerlijke Zegel ging wederom verzitten. De frons op zijn voorhoofd leek nu enig ongenoegen uit te drukken.  

Mara zei weer iets.

'Ik weet dat de scheuring gesloten is!' blafte de functionaris, en kennelijk was hij zo geprikkeld dat hij per ongeluk hard op zijn snoepje beet. Hij keek even alsof hem dat een gebroken tand kostte. 'Uw vraag dienaangaande, een ogenschijnlijk waardeloze concessie, is vreemd. Zeer vreemd.' Hij schraapte zijn keel. 'Zeer vreemd,' zei hij toen nogmaals, alsof de klank van die twee woordjes hem bijzonder beviel.

Kevin merkte dat hij voorovergebogen stond en besefte dat hij dat beter kon laten. Een slaaf in dit land mocht niet worden betrapt op belangstelling voor dingen die alleen zijn superieuren aangingen.

Mara sprak weer. Om gek van te worden: opnieuw net te zacht om verstaan te worden.

De functionaris krabde aan zijn kin. Kennelijk zat hij in een lastig parket. 'Kan ik dat doen?'

'Zo staat het geschreven, het is de wet,' antwoordde Mara. Ze wenkte Arakasi, die naar voren liep, achter haar bleef staan en een diepe buiging maakte. 'Mijn klerk zal het u met genoegen nader toelichten.'

De Bewaarder van het Keizerlijke Zegel beet het laatste stukje van zijn snoepje in gruizels. Hij zag er een beetje ongerust uit. Hij maakte een gebaartje alsof Arakasi weinig meer dan een slaaf was.  

De spionnenmeester haalde een document uit zijn zak. Hij knoopte de strik los, rolde het perkament met snelle, efficiënte bewegingen open en las een passage voor die uit een wetboek was overgenomen. Volgens deze tekst kon een Bewaarder van het Keizerlijke Zegel naar eigen inzicht die handelsrechten en gildenprivileges toekennen, dan wel die beperkte belastingheffingen op goederen dan wel diensten autoriseren, die naar zijn oordeel te gering van belang waren om er de keizerlijke raad mee lastig te vallen.  

'Tja.' De dikke man ging uitvoerig verzitten en trakteerde zichzelf toen op een volgend snoepje. 'Datgene wat u mij vraagt is welzeker van gering belang, en bepaaldelijk geen discussie in de raad waard.' Hij bekeek het snoepje in zijn hand alsof hij bang was dat er deze keer wel eens ongedierte op zou kunnen zitten. 'Maar niemand in mijn positie heeft enige vorm van privé-dispensatie verleend in de afgelopen... tja, ik schat wel honderd generaties.'

'Doorluchtige heer,' liet Arakasi zich horen, 'ik mag er misschien op wijzen dat de wet in al die generaties niet is veranderd.' Hij maakte opnieuw een diepe buiging en deed toen een paar stappen achteruit tot hij naast Kevin met zijn schrijfgerei stond - een duidelijke hint dat hij verwachtte opdracht te krijgen een document op te stellen.  

'Wat vraagt ze?' vroeg Kevin, zo zacht hij kon.

'Sst!' Arakasi gebaarde dat de slaaf zijn mond moest houden terwijl Mara een volgend argument aan haar betoog toevoegde, hetwelk de functionaris tegenover haar nu duidelijk van zijn stuk bracht.

Kevin concludeerde dat deze Bewaarder van het Keizerlijke Zegel een bureaucraat van het zuiverste water was, met een heilige verering voor de orde van de vaste gewoonten. Met de typische koppigheid van dat soort mensen - in alle tijden en culturen - zou hij Mara's verzoek gaan afwijzen, niet omdat het een onredelijk verzoek was, maar enkel omdat het buiten de routine viel van de kwesties en het papierwerk waarmee hij als het ware met de ogen dicht had leren omgaan. Arakasi scheen eveneens een afwijzing te zien aankomen, want zijn houding werd iets minder ontspannen.

Kevin keek naar de vloer en deed alsof het hem allemaal niets interesseerde, maar hij fluisterde heel zachtjes naar Arakasi: 'Waarom zeg je Mara niet dat ze het eens moet proberen met smeergeld?'

De spionnenmeester vertrok geen spier. Zijn enige blijk van verrastheid was het feit dat zijn antwoord heel even op zich liet wachten. 'Briljant!' fluisterde hij toen. 'Is dat wat jullie in Midkemia met onwillige ambtenaren doen?'

Kevin reageerde met een nauwelijks zichtbaar knikje en een lichtjes opgetrokken mondhoek. 'Vaak werkt het. En ik durf er trouwens Mara's juwelen om te verwedden dat hij erop zit te wachten.'  

Maar Arakasi was al naar voren gelopen en had Mara discreet op haar arm getikt. Hij fluisterde snel iets in haar oor, voordat de Bewaarder van het Keizerlijke Zegel zijn snoepje op had en het onderhoud beëindigde.

Mara was evenwel begiftigd met een praktisch, en buitengewoon snel verstand. Toen de dikke man aan de andere kant van het lage tafeltje pompeus ademhaalde als inleiding op zijn antwoord, was ze hem voor.  

'Doorluchtige heer, ik besef natuurlijk dat zulk een verzoek inspanning uwerzijds zou vereisen, zeker ook om onomstotelijk vast te stellen dat u binnen het mandaat van uw ambt handelt. En omdat u geenszins verplicht bent zulks te doen om de enkele reden dat ik het u verzoek, wil ik uw tijd en moeite gaarne vergoeden - laten we zeggen met honderd metalen dimi's plus drie duimgrote smaragden - in het geval dat u het noodzakelijke onderzoek zou willen verrichten om deze kwestie naar gepastheid op te lossen.'

De Bewaarder van het Keizerlijke Zegel slikte zijn snoepje nu in zonder het stuk te bijten. Zijn ogen puilden uit. 'Vrouwe, u bent te genereus.' Hij drong niet aan op meer. Tenslotte was wat ze verzocht van nul en gener waarde, van een belachelijke nutteloosheid. En had hij er niet in alle eer op gewezen dat de scheuring tussen Midkemia en Kelewan inmiddels gesloten was? Nou dan! Als Mara zo nodig excentriek wilde doen, moesten dan de keizer en de hele raad worden lastiggevallen met zo'n waardeloos handelszaakje? Zichtbaar tevreden met zijn redenering en al begerig uitziend naar zijn vergoeding, wenkte de functionaris Arakasi. 'Mijn plicht houdt in dat ik zulke taken vervul, maar ik zal uw geschenk met genoegen aanvaarden... om er enkele tempels mee te verblijden.' Hij glimlachte. 'Nu ik even tijd heb gehad om na te denken ben ik er trouwens zeker van dat uw interpretatie de juiste is,' zei hij tegen Mara. En tegen Arakasi: 'Pak je pen en papier, dan zuilen we de overeenkomst terstond opstellen.'

Keizerlijke documenten waren in Tsuranuanni nimmer kort en bondig. Kevin stond ongeduldig te schuifelen terwijl het in de potdichte kamer steeds benauwder werd. Arakasi en de Bewaarder van het Keizerlijke Zegel discussieerden eindeloos, maar vriendelijk, over de juiste bewoordingen terwijl slaven kwamen en gingen met branders, potten met allerlei kleuren was, rollen lint. Laat in de middag was echter alles klaar: Mara's concessie was officieel vastgelegd en keizerlijk gezegeld. Er verliep opnieuw tijd, want de inkt moest drogen. Mara's kapitein van de garde stuurde een van zijn soldaten naar het stadshuis om de beloofde dimi's en smaragden op te halen. In de tussentijd kauwde de dikke man op keljirs en klaagde hij dat de geverfde veren dit seizoen zo slecht van kwaliteit waren. Hij had een lichtblauwe mantel gekocht, die nu al begon te verkleuren.  

'De kooplieden zien er sinds de rellen geen been in om tweederangs spullen te verkopen,' mopperde hij terwijl hij een klerk liet roepen die geen andere taak had dan het strikken van het lint dat om de officiële rol gebonden werd. 'De kleren aan ons lijf vallen straks in rafels uit elkaar,' voorspelde hij op sombere toon, 'en volgens sommigen gaat het straks met het keizerrijk zelf net zo.'

'Niet zolang de Assemblee der Magiërs de orde handhaaft,' wierp Arakasi tegen. Hij ontfutselde de Bewaarder van het Keizerlijke Zegel de perkamentrol voordat de functionaris ermee kon gaan wuiven om een volgend deel van zijn betoog te onderstrepen.  

Daarna ging het gelukkig snel. Kevin kreeg de schrijfspullen terug en borg ze met het gewichtige document op in zijn tas. Mara stond op en nam met een buiging afscheid, waarna het gezelschap het muffe kantoor verliet. Vanaf de gang hoorden ze de dikke Bewaarder van het Keizerlijke Zegel om een bediende brullen. 'Mijn keljirsnoepjes zijn op! Moet ik dan alles zelf regelen? De ververs zijn tegenwoordig luiwammesen, de kooplieden dieven, en nu beginnen zelfs mijn eigen bedienden er met hun pet naar te gooien! We gaan naar de verdommenis, in dit rijk, maar wie kan het wat schelen, behalve mij?'

 

Mara bleef na haar bezoek aan de Bewaarder van het Keizerlijke Zegel niet langer in Kentosani, maar keerde al de volgende dag terug naar Sulan-Qu en naar huis. Het bleef heet en drukkend weer, zelfs voor locale begrippen, en Mara bleef in haar eigen kajuit, zoals vaak tijdens reizen over de rivier. Ze bracht uren door in het gezelschap van Arakasi of met het lezen van de verslagen die allerlei agenten en zaakwaarnemers haar hadden gestuurd. De rest van de tijd staarde ze over het water voor zich uit, diep in gedachten verzonken, zonder veel van het scheepvaartverkeer op te merken.

Kevin amuseerde zich door met bootslieden te praten of met gardisten te dobbelen. Als slaaf kon hij niet legaal behouden wat hij won, en dat kwam de verliezers niet slecht uit, want ze vonden dat hij goddeloos veel mazzel had. De sloep bereikte Sulan-Qu zonder incidenten. Daar werd Mara's escorte opgesplitst en een deel van haar bagage tijdelijk opgeslagen in een pakhuis, in afwachting van de eerstkomende reguliere karavaan naar de Acoma. Mara at in een dure herberg in het chicste gedeelte van de stad en vertrok tegen het vallen van de duisternis. De gardisten rond haar draagkoets droegen lantaarns bij zich om de weg te verlichten. Kevin had de tussenstop in de stad vooral gebruikt om ergens in de schaduw een dutje te doen, bij de dragers, liever dan op zoek te gaan naar nieuwtjes en roddels, want zelfs bedelaars behandelden hem met verachting omdat hij een buitenlander en een slaaf was.  

Sinds het bezoek aan Kentosani was Kevin niet meer met zijn vrouwe onder vier ogen geweest. Hij nam haar dat helemaal niet kwalijk. Zij droeg de mantel van de Acoma en dat legde haar nu eenmaal veel verplichtingen op. Het kwam Kevin, met zijn onafhankelijke geest, soms ook heel goed uit. Het gebeurde vaak genoeg dat hij liever alleen was, of in een joviaal mannengezelschap. Wel was hij nog steeds nieuwsgierig naar wat Mara nu eigenlijk van die Bewaarder van het Keizerlijke Zegel had losgepeuterd. De perkamentrol, die in elk geval betrekking had op een concessie van handelsrechten die haar waren verleend, had in de tas met schrijfgerei gezeten. Die tas was niet in Sulan-Qu gebleven, maar ze had hem persoonlijk in haar draagkoets bij zich gehouden.  

Ajiki's veeleisende begroeting had Kevin belet te zien waar de tas naar toe ging, maar toen alles weer tot rust was gekomen - de dragers weg, Jican weg, het personeel weinig overtuigend berispt dat ze Ajiki zo lang uit bed hadden gehouden - was de tas met schrijfgerei nergens meer te bekennen. Kevin wist wel beter dan Arakasi iets te vragen. Hij bewaarde ook zijn geduld toen Mara en Nacoya bij kopjes chocha en een paar late hapjes het laatste nieuws met elkaar doornamen. Hij wachtte in de slaapkamer tot ze daar eindelijk, doodmoe van de reis, binnenkwam. Op het moment dat hij haar omhelsde besefte hij meteen dat er iets mis was. Haar lippen voelden koel aan en haar glimlach was geforceerd. Hij stond op het punt haar te vragen wat er aan de hand was toen ze in haar handen klapte en opdroeg een heet bad voor haar te maken. Wat er volgde bracht Kevin tijdelijk op heel andere gedachten. Toen hun passie gekoeld was lagen ze op de beddenkussens. De vensters stonden op een kier en er vielen strepen maanlicht naar binnen. Hij voelde dat de vrouw in zijn armen zich nog steeds niet had ontspannen. Achteraf drong het trouwens tot hem door dat het liefdesspel nogal gehaast was geweest - helemaal niet de trage, naar een climax van wellust leidende spiraal waaraan Mara normaliter de voorkeur gaf. Haar reacties op zijn liefkozingen hadden iets verkrampts gehad, iets wanhopigs bijna.

Hij stak zijn hand uit en streelde haar haren. 'Is er iets?'

Mara rolde zich op haar zij. Haar gezicht bleef in de schaduw, maar Kevin voelde dat ze hem aankeek. 'Ik ben moe van de reis,' zei ze, maar dat was duidelijk een ingestudeerd antwoord.

Kevin pakte haar bij haar polsen en trok haar liefdevol tegen zich aan. 'Je weet dat ik van je houd.'

Maar zij begroef haar gezicht in zijn schouder en liet zich niet tot woorden verlokken. Kevin probeerde het met een luchtige benadering. Hij omvatte haar kin met een hand. Je houdt iets belangrijks achter je mouw. 'Welke geheime dispensatie heb je die Bewaarder van het Keizerlijke Zegel nu eigenlijk afgetroggeld?'

Mara reageerde opvallend gepikeerd. 'Je moet niet in alles mijn vertrouwen verwachten!'  

'Nee?' Kevin ging rechtop zitten. Hij wist niet precies wat haar zo ergerde, maar voelde zich te gekwetst om deze snauw onweersproken te laten. 'Beteken ik zo weinig voor jou?'  

'Je betekent heel veel voor mij,' zei Mara meteen. Angst gaf haar stem een koele klank, maar in het donker zag Kevin die angst niet, en hoorde hij alleen de toon. Ze trok zich van hem terug, ging rechtop zitten, sloeg haar armen om haar knieën en kneep haar handen samen. 'Je betekent alles.'

'Zeg me dan welke overeenkomst je hebt gesloten in Kentosani.' Kevin veegde een lok van zijn voorhoofd - een zo vertrouwd gebaar dat het haar pijn deed het te zien. 'Ik weet dat het over Midkemia gaat.'

'Dat kan Arakasi je nooit verteld hebben,' zei Mara op beschuldigende toon - eigenlijk snauwde ze nog.

'Nee, dat heb ik afgeluisterd.' Kevin zei het op een toon die geen spoort je van schaamte verried, en dat maakte haar kwaad.

'Alleen mijn spionnenmeester en ik kennen de inhoud van dat document. En zo wens ik het.'

Kevin was er nu zeker van dat ze iets verborgen hield en hij vreesde dat het iets nadeligs voor zijn volk kon zijn. Daarom drong hij aan. 'Je zei dat ik iets voor je betekende.'

Mara's contouren, afgetekend tegen een rechthoek van maanlicht, bleven roerloos, maar het profiel van haar gezicht werd hard, uitdrukkingsloos, en daardoor op en top, gekmakend Tsuranees. Ze zei niets. Zich niet bewust van het feit dat ze in tweestrijd verkeerde over iets dat weinig met het gespreksonderwerp te maken had, stak Kevin zijn hand naar haar uit.  

'Is er na al die jaren van intimiteit dan geen vertrouwen tussen ons beiden?' Zijn stem klonk zo overredend dat het haar pijn deed, maar ze zou hem desondanks hebben kunnen weerstaan als hij niet tevens zijn hand op haar schouder gelegd en haar teder gestreeld had.  

'Mara,' zei hij, 'als je ergens bang voor bent, mag ik het dan niet weten?'

Ze maakte zich abrupt van hem los. Het gebeurde totaal onverwacht en was op een adembenemende manier heel pijnlijk voor hem. 'Waar zou ik bang voor zijn?' Haar woorden klonken schor, maar Kevin kon er geen idee van hebben dat hij precies haar zwakke plek had geraakt. Ze was bang- bang voor de macht die hij over haar had, bang voor het onbeheersbare kluwen waarin hij haar emoties had veranderd. Kil, uit zelfverdediging, reageerde ze op de enige manier waarvan ze zeker wist dat hij erdoor op afstand werd gezet. 'Je bent een slaaf,' zei ze met ijskoude helderheid. 'En het gaat een slaaf niets aan waar ik al dan niet bang voor ben.'

Zelf nu ook zo kwaad dat hij niet meer rustig nadacht, antwoordde Kevin op scherpe toon: 'Is dat alles wat ik voor je ben? Gewoon een van je vele bezittingen? Zoiets als een nidrastier of een koksjongen?' Hij schudde zijn hoofd. Ondanks zijn verdriet probeerde hij dapper zijn stem verzoenend te laten klinken. 'Ik dacht dat ik na Dustari en na een zekere nacht in Kentosani in jouw ogen enige waarde had verdiend.' Hij probeerde zijn hevige emoties - die haar volk zo afkeurde - te onderdrukken. 'Ik heb mannen voor je gedood, vrouwe. En mijn volk, anders dan het jouwe, doodt andere mensen niet zo lichtvaardig!'

Zijn trots was voor haar als een steek door haar hart. Nog even, en ze zou in huilen uitbarsten. Mara dwong zich tot een uiterste krachtsinspanning. Alsof ze een vijand toesprak, niet haar geliefde, zei ze grimmig: 'Je vergeet jezelf. Je vergeet dat je je leven bijna had verspeeld omdat je het waagde een zwaard op te pakken. Je bent een slaaf, net als andere slaven, en om je aan die status te herinneren kun je mijn kamer maar beter verlaten en de rest van de nacht doorbrengen bij je makkers in het slavenkwartier.'

Kevin zat verstijfd van verbazing.

'Ga!' zei Mara, niet hard, maar onverbiddelijk. 'Dit is een bevel.'

Kevin stond op - heel waardig, ondanks zijn woede. Hij pakte zijn broek op van een kist die naast de bedmat stond, maar nam niet de moeite hem aan te trekken. Naakt, groot, hooghartig keek hij op haar neer. 'Ik heb mijn makkers zowat verraden door mijn liefde te delen met hun vijand,' zei hij. 'Maar het mogen dan barbaren en slaven zijn, ze weten heel goed wat trouw is. Het zal een genoegen zijn,' besloot hij, en hij draaide zich om en vertrok zonder een buiging voor haar te maken.

Mara bleef als versteend zitten. Ze begon pas te huilen toen hij allang weg was.

 

Kevin arriveerde bij Patricks hut, klopte aan en vroeg beleefd of hij binnen mocht komen.

'Kev?' antwoordde een slaperige stem. 'Ben jij het, ouwe jongen?' Kevin stapte over de drempel en herinnerde zich toen vloekend dat een slavenhut geen lantaarn bezat. Hij hurkte in het donker neer op de klamme lemen vloer.

'Verdomme, man,' mompelde Patrick. Hij ging rechtop zitten op de lattenbodem die hem als bed, tafel en stoel diende. 'Moest je per se midden in de nacht komen? Je weet toch dat we voor dag en dauw alweer aan het werk moeten?'  

De beschuldigende toon was zeer scherp. Kevin, die zich die nacht al eens totaal had verkeken op iemands gevoelens, besloot zeer voorzichtig te zijn. 'Is er iets mis, oude vriend?' vroeg hij tactvol.

Patrick zuchtte. Hij wreef met een hand over zijn kale hoofd. 'Reken maar! Heel erg mis. En eerlijk gezegd ben ik blij dat je er bent, en niet tot morgen hebt gewacht. Ik neem aan dat je het hebt gehoord, van Jake en Douglas?'

Kevin haalde diep adem. 'Nee,' zei hij toen voorzichtig. Wat gehoord?'

'Opgehangen wegens een ontsnappingspoging!' Patrick boog zich naar voren, verdrietig en verbitterd tegelijk. 'Een marskramer heeft ons ingelicht over het keizerlijke decreet. Jij was niet hier om die twee mannen te kalmeren en tegen te houden. Goden, ik heb het geprobeerd. Ze deden alsof ze zich hadden laten overhalen, maar de volgende nacht namen ze de benen. Keyoke, die oude vos, kent ons inmiddels goed genoeg om te vermoeden dat iemand zou kunnen proberen naar de heuvels te vluchten. Zijn krijgers wachtten onze jongens op, en ze hebben allebei niet eens meer de dageraad gehaald.'  

Kevin voelde een steek in zijn slaap. Hij sloeg het insect weg met alle drift die hij uit zijn stem probeerde weg te houden. Behoedzaam, van plan de zaak stap voor stap, heel rustig door te nemen, zei hij: 'Decreet? Wat voor decreet?'  

'Heb je dat niet gehoord?' Patrick lachte ongelovig, en toen hij sprak droop het sarcasme van zijn woorden af. 'Jij was in de Heilige Stad, in het gezelschap van zo'n godallemachtige edele, en je hebt niks gehoord?'

'Ik heb het niet gehoord,' snauwde Kevin. 'Wil je nu zo vriendelijk zijn het me te zeggen?'

Patrick zweeg. Hij wreef over een litteken op zijn knie en zuchtte toen. 'Verdomd, je meent het. Je hebt het echt niet gehoord. Dat is misschien ook niet zo verwonderlijk, trouwens - de onderkruipers in dit verdomde land zien een slaaf nou eenmaal als een nidra, en niks meer.'

'Verdomme, Patrick, vertel het me nou! Als er een keizerlijk decreet over slaven is geweest, dan wil ik dat natuurlijk weten!'

'Het komt gewoon hierop neer,' zei de kale man, die in de loop van de jaren bijna een vreemde voor Kevin was geworden. 'Dat die slavenbevrijding door de Midkemische magiër Milamber een eenmalige fout was. Milamber is uit de Assemblee getrapt. En terecht, zegt iedereen. Hij heeft zijn plicht tegenover het rijk verzaakt. Hij is buiten de wet gesteld en er staat een prijs op zijn hoofd. En ondertussen heeft de keizer zijn naam en zegel verbonden aan een document dat overal is opgehangen, in alle steden, waarin staat dat geen andere slaven ooit, waar dan ook, zullen worden vrijgelaten. Dat heeft de hoop die jij bij ons had gewekt nogal de bodem ingeslagen, ouwe jongen. Die arme Jake en Douglas verloren hun geduld, en er zijn ook anderen die het wachten nu beu zijn.' Op bittere toon voegde hij eraan toe: 'Ze waren zo verpletterd door het nieuws, volgens mij, dat het hun niets meer kon schelen of ze al dan niet gepakt zouden worden.' Hij zuchtte. 'Al die jaren hebben we een stille hoop gehad dat we ooit naar huis terug zouden kunnen. Of in ieder geval onze vrijheid terug zouden krijgen. Maar het idee dit slavenwerk te moeten doen tot onze dood...' Hij maakte de zin niet af.

Kevin dacht na over de consequenties van wat zijn landgenoot hem had verteld. Daardoor besefte Patrick plotseling dat de dood van Jake en Douglas dus niet de aanleiding kon zijn geweest voor Kevins onverwachte bezoek. 'Je hebt ruzie met haar gehad,' zei hij opeens beschuldigend.

Kevin knikte schuldbewust. Zijn gekwetstheid voelde veel minder rauw aan nu hij had vernomen dat Milamber was verstoten. Mara's vreemde terughoudendheid na hun vertrek uit Kentosani bleek een duidelijke reden te hebben. Bij nader inzien besefte hij opeens, in die klamme, donkere hut vol zoemende insecten, dat hij een stommeling was geweest door zich zo op stang te laten jagen. Zij was nu eenmaal nooit een vrouw geweest die hysterisch gedrag tolereerde. En ze was natuurlijk even bang om hem te verliezen als hij om haar kwijt te raken. Maar nu hij - gezien haar nadrukkelijke opdracht - niet voor de ochtend terug kon gaan om een en ander recht te zetten, was het misschien tijd om eindelijk eens wat aandacht te schenken aan de problemen van zijn landgenoten.  

'Ik heb een moeilijk nachtje achter de rug,' gaf Kevin spijtig toe. 'Maar er is geen reden om alle hoop te verliezen.'

'Verdomme, man, de scheuring is dicht!' riep Patrick uit. 'Dat betekent dat er geen terugkeer voor ons mogelijk is en dat we geen ander alternatief meer hebben dan een leven als outlaws in de bergen!'  

'Nee.' Kevin sloeg het zoveelste insect van zich af en vroeg Patrick beleefd om een plaatsje op zijn lattenbodem. De kale man schoof grommend een stukje op. 'De scheuring is nu dicht, dat klopt.' Kevin voelde een ruwe deken onder zich en hij vroeg zich af of hij qua ongedierte niet van de regen in de drup was geraakt. Het beddengoed voelde niet alleen vochtig, maar ook smerig aan. Kevin zuchtte. Voor de zoveelste keer zat hij klem tussen zijn liefde voor Mam en zijn trouw aan zijn landgenoten in. Voor hen was hij nu eenmaal de zoon van een edelman, en de enige die misschien in staat was hun lot te verbeteren.  

Zoals altijd zocht Kevin het om te beginnen maar weer eens in humor. Liever dan een tirade te houden over hoe onrechtvaardig alles wel was, gaf hij Patrick een sappig en komisch verslag van Mara's bezoek aan de Bewaarder van het Keizerlijke Zegel. Bij het verhaal over de omkoping kreeg hij bij Patrick zelfs een hees lachje los. Maar het punt waar het om draaide ontging de kale man niet.  

'Je weet niet wat voor dispensatie of concessie ze heeft gekregen,' zei hij tegen Kevin. 'Misschien heeft het niets met ons of met slavernij te maken.'

'Waarschijnlijk niet,' gaf Kevin toe, maar hij liet er vlug op volgen: 'Daar gaat het ook niet om.'

Er volgde een sceptisch zwijgen. Het latwerk kraakte toen Patrick met zijn rug tegen de muur ging zitten. 'Waar gaat het dan wel om, ouwe jongen? Ik wacht.'

'Ze heeft onderhandeld over een concessie die iets met Midkemia te maken had,' zei Kevin op een toon alsof daarmee alles verklaard was. Toen Patrick echter geen blijk gaf dat hij het nu snapte, legde Kevin het nader uit. 'Onze vrouwe gelooft kennelijk dat de scheuring op een dag weer geopend zal worden.'

'En dat moet de jongens verzoenen met een leven te midden van ongedierte en ranselende opzichters?' vroeg Patrick. 'Verdomme, Kevin, je bent een veel te grote optimist geworden. Die vrouwen al die luxe hebben je verblind. Je weet toch dat deze onderkruipers een geschiedenis van duizenden jaren hebben? Ze maken plannen voor de komende vijftig generaties en vinden dan dat ze actueel bezig zijn.'  

Kevin loochende dit niet, maar vervolgde met een oprechte smeekbede: 'Patrick, praat op de mannen in, geef ze hoop! Ik wil ze niet stuk voor stuk opgehangen zien worden door Mara's soldaten terwijl ik werk aan een manier om ze naar huis te sturen!'  

Patrick mompelde iets onverstaanbaars dat verdacht veel op een serie vloeken leek. Het eerste daglicht viel al binnen door het enkele raampje van de hut en aan voetstappen bij de barakken was te horen dat de wacht gewisseld werd. 'Ik moet opstaan, ouwe jongen,' zei Patrick op doffe toon. 'Als ik niet op tijd bij het voer ben wacht me een verdomd lange dag met een lege maag.'  

Kevin raakte impulsief de hand van zijn makker aan. 'Vertrouw me, oude vriend. Heb nog even geduld. Als ik de hoop verlies, zal ik het je zeggen. En ik beloof je dit: ik zal niet sterven als een slaaf. Als ik geen hoop meer heb, zal ik persoonlijk de uitbraak naar de bergen en een leven als outlaws aanvoeren!'  

Patrick keek hem in het vage licht onderzoekend aan. 'Je meent het,' gaf hij even later toe, met een bijklank van verbazing in zijn stem. 'Maar het zal moeilijk zijn de jongens te overtuigen. Ze zijn kwaad over Douglas en Jake.'

'Zorg dan dat ze het lot van Jake en Douglas niet hoeven te delen,' zei Kevin vol overtuiging, en hij stond op en liep weg.

Beseffend dat Jican hem maar al te graag aan het werk zou zetten, liep Kevin via een kleine omweg terug van het slavenkwartier naar het landhuis. Dauw maakte zijn voeten en de zoom van zijn broek nat. Nu en dan kwam hij een van Keyoke's wachtposten tegen. Ze vielen hem niet lastig. Sedert de campagne in Dustari, en vooral sinds die ene nacht in de Heilige Stad, was het verhaal van zijn vechtkunst door alle barakken gegaan. Mara's krijgers erkenden hem weliswaar niet openlijk, maar in hun houding betoonden ze hem een stilzwijgend respect. En aan zijn loyaliteit twijfelde niemand meer.

Als de wachters bij Mara's deur de ruzie eerder die nacht hadden gehoord, lieten ze er niets van blijken. Ze deden alsof hij een geest was toen hij tussen de akasi's opdook en ze staken geen vinger uit toen hij het scherm openschoof en de kamer binnensloop.  

Er viel een grijzig licht over de chaotische massa kussens. Mara lag in het midden. Haar armen omklemden een verfrommelde deken en haar haren waren vochtig en verward. Misschien was ze niet gestoken door insecten, maar verder was haar nacht zo te zien niet veel beter geweest dan de zijne. Zelfs nu ze sliep had ze nog een boze frons in haar voorhoofd. Haar profiel, de strak samengeknepen vingers van haar handen en de zachte welving van een borst deden het laatste restantje van Kevins ergernis wegsmelten. Hij kon niet boos op haar blijven. Misschien was dat zijn grootste fout.

Hij trok zijn klamme broek uit. Beseffend dat zijn huid koud moest aanvoelen, en dat hij op sommige plaatsen vuurrood was van het krabben, ging hij ergens aan het randje op een kussen zitten. Hij sloeg een hoek van een deken om zijn kille voeten. Hij wachtte tot zijn bloedcirculatie weer goed op gang kwam en hem nieuwe warmte gaf, en keek ondertussen naar de vrouwe van wie hij hield. Haar nabijheid leek de scherpe kantjes van zijn slavenstatus af te halen, en deed hem ook bijna vergeten wie hij was, welke rang hij bij zijn geboorte had meegekregen, alles wat hij was kwijtgeraakt en alle problemen van zijn landgenoten. Hij begreep maar al te goed welk gevaar er dreigde als het kleine beetje hoop dat hij lokkend voor hun neus had laten bungelen slechts een uiteengespatte zeepbel zou blijken te zijn.

Toen slaakte Mara een gekweld kreetje in haar slaap en werd zij opeens het exclusieve centrum van zijn aandacht en zorgen.

Hij trok voorzichtig de verfrommelde deken uit haar verkrampte handen, schoof haar haren van haar voorhoofd, bukte zich en kuste haar teder wakker. Ze moest zichzelf hebben uitgeput met huilen, want ze deed haar ogen slechts langzaam open en ze waren nog steeds opgezwollen en rood. Even drong het niet tot haar door wat er gebeurde en leunde ze behaaglijk tegen hem aan, maar toen kwam haar herinnering terug en verstijfde ze.  

'Ik had bevolen dat je weg moest!' riep ze kwaad.

Kevin keek naar het scherm van de buitendeur. 'Voor de rest van de nacht, ja,' antwoordde hij flegmatiek. 'Het is ochtend. Ik ben teruggekomen.'

Ze opende haar mond om nog iets te zeggen, maar hij legde snel een vinger op haar lippen. 'Ik hou nog steeds van je.'

Ze verzette zich heviger dan hij had verwacht. Als hij haar op haar mond kuste zou ze waarschijnlijk ontploffen, dus hij kuste haar op een oor. De haren eromheen waren vochtig, misschien nog van het huilen. 'Ik hoorde van Patrick over het decreet van de keizer,' zei hij zacht. Het stak hem nog steeds dat zij daar zelf met geen woord over had gerept, maar dat liet hij onvermeld. 'Als ik je verlaat, dan niet nu.'

'Ben je niet kwaad op me?' vroeg ze. Eindelijk, voor het eerst, was er iets van onzekerheid in haar stem te horen.

'Dat was ik.' Kevin kuste haar en voelde dat ze zich langzaam begon te ontspannen. 'Als je het me had verteld, zou ik me misschien niet hebben aangesteld als een idioot.'

Hij trok haar dichter tegen zich aan en begroef zijn gezicht in haar haren.

Binnen een paar minuten waren ze vergeten wie de meester was en wie de slaaf, omdat ze onscheidbaar een waren.