2 Planning

 

De lucht was roerloos.

Desio van de Minwanabi zat aan de tafel in de werkkamer van wijlen zijn vader peinzend naar de aantekeningen te turen die voor hem lagen. Hoewel het middag was, stond er naast zijn elleboog een lamp te branden. De werkkamer was een bloedhete en schaduwrijke broeikas, waarvan alle luiken en schermen potdicht zaten en waarin geen zuchtje namiddagwind vanaf het meer werd toegelaten. Desio leek immuun voor dat ongemak. Een enkele jadevlieg zoemde rond zijn hoofd, kennelijk vastbesloten een landingsplekje op het voorhoofd van de jonge heer te vinden. Desio bewoog verstrooid zijn hand, alsof hij het hinderlijke insect wilde verjagen, en de zwetende slaaf die hem koelte stond toe te wuiven stokte in zijn bewegingen, onzeker of de Heer van de Minwanabi met zijn handgebaar misschien had bedoeld hem weg te sturen.  

Een ouder iemand in de schaduw wenkte echter dat de slaaf moest blijven. Incomo, Eerste Adviseur van het huis Minwanabi, wachtte geduldig tot zijn meester klaar was met het lezen van de rapporten. Desio fronste zijn wenkbrauwen. Hij trok de olielamp dichter naar zich toe en probeerde zich te concentreren op de informatie die op de papieren was geschreven, maar het leek wel alsof de letters en cijfers door de vochtige middaglucht zwómmen. Tenslotte liet hij zich gefrustreerd met zijn rug tegen de stoelleuning vallen. 'Genoeg!'  

Incomo bekeek zijn jonge meester met een onbewogenheid die zijn bezorgdheid maskeerde. 'Mijn heer?'

Desio, die nooit een atletisch type was geweest, schoof de lamp opzij en kwam massief overeind. Zijn omvangrijke buik drukte tegen de sjerp die de kamerjas die hij in zijn privé-vertrekken droeg bijeenhield. Er stroomden zweetdruppels over zijn gezicht en met zijn mollige hand veegde hij een paar vochtige haarslierten uit zijn ogen.

Incomo wist dat Desio's onbehagen niet alléén werd veroorzaakt door de ongebruikelijke vochtigheid - een nawee van een tropisch onweer in het zuiden, die in een verkeerd seizoen en niet minder verkeerde omgeving was terechtgekomen. De Heer van de Minwanabi had zelf bevolen alle luiken dicht te houden, zogenaamd om redenen van privacy, maar de oude man kende de werkelijke reden van die onzinnige opdracht: angst. Zelfs in zijn eigen huis was Desio bang. Geen heer van welk huis dan ook, laat staan een van de Vijf Grote Families, mocht aan een dergelijke zwakte toegeven, dus de Eerste Adviseur waagde het niet het onderwerp ook maar met één woord aan te roeren.

Desio begon met zware tred door de kamer te lopen. Zijn woede zwol langzaam maar zeker aan. Zijn gesmoorde adem en gebalde vuisten waren een onmiskenbaar teken dat hij zich straks zou afreageren op het eerste het beste ongelukkige personeelslid dat in zijn buurt waagde te komen. De jonge meester had al tijdens het leven van zijn vader blijk gegeven van een kinderachtig soort wreedheid, maar die ondeugd was sedert de dood van Jingu tot volle wasdom gekomen en nu zijn moeder zich had teruggetrokken in een klooster van Lashima was er niemand meer om zijn impulsieve gedrag binnen de perken te houden. De slaaf met de waaier liep behoedzaam achter Desio aan. Hij had de bijna onmogelijke taak zijn plicht te doen zonder zijn meester voor de voeten te lopen of anderszins te ergeren.  

De Eerste Adviseur, die de onthoofding van een zoveelste huis slaaf liever wilde voorkomen, zei: 'Misschien dat een koel drankje uw geduld zal herstellen, mijn heer. Deze zakelijke kwesties zijn nogal urgent.'

Desio bleef rondlopen alsof hij het niet had gehoord. Aan zijn uiterlijk was te zien dat hij zich de laatste tijd had verwaarloosd en alleen aan zijn pleziertjes had gedacht. Zijn neus en wangen waren rood aangelopen, hij had donkere wallen onder zijn roodomrande ogen, zijn lange haar hing sluik en vettig tot op zijn schouders, en hij had rouwranden onder zijn vingernagels. Incomo moest peinzend vaststellen dat de jonge meester zich sinds de rituele zelfmoord van zijn vader had gedragen als een rusteloze nidrastier in een modderpoel met wel tien koeien - een merkwaardige manier om uiting te geven aan zijn verdriet, maar niet geheel zonder precedent. Men hoorde wel vaker dat mensen die voor het eerst met de dood waren geconfronteerd daarop reageerden door het volle leven te omarmen. Vele dagen lang was Desio dronken in zijn eigen kamers gebleven, met al zijn meisjes, en had hij de zaken van het huis Minwanabi genegeerd.

Na de eerste twee nachten hadden een paar van de meisjes zich weer vertoond; ze zaten onder de blauwe plekken en schaafwonden als gevolg van Desio's uitbarstingen van passie. Ze waren vervangen door nieuwe meisjes en dat was schijnbaar eindeloos zo doorgegaan, tot het de nieuwe Heer van de Minwanabi tenslotte was gelukt zijn hevige aanval van smart te overwinnen. Toen hij uiteindelijk te voorschijn kwam leek hij wel tien jaar ouder dan de bleke jongeman die had staan toekijken toen zijn vader zich op de punt van het familiezwaard stortte.  

Nu deed Desio alsof hij de omvangrijke bezittingen die hij had geërfd persoonlijk bestierde, maar hij begon al rond het middaguur te drinken en ging daarmee door tot diep in de nacht. Hoewel hij heer was van een van de Grote Families van het keizerrijk, leek Desio niet in staat de enorme verantwoordelijkheid die bij zijn macht hoorde goed tot zich te laten doordringen. Gekweld door persoonlijke demonen probeerde hij zich voor ze te verstoppen in zachte armen of ze weg te spoelen in golven van wijn. Als hij het had gedurfd zou Incomo zijn meester graag een heler en een priester op zijn dak hebben gestuurd, gevolgd door een schoolmeester die hem eens een paar pittige lesjes over de verantwoordelijkheden van heersers zou geven. Een enkele blik op Desio's ogen - en de waanzin die daarin glinsterde - was voor de Eerste Adviseur echter voldoende om te beseffen dat zulke inspanningen verspilde moeite zouden zijn. Desio werd van binnen verteerd door een kokende woede waar misschien alleen de Rode God raad mee zou weten.  

Incomo probeerde nog één keer Desio's aandacht terug te brengen naar zakelijke affaires. 'Mijn heer, misschien mag ik erop wijzen dat we vele dagen verliezen nu onze schepen in Jamar leeg voor anker liggen. Als we ze naar...'

'Genoeg!' Desio sloeg met zijn vuist dwars door een van de kunstig beschilderde kamerschermen. Hij schopte ertegen, draaide zich abrupt om en botste tegen de slaaf met de waaier. Buiten zinnen van woede sloeg de Heer van de Minwanabi hem tegen de grond. De slaaf zakte op zijn knieën; bloed uit zijn gebroken neus en een gescheurde lip stroomde over zijn kin, zijn borst en het omgevallen kamerscherm. Hoewel hij half verblind was door zijn pijn en tranen, wist de slaaf als door een mirakel te voorkomen dat hij zijn meester raakte met zijn waaier - want dat zou hem beslist zijn kop hebben gekost. Desio had echter geen oog voor deze stille heldhaftigheid, maar draaide zich om en wendde zich tot zijn adviseur. 'Ik kan me nergens op concentreren zolang dat méns nog vrij rondlooptl'

Incomo had geen toelichting nodig om te weten op wie zijn meester doelde en de ervaring had hem geleerd dat hij dit soort uitbarstingen maar het beste passief over zich heen kon laten komen. 'Mijn heer,' zei hij niettemin op bezorgde toon, 'uw verlangen naar wraak is er niet bij gebaat wanneer u in de tussentijd al uw rijkdom kwijtraakt door uw zaken te verwaarlozen. Als u zich niet zelf in deze besluiten wilt verdiepen, geef dan in elk geval uw hadonra de bevoegdheid ze af te handelen.'  

Het pleidooi maakte op Desio geen enkele indruk. Hij staarde zonder iets te zien in de verte en met een schorre fluisterstem, alsof hij de gehate naam bijna niet over zijn lippen kon krijgen, zei hij: 'Mara van de Acoma moet sterven!'

Deze keer blij met het schemerdonker in de kamer, omdat het zijn eigen angsten verborg, stemde Incomo daarmee in. 'Natuurlijk, mijn heer. Maar dit is niet het moment.'

'Wanneer dan wél?' brulde Desio, zo hard dat het Incomo pijn deed aan zijn oren. Hij schopte tegen een kussen en liet toen zijn stemvolume zakken tot een normaler niveau. 'Wanneer dan wel? Ze heeft zich door mijn vader niet in de val laten lokken, erger nog: ze heeft hem gedwongen de plechtig beloofde veiligheid van zijn gasten te schenden, waarna hij van schaamte zelfmoord diende te plegen.' Desio leek zich steeds meer op te winden en zijn klaaglijke stem kreeg een jankende bijklank. 'Dit... dit meisje heeft ons niet alleen verslagen, ze heeft ons voor gek gezet, nee, ze heeft ons vernéderd!' Hij schopte tegen een kussen en keek zijn adviseur met samengeknepen oogjes aan.  

De slaaf deinsde achteruit bij het zien van die aanblik. Hij herinnerde zich nog goed dat Jingu er precies zo had uitgezien wanneer hij dol van woede was. Niettemin bleef hij dapper proberen zijn meester koelte tOe te wuiven en bewoog hij zijn waaier nog steeds in een bijna regelmatig ritme. Desio vervolgde op een samenzweerderige fluistertoon: 'De Krijgsheer ziet het geamuseerd en vertederd aan, misschien zelfs enthousiast. Best mogelijk dat hij de teef in zijn bed heeft gehaald! Ondertussen worden onze gezichten in nidrastront gedrukt. En dat blijft duren zolang zij ademhaalt!' Desio kreeg iets nadenkends in zijn gezichtsuitdrukking. Voor het eerst sinds Jingu's dood leek er een zekere helderheid in zijn blik te verschijnen. Incomo moest een zucht van opluchting inhouden. 'Bovendien,' besloot Desio langzaam en voorzichtig, alsof hij vlak naast een bedrieglijk roerloos opgerolde gifslang stond te praten, 'is ze nu ook een echte bedreiging voor mijn veiligheid.'  

Incomo knikte bijna onmerkbaar. Hij had al geweten dat Desio's houding in wezen werd ingegeven door angst. Jingu's zoon leefde dagelijks in de vrees dat Mara de bloedvete van de Acoma met de Minwanabi zou voortzetten. Als Regerend Heer zou Desio voortaan het eerste doelwit zijn van Mara's intriges. Voortaan stonden zijn leven en eer op het spel.  

Ofschoon de verstikkende hitte Incomo's geduld zwaar op de proef stelde, nam hij de tijd om zijn meester een beetje te troosten, want dit inzicht, zij het slechts in de vorm van een halfslachtige bekentenis in een privé-gesprek tussen een adviseur en zijn meester, was de eerste stap om de angst en uiteindelijk misschien zelfs vrouwe Mara te overwinnen. 'Heer, het meisje zal een fout maken. U moet het moment afwachten, de tijd zal komen...'

De hinderlijke jadevlieg was weer teruggekeerd. De slaaf probeerde hem te raken met zijn waaier, maar Desio wuifde de veren weg. Daarna keek hij Incomo in de schemering somber aan. 'Nee, ik kan niet wachten. Die teef heeft al de overhand en ze wordt steeds sterker. Mijn vader verkeerde in een betere positie dan ik. Hij was maar één stapje van de gouden troon van Krijgsheer verwijderd. Maar nu is hij dood, en het aantal van mijn trouwe bondgenoten is op de vingers van één hand te tellen. En al dat verdriet, al die vernederingen, hebben we te danken aan die ene vrouw!'

Daar was niets tegenin te brengen. Incomo begreep best dat Desio de naam van zijn vijandin ongaarne uitsprak. Hoewel ze nog bijna een kind was toen haar vader en haar broer waren gestorven, en ze op dat moment slechts een handvol soldaten en geen bondgenoten had gehad, had Mara binnen drie jaar meer prestige voor de Acoma verworven dan ze in hun lange, eervolle geschiedenis ooit eerder hadden bezeten. Incomo probeerde een sussende opmerking te verzinnen, maar zijn jonge meester had volledig gelijk: Mara wás gevaarlijk en ze was inmiddels niet alleen sterk genoeg om zichzelf te verdedigen, maar ook om de Minwanabi direct te bedreigen.

'Roep Tasaio terug aan uw zijde,' suggereerde de Eerste Adviseur zacht.

Desio knipperde met zijn ogen. Even zag hij er dom uit - dat was zijn vader nooit overkomen - maar toen daagde er begrip in zijn ogen. Hij keek om zich heen en zijn blik viel op de slaaf, die nog steeds met de moed der wanhoop zijn plicht stond te doen. Bij het zien van de bloedende neus en lip toonde Desio opeens een verrassend medeleven, want hij stuurde de arme drommel minzaam weg. Toen hij alleen was met zijn adviseur zei hij: 'Waarom zou ik mijn neef terugroepen uit de oorlog op de barbarenwereld? Je weet dat hij mijn positie begeert. Tot ik getrouwd ben en kinderen heb is hij de eerste in de lijn van opvolging. En bovendien kan hij het naar mijn smaak iets té goed met de Krijgsheer vinden. Mijn vader heeft er heel verstandig aan gedaan hem te belasten met zaakjes op een verre wereld.'

'Uw vader was ook zo verstandig uw neef de dood van heer Sezu en Lanokota te laten regelen.' Incomo stak zijn handen in zijn mouwen en deed een stapje naar voren. 'Waarom laat u Tasaio nu niet afrekenen met het meisje? De vader, de zoon, en dan nu de dochter.'

Desio dacht erover na. Tasaio had gewacht tot de Krijgsheer zich uit de strijd op de barbarenwereld had teruggetrokken en had toen heer Sezu en zijn zoon met een kansloze militaire opdracht opgezadeld. Daardoor had hij hun dood veroorzaakt, echter zonder dat de Minwanabi daarvan publiekelijk de schuld kon krijgen. Het was een briljante manoeuvre geweest en Desio's vader had Tasaio beloond met vruchtbare landerijen in de provincie Honshoni. Desio tikte met een vinger op zijn pafferige wang en zei aarzelend: 'Ik weet het niet Tasaio zou gevaarlijk voor me kunnen zijn. Misschien even gevaarlijk als als dat meisje.'  

Incomo schudde van nee. 'Uw neef zal de eer van de Minwanabi verdedigen. Als Regerend Heer bent u niet meer het mikpunt van zijn ambities, zoals toen heer Jingu nog in leven was. Een poging om een rivaal pootje te lichten is heel iets anders dan het tegenwerken van je rechtmatige heer.' Incomo dacht even na. 'Nee, ondanks zijn ambities is het ondenkbaar dat Tasaio zijn eed tegenover u zou breken. Zo min als hij zijn eed tegenover uw vader gebroken zou hebben, heer Desio.' Hij sprak de twee laatste woorden met subtiele nadruk uit.

Desio bleef staan. Hij negeerde de vlieg, die nu eindelijk op zijn kraag was geland, en staarde naar een onzichtbaar punt in de verte. Toen zuchtte hij diep. Ja, natuurlijk. Je hebt gelijk. Ik moet Tasaio terugroepen en hem opnieuw trouw laten zweren. Daarna moet hij me met zijn leven verdedigen, of anders de eer van de Minwanabi voor eeuwig bezoedelen.'  

Incomo wachtte. Hij voelde aan dat zijn meester nog niet was uitgesproken. Hoewel hij zich soms wat onbeholpen uitdrukte, was Desio lang niet dom, al miste hij de instincten van zijn vader en de brille van zijn neef. Hij liep naar de vensters. 'Ik zal ook al mijn andere loyale vazallen en bondgenoten oproepen,' verklaarde hij tenslotte. 'Ja, we moeten een formele bijeenkomst beleggen.' Hij keek zijn adviseur op een vastbesloten manier aan. 'Niemand mag denken dat ik heb geaarzeld om mijn neef te roepen om me thuis bij te staan. Nee, we laten ál onze vazallen en bondgenoten hierheen komen.' De dikke man klapte bevelend in zijn handen. Meteen kwamen er twee in oranje livrei gehulde bedienden naar binnen. 'Maak die verdomde luiken open,' beval Desio. 'En snel een beetje. Het is hier om te stikken.' Het leek alsof er een last van zijn schouders was gevallen. 'In naam van alle goden, laat frisse lucht naar binnen!'  

De bedienden gingen haastig aan de slag met de grendels en haken, en even later stroomde er zonlicht en koele lucht de werkkamer binnen. De vlieg op Desio's kraag verkoos de vrijheid en het meer in de verte, waarvan het glinsterende oppervlak was bespikkeld met vissersbootjes. Desio scheen zijn indolentie en zijn verlammende angst volledig van zich te hebben afgeschud en stond vol herwonnen zelfvertrouwen voor zijn adviseur. 'Ik zal in de Heilige Tuin van het huis Minwanabi een eed afleggen op de natami van mijn familie en voorouders,' verklaarde hij, 'in aanwezigheid van al mijn verwanten. We zullen duidelijk maken dat de Minwanabi niet gevallen zijn .. .' Hij zweeg even, en voegde er toen met onverwachte droge humor aan toe: 'Niet erg diep, tenminste.' Hij riep zijn hadonra en begon orders uit te delen. 'Ik wil het beste amusement. Deze plechtigheid moet een schitterender feest worden dan de ramp die mijn vader ter ere van de Krijgsheer had georganiseerd. Zorg dat alle familieleden aanwezig zijn, inclusief degene die op de barbarenwereld aan het vechten zijn.'  

'Het zal gebeuren, mijn heer.' Incomo stuurde koeriers op pad met instructies voor andere adviseurs, officieren, bedienden en slaven, nadat de hadonra twee zwetende klerken aan het werk had gezet om Desio's bevelen op te schrijven terwijl de oude zegelbewaarder van de familie met zijn stempel en een kommetje hete was in de buurt bleef.  

Desio zag het drukke gedoe met een kil glimlachje aan. Hij bleef een poosje in hoog tempo bevelen dicteren - zijn grandioze plannen benevelden hem heerlijker dan wijn - en zweeg toen abrupt, om na een dramatische pauze te vervolgen met: 'En stuur bericht naar de grote tempel van Turakamu dat ik een gebedspoort wil laten bouwen, opdat allen die eronderdoor lopen de welwillendheid van de Rode God zullen oproepen en hij de wraak van het huis Minwanabi zal begunstigen. Ik beloof de god plechtig dat er bloed zal vloeien tot ik het hoofd van die Acoma-teef heb!'  

Incomo boog zijn hoofd om zijn plotselinge bezorgdheid te verbergen. Het aanroepen van Turakamu kon tijdens een conflict geluk brengen, maar het was riskant de God van de Dood in te schakelen - er konden rampen gebeuren wanneer je je beloften niet vervulde. In zulke zaken waren goden nu eenmaal lichtgeraakt en ongeduldig. Incomo trok zijn ambtsgewaad dichter om zich heen, want het briesje vanaf het meer had hem opeens een koude rilling bezorgd. Hij hóópte tenminste dat het kwam door het briesje, en niet door een ijzig voorgevoel van verdoemenis... 

 

Zonlicht viel door het bladerdek van de grootste tuin van de Acoma en wierp grillige lichtpatronen op de grond. Het lover ruiste in de zachte wind en de fontein in het midden van de tuin klaterde zijn eeuwige lied van vallend water, maar ondanks dat aangename decor deelden alle aanwezigen de zorgen van hun meesteres.  

Mara had haar naaste adviseurs om zich heen verzameld. Ze zat in het midden, bedrukt. Gekleed als ze was in een van haar luchtigste huisrobes, met slechts één enkel sieraad erop - een groene edelsteen aan een door cho-ja's gemaakt halssnoer van jade - leek ze het toonbeeld van een rijke vrouwe die zich ontspant, maar de mensen om haar heen, die haar allemaal heel goed kenden, lazen de bezorgde vragen achter de glinstering in haar bruine ogen.

Ze nam haar metgezellen, de steunpilaren van het huis Acoma, een voor een op. De hadonra, Jican, een kleine, nerveuze man met een scherp oog voor de handel, gedroeg zich even bedeesd als altijd. Onder zijn nauwgezette bewind was de rijkdom van de Acoma verveelvoudigd, maar hij hield ervan stap voor stap te werk te gaan, rustig en gedegen, terwijl Mara niet vies was van dramatische gokken. Vandaag leek Jican minder zenuwachtig dan anders, hetgeen de Vrouwe van de Acoma toeschreef aan het nieuws dat de zijdemakers van de cho-ja's waren begonnen te spinnen. Tegen de winter zouden de eerste rollen stof klaar zijn en dan zou de rijkdom van de Acoma snel groeien. Voor Jican was dat van essentiële betekenis, maar Mara wist dat een groot huis voor zijn veiligheid méér nodig had dan alleen maar een hoop geld.

Haar Eerste Adviseur, Nacoya, had daar altijd al op gehamerd, en het leek wel alsof Mara's recente zege op de Minwanabi de gerimpelde oude vrouw alleen maar nóg nerveuzer had gemaakt. 'Ik ben het met Jican eens, vrouwe. Deze uitbreiding zou gevaarlijk kunnen blijken.' Ze keek Mara met vaste blik aan. 'Een huis kan ook te snél rijzen in het Spel van de Raad. De blijvende overwinningen zijn doorgaans de subtiele - het resultaat van rustige acties die geen beschermende tegenreacties van zenuwachtige rivalen hebben uitgelokt. De Minwanabi zullen actief worden, dat weten we, dus laten we er nu voor zorgen dat niet ook nog ándere huizen zich tegen ons keren.'

Mara wuifde de suggestie weg. 'Ik heb alleen de Minwanabi te vrezen. We zijn op dit moment met niemand anders in conflict en ik wil het graag zo houden. We moeten ons voorbereiden op de aanval die zal komen, naar we allemaal weten. Het is alleen nog de vraag wanneer en hoe.' Met iets onzekers in haar stem voegde Mara eraan toe: 'Ik had na Jingu's dood een snelle represaille verwacht, al was het maar iets van symbolische aard.' In het huishouden van de Minwanabi waren echter de afgelopen maand geen veranderingen van belang gesignaleerd. Desio had nóg meer belangstelling voor drank en slavenmeisjes ontwikkeld, meldden Mara's spionnen, en Jican had vastgesteld dat er een zware terugval in het marktaanbod van Minwanabi-producten was opgetreden. Als gevolg daarvan waren sommige prijzen sterk gestegen, waar andere huizen dan weer van profiteerden, wat toch niet de bedoeling kon wezen van de Minwanabi, zeker niet nu hun prestige zo'n gevoelige slag was toegebracht. Ook werden er geen openlijke voorbereidingen voor een oorlog getroffen. In de kazernes van de Minwanabi werden alleen de gewone oefeningen gehouden en er waren geen troepen teruggeroepen uit de oorlog op de barbarenwereld.  

Opperbevelhebber Keyoke ging echter niet blindelings af op wat spionnen hem vertelden. Als het om Mara's veiligheid ging nam hij geen enkel risico, dus hij hield zijn leger ten volle paraat, inspecteerde de barakken en de wapens bij nacht en ontij, en leidde persoonlijk een paar oefeningen te velde. Lujan, zijn slagleider, deed daar dagelijks enkele uren enthousiast aan mee. Hij was een taai en alert type - zoals alle soldaten van de Acoma - en zijn hand was nooit ver van het gevest van zijn zwaard.  

'Het bevalt mij niets,' zei Keyoke. Zijn woorden klonken scherp en duidelijk boven het geklater van de fontein uit. 'Het lijkt misschien of er niets gebeurt, maar dat kan best een afleidingsmanoeuvre zijn. Best mogelijk dat Desio rouwt om zijn vader, maar ik ben opgegroeid met Irrilandi, zijn bevelhebber, en ik kan u verzekeren dat er in zijn kazernes geen laksheid wordt getolereerd. Die krijgers kunnen op elk gewenst moment in actie komen.' Zijn sterke handen grepen de gepluimde helm op zijn schoot vast, en de veren trilden even. Voor het overige gaf Keyoke geen blijk van emotie. 'Ik weet dat onze troepen zich behoren voor te bereiden op de dreiging die u hebt genoemd, maar we hebben geen idee van welke kant we een aanval zouden moeten duchten. We kunnen niet eeuwig in volle paraatheid blijven, meesteres.'  

Lujan knikte. 'Evenmin zijn er bewegingen gezien onder de grijze krijgers en de veroordeelden in de wildernis. Er is geen sprake van een grote bandietenbende, en daaruit mogen we veilig afleiden dat de Minwanabi geen heimelijke overval plannen, zoals ze dat tegen heer Buntokapi hebben geprobeerd.'  

'Waarschijnlijk niet,' gaf Keyoke toe. 'Heer Buntokapi,' vervolgde hij, verwijzend naar wijlen Mara's echtgenoot, 'was ruimschoots van tevoren gewaarschuwd.' Er verscheen even een flits van verbittering in zijn ogen. 'Voor heer Sezu kwam de waarschuwing te laat. Dat was een plannetje van Tasaio, en een sluwere relli heeft de Minwanabi nog nooit voortgebracht,' zei hij, doelend op een beruchte, zeer giftige moeras slang. 'Zodra ik hoor dat hij is teruggeroepen zal ik 's nachts mijn harnas aan houden.'  

Mara gaf een knikje naar Nacoya, die iets belangrijks scheen te willen toevoegen. De haarpinnen van de oude vrouw zaten schots en scheef, zoals altijd. 'De agenten van uw spionnenmeester zuilen ongetwijfeld heel attent zijn op alles wat zich binnen het huishouden van de Minwanabi afspeelt,' zei ze, met een slim glimlachje om haar lippen, 'maar hij is een mán, vrouwe, en concentreert zich natuurlijk op het aantal soldaten en wapens, en het komen en gaan van bondgenoten. Ik stel voor dat u hem vraagt meteen te melden wanneer Desio genoeg heeft van zijn slavenmeisjes. Een man met een doel voor ogen verlummelt zijn tijd niet tussen de lakens, dat kan ik u verzekeren. Zodra Desio ophoudt met zijn drankjes en liefjes wéten we dat hij moord in de zin heeft!'

Mara maakte een vermoeid gebaartje en een lichte aanzet tot een glimlach speelde om haar mond. Het maakte haar tot een stralende schoonheid, en al besefte ze dat zelf niet, Lujan zag het wél. Hij nam zijn meesteres met devote bewondering op en waagde een speels commentaar. 'Mevrouw de Eerste Adviseur,' zei hij, met een vriendelijk knikje naar de gerimpelde Nacoya, 'ik zal onze krijgers vragen zich met oefeningen in het zweet te blijven werken tot Desio's lid uitgeput is, maar zodra hij de Minwanabi-vlag laat zakken gaan we allemaal in de rij staan en zijn wij aan de beurt voor een charge.'  

Mara bloosde en wierp haar eerste slagleider een duistere blik toe. 'Lujan, je inzicht overtreft je beeldspraak met glans.' Sedert haar huwelijksnachten had Mara weinig op met dit soort praatjes.

Lujan boog. 'Mijn vrouwe, als ik u aanstoot...'

Mara wuifde zijn verontschuldiging weg - ze kon nooit lang boos blijven op Lujan - en draaide toen haar hoofd naar haar loopjongen, die na een buiging naast haar elleboog was neergeknield.

'Zeg het maar, Tamu,' zei ze vriendelijk, want het baantje was nieuw voor de jongen en hij was nog erg onzeker.

Tamu drukte zijn voorhoofd tegen de grond, geïntimideerd door het hoge gezelschap. 'Vrouwe, uw spionnenmeester wacht in uw werkkamer. Hij zegt dat hij rapport uitbrengt over de provincie Hokani, althans landerijen in het noordelijke deel.'

'Eindelijk,' zei Mara opgelucht. Ze herkende door de woordkeuze van de loopjongen precies wat Arakasi, haar spionnenmeester, verhuld had willen doorgeven. Slechts één enkel landgoed in heel Hokani was voor haar van belang. Arakasi zou informatie hebben over de tegenmaatregelen waar Mara en haar mensen al vier weken gespannen op zaten te wachten. 'Ik wil nu meteen met Arakasi spreken,' zei ze tegen haar adviseurs. Jullie zie ik later in de middag weer.'

Er speelden briesjes door de julobladeren en de fontein zong nog steeds zijn natte lied toen Mara's officieren als eersten afscheid namen. Jihan vroeg nog snel toestemming voor een zijde-kwestie voordat hij zijn leien op elkaar stapelde en vertrok. Nacoya was de laatste die opstond. Mara zag tot haar verdriet dat de ontembare oude vrouw steeds meer last van reumatiek begon te krijgen en zich nog maar traag kon bewegen. Nacoya's promotie tot Eerste Adviseur was ten volle verdiend geweest, en hoewel Mara's voormalige kindermeisje zelf vond dat haar te veel eer was gedaan, had ze haar functie met grote waardigheid en scherpe intelligentie vervuld. Dertig lange jaren van dienstbaarheid aan de vrouwen en dochters van Regerende Heren hadden haar een uniek inzicht verschaft in het Spel van de Raad.  

Mara zag met ontsteltenis hoe moeizaam Nacoya een trillende buiging wist te forceren. Ze kon zich niet voorstellen hoe het met de Acoma verder zou moeten zonder de zure adviezen en de warme betrokkenheid van deze oude vrouw; die Mara door zwaardere stormen had geloodst dan ze had mogen verwachten te overleven. Alleen de goden wisten hoe lang Nacoya nog te leven had, maar Mara besefte opeens met een huivering dat de dagen van haar Eerste Adviseur zeer beperkt waren geworden. De Vrouwe van de Acoma was op dat verlies nog geenszins voorbereid. Afgezien van haar zoontje was deze oude vrouw de enige 'familie' die Mara in deze wereld had. En wie van haar bedienden zou Nacoya kunnen opvolgen als adviseur?

Mara zette deze sombere gedachten van zich af, met als excuus dat toekomstige zorgen niet gelegen kwamen nu de Minwanabi wraakoefeningen in de zin hadden.

Mara stuurde het jonge slaafje naar Arakasi om hem te zeggen dat ze naar hem toe kwam. Ze klapte in haar handen om een bediende te roepen, die ze opdroeg naar de keuken te gaan en een schaal met voedsel te halen. Ze wist immers dat Arakasi - tenzij hij zijn gewoonten opeens veranderd had - regelrecht naar haar toe was gekomen en na gisteravond niets meer gegeten zou hebben.  

In Mara's werkkamer was het schemerig en ~ zelfs nu, midden op de dag - lekker koel. Er stond een laag zwart tafeltje en er lagen groene zijden kussens. De houten buitenwand naast een bed met rijen bloeiende akasi's was fraai beschilderd en de buitendeuren en vensters, indien geopend, boden uitzicht op de tuin en het licht glooiende landschap met nidraweiden die in de verte overgingen in moerasland, vanwaar iedere avond bij zonsondergang grote zwermen shatravogels opvlogen. De luiken waren nu echter slechts op een kier geopend en het uitzicht werd geblokkeerd door dunne zijden gordijnen die frisse lucht naar binnen lieten, maar spiedende blikken buiten hielden. Mara betrad een kamer die op het eerste gezicht leeg leek. Ervaring had haar geleerd dat ze zich niet moest laten misleiden, maar toch kon ze een lichte verrastheid niet helemaal verbergen toen er vanuit de donkerste hoek van de kamer gesproken werd.

'Ik heb de gordijnen gesloten, vrouwe, omdat een ploegje tuinlieden de akasi's aan het snoeien is.' Er verscheen een gestalte vanuit de schemering, een man die zich zo gracieus bewoog als een sluipend roofdier. 'En hoewel uw opzichter een eerlijke man is en de Midkemiërs wel geen spionnen zullen zijn, is het nu eenmaal mijn gewoonte geen risico's te nemen.' Hij knielde voor zijn meesteres. 'Meer dan eens hebben zulke voorzorgsmaatregelen me het leven gered. Ik breng u groeten, vrouwe.'

Mara gebaarde dat hij er zijn gemak van mocht nemen. Ze bestudeerde de fascinerende man. Zijn donkere haren waren nat, maar niet doordat hij een uitgebreid bad had genomen. Hij had alleen het stof van de weg van zijn hoofd en handen gewassen en een schoon hemd aangetrokken. Zijn haat voor de Minwanabi evenaarde die van welke Acoma-aanhanger dan ook, en hij zou die machtigste van de Vijf Families het liefste totaal naar de vergetelheid helpen.

'Ik hoor anders geen knippende snoeischaren,' merkte Mara op. Toen zei ze: 'Welkom, Arakasi. Je terugkeer is een hele opluchting.'

De spionnenmeester ging staan. Mara had een snelle geest en in gesprekken met haar waren vaak verschillende onderwerpen tegelijk aan de orde. Hij glimlachte oprecht verheugd, want sinds hij voor haar werkte werd er ten~ minste iets gedáán met de door hem zo zorgvuldig verzamelde informatie. Zonder te wachten tot ze was gaan zitten zei hij. 'U hoort geen snoeischaren, vrouwe, omdat de opzichter de tuinlieden heeft weggestuurd. De slaven van de eerste ploeg hadden geklaagd over de brandende zon, en liever dan in deze hitte de zweep te moeten hanteren verkoos de opzichter een wisseling van de ploegen.'  

'Midkemiërs,' vatte Mara beknopt samen terwijl ze plaatsnam op een paar kussens. Bij Arakasi voelde ze zich op haar gemak, dus ze maakte haar gordel wat losser en liet zich verkoelen door het briesje. 'Ze zijn zo recalcitrant als bronstige nidra's. Jican had me aangeraden ze niet te kopen en achteraf vrees ik dat hij wel eens gelijk gehad kan hebben.'

Arakasi dacht hierover even na. Hij hield zijn hoofd schuin als een vogel. 'Jican denkt als een hadonra,' zei hij toen. 'Niet als een heerser.'

'Je bedoelt dat hij het totaalbeeld niet overziet,' zei Mara, en ze kreeg een fonkeling in haar ogen nu ze haar geest met de spitsheid van haar spionnen~ meester kon meten. je vindt die Midkemiërs interessant, vermoed ik.'

'Op een vluchtige manier.' Arakasi draaide zich om bij het horen van naderende voetstappen, maar toen hij zag dat het slechts een bediende met voedsel was wendde hij zich weer tot zijn meesteres. 'Hun gewoonten zijn heel anders dan de onze, vrouwe, en hun cultuur moet wel sterk afwijken van de onze. Maar nu dwaal ik af van mijn doel.' Hij kreeg opeens iets fels in zijn ogen. 'Desio van de Minwanabi begint zich eindelijk te manifesteren als Regerend Heer.'

Mara wees de bediende dat hij het blad met fruit en koud gevogelte op het lage tafeltje moest zetten. je zult wel honger hebben,' zei ze tegen haar spionnenmeester, en ze nodigde hem uit op de kussens plaats te nemen. De bediende vertrok zwijgend en even was alles binnen en buiten stil. Noch Mara, noch Arakasi tastte naar het voedsel. Tenslotte was het de Vrouwe van de Acoma die als eerste weer sprak. 'Vertel me meer over Desio.'

Arakasi bleef nog even zwijgen. Zijn donkere ogen toonden geen enkele emotie, maar zijn handen, die zelden zijn stemming verrieden, verkrampten. 'De jonge heer is niet zo'n goede speler van het Grote Spel als zijn vader was,' begon hij, 'maar dat maakt hem misschien nog gevaarlijker. Bij Jingu wisten mijn spionnen altijd waar en wanneer ze goed moesten luisteren. Dat geldt niet meer voor zijn zoon. Een ervaren tegenstander heeft in zekere zin iets voorspelbaars. Een nieuweling kan erg ... innovatief blijken te zijn.' Hij glimlachte en gaf met een knikje te kennen dat hij met die observatie ook Mara zelf beoogde. 'Desio mag dan geen creatieve geest zijn, maar wat hij aan inventiviteit te kort komt kan hij compenseren door hardhandigheid.' De spionnenmeester schonk zichzelf een glas jomachsap in en proefde een slok. De kans dat hij in dit huis vergiftigd zou worden was nihil, maar het praten over de Minwanabi maakte hem automatisch voorzichtig. Arakasi wilde zijn jonge meesteres echter niet nodeloos ongerust maken en probeerde daarom een luchtiger toon te vinden. 'Hij heeft heel wat soldaten om namens hem hardhandig te zijn.'

Mara probeerde de stemming van haar spionnenmeester te doorgronden. Waarschijnlijk liet Arakasi zich vooral leiden door de noodzaak van zelfbeheersing, want als hij de vernietiging van de Minwanabi té onstuimig zou nastreven zou hij de veiligheid van alles en iedereen in zijn omgeving in gevaar brengen.  

'Maar hoe sterk zijn dienaren ook zijn, Desio zelf is zwak,' vervolgde de spionnenmeester terwijl hij het glas op het tafeltje zette. 'Hij heeft al zijn vaders ondeugden geërfd, maar niet Jingu's zelfbeheersing. Als bevelhebber Irrilandi niet zo capabel en waakzaam was geweest, zouden Desio's vijanden zich misschien nu al op hem hebben gestort - als een roedel jaguna's op een dode harulth,' zei hij, doelend op Kelewans hondachtige aaseters en het gevaarlijkste roofdier, de reusachtige, zespotige harulth. Arakasi drukte de topjes van zijn vingers tegen elkaar en keek Mara recht aan. 'Commandant Irrilandi is echter zeer waakzaam geweest. Hij heeft zich niet beperkt tot afwachten, maar is meteen na Jingu's dood de hele omgeving van het landgoed gaan zuiveren van grijze krijgers en andere vijandige indringers.'  

'Waaronder misschien verkenners van de Xacatecas?' vroeg Mara zich hardop af.

Arakasi reageerde met een knikje. 'Die familie is niet dol op de Minwanabi en volgens mijn spion in het huishouden van heer Chipino heeft diens Eerste Adviseur de mogelijkheid van een bondgenootschap met de Acoma geopperd. Andere raadgevers in zijn omgeving zijn daar echter nog tegen. Ze zeggen dat u het beste van uzelf gegeven hebt en dat u hierna alleen maar kunt wegzakken. Maar Chipino van de Xacatecas heeft beide standpunten aangehoord zonder al een definitief oordeel uit te spreken.'  

Mara trok verrast haar wenkbrauwen op. De Xacatecas was een van de Vijf Families. Haar overwinning op Jingu moest wel enorm veel indruk hebben gemaakt als Chipino's adviseurs, al was het maar een minderheid, een officieel bondgenootschap met haar hadden overwogen, want dat zou neerkomen op een openlijke oorlogsverklaring aan de Minwanabi. Zelfs de bevriende Shinzawai had er tot nu toe de voorkeur aan gegeven zich in het openbaar neutraal op te stellen.  

'Maar de Xacatecas kunnen wachten,' vervolgde de spionnenmeester. 'Desio zal geen eigen beleid formuleren. Hij zal zich laten leiden door adviseurs en relaties. De macht en het leiderschap zullen verdeeld raken over verschillende personen, en dat zal het voor mijn agenten moeilijk maken een helder beeld te krijgen. Daardoor zullen onze voorspellingen voor de lange termijn onbetrouwbaar zijn, en die voor de korte termijn al helemáál.'  

Mara zag een vlieg op de fruitschaal van vrucht naar vrucht wippen om even te proeven. Zo zouden er ook vliegen om Desio heen zwermen -ambitieuze, op macht beluste individuen, allemaal met hun eigen wensen, maar één in hun verlangen om het huis Acoma te gronde te richten. Misschien was het een ongunstig voorteken dat de vlieg uiteindelijk koos voor een schijfje jomach, waar zich onmiddellijk een paar collega's bij hem voegden. 'We boffen dat Tasaio ver weg op Midkemia oorlog aan het voeren is,' mompelde de vrouwe.  

Arakasi boog zich naar voren. 'Dat geluk hebben we niet langer, meesteres. De man die de moord op uw vader en broer heeft gearrangeerd keert juist vandaag via de scheuring terug naar onze wereld. Desio heeft voor volgende week een grote vergadering van alle verwanten en bondgenoten bijeengeroepen. Hij zal eden van trouw vragen, en andere steun. En hij heeft fondsen geleverd voor de oprichting van een gebedspoort ter ere van de Rode God.'  

Mara zweeg even. 'Tasaio is gevaarlijk,' zei ze toen.

'En ambitieus,' voegde Arakasi daaraan toe. 'Desio laat zich leiden door zijn passies, maar zijn neef heeft alleen belangstelling voor oorlog en macht. Nu Desio eenmaal vast op de troon van de Minwanabi zit, zal Tasaio zich concentreren op zijn ambitie om het opperbevel over de keizerlijke troepen te verwerven, en Desio ondertussen trouw dienen - zij het niet zonder de stille hoop dat deze op een dag, en liefst snel, moge stikken in een visgraat. Tasaio zoekt misschien een militaire compensatie voor het prestigeverlies dat de Minwanabi heeft geleden. Een verpletterende nederlaag van het huis Acoma, met wat schade voor een paar andere grote huizen, en Desio zal in de raad bijna even machtig worden als de Krijgsheer zelf.'

Mara dacht hierover na. Jingu's dood had de Minwanabi een verlies van eer, bondgenoten en politieke macht gekost, maar hun militaire mankracht en middelen waren onaangetast. Het legertje van de Acoma was zich nog steeds aan het herstellen van de klap die het op Midkemia had opgelopen, toen het samen met Mara's vader en broer was uitgemoord. Op dit moment waren de Acoma echter nog zeer afhankelijk van de geduchte soldaten van de cho-ja's. Als defensieve kracht waren ze dodelijk effectief, maar offensief, buiten haar landerijen, kon Mara ze niet inzetten. Dáár was de Acoma simpelweg niet opgewassen tegen de militaire macht waarover Desio kon beschikken.  

'We moeten weten wat ze van plan zijn,' zei ze gespannen. 'Kunnen je spionnen in die vergadering binnendringen en uitvinden wat Desio's adviseurs hem in het oor fluisteren?'  

Arakasi glimlachte ironisch. 'Vrouwe, laten we de mogelijkheden van spionnen niet overschatten. In dit geval gaat het om een man die een vertrouweling van Jingu was, maar het is onzeker of hij zijn positie behoudt nu Desio de macht naar zich toe heeft getrokken. Uiteraard tref ik al voorbereidingen om een opvolger naar binnen te smokkelen, maar dat moet iemand zijn die bij Desio's smaken past. En dan nóg zal het minstens een paar jaar kosten voordat hij echt het vertrouwen van de jonge heer gewonnen heeft.'  

Mara voelde aan wat Arakasi verder nog zou willen zeggen. 'Maar Tasaio is een groter gevaar,' zei ze.

De spionnenmeester maakte een lichte buiging. 'Vrouwe, wees ervan verzekerd dat ik al het mogelijke zal doen om informatie over die vergadering te verzamelen. Als Desio zo stom zou handelen als ik denk dat hij is, is Tasaio slechts een van de vele aanwezigen. Toont Desio echter onverhoopt een vlaag van intelligentie, dan belast hij Tasaio met alle campagnes tegen ons, en dan zijn we dubbel in gevaar.' Hij legde een stukje brood. terug, waar hij amper een hapje van had gegeten. 'Maar het heeft weinig zin om te piekeren over wat er kán gebeuren. Laat uw agenten en bedienden overal goed luisteren naar nieuwtjes en roddels. Kennis is macht, vergeet dat nooit. Zó zal de Acoma triomferen.'  

Arakasi kwam soepel overeind, en Mara gaf hem met een handgebaartje toestemming om te gaan. Toen hij weg was realiseerde ze zich met een huivering dat dit de eerste keer was dat ze hem met een lege maag had zien vertrekken, en opeens vond ze het te stil en te naargeestig in haar werkkamer. Wanneer ze aan Tasaio dacht kreeg ze weer dat hulpeloze dat ze had gevoeld toen haar was gezegd dat haar vader en haar broer dood waren. Mara wilde niet wegzakken in sombere herinneringen en klapte in haar handen om de bedienden te roepen.

'Breng me mijn zoon,' commandeerde ze. Hoewel ze wist dat Ajiki op dat moment braaf sliep, verlangde ze acuut naar zijn kabaal, zijn spelletjes en het warme gewicht van zijn gespierde lichaampje in haar armen.