17 Grijze vergadering
De zaal vulde zich.
Hoewel er formeel geen vergadering was belegd, waren er al vele heren in de grote zaal verzameld toen Mara en haar soldaten er verschenen. Misschien een kwart van de zetels was bezet, maar er kwamen nog steeds mensen bij. Het ontbreken van gardisten van de Hoge Raad zelf hield geen van de heren weg. Iedereen had zelf tien tot vijftig gewapende soldaten bij zich.
Er was ook geen keizerlijke heraut om Mara's aankomst formeel om te roepen toen ze door de brede deuropening naar binnen kwam en de trap begon af te lopen. Bij deze informele bijeenkomst zonder pracht en praal werd het protocol genegeerd. De heren kwamen binnen in de volgorde waarin ze arriveerden, verder niets. Ook was er geen voorzitter. Verschillende heren stonden in de buurt van het podium waarop normaliter de Krijgsheer zat of, bij diens afwezigheid, een benoemde voorzitter. Nu Almecho dood was en de Krijgshoofden van de andere Grote Families gesneuveld waren of vermist werden, was er geen huis dat een uitgesproken suprematie kon claimen. Vroeg of laat zou een van de heren natuurlijk proberen om de macht te grijpen, of tenminste om de opkomst van een rivaal te verhinderen. De groepjes die bij elkaar stonden waren ruwweg gescheiden volgens de partijlijnen. Ze bekeken alle nieuwkomers met achterdocht en hielden steeds een paar soldaten bij zich in de buurt. Niemand wilde als eerste een zwaard trekken in de raadzaal, maar iedereen was bereid desnoods de tweede te zijn.
Mara keek snel rond of ze de kleuren van bevriende of bekende huizen zag. Het rood-en-geel van de Anasati stak helder af te midden van de andere kleuren in een groepje van oudere edelen die in de loopgang tussen de onderste zetels en het podium met elkaar stonden te praten. Mara herkende haar voormalige schoonvader en haastte zich naar hem toe, met Lujan en twee soldaten in haar kielzog. Toen hij Mara zag naderen draaide Tecuma van de Anasati zich om en maakte een lichte buiging. Hij droeg een wapenrusting, maar het haar dat onder zijn helm uit stak was nu eerder wit dan staalgrijs te noemen. Zijn gezicht, altijd al mager, leek nu vel over been, en hij had donkere kringen rond zijn ogen.
Mara boog, om zijn hogere status en grotere macht te erkennen, en zei: 'Maakt u het goed, grootvader van mijn zoon?'
Het leek bijna alsof Tecuma door haar heen keek. 'Het gaat mij goed, moeder van mijn kleinzoon,' zei hij. Hij kneep zijn lippen op elkaar tot ze nog maar een streepje waren en keek demonstratief om zich heen naar de vele ordeloze groepjes in de vergaderzaal. 'Kon ik dat van het keizerrijk ook maar zeggen.'
'De keizer?' vroeg Mara, die snakte naar informatie.
'Het Hemelse Licht, zo melden alle rapporten, ligt te rusten in zijn commandotent op de vlakte bij de poort naar de scheuring.' Tecuma had nog steeds een bittere klank in zijn stem. 'Toen Ichindar bijkwam uit zijn bewusteloosheid heeft hij zijn officieren laten weten dat hij een terugkeer naar het koninkrijk van de Eilanden zoekt en een nieuwe invasie wil doen plaatsvinden. Toch kan ons verlangen om de barbaren te straffen voor hun verraad worden gefrustreerd. De Grootheden kunnen een scheuring weliswaar manipuleren, maar ze hebben niet alle aspecten ervan onder controle. Het is twijfelachtig of deze scheuring naar Midkemia opnieuw gemaakt kan worden.' Weer keek de Heer van de Anasati om zich heen naar de heren die zich in de vergaderzaal hadden verzameld, tegen het bevel van de keizer in. Nog steeds op onverzoenlijke toon besloot Tecuma: 'Ondertussen gaat het spel gewoon door.'
Na een snelle inventarisatie van wie er verder nog aanwezig waren vroeg Mara: Wie zal spreken namens de Ionani?'
Zeker van zijn macht en status als drager van een van de oudste namen in het hele keizerrijk, antwoordde hij: 'Tot de clan Ionani zich afzondert om een nieuw Krijgshoofd te kiezen zal ik de woordvoerder zijn.' Opeens wees hij naar een ander deel van de zaal. 'Daar staat de clan Hadama bijeen, vrouwe. Ik stel voor dat u zich daarheen haast en uw aanwezigheid kenbaar maakt.'
'Heer Tecuma...'
De oude man onderbrak haar met een handgebaar. 'Mara, ik ben een man die treurt, dus vergeef me mijn botheid.' Het was duidelijk dat hij zich moest forceren. 'Halesko is een van degenen die op die andere wereld in de val zitten, en volgens de berichten was hij stervende - gestoken door een lans. Ik heb vandaag mijn tweede zoon verloren. Ik heb geen tijd voor de vrouw die me de eerste afnam.'
Mara voelde haar keel droog worden. Ze maakte een meelevende buiging. 'Mijn verontschuldiging, Tecuma. Het was tactloos van me daar niet aan te denken.'
De Heer van de Anasati schudde zijn hoofd - het was bijna niet te zien - in een gebaar dat zowel verdriet als onderdrukt ongeloof kon betekenen. 'Velen van ons treuren, Mara. Veel broers, zoons en vaders zijn op die wereld in de val gelopen. Het verlies is een grote klap voor onze eer en onze harten. Wil je me nu excuseren?' Zonder de reactie van zijn vroegere schoondochter af te wachten draaide hij zich om en hervatte het gesprek dat hij voor haar had onderbroken.
Nadrukkelijk buiten zijn kringetje van de Gele-Bloempartij gehouden, om niet te zeggen weggekeken, liep Mara om het podium heen tot bij de eerste trap naar boven, waar de hoofdlieden van de clan Hadama in conclaaf bijeenstonden. Sommigen maakten een respectvolle buiging toen ze haar zagen komen, anderen beperkten zich tot een meer of minder nadrukkelijk knikje. Slechts een of twee van de mannen, plus een oude heer in een draagstoel, begroetten haar helemaal niet. Mara nam het gezelschap op en vroeg toen: 'Hoeveel verliezen hebben wij geleden?'
De Heer van de Sutanta, een grote man in een donkerblauw gewaad, waarvan de zomen met lichtblauwe stof waren afgezet, gaf haar een plichtmatig buiginkje. 'De Heer van de Chekowara, met veertig krijgers, is van de Stad op de Vlakte hierheen onderweg. De Heer van de Cozinchach en twee vazallen blijven bij de keizer. De Hadama heeft slechts geringe verliezen geleden, want de kleinere clans waren niet in de voorste linies geplaatst en verbleven op het moment van het verraad nog aan deze zijde van de scheuring. De meesten zullen binnen een week hier in de stad zijn teruggekeerd.'
'Wie heeft deze vergadering belegd?' vroeg Mara.
Heer Sutanta hield zijn gezicht zorgvuldig in een neutrale plooi. 'Wie heeft u hierheen geroepen?'
Even neutraal antwoordde Mara: 'Ik ben gewoon gekomen.'
De Heer van de Sutanta maakte een wuivend gebaartje dat de hele zaal bestreek. 'Niemand hier zou spreken tegen de wil van het Hemelse Licht in.' Toen keek hij Mara met zijn kraaloogjes recht aan. 'Maar er is ook niemand die passief thuis blijft zitten wanneer zijn oudste zoon als gevolg van verraad gedood is.'
Mara knikte, en nam goede nota van de dingen die onuitgesproken bleven. Ichindars machtsspel werd op een beleefde manier getrotseerd. In het Grote Spel was dat soort beleefdheid vaak een voorbode van moord. De Hoge Raad van Tsuranuanni was niet van plan zich opzij te laten zetten. Vandaag zou er geen formele vergadering zijn. Daarvoor waren er te veel heren afwezig. Geen van de andere heren zou daadwerkelijk in actie komen voordat het hem goed duidelijk was met welke vijanden en welke bondgenoten hij rekening diende te houden. Deze dag was er om de balans op te maken, morgen om het spel te hervatten en de rivalen te pakken te nemen volgens de nieuwe kansen die het lot had geschonken. En hoewel deze vergadering geen officiële status had, was ze wel degelijk een ronde in het Grote Spel, want zoals een grijze krijger even gemakkelijk tot doden in staat was als een soldaat in de kleur van een der huizen, zo was deze grijze vergadering even dodelijk als een vergadering met keizerlijke goedkeuring.
Mara gunde zich een paar rustige momenten om een en ander op een rij te zetten. De vooruitzichten waren niet erg geruststellend voor de Acoma. De Minwanabi hadden een paar tegenstanders verloren en een nieuwe heer gekregen, die al hun faciliteiten, in het bijzonder de militaire, ten volle zou kunnen inzetten. Voor de Heer van de Xacatecas zag het er niet hoopvol uit. Als Krijgshoofd van de clan Xacala had heer Chipino ongetwijfeld op de voorste rij bij de keizer gestaan. Zijn oudste zoon, Dezilo, zou het huis Xacatecas zelf, het derde van de Vijf Grote Families, hebben vertegenwoordigd. Beiden waren omgekomen, althans verdwenen. Vrouwe Isashani was nog over, met een stoet van jongere kinderen, waarvan zelfs de oudste eigenlijk te jong was voor de mantel, nog buiten beschouwing gelaten dat hij daar in het geheel niet voor was opgeleid. Mara's sterkste bondgenoot was dus gevaarlijk verzwakt. En Ajiki's bloedband met het huis Anasati was niet werkelijk een waterdichte garantie voor enige bescherming van die kant. Mara rilde alsof er een kil briesje over haar blote rug had gewaaid.
Om zich heen zag ze Regerende Heren van Tsuranuanni met leden van hun clan, en vervolgens met bondgenoten of partijgenoten praten. Het deed Mara denken aan jaguna's die kadavers besnuffelen alvorens te beslissen om welke lekkere hapjes ze met elkaar zullen vechten.
Formeel was de Acoma lid van een politiek partijtje, het Oog van Jade geheten, maar die banden waren sedert de dood van heer Sezu nogal verwaterd. Mara had weinig belangstelling gehad voor partijpolitiek, want ze had haar handen vol gehad om haar eigen huis van de ondergang te redden. Nu heel het keizerrijk in rep en roer was mocht ze echter geen enkele potentiële band verwaarlozen.
Mara liep voorbij een groepje van drie mannen - de Heer van de Inrodaka, de tweede zoon van de Ekamchi, en een neef van de Heer van de Kehotara - die fluisterend met elkaar stonden te praten en haar kille blikken toewierpen. Achter hen stonden twee andere leden van het Oog van Jade, en daarheen begaf Mara zich. Ze begon een gesprekje, dat aanving met een reeks condoleances. De doden, en degenen die op Midkemia waren achtergebleven, waren die dag overal nadrukkelijk aanwezig. Toch zou het leven in Tsuranuanni ondanks deze verliezen gewoon doorgaan, en overal in de grote vergaderzaal waren de heren achter hun masker van beleefde voorkomendheid alweer druk bezig met hun volgende zetten in het Grote Spel.
Een zilveren bliksemschicht scheurde de hemel boven het grote huis van de Minwanabi open. Aan zijn bureau gezeten, met een pen in de hand en een potje inkt naast zijn elleboog, zat Incomo de documenten te bestuderen die voor hem lagen, zonder zich iets aan te trekken van de donder en de kletterende regen buiten. Hij was toch al geen snelle denker, maar deze keer wilden zijn geschoktheid en ongeloof hem maar niet verlaten. De gebeurtenissen waarmee de verraderlijke aanval op de keizer gepaard ging leken nog het meeste op een nachtmerrie zonder einde. Dat Desio dood was werd niet betwijfeld. Drie getuigen hadden hem vanuit de verte zien vallen met pijlen in zijn keel en borst. En zijn neef Jeshurado had toen al dood aan zijn voeten gelegen. Er was geen vriend of bondgenoot dichtbij genoeg geweest om het lichaam van de heer uit de chaos te redden voordat de scheuring zich sloot en Kelewan van Midkemia werd afgesneden.
Incomo drukte zijn droge handpalmen tegen zijn slapen en zoog de vochtige lucht diep naar binnen. Desio van de Minwanabi rustte nu bij zijn voorouders - als de ziel van een mens tenminste de onkenbare kloof tussen werelden kon overbruggen. De riten waren door een haastig ontboden priester uitgevoerd in de omsloten Heilige Tuin van de Minwanabi, en daarna waren koeriers op pad gestuurd. Incomo kon nu alleen maar afwachten tot de nieuwe heer vanaf zijn buitenpost op de verre westelijke eilanden hier zou arriveren.
Op dat moment werd een vensterscherm achter Incomo's rug opengeschoven. Er werd warme, vochtige lucht en wat regen naar binnen geblazen, en het perkament op tafel waaide op.
'Ik had toch gezegd dat ik niet gestoord wil worden?' snauwde Incomo.
Een droge, snijdende stem gaf hem antwoord. 'Neem me de storing dan niet kwalijk, Eerste Adviseur. Maar de tijd verglijdt en er is veel te doen.'
Incomo draaide zich verrast om. Hij zag een krijger staan, zwart afgetekend tegen een bliksemschicht achter zijn rug. Zijn wapenrusting droop van het water en zijn officierspluim was verfomfaaid van de regen. Lichtvoetig, lenig, bijna zonder geluid te maken liep de man naar het midden van de lichtcirkel die de enige lamp in de kamer wierp. Daar zette hij zijn helm af, waardoor zijn honingkleurige ogen en de haartjes die in zijn nek plakten zichtbaar werden. Incomo liet zijn pen vallen en maakte een eerbiedige buiging vanaf zijn middel. 'Tasaio!'
Tasaio keek hem enkele tellen recht in de ogen en zei toen langzaam: 'Deze ene keer zal ik de familiariteit vergeven, Eerste Adviseur. Maar nooit meer!'
Incomo sprong zo schielijk op dat hij bijna de inktpot omstootte. Hij liet zich op zijn knokige oude knieën vallen en drukte zijn voorhoofd tegen de vloer. 'Mijn heer.'
Het razende onweer vulde de stilte terwijl Tasaio op zijn gemak in de kamer stond rond te kijken. Hij gaf Incomo geen toestemming om op te staan, maar bekeek ontspannen de geschilderde vogels op de kamerschermen, de versleten slaapmat, en tenslotte, het langst van alles, de oude man die op het tapijt voor hem lag. 'Jawel,' zei hij. 'Tasaio, Heer van de Minwanabi. '
Daarna mocht Incomo zich eindelijk oprichten. 'Hoe wist u...' begon hij.
Zijn nieuwe meester onderbrak hem op een toon die licht spottend was. 'Incomo toch! Dacht je werkelijk dat jij de enige was die spionnen heeft in dit huis? Mijn neef had mijn trouw; maar nooit mijn respect. Ik zou de naam Minwanabi nooit oneer aandoen, maar iemand in mijn positie zou wel gek zijn als hij neef Desio niet in de gaten liet houden.' Hij duwde een paar druipnatte lokken naar achter en trok toen zijn zwaardriem recht. 'Vanaf het moment dat ik voet zette op dat vervloekte eiland heb ik daar een bootje in gereedheid gehouden - met proviand en een bemanning - om onmiddellijk te kunnen vertrekken. Na het bericht van mijn neefs dood hebben mensen die me trouw zijn terstond bericht gestuurd naar mijn Buitenposteilanden.' Tasaio haalde zijn schouders op en er vlogen een paar glinsterende druppeltjes rond in het lamplicht. 'Ik voer naar Nar en vorderde daar een groter schip. Wanneer kiest de Hoge Raad een nieuwe Krijgsheer?'
Met zijn ogen nog gericht op het van Tasaio naar beneden druipende water dat zijn slaapmat bedreigde, ordende Incomo zijn gedachten. 'Dat hebben we vanmorgen pas vernomen,' zei hij. 'Het Hemelse Licht heeft de Hoge Raad bijeengeroepen. De vergadering zal drie dagen na heden plaatsvinden.'
Met gevaarlijk kalme stem zei Tasaio: 'En jij zou me die vergadering hebben laten missen, Incomo?'
Een natte slaapmat was opeens van geen enkel belang meer. 'Mijn heer!' Haastig drukte Incomo zijn voorhoofd weer tegen de vloer. 'Desio's einde kwam buitengewoon plotseling. Onze snelste koerier vertrok binnen een uur, met de opdracht de snelste boot te kiezen. Ik meen in alle nederigheid dat ik mijn best heb gedaan. Verwijt een bediende niet zijn beperktheid, nu uzelf gelukkig zo buitengewoon schrander bent geweest.'
Tasaio lachte zonder vreugde. 'Ik heb een hekel aan zinloze vleierij, Eerste Adviseur, en ook aan niet-overtuigende nederigheid. Sta op en onthoud dat.'
Incomo kwam met stramme knieën overeind. Op dat moment deed een knallende donderslag het hele huis trillen, en boven het nachtdonkere meer rolden galmende echo's. Als ervaren militaire commandant had Tasaio echter geen moeite om boven dat lawaai uit te komen. 'Dit zijn je orders, Eerste Adviseur. Ontsla Desio's lijfslaven en concubines. Ik heb mijn eigen personeel en ze zullen me helpen bij het uitzoeken van rouwkleding. Vannacht zal ik in het officiersverblijf slapen. Zeg mijn hadonra dat hij alle privé-spullen van Desio uit dit huis moet verwijderen. Ik wil dat alle kamers leeg worden gemaakt en dat mijn bagage met kleren en persoonlijke eigendommen nog voor zonsopgang wordt ingeruimd. De kleren, bedden en kussens van de vorige heer moeten allemaal worden verbrand.' Tasaio kneep zijn ogen half dicht. 'En zeg tegen de kennelmeester dat hij de bloedhonden moet afmaken. Die zullen naar geen andere meester luisteren. Haal meteen na de dageraad het voltallige personeel naar het exercitieterrein. Vanaf nu is een nieuwe Heer van de Minwanabi hier de baas, en iedereen moet goed begrijpen dat half werk niet zal worden geaccepteerd.'
'Zoals mijn heer wenst.' Incomo bereidde zich voor op een slapeloze nacht. Hij maakte aanstalten om te gaan, maar zijn meester was nog niet klaar. De nieuwe Heer van de Minwanabi keek zijn Eerste Adviseur met een strakke blik aan. je hoeft me niet zo naar de mond te praten als je met mijn neef deed. Ik wil je mening over alles horen, ook als mijn opinie een andere is. Je mag vrijelijk met suggesties komen, tot het moment waarop ik orders geef. Dan gehoorzaam je en zwijg je. Morgen zullen we de stand van zaken doornemen en een eregarde samenstellen. Rond het middaguur wil ik in mijn staatsieboot op weg zijn naar Kentosani. Zorg dat alle details van die reis geregeld worden, want ik wil na aankomst in de Heilige Stad mijn rechten doen gelden.'
'Welke rechten, mijn heer?' vroeg Incomo, eerbiedig en voorzichtig tegelijk.
Tasaio glimlachte nu voor het eerst. Zijn gezicht klaarde helemaal op. 'Nou, mijn recht om tot Krijgsheer te worden benoemd! Wie heeft er betere papieren dan ik?'
Incomo voelde zijn nekhaartjes prikken. Eindelijk, na er tien jaar weemoedig van te hebben gedroomd, zou hij een heer gaan dienen die slim, competent en ambitieus was.
Opnieuw deed een donderslag het huis trillen. Regen kletterde tegen de vensterschermen en de lamp begon even te flakkeren. Tasaio maakte zijn gedachtengang hardop af. 'En zodra ik het wit-en-goud draag, zullen we de Acoma gaan verpletteren.'
Incomo boog. Toen hij uit zijn gebogen houding overeind kwam was de kamer al leeg en wees alleen een tochtvlaag vanuit de deuropening nog op het bezoek van zijn meester. Zwijgend mijmerde de Eerste Adviseur nog even na over het verlangen dat hij nooit hardop had durven uitspreken, maar dat het lot en de goden nu ongevraagd vervulden: dat Tasaio de mantel van de Minwanabi zou dragen. En met een merkwaardige ironie vroeg Incomo zich tegelijkertijd af waarom dat cadeautje hem het gevoel gaf dat hij oud en versleten was.
Na het onweer sijpelde regenwater langs de gelukssymbolen op het dak van het keizerlijke paleis, liep in straaltjes over de muren naar beneden en vormde poelen in de tuintjes. Binnen was dit druipen vaag te horen, zoals ook de voetstappen, nu en dan, in de tochtige, slechts hier en daar door walmende lampen verlichte gang voor het appartement. Deze keer waren het de voetstappen van Lujan en vijf van zijn gewapende mannen, die door de ongastvrije schemering terugkeerden naar het appartement van de Acoma om hun vrouwe rapport uit te brengen.
Mara ontving haar bevelhebber in de middelste kamer, waar ze met Arakasi zat te overleggen. Kevin stond achter haar tegen de muur geleund. Door zijn gedwongen nietsdoen was hij in een sarcastische stemming. Bovendien had hij hoofdpijn. Het geluid van zwaarden die werden geslepen werkte hem op de zenuwen en de geur van de olie waarmee de wapenrustingen soepel werden gehouden maakte hem misselijk.
Lujan richtte zich op uit zijn buiging voor de vrouwe. 'Meesteres,' zei hij toen zonder verdere omhaal, 'we hebben bericht over de entree van soldaten van Tasaio, Tondora en Gineisa in appartementen die tot nu toe leeg stonden.'
Mara fronste haar voorhoofd. 'Hondjes van de Minwanabi. Al enig bericht over de kennelmeester zelf?'
'Nee, nog niet.' Lujan bond zijn helm los en streek met zijn vingers door zijn vochtige haren.
Arakasi keek op van het stapeltje notities dat hij die ochtend van zijn contactpersonen binnen het paleis had ontvangen. Hij keek de bevelhebber van de Acoma met half geloken ogen aan. 'Over drie dagen keert de keizer terug naar het paleis.'
Kevin duwde zich af van de muur en kruiste zijn handen voor zijn borst. 'Daar neemt hij nogal ruim de tijd voor, is het niet?'
'Dat gaat nu eenmaal met hele reeksen rituelen en ceremonies gepaard,' zei Mara, die haar irritatie nauwelijks verborg. je kunt niet snel reizen met twintig priesters, duizend lijfwachten en vijfduizend soldaten in je gevolg.'
Kevin haalde zijn schouders op. De opsluiting en de spanning maakten iedereen geprikkeld. De afgelopen twee dagen waren de zaken in de raadzaal steeds verder op de spits gedreven. Mara was vijftien uur achter elkaar daar gebleven en toen ze terugkeerde had ze van vermoeidheid bijna geen hap door haar keel kunnen krijgen. Ze zag er mager en bleek uit, en ondanks de goede zorgen van haar minnaar sliep ze onrustig, en veel te kort. Maar de dagen waren nog erger dan de nachten. Kevin was iemand die niet stil kon zitten, maar keukencorvee was nu ook weer niet de bedoeling. Toen het zijn beurt was kon hij zich afreageren in een bevredigende scheldpartij. Hij bezat nu eenmaal niet het fatalisme dat de Tsuranese soldaten in staat stelde hun lot met schijnbaar eindeloos geduld te dragen.
Mara vatte zuchtend de resultaten van haar inspanning samen. 'Tot nu toe heb ik met zeventien heren overlegd, en met slechts vier daarvan heb ik overeenkomsten afgesloten.' Ze schudde somber haar hoofd. 'Een schamele score. Niemand wil zich vastleggen, hoewel velen doen alsof ze daartoe bereid zijn. Er zijn te veel partijen uit op de positie van Krijgsheer, en door een kandidaat openlijk te steunen haal je je de vijandschap van al zijn rivalen op de hals.'
Arakasi vouwde een frommelig papiertje open dat sterk naar vis rook. 'Mijn agent in het havengebied meldt de aankomst van Dajalo van de Keda.'
Daar keek Mara van op. 'Is hij in zijn stadshuis of in het paleis complex?'
'Geduld, vrouwe.' Arakasi zocht in zijn papiertjes en stukjes perkament, en vond er tenslotte een dat naar parfum rook. 'Het stadshuis,' deelde hij mee. 'In elk geval de komende nacht.'
Mara klapte in haar handen om haar klerk te roepen. 'Brief aan heer Dajalo van de Keda. Eerst onze condoleance met de dood van zijn vader. Schrijf dat we met zekerheid weten dat deze eervol en dapper is geweest. Laat Dajalo voorts weten dat de Acoma over een document beschikt, van de hand van wijlen heer Andero persoonlijk, waarin het huis Keda zich binnen de raad verplicht tot een stem naar onze keuze. En dat Dajalo, als nieuwe Regerende Heer, hieraan gebonden is.'
'Meesteres,' begon Arakasi, 'is dat niet een beetje ... erg abrupt?'
Mara trok haar vingers door haar weelderige haren, waar de krul nu bijna uit was. 'Misschien heb ik een paar slechte gewoonten overgenomen van mijn barbaar.' Ze keek om zich heen. In de verte klonk dof gedonder. 'Geloof me nou maar, Tasaio van de Minwanabi zal snel in ons midden zijn, en dan kan ik deze stem acuut nodig hebben.'
Er werd op de buitendeur geklopt. Even later kwam een van de gardisten de middelste kamer binnen. 'Meesteres,' zei hij, na een buiging, 'onze verkenners melden de aanwezigheid van gewapende krijgers in de buitenste gangen van het paleis complex.'
Mara keek naar Lujan, die zijn helm opzette en al wegliep nog voordat hij de kinband had vastgegespt. Door de spleten van de gebarricadeerde vensters was het felle licht van bliksemschichten te zien. Kevin moest zich bedwingen om niet te gaan ijsberen als een gekooid roofdier, en Mara en Arakasi deden net alsof ze berichtjes zaten te lezen. De klerk zat de brief aan Dajalo te schrijven. Zijn pen kraste over het perkament.
Een poos later keerde Lujan terug. Na een razendsnel, symbolisch buiginkje zei hij: 'Onze uitkijkposten hebben twee groepjes soldaten gezien, allebei twintig tot dertig man. Ze sluipen zo onopvallend mogelijk naar een ander deel van het complex.'
'Welk huis?' vroeg Mara, tussen hoop en vrees.
'Geen, schone vrouwe.' Lujans geruststelling klonk niet echt overtuigend. 'Ze dragen een zwarte wapenrusting, zonder embleem of insigne.'
Mara sperde haar ogen wijd open. 'Dan is het nu begonnen.'
Lujan begon kalm orders uit te delen. De laatste kieren bij de deuren en vensters werden nu ook gedicht, en de barricades werden versterkt met extra balken en meubels. De vochtigheid van na het onweer hing als een klamme deken over iedereen heen. Arakasi leek er weinig last van te hebben, want hij scheen helemaal op te gaan in zijn aantekeningen, maar Kevin zat te puffen en te zweten en snakte naar een zwaard in zijn handen.
De uren sleepten zich voort tot middernacht. Er klonken van buiten slechts gedempte geluiden door - voetstappen, nu en dan een kreet. Het was opgehouden met regenen, en in Mara's binnen tuint je brachten insecten hun raspende nachtliedjes ten gehore.
Aangezien niemand anders aanstalten maakte om zich met huishoudelijke taken te belasten, was het Kevin die uiteindelijk naast Mara neerknielde en haar het stuk perkament uit de hand pakte waarnaar ze al meer dan een kwartier had zitten staren zonder het te zien. Je moet honger hebben,' zei hij uitnodigend.
Mara legde vermoeid haar hoofd tegen het zijne. 'Eigenlijk niet. Maar ik moet wel iets eten, anders ben ik morgen tijdens de raadsvergadering niet alert genoeg.'
Kevin stond op. Hij bereidde zich voor op de zoveelste confrontatie met Jican, voor wie een slaaf met lege handen altijd een niet te missen prooi was. Hij deed alsof het heil van het hele huis afhankelijk was van de mate waarin de potten en pannen in de keuken glommen, en probeerde Kevin altijd meteen aan het poetsen te zetten.
Deze keer viel het mee. Toen Jican Kevin de keuken zag binnenkomen klaarde zijn gezicht op. 'Wil de meesteres iets eten?' Kevin knikte, en voordat hij goed en wel begreep wat hem overkwam werd hem een dienblad met warm brood, kaas en fruit in de handen gedrukt. Een beetje spijtig dat hij zonder slag of stoot had gewonnen slikte hij een scherpe repliek die hij had voorbereid in en keerde terug naar zijn vrouwe. Hij ging bij haar zitten en zij deed haar best om de maaltijd tot zich te nemen. Tenslotte hielp Arakasi haar door de laatste restjes op te eten. Kevin dwong Mara te gaan slapen. Ondertussen bleven al haar soldaten uiterst paraat staan wachten op een aanval, die echter niet kwam.
Bij het eerste ochtendlicht stond Mara op van haar kussens en klapte in haar handen om dienstmeisjes en een warm bad te laten komen. Met make-up liet ze de zorgen op haar gezicht verdoezelen, en zware formele kleding verhulde hoe mager ze was geworden. Op het laatste moment, toen ze al op het punt stond om te vertrekken, draaide ze zich om en keek Kevin met een vreemde blik aan. Hij rekende op alweer een dag zonder actie, en dat hij daar niet blij mee was viel duidelijk op zijn gezicht te lezen. Dat, en omdat ze vreesde dat haar appartement in haar afwezigheid misschien zou worden aangevallen, maakte dat Mara toegaf aan een impuls. 'Kom met me mee. Blijf dicht bij me en zeg helemaal niets, tenzij ik je iets anders opdraag.'
Kevin maakte bijna een sprong van blijdschap. Lujan stelde haar eregarde op en al een paar minuten later maakte de Acoma zijn entree in de vergaderzaal van de Hoge Raad.
Er viel zonlicht binnen door spleten in de koepel, waardoor de vergeelde muurschilderingen boven de hoogste galerijen als door schijnwerpers beschenen werden. De bovenste zetels waren al bezet, maar de onderste nog niet. De chaos was dus niet meer zo groot dat de Tsuranese edelen niet meer wisten wat rang en status was, constateerde Kevin. Hij volgde Mara bij het afdalen van de trap terwijl Lujan zich met twee gardisten achter haar posteerde. De rest van haar garde bleef buiten de deur wachten, alsof dit een vergadering was als alle andere. Maar toen ze onderweg naar de plaats die haar was aangewezen een lege zetel passeerde, sloeg Mara opeens haar hand voor haar mond om een kreetje van schrik te onderdrukken.
'Is er iets?' vroeg Kevin, vergetend dat hij had beloofd zijn mond te houden.
Mara gaf hem een amper zichtbaar knikje. 'Heer Pataki van de Sida is dood.'
'Wie?' vroeg Kevin.
'Een man die ooit vriendelijk voor me was, tegen de publieke opinie in. En ook een potentiële bondgenoot. Gisteren was hij nog hier, maar nu is zijn stoel leeg.'
'Hoe weet je dat hij niet gewoon zit te treuzelen met zijn ontbijt?'
Mara nam plaats op haar zetel en knikte dat haar lijfslaaf schuin rechts achter haar moest gaan staan. 'Alleen een moordenaar kan Pataki hier weg hebben gehouden.' Ze nam de galerijen om haar heen zorgvuldig op. 'Er ontbreken nog drie andere heren, zo te zien.'
'Vrienden van je?' Kevin probeerde zo zacht mogelijk te fluisteren.
'Nee. Vijanden van de Minwanabi,' antwoordde Mara. Ze klapte haar ceremoniële waaiertje open en mompelde iets tegen Lujan, die zijn gardisten wat dichterbij liet komen en zelf vlak bij het tussenpad ging staan, pal naast haar, waar hij haar met zijn zwaard als eerste zou kunnen beschermen.
De onderste galerij begon zich nu ook te vullen. Kevin zag de grote heren van het keizerrijk arriveren. Ze waren weer opgedoft als pauwen in vol ornaat. Sommigen gedroegen zich bijna als koningen, en de mensen om hen heen als smekelingen. Anderen verzamelden zich nog even in kleine groepjes, fluisterden wat met elkaar, en fladderden om elkaar heen als vlinders om een bloem. Het Spel van de Raad was geen openlijke strijd om de macht, maar een subtiele sociale dans van aantrekken en afstoten, uitgevoerd met kleine, afgemeten pasjes.
'Ik begrijp het niet,' zei Kevin, nadat hij zich voor zijn doen heel lang stil had gehouden. 'Er zijn vier van hun collega-raadsleden vermoord en iedereen doet alsof er niets is gebeurd!'
'De dood is een onderdeel van het spel,' antwoordde Mara.
Naarmate de ochtend vergleed begon Kevin het langzamerhand te begrijpen. Ongepaste aandacht schenken aan iemands dood werd beschouwd als oneervol, want het impliceerde dat er iemand verslagen was en dus tevens dat er iemand verantwoordelijk was. Bij afwezigheid van harde bewijzen hadden de Tsurani het daarom liever over 'ongelukken'. Een heer kon een rivaal straffeloos laten doden, en daarmee zelfs bewondering van zijn rivalen afdwingen, mits hij alle vormen strikt in acht nam.
Een heer van middelbare leeftijd kwam naar Mara toe geslenterd. Zij stond op en boog voor hem. Er werden een paar vriendelijkheden uitgewisseld, plus enkele zakelijke opmerkingen. Kevin werd aan zijn eigen overpeinzingen overgelaten. Deze kalme voortgang van zakelijke contacten overdag, nadat er de afgelopen nacht in ditzelfde complex moordenaars aan het werk waren geweest, vond hij eigenlijk het angstaanjagendste wat hij sinds zijn gevangenschap had meegemaakt.
Er klonk geroezemoes op toen een jongeman de onderste galerij betrad. Vergezeld door zes lijfwachten in een wapenrusting van vuurrood-en-grijs, nam hij plaats op een van de centrale zetels vlak naast het centrale podium. Hoofden werden zijn kant op gedraaid toen hij een adviseur bij zich wenkte. Na een kort, gefluisterd gesprekje maakte deze dienaar een buiging, waarna hij zich over de trap naar boven haastte. Hij kwam regelrecht naar Mara, die nog met de edelman stond te praten. Aan het gefluister om hem heen merkte Kevin dat er iets significants gebeurde.
De adviseur maakte een buiging voor Mara. 'Mijn Vrouwe van de Acoma, mijn heer wil graag dat u weet dat de Keda bereid is elke schuld die in zijn naam is aangegaan ten volle te honoreren.'
Mara reageerde met een miniem hoofdknikje, en de dienaar keerde terug naar zijn meester. De boodschap had een verbluffend effect op de man van middelbare leeftijd wiens gesprek met Mara was onderbroken. Zijn hele houding veranderde - van hooghartig in onderdanig. En opeens kwamen er allerlei andere lagere edelen van de galerijen naar beneden om een woordje met de Vrouwe van de Acoma te wisselen.
Kevin zag gefascineerd aan hoe de machtsverhoudingen in de Tsuranese politiek pal onder zijn ogen verschoven, doordat Mara steeds meer een centrum van belangstelling werd. Nu de leiders van de Vijf Grote Huizen op die andere wereld waren achtergebleven, was in de machtigste clans een broederstrijd om de opvolging uitgebroken. Dit bood aan de kleinere huizen binnen deze clans en aan de kleinere clans binnen de raad kansen om afspraken te maken, beloften te doen en potentiële steun te zoeken. Wanneer legers van de grote huizen het met elkaar aan de stok kregen, konden de kleinere huizen zich maar beter aaneensluiten, of dekking zoeken onder de mantel van een machtige beschermer. Er werden bondgenootschappen gesmeed, wederzijdse garanties gegeven, handelsovereenkomsten gesloten en geschenken uitgewisseld. Toen het middaguur al naderde realiseerde Kevin zich dat Mara haar zetel nog geen moment had hoeven te verlaten. Belangstellende partijen kwamen naar haar toe, hetgeen andere belanghebbenden natuurlijk niet ontging. De Inrodaka en de Ekamchi wierpen vaak een blik in de richting van de lege zetel van de Heer van de Minwanabi terwijl leden van de clan Ionani glimlachend opmerkingen maakten tegen Tecuma van de Anasati, wiens gezicht een strak masker was.
Vlak voor de middag begeleidde een groep soldaten in paars-en-geel een slanke jongeman, knap en donker van uiterlijk, naar de zetel van de Xacatecas. De erfgenaam van Chipino's mantel nam zijn plaats in de raad in met precies dezelfde koele zelfverzekerdheid als zijn vader had bezeten. Mara zag het. Ze klapte haar waaier open en hield hem even voor haar ogen. Kevin voelde haar verdriet. Hij durfde geen meelevend woordje te zeggen, maar bleef stram achter haar staan, hoewel ook hij een steek door zijn hart voelde gaan nu hij zag hoe sprekend deze jongen op wijlen zijn vader leek.
Drie heren wachtten beleefd op Mara's aandacht. Ze herwon haar zelfbeheersing en vermaakte de drie met anekdotes tot de meeste heren van de clan Xacala de gelegenheid hadden gehad om zich aan de erfgenaam van hun voormalige Krijgshoofd te presenteren.
Toen er eindelijk een wat rustiger moment was gekomen wenkte Mara Lujan bij zich en daalde ze met hem de korte trap af tot ze voor de nieuwe Heer van de Xacatecas stond. Van dichtbij leek Hoppara als twee druppels water op een jonge versie van zijn roofvogelachtige vader, hoewel zijn haren en ogen een warmer soort bruin waren. Zijn tengere lichaamsbouw had hij van zijn moeder, Isashani, maar voor de rest had hij, jong als hij was, de houding en de uitstraling van zijn vader.
Hij stond op, maakte een formele buiging, en vroeg: 'Maakt u het goed, Mara van de Acoma?'
Mara voelde een blosje opkomen. Door naar haar gezondheid te informeren voordat zij iets had kunnen zeggen, had Hoppara tegenover alle aanwezigen erkend dat Mara sociaal zijn meerdere was! Aangezien hij tot een van de Vijf Grote Families behoorde, was dit gebaar weinig meer dan een hoffelijkheid, maar op een geheimzinnige, maar daarom niet minder effectieve wijze had de concessie verbluffende consequenties. Nog terwijl Mara adem haalde om een passend antwoord uit te spreken, hoorde ze het geroezemoes op de galerijen. Edelen in de omgeving van heer Xacatecas keken haar met verbazing en ontzag aan terwijl andere, op hun zetels rondom het podium, een zuur gezicht trokken.
In haar antwoord klonk echte warmte. 'Het gaat mij goed, mijn Heer van de Xacatecas. Uw verdriet is het verdriet van het huis Acoma. Uw vader was een sieraad voor uw familie en uw clan, en meer. Hij verdedigde de grenzen van het keizerrijk met moed en eerde de Acoma door ons toe te staan hem tot bondgenoot te rekenen. Ik zou het een bijzonder voorrecht vinden als u mijn huis tot de vrienden van de Xacatecas wilt tellen.'
Hoppara wist een geloofwaardig glimlachje te forceren, hoewel het zijn verdriet niet helemaal kon verbergen. 'Mijn vrouwe, ik zou het een groot genoegen vinden wanneer u vanmiddag met mij wilt dineren.'
Mara boog formeel om aan te duiden dat ze tot zijn beschikking stond. Reeds op de terugweg naar haar zetel werd ze aangesproken door nieuwe vleiers, en tot Hoppara's adviseur haar kwam halen voor de middagmaaltijd had Mara geen moment meer voor zichzelf.
Het appartement van de Xacatecas in het keizerlijke paleis was dubbel zo groot als dat van Mara. De tapijten en antieke meubelen vormden een smaakvol geheel, en li-vogels in rieten kooien fleurden de kamers op met hun gezang en stralende kleuren. Mara herkende in alles Isashani's liefde voor comfort en schoonheid, en ze liet zich ontspannen op de zachte, dikke kussens zakken. De bedienden waren getraind door heer Chipino en een van hen was tijdens de woestijncampagne bij hem geweest. Bekend met haar voorkeuren kwam hij nu ongevraagd met een kom geurig water naar haar toe. Terwijl Mara haar handen waste, dacht ze weemoedig terug aan zijn oude meester. Kevin ging ondertussen achter haar op de vloer zitten.
Hoppara trok zijn buitenmantel uit, wreef met een hand over zijn gekrulde haren en nam toen plaats naast een laag tafeltje, waarop een copieuze lunch stond uitgestald. Hij zuchtte, trok zijn mouwen een stukje op - waardoor sterke, door de zon gebruinde polsen zichtbaar werden - en liet zijn handen wassen door een lijfslaaf die naast hem stond.
Toen deze klaar was richtte de jonge heer zijn blik met openlijke nieuwsgierigheid op Kevin, die Mara als een schaduw was gevolgd. Kevin beantwoordde de blik zonder met zijn ogen te knipperen, tot Hoppara een wenkbrauw optrok. 'Is dit uw barbaarse minnaar?'
De nieuwsgierigheid was niet onvriendelijk. Hoppara had zijn vaders rechtstreeksheid en zijn moeders goede kijk op mensen geërfd. Hij nam geen blad voor de mond, maar beoogde kritiek noch spot met zijn vraag. Mara beperkte zich tot een knikje en Hoppara reageerde daarop met Isashani's ontwapenende glimlach. 'Mijn vader heeft over deze man met mij gesproken. Als het dezelfde is?'
'Dit is Kevin,' zei Mara behoedzaam.
Hoppara knikte tevreden. Ja. De slaaf die een volledige wapenrusting in de kleuren van de Acoma bezit.' Hij zuchtte. Zijn verdriet was nu duidelijk zichtbaar. 'Mijn vader heeft ons verteld dat deze Kevin meer dan alleen nuttig was tijdens die strijd in de woestijn.'
Mara glimlachte flauwtjes om aan te geven dat het understatement haar niet was ontgaan. 'Hij had een paar... suggesties.'
Even verbrak alleen het gezang van de li-vogels de stilte. 'Vader was niet gul met complimenten,' zei Hoppara. Hij keek naar de borden alsof hij er geen voedsel, maar herinneringen op zag liggen. 'Maar de tactiek waardoor die strijd in een overwinning eindigde vond hij briljant en origineel. Hij zei dat geen enkele Tsuranu ooit had kunnen verzinnen de soldaten op de ruggen van cho-ja's te laten klimmen. Die tactiek heeft diepe indruk op hem gemaakt.' De jongeman schonk Mara opnieuw een innemende glimlach. 'Zoals hij ook onder de indruk was van u, mijn vrouwe.'
Kevin voelde opeens een steekje van jaloezie toen Mara bloosde wegens dat compliment. 'Dank u, mijn heer.'
'Is het hier te warm?' vroeg Hoppara, alsof de kleur op het gezicht van de vrouwe alleen aan iets dergelijks te wijten kon zijn. Hij wenkte een bediende om een venster te openen, en zonlicht en frisse lucht stroomden de kamer binnen. Het tuintje achter het appartement stond vol paarse bloemen en bezat zelfs een aantal fruitbomen. Toen Hoppara aan een ongemakkelijke beweging van Lujan zag dat deze zich misschien zorgen maakte over de veiligheid van zijn vrouwe, stelde hij hem snel gerust. 'Dit appartement grenst hierachter aan een kazerne van de keizerlijke eregarde, waarin altijd zo'n tachtig Witten gehuisvest zijn.'
Toen Lujan niettemin zichtbaar op zijn qui-vive bleef vervolgde Hoppara op joviale toon: 'Mijn moeder vond dat maar niks. Ze zei dat ze nooit in een huisjapon door de tuin kon lopen, laat staan er een bad nemen, zonder de keizerlijke familie in gevaar te brengen. Al die gardisten zouden over de muren heen naar haar staan te staren, met de verkeerde speren omhoog gericht, en niemand zou oog hebben voor de verdediging.'
Mara glimlachte. De schoonheid van vrouwe Isashani was legendarisch - haar herhaalde moederschap had haar figuur in de loop der jaren alleen iets rijper en weelderiger gemaakt - en haar scherpe tong was in de superbeleefde Tsuranese society aangenaam berucht. 'Hoe maakt uw moeder het?' informeerde Mara.
Hoppara zuchtte. 'Redelijk goed. De dood van mijn vader en mijn oudere broer heeft haar natuurlijk erg aangegrepen. Wist u,' vervolgde hij, onwillig zijn aanvankelijke onderwerp op te geven, 'dat mijn oude heer suggereerde dat u te zijner tijd misschien met een van zijn jongere zonen zou trouwen, mocht het u lukken niet door Desio vernietigd te worden?'
Mara zette grote ogen op toen ze dat hoorde, want volgens de geruchten had Isashani altijd Hokanu voor die rol gepropageerd. 'Ik voel me gevleid.'
'U eet niet,' stelde Hoppara vast. Hij stak de punt van zijn mes in een brok in wijn gekookt vlees. 'Tast alstublieft toe. De schoothondjes van mijn zussen zijn allemaal nu al te dik. Als ze nog meer keukenrestjes gevoerd krijgen, worden ze straks aangezien voor kussens.' Hoppara begon te kauwen. Hij nam Mara bedachtzaam op en scheen na een poosje tot een soort innerlijke beslissing te komen. Zijn toon veranderde van luchthartig in ernstig. 'Mijn vader geloofde dat u een van de gevaarlijkste vrouwen in de geschiedenis van het rijk zou worden. Hij was iemand die zijn vijanden met grote zorgvuldigheid uitkoos, en het was evident dat hij u liever als vriendin had.'
Mara maakte een buiginkje wegens het compliment. Ze nam een slokje van haar vruchtensap en wachtte rustig af terwijl de li-vogels hun liedjes kwinkeleerden.
Hoppara wist nu helemaal zeker dat ze zich niet liet verblinden door complimentjes. Hij brak een stuk brood af, sopte het in een sausje en merkte langs zijn neus weg op: 'U beseft natuurlijk dat velen van ons zullen sterven voordat er een nieuwe Krijgsheer is geïnstalleerd?'
Mara maakte een instemmend gebaartje. Er waren te veel gegadigden voor dat wit-en-goud, en bondgenootschappen stonden op losse schroeven, tegenwoordig, dus zelfs een leek kon aanvoelen dat de rivaliteiten tot bloedvergieten zouden leiden.
'Mij is opgedragen u aan te spreken, en ik zal openhartig zijn.' Hoppara wenkte een bediende, die een buiging maakte en daarna onopvallend de vogelkooien begon te verwijderen. In de daaropvolgende stilte zei de jongeman: 'De Xacatecas wil deze beproeving overleven zonder al te veel op te geven van het prestige dat mijn vader in zijn leven heeft gewonnen. Daartoe zoeken we de voordeligste weg. Mijn Eerste Adviseur heeft me geïnstrueerd u een informele alliantie aan te bieden, en u alle hulp die de Xacatecas kan opbrengen toe te zeggen, zolang...'
Mara stak haar hand op. 'Een momentje, mijn heer. Opgedragen? Geïnstrueerd? Wie stuurt u?'
De jongeman keek een beetje schaapachtig. 'Ze zei al dat u dat zou vragen. Mijn moeder, natuurlijk.'
Kevin grinnikte, en Mara vroeg: 'Uw moeder?'
Hoppara gaf het onbeschroomd toe. 'Ik word pas over drie jaar vijfentwintig, vrouwe Mara. Ik ben wel Heer van de Xacatecas, maar...'
'Maar nog niet Regerend Heer,' vulde Mara aan.
Hoppara zuchtte. 'Nee. Moeder is tot dan Regerende Vrouwe - als het mij lukt zo lang in leven te blijven.'
'Waarom is vrouwe Isashani dan niet hier?' vroeg Kevin.
Hoppara wierp Mara een vragende blik toe, waarop ze zei: 'Hij vergeet vaak zijn plaats.'
'En het is duidelijk dat hij moeder niet kent.' De jonge heer schudde zijn hoofd. 'Isashani mag dan op een li-vogeltje lijken, maar ze is zo hard als welke soldaat ook en sluwer dan een zijdehandelaar. Ze heeft nog zes zonen en vier dochters. Als ze mij verloor, zou ze ongetwijfeld rouwen, maar Chaiduni zou mijn plaats innemen, en na hem Mizu, en dan Elamku, enzovoorts. Verder hebben we nog de nakomelingschap van mijn vaders concubines, een stuk of achttien zoons, die met melktandjes en de nog ongeborenen niet eens meegerekend.' De jongen bloosde even toen hij terugdacht aan de orkaan die thuis had gewoed toen zijn vader van zijn woestijnmissie terugkeerde met zes nieuwe concubines - allemaal zwanger.
'De Xacatecas lijkt me een huis dat moeilijk is uit te roeien,' vatte Kevin samen.
Hoppara zuchtte instemmend. 'Massa's zoons en neefjes, allemaal direct beschikbaar om voorbestemd te worden om moeder te zijner tijd op te volgen, mocht dat nodig zijn. Ondertussen blijft mijn moeder veilig thuis en heeft ze mij hierheen gestuurd om ons in de raad te vertegenwoordigen.' Hij maakte een gebaar in de richting van de vergaderzaal. 'De meeste van onze rivalen realiseren zich niet dat ik nog niet Regerend Heer ben. En het zou ook weinig nut hebben daar een punt van te maken, want ik heb volmacht van mijn moeder om namens het huis Xacatecas te onderhandelen... binnen zekere grenzen.'
Mara dacht koortsachtig na om de consequenties hiervan tot zich te laten doordringen. 'Dan weten wij met zekerheid wat weinigen zullen raden: u bent niet naar de raad gekomen om de positie van Krijgsheer op te eisen?'
'Zelfs als mijn vader nog had geleefd zou hij slechts de derde in rang zijn geweest om in aanmerking te komen voor het wit-en-goud,' antwoordde Hoppara.
'Wie staan er hoger?' Nu pas kreeg Mara wat eetlust.
Hoppara haalde zijn schouders op. 'Ik kan alleen maar herhalen wat mijn moeder daarvan dacht. De Minwanabi heeft de meeste macht, maar zal bij een stemming geen duidelijke meerderheid halen. Als het huis Oaxatucan zijn interne twisten bijlegde, zou iemand van de clan Omechan de vorige Krijgsheer kunnen opvolgen. Ze hebben nog steeds erg veel macht. De Kanazawai is uit de gratie, wegens het mislukte vredesplan, dus zelfs de Tonmargu zijn nu hoger in rang dan de Keda.' Hij haalde opnieuw zijn schouders op. 'Dus de Minwanabi is de logische keuze. Tasaio is een meer dan bekwame generaal. Velen zouden hem steunen - ook lieden die Desio niet gesteund zouden hebben.'
Het vlees smaakte opeens niet meer. Mara schoof haar bord weg. 'We komen bij de kern van de zaak. Wat stelt u in concreto voor, afgezien van het bondgenootschap?'
Hoppara legde zijn mes nu ook neer. 'Hoe machtig we ons ook voordoen, op dit moment is de Xacatecas zwaar gehandicapt. Behalve mijn vader verloren we bij die missie ook de twee adviseurs die bij hem waren. Het ontbreekt ons aan betrouwbare beleidsadviezen. Ik heb de opdracht gekregen uw aanwijzingen te volgen, tenzij uw vernuft u in de steek zou laten. In dat geval moet ik onze steun aan Tasaio geven.'
'Aan die vuile moordenaar?' riep Kevin uit. 'Na zijn verraad in Tsubar?'
Mara stak haar hand op om hem tot zwijgen te brengen. 'Dat is logisch. Als de Minwanabi eenmaal het wit-en-goud draagt, hoeft de Xacatecas zich geen onmiddellijke zorgen te maken over aanvallen door een of meer van de vier andere Grote Families.'
'We zouden de tijd hebben om onze verdediging weer op orde te brengen, want Tasaio zou zijn handen vol hebben om de Acoma te vernietigen.' Hoppara's toon was zakelijk. 'Maar natuurlijk alleen als laatste mogelijkheid,' voegde hij er haastig aan toe. 'Het zou weliswaar op de korte termijn het veiligste zijn voor de Xacatecas, maar een keizerrijk onder het dictaat van een Krijgsheer van de Minwanabi...' Hij liet de gedachte onafgemaakt, alsof iedereen wel wist wat hij bedoelde.
Kevin niet. 'Verdomd als ik die logica snap!'
Hoppara trok zijn wenkbrauwen op. 'Ik dacht...' Hij keek Mara aan. 'Hebt u het niet uitgelegd?'
Mara zuchtte, alsof het binnenvallende zonlicht opeens geen warmte meer bezat. 'Alleen de aanleiding tot onze huidige vete: de dood van mijn vader en mijn broer.'
Vanuit een aangrenzende kamer klonk het gekwetter van een li-vogel. 'Bedek de kooien,' droeg Hoppara een bediende op. Hij keek zijn gast aan. 'Mag ik?' Na een toestemmend knikje van Mara wendde hij zich met een bezorgd gezicht tot Kevin. 'De Minwanabi zijn namelijk... vreemd. Hoewel het misschien ongepast lijkt zulk een oordeel uit te spreken over een andere adellijke familie, die in haar publieke optreden een onbevlekt blazoen heeft, is er iets in het karakter van de Minwanabi waardoor de leden van die familie... meer dan alleen maar gevaarlijk zijn.'
Kevin begreep er niets van. 'Natuurlijk is elk machtig huis gevaarlijk,' zei hij. 'En volgens mij bestaat het Grote Spel vooral uit gerotzooi met de zogenaamde regels.'
Als Hoppara geschokt was door de openhartigheid van deze slaaf, liet hij er niets van merken. Geduldig probeerde hij het uit te leggen. 'Dat jij hier bent zou inderdaad als een bewijs voor jouw laatste... stelling kunnen worden opgevat en is eerder te danken aan vrouwe Mara's potentie een gevaarlijke dreiging te zijn dan aan haar niet onaanzienlijke charme,' zei hij, met een lichte buiging in Mara's richting. 'Maar de Minwanabi zijn meer dan alleen maar gevaarlijk. Ze zijn...'
'Krankzinnig,' zei Mara opeens.
Hoppara stak zijn hand op. 'Dat is te cru. Wel begrijpelijk, in uw geval, maar te cru.' Zich weer tot Kevin wendend, voegde hij eraan toe: 'Laten we zeggen dat ze voorkeuren hebben die door vele anderen ongezond worden geacht.'
Kevin grinnikte. Zijn blauwe ogen straalden onschuld uit. 'U bedoelt dat ze verknipt zijn.'
'Verknipt?' vroeg Hoppara. Toen begon hij te lachen. 'Dat woord bevalt me. Ja, ze zijn verknipt.'
'De Minwanabi zijn verzot op pijn.' Mara's blik was kennelijk op iets veel onaangenamers dan Isashani's smaakvol ingerichte zitkamer gericht. 'Soms hun eigen pijn, maar altijd die van anderen. Ze doden voor hun genoegen, en langzaam. Van vroegere heren van de Minwanabi is bekend dat ze op gevangenen hebben gejaagd alsof het wilde dieren waren. Ze hebben gevangenen gemarteld en dichters betaald om de pijnkreten van hun slachtoffers vast te leggen in lofzangen op de folteraars. Sommigen van hen hebben de ziekelijke neiging... seksueel opgewonden te raken bij het zien en ruiken van bloed.'
Hoppara wenkte de bedienden dat ze het eten konden wegruimen en wijn moesten brengen. 'Sommige Minwanabi houden het beter verborgen dan andere, maar allemaal hebben ze deze ... verknipte voorliefde voor het toebrengen van leed. Vroeg of laat komt het in ze naar boven. Jingu's ondeugden waren algemeen bekend. Verschillende van zijn concubines zijn vermoord in zijn bed en zijn eerste vrouw is gewurgd toen hij haar nam, volgens de geruchten. Desio werd geacht minder gewelddadig te zijn, maar zelfs de bedelaars in de stad wisten dat hij zijn slavenmeisjes sloeg en liet geselen. Heb je je nooit afgevraagd waarom onze edele heren niet in de rij stonden om Desio, zo rijk en machtig als hij was, hun dochters als echtgenote aan te bieden?' Het was een retorische vraag. 'Tasaio is... meer op zijn hoede. Ik heb onder hem gediend. Ik heb hem vrouwen zien verkrachten als de eerste de beste gewone soldaat. En hij hing rond in het veldlazaret, niet om met gewonden te praten of ze te troosten, maar om te genieten van hun pijn en lijden.' Hoppara keek naar het kristallen glas dat door een bediende met wijn werd gevuld. 'Tasaio is niet iemand die ik graag in de positie van Krijgsheer benoemd zou zien.'
'Hij is érg verknipt,' concludeerde Kevin.
'En erg gevaarlijk,' vatte Hoppara samen. Hij tilde zijn glas op, wachtte beleefd tot Mara dat ook had gedaan en een slokje had genomen, en dronk zijn glas toen in een teug leeg. 'Dat is de reden waarom ik ofwel zijn benoeming in het verborgene moet zien te blokkeren, ofwel openlijk moet steunen, om zijn gunst te winnen.'
Mara zette haar glas neer. Ze keek bijna dromerig voor zich uit en liet kennelijk een aantal opties haar geestesoog passeren. 'Dus u vraagt aan mij een manier te bedenken om uw steun aan iemand anders te geven, een kandidaat die niet strijdig is met uw onderhandse alliantie met de Acoma, maar op zodanige wijze dat het huis Xacatecas zich daarmee niet de eeuwige vijandschap van de Minwanabi op de hals haalt.'
Hoppara knikte, zichtbaar opgelucht. 'Dat zou de voorkeur verdienen.'
Mara ging staan en hield de jongeman met een gebaar tegen toen hij aanstalten maakte om hetzelfde te doen. 'Uw vader gedroeg zich nooit formeel tegenover mij wanneer we onder vier ogen waren, en ik zou die gewoonte graag handhaven.' Terwijl Lujan haar eregarde ging halen, zei Mara bedachtzaam: 'Ik zal overleggen met mijn adviseurs en u op de hoogte houden, heer Hoppara. Maar mocht ik in staat zijn u te redden en uw huis te beschermen, verwacht dan dat ik u zal verzoeken mij in een andere kwestie te steunen.'
De jongeman knikte, zwijgend, en gebaarde zijn bediende dat hij hem geen wijn meer moest inschenken.
Mara boog licht en liep naar de deur.
Kevin bleef nog even staan, zijn blik gericht op de mooie tuin en de muur van de keizerlijke kazerne, die zich een meter of vijftig verderop bevond. 'Een gratis adviesje,' zei Kevin tegen de Heer van de Xacatecas. 'Verdubbel uw garde en verbouw dit appartement tot een fort. Drie of vier heren zijn al in hun bed vermoord, en als de Keizerlijke Witten geen vleugels hebben kunnen ze vanachter die muur nooit op tijd hier zijn om u te helpen.'
Kevin had zich nog niet omgedraaid om Mara in te halen, toen de jongeman al het hoofd van zijn lijfwacht bij zich riep. Kevin hoorde hem zeggen: 'Gebruik desnoods kussens, maar ik wil dat alle deuren en ramen gebarricadeerd worden! Die barbaar heeft ooit met zijn ideeën mijn vaders leven gered, dus ik ben geneigd zijn waarschuwing serieus te nemen!'
Een bediende, in verlegenheid gebracht door dat geschreeuw, sloot snel de deur achter Mara. Zij keek haar Midkemische slaaf glimlachend aan. 'Hoppara is een erg aardige jongeman. Ik hoop dat hij in leven blijft om de familiemantel om te hangen.'
'Ik hoop dat we allemaal in leven blijven,' zei Kevin zuur terwijl Lujan hem met een kameraadschappelijke por naar zijn plaats duwde. 'Ik krijg maagpijn van dit gekonkel om een nieuwe Krijgsheer te kiezen!'