10 Meesterplan
Er drongen geluiden tot hem door.
In het duister dat hem omhulde hoorde Keyoke stemmen. Ze vulden als dromerige echo's zijn geest, samen met een groeiend bewustzijn van pijn. Hij luisterde of hij het zingen van krijgers hoorde - de Minwanabi, die in de zalen van Turakamu zouden getuigen van zijn dapperheid en kunde als soldaat. Maar er klonk geen gezang. Er klonken alleen gesproken woorden, en de stem leek op die van Lujan.
Nee, dacht Keyoke. Nee. Dat kon niet. Hij luisterde nog eens, intenser, met angstgevoelens die bijna tot paniek leidden. Er moest gezang klinken!
'...niet meer bij bewustzijn geweest,' vervolgde Lujans stem. '...de hele tijd geijld van de koorts... ernstige wonden in zijn zij en buik...'
Nu kwam er een andere stem bij. Ongetwijfeld die van Nacoya. 'Goden! Mara mag hem zo niet zien. Het zou haar hart breken.'
En dan een ruisen van kleren in het donker, en iets dat klonk als een gesmoorde snik, en dan de verstikte stem van zijn meesteres, dodelijk bezorgd. 'Keyoke!'
Er zou geen zingen zijn, begreep de oude krijger in een opwelling van ijzig verdriet. Er zou geen juichend onthaal zijn voor een krijger die bij een nederlaag was gesneuveld. De Acoma moest zijn uitgeroeid, anders zouden Mara, Lujan en Nacoya nu niet hier in de zalen van Turakamu zijn. De Minwanabi moest vanaf de kloof meteen naar de landerijen van de Acoma zijn vertrokken. Kennelijk hadden ze daar de cho-ja's verslagen of verjaagd, en een triomf behaald.
'Meesteres,' mompelde Keyoke in zijn delirium. 'Vrouwe...'
'Luister! Hij praat!' riep iemand uit.
'Keyoke?' Dit was weer Mara's stem. Koele handen streken met licht trillende vingers over zijn voorhoofd.
Toen deed hij zijn ogen half open en vlamde er licht op, verblindend fel, en keerde zijn bewustzijn terug, tegelijk met een snijdende pijn.
'Keyoke,' herhaalde Mara. Haar handen rustten op zijn slapen en hielden zijn hoofd teder, maar stevig omvat. 'Ons allen mankeert niets. Ook Ajiki niet. Lujan heeft ons verteld over een strijd die dapper is gestreden in een smalle kloof. De Minwanabi had daar vijfhonderd aanvallers naar toe gebracht en ik heb vernomen dat jouw kleine legergroep zich dood heeft gevochten om de zijde te verdedigen.'
De bevelhebber vocht tegen een koortsachtige golf van misselijkheid en probeerde zijn vrouwe aan te kijken. Ze boog zich over hem heen. Haar haren hingen nog los - ze kwam regelrecht van haar slaapmat - en haar mooie gezicht stond bezorgd. Hij was niet in een van de zalen van de Rode God, maar lag op het voorplein van het landhuis van de Acoma. Alles was er vredig. De laatste soldaten uit Lujans groep begaven zich naar hun barakken - schaduwen in de mist. Een bediende met een natte doek wachtte op een gelegenheid om Keyoke's bezwete gezicht af te vegen. Keyoke haalde schurend adem en verbeet zijn pijn. 'Vrouwe Mara, er is gevaar. Heer Desio is in uw geheimen binnengedrongen.'
Mara streelde hem over zijn wang. 'Ik weet het, Keyoke. De spion die ze hebben gemarteld kon ontsnappen en heeft ons ingelicht. Zo wist Lujan dat hij jou met zijn leger te hulp moest schieten.'
Keyoke dacht terug aan de laatste geluiden die hij voor zijn bewusteloosheid had opgevangen: de komst van een leger uit de heuvels. Kennelijk had Lujan de restanten van heer Desio's leger van opzij aangevallen en in de pan gehakt.
'Hoeveel overlevenden?' vroeg Keyoke. Zijn schorre stem was bijna onverstaanbaar.
'Zes mannen, bevelhebber,' zei Lujan, 'met uzelf inbegrepen. Allemaal ernstig gewond.'
Keyoke liet het geschokt tot zich doordringen. Van de honderd krijgers en vijftig knechten hadden alleen hijzelf en vijf anderen de hinderlaag overleefd.
'Maak je geen zorgen over die zijde,' zei Mara. 'De cho-ja's maken wel nieuwe.'
Keyoke trok een hand onder de dekens op zijn borst uit en pakte Mara bij haar pols. 'De zijde is niet verloren gegaan,' fluisterde hij zacht, maar goed verstaanbaar. 'Niet alle zijde.'
Dit ontlokte Lujan een kreet en de bedienden een opgewonden gemompel. Nu pas zag Keyoke dat ook Jican bij hem in de buurt stond.
Moeizaam, in zo weinig mogelijk woorden legde hij uit dat ze op weg naar de kloof een deel van de balen in een paar grotten verborgen hadden.
Mara glimlachte. Het gaf haar gezicht de stralende schoonheid die ook haar moeder had bezeten, herinnerde Keyoke zich. Hij zag ook de tranen in haar ooghoeken, hoe dapper ze ook probeerde deze weg te knipperen. 'Geen meesteres had zo veel kunnen vragen. Je hebt zeer eervol gediend, en meer dan voortreffelijk. Rust nu uit. Je wonden zijn zeer ernstig.'
Keyoke vroeg niet hoe ernstig. De pijn die hij voelde was duidelijk genoeg. Hij zuchtte. 'Ik kan nu gerust sterven,' fluisterde hij.
De vrouwe sprak hem niet tegen, maar ze stond op en begon soeverein orders uit te delen dat haar beste kamer voor de bevelhebber in gereedheid moest worden gebracht. 'Steek kaarsen aan en roep dichters en muzikanten om hem eer te brengen. Allen moeten weten dat hij heeft gevochten als een held en zijn leven voor de Acoma heeft gegeven.'
Ze mocht dan wel Regerende Vrouwe zijn, mijmerde Keyoke, maar haar stem trilde. Voor hem, die haar kende als een dochter, kon ze haar verdriet niet verbergen. 'Huil niet om mij, vrouwe,' fluisterde hij. 'Ik ben tevreden.'
Daarna werden de geluiden die hij hoorde en de bewegingen die hij zag vaag. 'Huil niet om mij, vrouwe,' herhaalde hij, en toen werd alles zwart voor zijn ogen.
Later werd hij zich bewust van geurige kaarsen en zachte muziek in een stilte die zich als een soort vrede om hem heen had gewikkeld - maar wel een vrede vol pijn, een pijn die niet ophield. Hij dwong zich zijn vermoeide ogen te openen en zag dat hij op een mat in een zeer luxueus ingericht vertrek lag, tussen beschilderde kamerschermen die dappere en eervolle krijgsdaden in beeld brachten. Tegen het achtergrondgeluid van twee harmonisch fiedelende strijkers hoorde Keyoke een voordrachtskunstenaar uitvoerig reciteren welke overwinningen en andere wapenfeiten de bevelhebber op zijn naam had, vanaf het eerste moment dat hij bij heer Sezu in dienst was getreden. Keyoke liet zijn oogleden weer zakken. Hij had niet gelogen tegen zijn vrouwe: hij was tevreden. Sterven aan zware wonden, opgelopen in een strijd ter wille van haar, was een passend en rechtvaardig levenseinde voor een krijger die was vergrijsd in haar dienst en die van haar vader.
Toen klonk er op de gang kabaal. De zanger raakte even zijn tekst kwijt. 'Verdomme, laten jullie hem hier gewoon liggen tot hij dood is?' riep een opgewonden nasale stem.
De barbaar, stelde Keyoke vast. Natuurlijk. Even weinig gevoel voor traditie als altijd.
Lujan gaf antwoord. Zijn stem klonk ongewoon aangedaan. 'Hij heeft eervol gediend! Wat kan een van ons dan nog doen?'
'Een heler erbij roepen om voor zijn leven te vechten!' zei Kevin. Hij schreeuwde bijna. 'Of denken jullie dat de goden hem wel zullen redden?'
'Dat is een onbeschaamdheid!' snauwde Lujan, en er klonk het geluid van een vlakke hand die tegen een bloot stuk huid slaat.
'Ophouden daarmee! Jullie allebei!' Dat was Mara. Er volgde een woordenwisseling, nu en dan met stemverheffing gevoerd, die als een golfbeweging over Keyoke heen spoelde. Hij wilde dat ze ermee ophielden. De zanger was aangekomen bij de verzen over een listige, zeer geslaagde overval van Keyoke en Papewaio op Tecuma van de Anasati, en de bevelhebber wilde best nog eens even horen hoe dat klonk. De bard zou wel geen melding maken van het aansluitende feest en de sloten sa-wijn die hij en Pape en de meester toen hadden gedronken om de overwinning te vieren. Dat hadden ze allemaal betaald met een vreselijke kater, herinnerde Keyoke zich, en zijn koppijn toen was bijna even erg geweest als die van nu.
Maar de zanger hervatte zijn heldendicht niet. In plaats daarvan hoorde Keyoke luid en duidelijk Mara's stem vanuit de gang. 'Kevin, het zou helemaal geen vriendelijke daad zijn het leven te redden van een krijger die een been mist. Of wist je niet dat Lujans chirurgijn het heeft moeten afzetten, omdat Keyoke een zwaar ontstoken pijlwond in zijn dij had?'
Keyoke slikte moeizaam. Dus dat was het besef dat hij achter al zijn pijn had trachten te verdringen. Een been kwijt. Hij hield zijn ogen dicht.
'Nou, en?' riep Kevin geërgerd. 'Keyoke's waarde ligt in zijn ervaring, en zelfs jullie achterlijke heler weet dat een man zijn hersenen niet in zijn voeten heeft zitten!'
Er volgde stilte, en toen werd een scherm opzij geschoven en hoorde Keyoke iemand de kamer binnen stappen. Hij deed een oog open en keek in de richting van de storing. Het was de grote barbaar. Zijn haar vlamde rood op in het kaarslicht en door zijn grote lichaam verschenen er donkere schaduwen op de kamerschermen. Hij liep regelrecht naar de muzikanten en duwde ze opzij, waarna hij walgend naar de zanger keek. 'Ga naar buiten,' beval hij op een toon die geen tegenspraak duldde. 'Ik wil met de oude man praten en van hem horen hoe hij over sterven denkt.'
Keyoke keek op naar het gezicht van de barbaarse slaaf, en zijn donkere ogen fonkelden van kwaadheid. Je bent onbeschaamd,' zei hij, net als Lujan had gedaan. Je dringt binnen in erezaken. Als ik gewapend was zou ik je ter plekke doden.'
Kevin haalde zijn schouders op en ging naast de oude soldaat op de grond zitten. 'Als u de kracht had om me te doden, oude man, zou ik niet hier zijn.' Hij kruiste zijn armen, steunde met zijn ellebogen op zijn knieën en nam Keyoke op. Zelfs zoals deze daar nu op een stapel kussens lag was hij nog op en top een generaal. Zijn gezicht was dat van een commandant. 'U bent trouwens niet eens gewapend,' stelde Kevin kalm vast, met zijn typisch buitenwereldse botheid. 'En u hebt krukken nodig om overeind te komen. Dus misschien kunnen uw problemen nu niet meer worden opgelost met een zwaard, opperbevelhebber Keyoke.'
De oude man haalde adem om te antwoorden. Er gingen vlijmende pijnscheuten door zijn buik en hij voelde dat hij in hoog tempo verzwakte en dat de duisternis aan hem rukte, maar hij wist een toontje te produceren dat menige jonge soldaat zou hebben doen beven. 'Ik heb gediend.'
Het werd met onmiskenbare waardigheid gezegd. Kevin deed even zijn ogen dicht, pijnlijk getroffen. 'Mara heeft u nog steeds nodig,' zei hij toen.
Hij keek Keyoke niet aan. Kennelijk had zelfs zijn onbeschoftheid grenzen. Zijn gebalde handen staken wit af tegen zijn armen. Ook Lujan, die in de deuropening was verschenen, wendde zijn blik af.
'Mara heeft u nog nodig,' herhaalde Kevin schor en aarzelend, alsof hij tegelijk naar andere, betere woorden zocht. 'Ze blijft achter zonder een andere grote generaal om haar troepen te leiden, en zonder meestertacticus om uw plaats in te nemen.'
De man op de kussens bewoog zich niet en gaf geen kik. Kevin fronste zijn voorhoofd. Het was zichtbaar dat hij zich niet erg op zijn gemak voelde. 'U hebt geen benen nodig om een opvolger op te leiden of om strategische adviezen te geven.'
'Ik heb ook geen benen nodig om te weten dat dit alles jou geen snars aangaat,' snauwde Keyoke. De inspanning matte hem af en hij liet zich weer diep in zijn kussens wegzakken. 'Wie ben jij, barbaar, dat jij het waagt over mijn dienst aan dit huis te oordelen?'
Kevin bloosde donkerrood en sprong overeind. Hij was in verlegenheid gebracht - wat dat soort emoties betrof was hij zo transparant als glas - maar op een of andere manier ook gekwetst. Hij balde zijn vuisten. 'Ik ben niet gekomen om u iets te verwijten, maar om u aan het denken te zetten.' Toen liep de roodharige reus naar de deuropening, kwaad, zo te zien. Daar bleef hij staan. Hij draaide zich half om, maar zonder Keyoke recht aan te kijken. 'U houdt ook van haar,' zei hij beschuldigend. 'Door nu zonder enig verzet te sterven berooft u haar van haar beste commandant. Ik zeg dat u een gemakkelijke uitweg zoekt. U bent nog niet ontslagen uit dienst, oude man. Als u nu sterft, verlaat u uw post.'
Hij was vertrokken voordat Keyoke genoeg krachten had kunnen verzamelen voor een reactie. Het licht van de kaarsen leek opeens te fel, en de pijn die hij voelde was intenser dan ooit. De muzikanten hervatten hun spel. Keyoke luisterde ernaar, maar zijn hart vond geen rust. De woorden van de zanger verloren hun glans en leken opeens alleen nog maar lege frasen over dingen die allang voorbij waren, en grotendeels vergeten...
Zo viel hij in slaap.
Mara wachtte in de gang. Er waren geen bedienden bij haar en ze stond zo stil dat Kevin haar in de schaduwen bijna over het hoofd zag. Doordat hij vocht uit zijn ooghoeken wreef botste hij zelfs bijna tegen haar aan.
'Je zult je hiervoor moeten verantwoorden,' zei ze, en hoewel haar houding onaangedaan leek en haar stem effen was, kende Kevin haar goed genoeg om te weten hoe kwaad ze was achter die pose. Haar handen plukten nerveus aan de stof van haar mouwen. 'Keyoke ging onze krijgers al voor in de strijd toen ik nog niet eens geboren was. Hij heeft zich in situaties bevonden die andere mensen niet eens als nachtmerrie zouden kunnen doorstaan. Hij heeft een oorlog moeten verlaten, en zijn eigen heer, ten dode opgeschreven, om het huis Acoma in leven te houden en mij uit de tempel van Lashima te halen. Als wij buiten nog een natami hebben, als heilig zinnebeeld van de eer van ons geslacht, dan is dat een verdienste die Keyoke toekomt. Hoe durf jij, een slaaf en een barbaar, te suggereren dat hij niet genoeg heeft gedaan?'
'Tja,' zei Kevin, 'ik geef toe dat ik een grote mond heb en dat ik niet altijd weet wanneer ik hem dicht moet houden.' Hij glimlachte op de abrupte, spontane manier die haar altijd weer ontwapende.
Mara zuchtte. 'Waarom moet jij je telkens weer bemoeien met dingen die je niet begrijpt? Als Keyoke een dood als krijger wenst, dan is dat zijn recht, en is het voor ons een ereplicht hem daarbij terzijde te staan.'
Kevins glimlach verdween. 'Het grootste probleem dat ik heb met jullie cultuur, vrouwe, is dat jullie veel te weinig waarde hechten aan een mensenleven. Keyoke is een briljante tacticus. Zijn genie is gelegen in zijn geest, en niet in zijn zwaardarm, want die kan door jongere krijgers worden verslagen. En toch staan jullie allemaal passief op een afstandje toe te kijken, en sturen muzikanten en een zanger, en wachten af tot hij zijn krijgersdood sterft en tegelijk de vele jaren waardevolle ervaring verspilt die je leger nu zo ontzettend dringend nodig heeft...'
'En je stelt voor?' onderbrak Mara hem. Haar lippen waren bijna wit.
Kevin rilde bij het zien van haar kille blik, maar liet zich niet uit het veld slaan. 'Meesteres, ik zou Keyoke een positie als adviseur geven, desnoods een totaal nieuwe functie verzinnen, en vervolgens de knapste van uw helers roepen. Die buikwond kan hem zeker nog wel zijn leven kosten, maar ik geloof niet dat de menselijke natuur in uw cultuur zo sterk verschilt van die in de mijne dat een man, zelfs een stervende man, graag dood gaat met het gevoel dat hij van geen enkel nut meer is.'
'Je matigt je heel wat kennis aan voor iemand die maar een gewoon soldaat was,' merkte Mara ijzig op.
Kevin verstijfde en verviel opeens in een van zijn vreemde, onverklaarbare stiltes. Hij bleef haar wel aankijken, nog niet bereid zich gewonnen te geven, en zij was zo geïntrigeerd door zijn abrupte zwijgen dat ze de loopjongen naast haar pas opmerkte toen deze haar voor de tweede keer had aangesproken.
'Meesteres,' zei de jongen, na een eerbiedige buiging. 'Mijn vrouwe, Nacaya verzoekt u meteen naar de grote zaal te willen komen. Een keizerlijke koerier wacht daar op u.'
De boosheidsblos verdween terstond van Mara's wangen. 'Zoek Lujan en stuur hem direct naar me toe,' zei ze tegen de jongen. Alsof ze Kevin en haar onbesliste ruzie met hem compleet was vergeten, draaide ze zich op haar hielen om en liep met bijna ongepaste haast de gang in.
Kevin liep haar natuurlijk na. 'Wat is er?'
Zij gaf geen antwoord, en de1oopjongen was inmiddels al nergens meer te zien. Kevin versnelde zijn pas tot hij zijn kleine meesteres had ingehaald. Deze keer gooide hij het over een andere boeg. 'Wat heeft dat te betekenen, een keizerlijke koerier?'
'Slecht nieuws,' antwoordde Mara kortaf. 'Tenminste, zo extreem kort na een aanval door de Minwanabi. Als de keizer of de Krijgsheer of de Hoge Raad dan een boodschap voor me heeft, kan dat alleen duiden op een belangrijke zet in het spel.'
Mara spoedde zich langs een rij buigende huis slaven die bezig waren de gelakte houten vloeren te schrobben en te boenen en stak het atrium over, tot bij de dubbele deur die toegang gaf tot de grote zaal. Kevin volgde haar. Het zelfvertrouwen van zijn vrouwe was sedert de terugkeer van Lujan en de zijnen niet echt onwankelbaar geweest. Ze had meteen gezegd dat die overval door de Minwanabi niet enkel bedoeld kon zijn geweest om haar positie op de zijdemarkt te ruIneren. Hoewel hij de fmesses van de Tsuranese politiek absoluut niet kon volgen - naar zijn gevoel waren ze onlogisch en bizar - was Kevin vastbesloten aan Mara's zijde te blijven. Wat haar bedreigde, bedreigde ook hem, want hij wilde haar in de allereerste plaats beschermen.
De grote zaal was 's morgens altijd nog wat vochtig, en de oude stenen vloer voelde zelfs door de zolen van zijn sandalen heen koud aan. De vensterschermen waren nog grotendeels gesloten. Terwijl ze door de lege, bijna schemerige ruimte liepen, waarin het geluid van hun voetstappen hol werd weerkaatst, zag Kevin Nacaya op het podium zitten en hoorde hij Lujans voetstappen naderen, maar het grootste deel van zijn aandacht ging uit naar de plek in het halfduister, iets verder op het podium, waar goud blikkerde: een onverwachte en ietwat beangstigende aanblik in een cultuur waarin metalen een zeldzaamheid waren.
De bode zat op een kostbaar, met gouddraad bestikt kussen, en zelfs zijn fysieke voorkomen was indrukwekkend. Het was een jonge man, met krachtige spieren, en hij zag er prachtig uit in zijn eenvoudige kilt van witte stof. Hij droeg met kruisveters vastgebonden sandalen aan zijn bestofte voeten, en zijn huid was overal besprenkeld met kleine zweetdruppeltjes. De band waarmee zijn schouderlange zwarte haren waren samengebonden was een teken van zijn rang: een doek met afwisselend gouden en witte banden, die fonkelden in het schemerige licht. De draden van dit weefsel waren ten dele van echt metaal: het symbolische goud van de keizer van Tsuranuanni, wiens woord deze bode verkondigde. Toen hij Mara zag ging hij staan en maakte een buiging. Toch straalde er enige arrogantie uit dat gebaar, want hij mocht dan slechts een bediende zijn, en zij een edele vrouwe, zijn meesters woord was de wet in dit land, waaraan zelfs de heren en vrouwen van de grootste huizen zich hadden te onderwerpen. Zijn haarband maakte deze man onaantastbaar binnen het gehele keizerrijk. Hij kon veilig dwars over een slagveld lopen, tussen de strijdende partijen door, want geen van de soldaten zou het wagen hem een haar te krenken, uit angst de wraak van de keizer over zich af te roepen.
De bode knielde nu neer - een sierlijke, bestudeerde beweging, waar hij ongetwijfeld lang op geoefend had - en overhandigde Mara een rol perkament met goudkleurig geverfde randjes, een gouden strik eromheen en verzegeld met het zegel van keizer Ichindar zelf.
Mara nam de nogal zware rol aan. Haar ranke handen leken in verhouding erg nietig, vond Kevin. Ze verbrak het zegel, rolde het perkament open en begon in stilte te lezen terwijl Lujan naast haar ging staan - de plek die vroeger door Keyoke werd ingenomen - en Nacaya, die aan de andere kant stond, zich zichtbaar moest beheersen om niet over de schouder van haar meesteres mee te lezen.
Het document was kennelijk niet lang. Kevin kon zien dat de zinnen zelf ook kort waren. Toch wachtte Mara een hele poos voordat ze haar blik van de tekst af wendde en tot de bode sprak. 'Dank je. Je kunt gaan,' zei ze tegen hem. 'Mijn bedienden zullen je verzorgen. Misschien wil je rusten terwijl ik mijn klerken een antwoord dicteer.'
De keizerlijke koerier nam afscheid met een buiging. De hardleren zolen van zijn sandalen tikten onaangenaam luid in de lege zaal. Meteen toen hij buiten was liet Mara zich op een kussen zakken.
'Nu wordt Tasaio's hand eindelijk zichtbaar,' zei ze. Haar stem klonk neerslachtig en kleintjes.
Nacaya nam de rol van haar over en las de regels. De frons in haar voorhoofd werd steeds dieper. 'Wat een duivel!' riep ze toen ze klaar was.
'Mooie vrouwe,' kwam Lujan tussenbeide, 'wat zijn de wensen van de keizer?'
Het was Nacaya die antwoord gaf. Haar oude stem klonk zuurder dan azijn. 'Orders. Afkomstig van de Hoge Raad. We moeten, zo snel we kunnen, ons leger sturen om de Heer van de Xacatecas te ondersteunen in zijn oorlog tegen de nomadische overvallers in Dustari. Vrouwe Mara wordt opgedragen om in eigen persoon te verschijnen, met een troepenmacht ter sterkte van vier compagnies. Ze moet binnen twee maanden gereed zijn om te vertrekken.'
Lujan trok zijn wenkbrauwen op. 'Drie compagnies zou al overdreven zijn,' zei hij terwijl hij met zijn vingers ongedurig op het gevest van zijn zwaard trommelde. 'We zullen gunsten van de cho-ja's moeten kopen.' Toen keek hij nadrukkelijk in de richting van Kevin. 'En jij hebt nog gelijk ook, met je verdomde barbaarse ideeën. Keyoke kan op dit moment niet de luxe van een krijgersdood worden gegund, anders heeft dit landgoed straks niet één ervaren officier meer over.'
'Dat is natuurlijk precies wat Desio beoogde. We moeten het verijdelen,' zei Mara meteen. Ze draaide haar hoofd. Haar ogen vonkten en haar wangen hadden rode blosjes van geagiteerdheid. 'Lujan, jij bent vanaf nu gepromoveerd tot opperbevelhebber. Neem Kevin mee en ga naar Keyoke. Zeg hem dat ik hem wil benoemen tot Eerste Adviseur voor Oorlogszaken, maar uitsluitend met zijn instemming.' Haar stem kreeg een afwezige klank - door herinneringen, of misschien door ingehouden tranen - toen ze eraan toevoegde: 'Hij denkt misschien dat andere krijgers hem zullen uidachen omdat hij met een kruk moet lopen, maar ik zal ervoor zorgen dat hij alle eer krijgt die hem toekomt. Herinner hem eraan dat Pape ooit trots was op het feit dat hij de zwarte hoofddoek van de ter dood veroordeelde mocht dragen.'
Lujan maakte een buiging. Ook in zijn houding leek iets van verdriet door te schemeren. 'Ik geloof niet dat Keyoke ons in zulke moeilijke omstandigheden ooit in de steek zou laten, mijn vrouwe. Maar de goden kunnen sterker zijn dan zijn wil, als ze dat wensen. Zijn buikwond is niet van het soort waar een man gemakkelijk van herstelt.'
Mara beet op haar lip. Toen sprak ze, op een toon alsof elk woord haar pijn deed: 'Dan zal ik, met zijn instemming, loopjongens en koeriers door het hele keizerrijk zenden om een helende priester van Hantukarha voor hem te zoeken.'
'De offers die zulk een priester voor zijn helende arbeid vraagt zullen zeer groot zijn,' merkte Nacoya op. 'Misschien moet u zelfs een tempeltje laten bouwen.'
Mara stond op het punt haar geduld te verliezen. 'Zeg dan tegen Jican dat hij de overgebleven zijde laat halen en dat hij de balen op de markt van Jamar verkoopt. We hebben onze Keyoke levend nodig, anders zal alles verloren zijn! We kunnen het ons niet veroorloven de Heer van de Xacatecas in de steek te laten.'
Zelfs Kevin had bij deze opmerking geen nadere toelichting nodig. Het vooruitzicht van een bondgenootschap tussen de Xacatecas en de Acoma had menige vijand van Mara op een afstand gehouden. Maar zou de Acoma een zo machtige familie voor het hoofd stoten, op welke manier dan ook, dan was dat, in het huidige gevecht op leven en dood met de Minwanabi, gewoon bedelen om een snelle ondergang.
'Dit landgoed mag niet onbewaakt achter blijven,' zei Mara.
'Dustari is een valstrik,' zei Nacoya, waarmee ze iets onder woorden bracht waar allen, behalve Kevin, zich al van bewust waren. 'Tas aio zal daar ook zijn. Geen beweging van jou of je vier compagnies zal door hem niet voorzien zijn. Jij en de mannen die bij je zijn gaan hun ondergang tegemoet, net als heer Sezu. Ook jullie zullen door verraad op vreemde bodem de dood vinden.'
'Des te meer reden om Keyoke hier te hebben om onze bezittingen te beschermen en voor Ajiki veilig te stellen,' zei Mara op besliste toon, maar ze had nu geen spoor van een blosje meer op haar doodsbleke wangen.
De keizerlijke koerier vertrok met Mara's schriftelijke instemming met de eisen van de Hoge Raad. Daarna begon haar personeel koortsachtig allerlei voorbereidingen te treffen. Lujan zette zijn officieren aan het werk en begaf zich toen met Kevin naar Keyoke's ziekbed - beiden zonder veel enthousiasme.
Juist toen ze vertrokken kwam Jican bij Mara. Ze had hem door een loopjongen laten roepen. 'Ik wil een volledig overzicht van onze financiën,' zei ze, nog voordat de kleine hadonra helemaal klaar was met zijn buiging. 'Wat we hebben, wat we eventueel kunnen lenen, de hoeveelheid wapens die we in twee maanden kunnen produceren, plus het aantal dat we zonodig bij kunnen kopen.'
Jican trok zijn wenkbrauwen op. 'Vrouwe, had u al niet besloten onze nieuwe wapens op de markten aan te bieden? Dat is nodig om onze tekorten in de zijdehandel aan te vullen.'
Mara fronste geërgerd haar voorhoofd en moest een scherp antwoord inhouden. 'Jican, dat was gisteren. Vandaag moeten we vier compagnies uitrusten die de Heer van de Xacatecas in Dustari dienen bij te staan.'
De hadonra was snel als het om cijfers ging. 'Dan zult u met de cho-ja's moeten onderhandelen over meer krijgers,' veronderstelde hij. 'En we zullen wat eersteklas fokvee moeten verkopen, vrees ik.'
'Doe dat dan,' zei Mara meteen. 'Ik ga nu naar Ajiki. Zet je cijfers op een rij en laat ze me zien zodra je ermee klaar bent.'
'Zoals u wilt, vrouwe,' zei Jican ongelukkig. Oorlog was altijd de pest voor een gezond financieel beheer, en dat Mara ertoe gedwongen werd door gevaarlijke intriges van hogerhand maakte hem bang. Zo waren grote huizen in het verleden ten onder gegaan. De ramp van Sezu's dood, nadat hij was verraden, lag alle personeel van de Acoma nog maar al te vers in het geheugen. Praatjes deden snel de ronde, ook al werden ze slechts gefluisterd, en de reden van de koortsachtige activiteiten in huis was al gauw aan iedereen bekend.
Mara bracht een uurtje door met haar zoontje - een tijd die akelig snel voorbijvloog. Hij was bijna vijf en had een opvliegend temperament waar zijn verzorgsters af en toe niet tegen waren opgewassen. Nu lag hij op zijn buik op de grond, met zijn voeten omhoog, met zijn soldaatjes te spelen en gepluimde officiertjes te verplaatsen en met zijn schelle kinderstem bevelen te schreeuwen. Mara zag het met pijn in het hart aan. Ze probeerde zich zijn gezichtje, beschaduwd door een paar donkere haarlokken, zo scherp mogelijk in te prenten. Ze kneep haar koude handen samen en vroeg zich somber af of ze oud genoeg zou worden om hem te zien opgroeien tot man. De gedachte dat hij die leeftijd wel eens niet zou kunnen halen zette ze met kracht van zich af. Juist omdat ze zelf te vroeg aan de macht was gekomen verlangde ze vurig dat haar zoontje de kans zou krijgen om langzaam en onder goede begeleiding toe te groeien naar de positie van Regerend Heer die hem wachtte. Ze moest levend terugkeren uit de woestijn om dat te garanderen.
Tot Jican bij haar kwam met zijn cijfers bad ze lang en wanhopig tot Chochocan. Terwijl Ajiki aan haar voeten de ene na de andere compagnie van de Minwanabi vernietigde, zocht zijn wanhopige moeder koortsachtig naar oplossingen van rekenkundige vergelijkingen tussen ongelijksoortige grootheden. De cijfers op de leien die Jican tenslotte met een buiging presenteerde waren netjes geschreven, ondanks de haast waarmee hij in opdracht van Mara had moeten werken, maar de hadonra zelf zag er hologig en moe uit. 'Ik heb gedaan wat u vroeg, vrouwe. Hier zijn drie berekeningen over uw liquide fmanciële middelen. De ene gaat ervan uit dat de resterende zijde veilig de markt bereikt en wordt verkocht. De twee andere laten zien wat u probleemloos zou kunnen uitgeven, plus wat u eventueel kunt lenen en verkopen, en de gevolgen daarvan. Wanneer u zich op deze laatste cijfers baseert wil ik u graag tot voorzichtigheid manen. Het zal uw kudden vier jaar kosten om het huidige niveau van productiviteit weer te bereiken.'
Mara wierp een blik op de drie leien en koos toen zonder aarzeling voor de laatste. Ze keek naar Ajiki, die haar met zijn glanzende donkere ogen zat op te nemen. 'Nidra's zijn te vervangen,' merkte ze kortaf op. Ze gaf opdracht haar draagkoets in gereedheid te brengen. 'Ik ben de rest van de middag op bezoek bij de koningin van de cho-ja's,' kondigde ze aan.
'Mag ik mee?' vroeg Ajiki meteen. Hij sprong op en rende naar zijn moeder, en zijn soldaatjes vlogen alle kanten op.
Ze stak haar vrije hand uit en woelde door zijn haren. 'Nee, zoon, vandaag niet.'
De jongen keek kwaad en teleurgesteld, maar hij protesteerde niet. Het kindermeisje had hem kennelijk een paar manieren bijgebracht die wijlen zijn vader zich nooit eigen had gemaakt.
'Kevin neemt je mee voor een ritje op de wagen,' zei ze troostend, maar toen herinnerde ze zich dat Lujan en haar barbaar zich nog niet terug hadden gemeld na hun bezoek aan Keyoke. 'Als hij tenminste tijd voor je heeft,' voegde ze eraan toe. Ajiki stond aan haar elleboog te trekken en zij schulpte haar hand liefdevol om zijn plakkerige kinnetje. 'En als jij eerst even dat fruitsap van je kin laat wassen,' zei ze quasi bestraffend ..
Ajiki keek boos. Hij wreef over zijn lippen. ja, moeder,' zei hij, 'maar als ik later Regerend Heer ben blijf ik zo lang ik wil rondlopen met een vieze kin.'
Mara wierp een wanhopige blik op de hemel en trok haar arm los uit de greep van haar zoontje. Ook zijn handen roken naar jomach en door cho-ja's gemaakte kandij. 'Groei nou eerst maar eens netjes op, jongen, anders heb je straks niets te regeren.'
Er verscheen een bediende in de deuropening. 'De draagkoets staat klaar, vrouwe.'
Mara boog zich en gaf Ajiki een kusje. Het kwam haar op een mierzoete smaak te staan, maar dat irriteerde haar niet. Binnen niet al te lange tijd zou ze alleen nog de droogte en het stof van een verre woestijn proeven, en dan zou ze verder dan een hele oceaan van huis zijn.
Hoewel voordien al menigmaal een luwe plek in moeilijke tijden, bood de koele schemering van de korf van de cho-ja's Mara deze keer weinig troost. Ze kneep haar bezwete vingers samen onder de mouwen van haar bovenjurk. Een onbekende officier vergezelde haar - daar waar anders Keyoke of Lujan gelopen zou hebben - en wisselde groeten uit met Lax'l, de bevelhebber van de korfsoldaten. Haar metgezel, Murnachi, had nooit samen met een compagnie cho-ja's gevochten. Hoewel hij zeer vereerd was door de opdracht zijn meesteres op deze belangrijke missie naar de koningin te begeleiden, was het duidelijk dat hij liefst zo snel mogelijk naar de open hemel en de buitenlucht zou terugkeren.
Mara volgde de haar inmiddels vertrouwde route door de tunnels. Deze keer was het echter meer dan slechts een beleefdheidsbezoek aan de koningin; en in plaats van het gebruikelijke geschenkje had de bediende die haar volgde een lijst met alle bezittingen van de Acoma bij zich.
Sinds de korf zich permanent op haar land had gevestigd had Mara niet meer onderhandeld met een koningin van de cho-ja's. Nu het dringend nodig was, had ze geen idee welke houding ze bij haar zou aantreffen, zeker niet na het nieuws dat twee derde van de geleverde zijde door de overval van de Minwanabi verloren was gegaan. Het zweet in Mara's handen veranderde van warm in klam. Niemand kon voorspellen hoe de koningin zou reageren.
De gang werd breder en gaf toegang tot de wachtkamer voor de troonzaal. Het was nu te laat om nog om te keren, besefte Mara terwijl de cho-ja die haar en haar kleine gezelschap begeleidde naar voren snelde om hun komst te melden. Mara liep verder naar de ruime onderaardse holte, waar de koningin dag en nacht vertoefde in het violette schijnsel van ronde lichtbollen die aan grote haken in het massieve rotsgesteente van het grotplafond hingen. Als een eilandje in de zee van de glanzend geboende stenen vloer lag een stapeltje kussens op Mara te wachten, met daarbij een laag tafeltje met een dampende pot chocha en een paar kopjes. Toch stapte Mara niet meteen naar voren om plaats te nemen, een kopje in te schenken en vriendelijkheden uit te wisselen, zoals gewoonlijk, maar in plaats daarvan maakte ze voor de door een hele reeks werkers omringde, kolossale koningin van de cho-ja's het soort buiging dat de ene vrouwe voor een andere maakt. Het middenrif van de koningin was omringd door schermen, waarachter broeders en rirari's constant in de weer waren met nieuwe eieren die de continuïteit van de korf moesten verzekeren.
Mara was inmiddels vertrouwd met die activiteiten, dus ze schonk er geen aandacht aan. Ze richtte zich op uit haar buiging en zag aan de stand van het hoofd van de koningin dat deze besefte dat er iets ernstigs aan de hand was. Mara vermande zich. 'Regerende Vrouwe van de korf, tot mijn spijt moet ik u meedelen dat het huis Acoma moeilijkheden heeft ondervonden van de kant van zijn vijand, het huis Minwanabi.' Hier wachtte Mara uit beleefdheid op een teken van de koningin dat ze verder moest praten.
Maar dat teken kwam niet. De werkers holden af en aan, zoals altijd, maar de koningin verroerde zich niet, evenmin als de soldaten die haar erewacht vormden. Mara moest al haar moed bij elkaar rapen voor haar volgende zin.
'Grote koningin, de Hoge Raad van de keizer vraagt van de Acoma vier compagnies krijgers als bijdrage aan de grensbewaking in Dustari. Wil ik onze landerijen niet geheel onbeschermd achterlaten, dan kan ik slechts drie compagnies menselijke soldaten vrij maken om ze naar de overkant van de oceaan te sturen. Derhalve is het mijn hoop dat u een overeenkomst in overweging wilt nemen om voor mij een aanvullende, vierde compagnie soldaten uit te broeden om aan de eisen van de Hoge Raad te voldoen.'
De koningin reageerde met geen woord of gebaar. Mara wachtte met ingehouden adem en trachtte waardigheid en kalmte uit te stralen. Vanuit haar ooghoek zag ze hoe gespannen haar slagleider was, terwijl zijn collega van de cho-ja's volmaakt onaangedaan bleef.
Tenslotte bewoog de koningin een van haar armen. 'Wie zou deze compagnie uitrusten, Mara van de Acoma?'
De vrouwe kon een zucht van opluchting maar nauwelijks onderdrukken, zo blij was ze dat haar vraag tenminste niet als een impertinentie werd opgevat. 'Mijn schatkist zou de kosten dragen, edele koningin, indien u bereid zou zijn aan mijn verzoek te voldoen.'
De koningin hield haar enorme hoofd schuin. Haar kaken begonnen traag te kauwen. 'Ik zal aan uw verzoek voldoen indien de beloning toereikend is,' zei ze, waarna de discussie ontaardde in iets wat volgens Mara sprekend op het gekissebis tussen twee marktkooplui leek.
De koningin begon met waanzinnige eisen. Mara had van Jican echter goed geleerd wat de waarde van dingen was, en ze was een briljante studente. Ze voelde uitstekend aan welke wensen van de koningin oprecht en onbespreekbaar waren, en welke andere zo bespottelijk, dat de koningin ook zelf wel wist dat ze afgewezen zouden worden. Tenslotte kwam Mara een gemengde prijs in geld en goederen overeen die qua waarde ongeveer een derde deel duurder was dan het aantrekken van huursoldaten zou hebben gekost. Dat vond zij echter niet onredelijk, want de compagnie cho-ja's zou alleen naar haar luisteren, zou vrij zijn van spionnen, kon niet worden omgekocht door de tegenstander en zou niet op de vlucht slaan bij het eerste teken van een dreigende nederlaag. De komende drie seizoenen zou ze flink wat nidra's moeten verkopen om aan de financiële eisen van de koningin te voldoen. Niettemin depte Mara na afloop van de onderhandelingen opgelucht haar natte voorhoofd met een geborduurd doekje dat ze van de tafel had gepakt, en ze slaakte er een bijna onhoorbaar zuchtje bij.
Aan de koningin ontging echter niets. 'Vrouwe van de Acoma,' dreunde ze, nu met de vriendelijke variant van haar stemgeluid, 'mijn ogen geven mij de impressie dat u ietwat zenuwachtig bent, of, zo niet, herstellende van iets wat u onaangenaam heeft getroffen. Is onze gastvrijheid misschien tekortgeschoten?'
Mara was verrast, maar herstelde zich meteen. 'O nee, vrouwe koningin. Aan de gastvrijheid van de korf mankeert nooit iets.' Ze zuchtte even en besloot toen het risico te nemen gewoon de waarheid te spreken. 'Ik moet bekennen dat ik niet geheel zeker was van het protocol toen ik de gunst van geleverde krijgers kwam kopen.'
'Gunst?' De koningin bewoog haar hoofd op een manier die wellicht iets van verrastheid te kennen gaf. 'U bent mijn vriendin, dat is waar, en als u mij om gunsten kwam vragen zou ik ze in overweging nemen, welzeker. Het feit dat u hier vaak op bezoek komt en genoegen beleeft aan ons gezelschap en onze affaires is een welkome afwisseling, betwijfel dat nooit. Maar als het aankomt op loven en bieden over werkers, krijgers, producten of diensten, dan gaat het steeds om handelsartikelen.'
Mara trok haar wenkbrauwen op. 'Dan heeft uw soort dus geen leger nodig om zichzelf te beschermen?'
De koningin dacht hierover na. 'We hebben contacten met het keizerrijk,' zei ze toen, 'en maken in zoverre dus deel uit van zijn politiek, en van het Grote Spel. Maar duizenden jaren geleden, voor de komst van de mensen? We broedden toen alleen krijgers uit om nieuwe korven te stichten, om ons te beschermen tegen roofdieren, zoals de harulth, en om op wild te jagen. Als er tegenwoordig conflicten zijn, gaat het altijd om huizen van mensen die ons bondgenootschap hebben gekocht. Cho-ja's zelf strijden niet tegen elkaar, tenzij als verlengstuk van huizen van mensen.'
Dat was een onthulling. Mara probeerde haar opwinding hierover te verbergen. Ze vouwde het inmiddels natte doekje op en legde het terug op de tafel. Er waren steeds weer aspecten van de cho-ja's die haar verrasten. Als hun krijgers niet echt trouw waren aan de huizen die ze dienden, maar zich slechts huurlingen voelden, bood dat interessante mogelijkheden... Jammer dat ze nu geen tijd had om dieper op die kwestie in te gaan. Eerst diende de grens van Dustari verdedigd te worden.
Nadat ze nog enkele banaliteiten hadden uitgewisseld, namen Mara en de koningin hoffelijk afscheid van elkaar. Mara haastte zich naar huis. Er was nog zo veel te doen en al over twee maanden moest ze op weg zijn!
Kevin en Jican wachtten haar op toen ze thuiskwam. Mara stapte uit haar draagkoets in het schuin neervallende, late middagzonlicht en overhandigde haar leien aan de hadonra. Deze wierp er een snelle blik op - hij was nog niet eens klaar met buigen - en liep toen tongklikkend weg. Dat betekende, volgens Mara, dat ze naar zijn mening goed had onderhandeld, al kostte dit alles de Acoma natuurlijk handenvol geld. Ze duwde een plakkerige haarlok naar achter, legde haar hevige verlangen naar een bad nog even het zwijgen op en richtte zich tot Kevin, die onnatuurlijk stil was.
'Wat is er, lange? Het moet wel iets ernstigs zijn, anders had je niet vergeten me te kussen.'
'Ik vergeet nooit je te kussen,' repliceerde Kevin meteen, en hij voegde de daad bij het woord. Maar zijn lippen bleven slechts even op de hare rusten en het was duidelijk dat zijn hoofd niet naar seks stond. 'Keyoke vraagt u te spreken, vrouwe.'
'Dat had ik wel gedacht.' Mara trok haar bovenjurk uit en gaf hem aan een wachtende bediende. Ze stak haar armen in een schoon huisgewaad, dat een andere bediende voor haar ophield, en forceerde een opgewekte blik. 'Waar is Lujan?'
Kevin ging schuin achter haar lopen toen ze door de deuropening naar binnen was gestapt. 'Hij is bij de soldaten om een of andere oefening te leiden - overigens op advies van Keyoke.'
Mara liet dit tot zich doordringen. Kennelijk was de oude man bereid zijn promotie tot adviseur te accepteren, anders zou hij Lujan wel hebben aangewezen om haar het nieuws van zijn weigering door te geven en hem niet aan het werk hebben gezet. Hij zou iets zo persoonlijks niet door een slaaf laten overbrengen, zelfs niet door Kevin, al genoot die als een soort familielid en bedmaatje wel een uitzonderingspositie. Juist om de formele gevoelens van de oude man te ontzien stuurde Mara Kevin dan ook weg en liep ze in haar eentje door de gangen naar de kamer waar de doodzieke bevelhebber op zijn kussens lag te zweten.
Hij had op haar gewacht. Zijn ogen gloeiden van de koorts. 'Mijn vrouwe,' mompelde hij meteen toen ze in de deuropening verscheen. Ze moest zich haasten om hem tegen te houden, want hij wilde waarachtig opstaan om een buiging te maken.
'Niet doen! Grootvader van mijn hart, je bent gewond, en ik ben niet iemand die overmatig op ceremonieel gesteld is. Je eert me door de wonden die je hebt, en je trouw is aan geen twijfel onderhevig.' Ze knielde neer op een kussen naast zijn slaapmat en greep hem vurig, zeer onprotocollair bij zijn hand. 'Ik heb Nacoya vaak gezegd hoeveel ik van haar houd, maar zoiets heb ik nog nooit tegen jou gezegd.'
Er speelde een vleugje van een glimlach om Keyoke's lippen. Hij was in zijn sas, maar te veel een Tsuranese legercommandant om daar meer dan een spoort je van te laten merken. 'Vrouwe,' zei hij schor, 'Tas aio houdt daar in Dustari uw leven in zijn handen.'
Dus Lujan had hem ingelicht. Mara moest vechten om haar tranen binnen te houden. Waarschijnlijk was er niet minder dan dat nodig geweest om de oude man over te halen om nog in leven te blijven.
Hoe ziek hij ook was, haar gedachtengang kon hij wel raden. 'Nee, vrouwe, ik heb geen dwang nodig gehad om voort te gaan met de Acoma dienen. Ik voel me vereerd dat ik Adviseur voor Oorlogszaken mag zijn, wees daarvan overtuigd.' Hij zweeg even, op zoek naar de juiste woorden. 'Ik was bereid om als een krijger te sterven omdat ik nooit een andere bestemming had gezien voor een bevelhebber die te oud was geworden voor het slagveld.'
Daar wilde Mara het niet mee doen. 'En je been dan?'
Keyoke glimlachte nu echt, zij het vluchtig. 'Op dat punt is Papewaio mijn leraar geweest. Als hij kon leven met een zwarte doek, dan kan ik leven met krukken.' Hij zweeg even. 'Kevin stelde voor,' vervolgde hij toen, 'dat een goede wapenmaker een kruk zou kunnen maken met een verborgen zwaard erin.'
'Dat idee bevalt je kennelijk,' stelde Mara vast. Ze stond zichzelf nu ook een glimlach toe. 'Grootvader van mijn hart, ik zal ervoor zorgen dat die kruk je officiële teken van waardigheid wordt en ik zal persoonlijk opdracht geven er een zwaard in te verbergen.' Ze keek naar zijn zwetende gezicht, dat spookachtig grauw was en tegen zijn vurigste wensen in verried hoe afgetobd hij was. 'Jij zult Lujan verder opleiden en samen zullen we een manier verzinnen om Tasaio's woestijntroepen in de pan te hakken.'
Keyoke sperde zijn ogen iets verder open en hield haar vast met zijn intense blik. 'Dochter van mijn hart, op een bomenloze zandvlakte helpt geen enkele strategie. Daar gaat het alleen om brute aantallen. En die kan ik u met mijn wijsheid niet bezorgen.'
Hij liet zich na deze woorden in zijn kussens zakken, dodelijk uitgeput. Zijn wil was niet genoeg, zag Mara. Hij was oprecht in zijn dankbaarheid voor zijn nieuwe functie, maar het lichaam was te ernstig gehavend. De Rode God zou misschien niet toestaan dat hij het leven behield dat hij zo dapper had gerekt om haar nog een keer te kunnen helpen en waarschuwen.
'Laat Dustari maar aan Lujan en mij over,' mompelde Mara. jouw laatste verantwoordelijkheid is Ajiki, en onze natami in zijn heilige grond. Mocht alles fout aflopen, en ons land binnengevallen worden door de Minwanabi, dan kun jij er met een uitgelezen gezelschap voor zorgen dat de jongen in veiligheid wordt gebracht. Zoek je toevlucht in de korf, bij de koningin van de cho-ja's, en zorg ervoor dat de naam Acoma voortleeft.'
Keyoke lag op zijn rug, met zijn ogen dicht. Hij sprak niet, maar zijn hand, die door Mara omvat werd, reageerde zwakjes maar instemmend op haar kneepje. Ze legde die hand met gestrekte vingers op de deken en zag aan de gezwollen ader op zijn pols hoe snel en onregelmatig zijn hartslag was. Hij was stervende. Het was een feit dat niet ontkend kon worden.
'Rust nu goed, grootvader van mijn hart,' fluisterde Mara. Met een geforceerd vertoon van kalmte stond ze op en liep naar de deuropening. 'Haal mijn loopjongen en alle beschikbare koeriers,' beval ze de bediende die op de gang stond te wachten. 'En laat boden van het gilde huren in Sulan-Qu.'
Ze gaf de opdrachten snel, zonder zich meteen bewust te zijn van een gezette man in een helers kiel, die zich door de gang naar haar toe had gehaast en haar nu met een vragende blik aankeek. Hij had een zak met heelmiddelen bij zich en rook ook zelf op een nogal muffe manier naar kruiden en zalfjes. 'Wilt u een priester van Hantukama laten komen?' vroeg hij, met een stem die geschoold was om sussend en kalm te klinken.
Ze wendde zich abrupt naar hem toe, zag dat het haar persoonlijke heler was en begroette hem met een knikje van haar hoofd. 'Dat lijkt me hard nodig, dacht je ook niet?'
De heler zuchtte meelevend. 'Vrouwe Mara, ik ben bang dat uw Adviseur voor Oorlogszaken vanaf morgen niet meer bij bewustzijn komt en geen drie dagen meer in leven blijft.'
'Hij zal leven!' sprak Mara hem fel tegen. 'Ik zal een priester voor hem vinden en een gebedspoort oprichten voor de god die hem magisch zal genezen.'
De heler wreef over zijn borstelige wenkbrauwen en zag er neerslachtig uit. 'Vrouwe, die priesters zijn niet zo gemakkelijk over te halen. Ze zijn niemand anders trouw dan hun eigen god, en ze beschouwen alle mensen als gelijken - de armste boer tot en met de keizer toe. Als u al een priester van Hantukama vindt, want ze zijn zeldzaam, zal geen gebedspoort, hoe mooi en groot ook, hem ter wille van een enkele krijger weglokken bij de zieken die hij al onder zijn hoede heeft.'
Mara bekeek de man, met zijn zak vol ineffectieve lapmiddeltjes en zijn onwelkome waarheid. Haar blik bleef kil. 'We zullen zien, heler. We zullen zien.'
De heler kromp ineen voor die blik en schoot snel de kamer met de zieke binnen. 'Houd hem in leven en verzorg hem goed,' riep Mara hem na. 'Dat is alles wat ik van je vraag.' En daarna hervatte ze het instrueren van haar bedienden en koeriers.
De heler boog zich over Keyoke heen en voelde de kurkdroge pols van de oude krijger om diens hartslag te tellen. Daarna sloeg hij zijn blik ten hemel en bad Chochocan en Hantukama in stilte om een wonder. Keyoke werd steeds zwakker en geen enkel middeltje in zijn zak vol medicijnen zou Turakamu's roepen het zwijgen kunnen opleggen. Daarna keek de heler naar het wit in Keyoke's ogen en tenslotte controleerde hij al zijn verband. Van de toorn der goden en die van zijn vrouwe vreesde hij de laatste op dat moment verreweg het meest.
De voorbereidingen voor de oorlog in Dustari brachten de kalme dagelijkse routines op het landgoed van de Acoma totaal in de war. In de werkplaatsen van de wapenmakers draaiden de zagen en de sissende slijpstenen op volle toeren, slaven en leerlingen laadden voorraden van wagens, en de zware, pekachtige geur van de harsen verdreef het zoete aroma van de bloeiende akasi's, tot in Mara's eigen kamers toe, zoals ze kon vaststellen nu ze bij het aanbreken van de dag door een open venster naar buiten stond te kijken.
'Kom weer in bed,' mompelde Kevin, die bewonderend naar haar ranke, naakte silhouet lag te kijken. 'Als je je dan toch zorgen wilt maken, doe het dan liggend, en lekker ontspannen. Dan rust je tenminste een beetje uit.'
Mara gaf geen antwoord en bleef door de ochtendnevel naar de vage schaduwen van de staljongens en de nidra'sop hun weiden staan turen. Ze zag die slaven niet eens, en de nidra's evenmin, noch de schoonheid van het glooiende land dat ze van haar voorouders had geërfd. Ze zag alleen een enorm leger van wel duizend Minwanabi klaar staan om binnen te vallen.
Keyoke moest in leven blijven om dat gevaar voor haar af te wenden zolang ze van huis was, dacht ze. Alsof haar minnaar niets had gezegd, begon ze in een ritueel gebed Lashima's zegen af te smeken over het leven van haar adviseur, die inmiddels in coma op zijn kussens lag terwijl de Rode God zich opmaakte om hem definitief naar zich toe te halen.
Kevin zuchtte. Hij rekte zich katachtig uit, ook over het deel van het bed dat zijn vrouwe had vrijgemaakt. Kennelijk was dit geen ochtend voor gebabbel en gevrij. Van dat laatste hadden ze trouwens de afgelopen nacht werk genoeg gemaakt, bedacht de Midkemiër terwijl hij met zijn vingers door zijn haren streek. Mara was in een gespannen toestand, bijna kwaad, bij hem gekomen, en hun liefdesspel was weinig teder geweest. Hoewel ze er gewoonlijk de voorkeur aan gaf zich door trage strelingen tot passie te laten brengen, had Mara zich deze keer als bezeten door wellust op hem gestort. Haar geklauwde vingers hadden hem bijna gekrast, zo gewelddadig was ze geweest. En nadat ze haar spanningen in een krampachtige extase had ontladen was ze in een hevige huilbui uitgebarsten en had ze zijn schouder en haar haren drijfnat gemaakt met haar tranen.
Aangezien hij geen Tsuranu was, had Kevin zich niet gestoord aan haar gebrek aan decorum en zelfbeheersing. Hij had aangevoeld dat deze vrouw in de eerste plaats troost nodig had, dus hij had haar simpelweg vastgehouden en gestreeld tot ze uitgeput in slaap was gevallen.
Nu hij haar daar voor het open venster zag staan, kaarsrecht, slank als een jong meisje, begreep hij dat ze haar veerkracht had herwonnen. Ze was erg sterk, maar op haar smalle schouders rustte de verantwoordelijkheid voor het welzijn van de velen die via haar uitgebreide bezittingen in hun levensonderhoud konden voorzien, vanaf haar rijkste handelsagenten tot en met haar kokshulpjes. Doodsangst voor haar zoontje achtervolgde haar - of ze sliep, dan wel wakker was - en Kevin vroeg zich af hoe lang het zou duren voordat zij onder de spanningen zou breken.
Hij stond op, wierp een kamerjas over zijn schouders - zelfs na drie jaar voelde hij zich nog niet op zijn gemak bij de Tsuranese nonchalance met betrekking tot naaktheid - en ging naast Mara voor het venster staan. Hij sloeg een arm om haar schouders en merkte verbaasd dat ze verkrampt stond te rillen.
'Mara toch,' zei hij zachtjes, en hij maakte zijn mantel open en sloeg de helft om haar heen om zijn warmte met haar te delen.
'Ik maak me zorgen over Keyoke,' gaf ze toe terwijl ze zich knus tegen hem aan drukte. 'Je bent een hele troost geweest.' Ze leunde met haar hoofd tegen zijn bovenarm en wreef kietelend over zijn lies.
Kevin overwoog haar zonder meer op te tillen en naar de slaapmat te dragen, maar hij zag dat haar gedachten alweer van hem afgedwaald waren. Even later maakte ze zich los uit zijn halve omhelzing en klapte bevelend in haar handen. Meteen verschenen er bedienden in de slaapkamer, die de slaapmat en de kussens begonnen op te ruimen en met kleren voor Mara kwamen aanslepen. Kevin verdween in een afgeschermde hoek om zich aan te kleden. Toen hij klaar was zag hij tot zijn verbazing een blad met een onaangeroerd ontbijt van fruit, chocha en brood, en wel drie geduldigwachtende bedienden ernaast, maar geen spoor van Mara.
'Waar is de vrouwe?' vroeg hij.
De oudste bediende keek hem zonder enig respect aan. Kevin mocht dan een fraai geborduurd hemd in de Midkemische stijl dragen, hij bleef een slaaf, lager van status, en de beleefdheid van een vrije man onwaardig. 'De vrouwe is naar de hoofdingang gegaan,' antwoordde hij niettemin. Daarna zweeg hij, en volgde er een wedstrijdje in stijfkoppigheid. Toen hij tenslotte besefte dat Kevin zich niet wilde verwaardigen om een aanvullende vraag te stellen, maar evenmin van plan was op te houden hem vanuit zijn verontrustende hoogte strak en vragend aan te staren, maakte de bediende een snuivend geluid. 'Er is een bode gearriveerd.'
'Bedankt,' mompelde Kevin, met droge ironie, en voor de zoveelste keer wenste hij dat het Tsuranese kastensysteem minder rigide was, en dat iemand uit dit buigende en schuifelende stelletje even de moeite had genomen om hem te waarschuwen. Desnoods Mara zelf, al had zij natuurlijk wel meer zorgen aan haar hoofd. Snel trok hij zijn sandalen aan en haastte hij zich door de gang achter haar aan.
De koerier bleek er een van Arakasi te zijn. Hij zat onder het stof en was doodmoe van de reis. Het was een jongen van nog geen twintig en zo te zien had hij de hele nacht doorgerend en kwam hij van verder dan Sulan-Qu.
'We hebben ons gecommitteerd aan drie altaren,' zei hij toen Kevin naderde. 'Een daarvan moet van steen zijn. En we moeten ook een gebedspoort op ons eigen landgoed oprichten, gewijd aan de Goden van het Gunstige Aspect.'
Daarmee werden Chochocan, Lashima en Hantukama bedoeld, en nog een half dozijn andere, welke Kevin niet goed uit elkaar kon houden. Hun namen en eigenschappen waren nogal merkwaardig voor iemand die van een andere wereld afkomstig was. Op Kelewan was er zelfs een god die het gehele eer-concept bestierde.
'De voorkant moet van corcara zijn,' besloot de koerier, kennelijk op die gebedspoort doelend.
Dat zou een kostbaar gebouwtje worden, besefte Kevin, toen hij uit het groeiende repertoire van Tsuranese woorden in zijn geheugen had opgevist dat corcara een nogal zeldzame, glimmende schelpensoort was. Maar trivialiteiten als geld en schulden konden Mara klaarblijkelijk helemaal niets meer schelen. 'Wanneer komt de priester?'
'Vanmiddag, vrouwe,' zei de jongen, na een buiging. 'Arakasi's man heeft dragers gehuurd en een extra premie betaald voor spoed.'
Mara sloot haar ogen. Haar gezicht was teer bleek in de optrekkende ochtendnevels. 'Laten we de Goden van het Gunstige Aspect bidden dat het niet te laat zal zijn.' Pas toen leek de vermoeidheid van de jonge koerier tot haar door te dringen. 'Rust uit en verfris jezelf,' zei ze snel. 'Je hebt goed werk gedaan. Je meesters belofte aan Hantukama zal worden gehouden. Ik zal meteen met Jican praten en tegen de tijd dat de priester arriveert zullen er al kunstenaars bezig zijn ontwerpen voor de altaren en de gebedspoort te schetsen.'
Ze zou een paar buitenbezittingen moeten verkopen om haar schuld aan de priester te voldoen, maar in het licht van de Dustarische campagne was dat van ondergeschikt belang. Ze moest een paar van die bezittingen toch al verwaarlozen, bij gebrek aan gewapende verdedigers, dus dan kon ze ze maar beter verkopen. Hoewel Mara dit soort belangrijke dingen meestal persoonlijk afhandelde, droeg ze deze keer haar bevoegdheden over aan Jican. Daarna stemde ze in met een lijst van dringende wensen van Lujan, die uitrusting nodig had voor zijn soldaten. Vervolgens - nog steeds zonder te beseffen dat ze haar ontbijt had overgeslagen - haastte ze zich naar de kamer waar Keyoke lag, omringd door kaarsen en bezorgde bedienden, maar volkomen buiten bewustzijn. Hij ademde zo zwak en onregelmatig dat het bijna onmogelijk leek dat hij nog leefde.
Kevin wachtte respectvol in de deuropening terwijl Mara over de geboende vloer naar de bedmat liep en zich op haar knieën op een kussen naast Keyoke liet zakken. 'Geëerde, blijf bij ons,' mompelde ze. 'Vanmiddag nog zal hulp komen. Arakasi heeft een priester van Hantukama gevonden, die zich op dit moment hierheen spoedt om de Acoma te helpen.'
Keyoke lag doodstil, zonder dat zelfs zijn oogleden trilden. Zijn gezicht bleef wasbleek. Hij stond al met een been in het leven na de dood, dat was duidelijk. Kevin had vaak genoeg soldaten met oorlogsverwondingen gezien om dat gegeven te herkennen. Vol medelijden liep hij de kamer binnen en hurkte achter zijn meesteres neer. Hij sloot zijn handen stevig om haar middel en zei: 'Lieve, hij kan je niet horen.'
Mara schudde koppig van nee. De heerlijke geur van haar loshangende haren vulde zijn neusgaten. 'Wij geloven iets anders. Het Wiel van het Leven heeft vele kanten, zeggen onze priesters. Keyoke's vleselijke oren horen het misschien niet, maar zijn geest, die in zijn ziel huist, slaapt nooit. Daar zal hij weten wat ik tegen hem heb gezegd, en hij zal van Hantukama kracht krijgen om Turakamu op afstand te houden.'
'Ik hoop dat je geloof gerechtvaardigd is,' mompelde Kevin, maar bij het zien van Keyoke's grauwe huid en de akelig witte tint waarin zijn oude littekens zich daarop aftekenden zakte zijn eigen vertrouwen op een goede afloop tot onder het nulpunt. Hij bleef zijn vrouwe stevig om haar middel vasthouden om haar te troosten, maar ook om haar verdriet te delen, en om een angst te bezweren - een angst die hij nauwelijks onder ogen durfde te zien. Mocht hij haar verliezen, dan... En mocht iemand hem de kans bieden terug te keren naar zijn eigen wereld, zou hij dan wel van haar zijde willen wijken?
'Blijf leven, Keyoke,' zei hij. 'We hebben u nodig.' En of de geest binnen de ziel van de oude krijger het kon horen of niet, de grote Midkemiër sprak die woorden deze keer ook voor zichzelf uit.
De helende priester van Hantukama arriveerde vlak na het middaguur en hij deed het met een zo opvallend gebrek aan ceremonie dat zijn plotselinge aanwezigheid iedereen verraste.
Mara had Keyoke's kamer niet verlaten. Ze had haar adviseurs daar ontvangen, maar de bedienden die haar voedsel kwamen brengen weggestuurd. Toen het middag werd was ze opgestaan en ongedurig door de kamer heen en weer gaan lopen. Af en toe wierp ze een bezorgde blik op de al te roerloze gestalte op de kussens. Kevin zat onopvallend in' een hoek. Hij zag hoe geagiteerd zijn vrouwe was, maar was zo verstandig haar niet aan te spreken, laat staan zijn medeleven te betuigen. Ze leek dan wel helemaal op te gaan in haar verdriet, maar de afwezige blik in haar ogen leerde hem anders. Haar gedachten bevonden zich ergens ver bij deze ziekenkamer vandaan en waren geconcentreerd op een ritueel van gebeden en meditatie dat ze in de tempel van Lashima had geleerd. Haar bewegingen waren ook niet willekeurig, maar er zat een ritmisch patroon in, een dansachtige zekerheid, die meer op doelbewustheid dan op radeloosheid wees. Na het beëindigen van een van zulke patronen knipperde ze met haar ogen, alsof ze uit een roes ontwaakte, en zag ze een gestalte in een simpele toga voor zich staan.
Bestoft, en mager op het broze af, droeg de priester kleren die weinig beter waren dan die van een slaaf. Zijn handen waren bruinverbrand door de zon en zijn gezicht zag eruit als een gerimpelde, gedroogde vrucht. Hij maakte geen buiging, maar keek de Vrouwe van de Acoma aan met een blik waarin een peilloze energie brandde.
Mara schrok even, en maakte toen een heilig teken met een hand. 'U dient Hantukama als heler?'
De man boog nu, maar niet naar haar. 'De god wandelt in mijn nabijheid.' Hij kreeg een frons in zijn voorhoofd. 'Heb ik uw do-chan-lu onderbroken?' vroeg hij, kennelijk doelend op Mara's vorm van meditatie.
Mara wuifde de indirecte verontschuldiging weg. 'Ik ben blij met uw komst, heilige, en zou niet hebben geklaagd indien u mij onderbroken zou hebben.' Ogenschijnlijk ontspannen, en zonder zelfs maar een blik te werpen op het bewusteloze lichaam van Keyoke, bood ze de kleine priester een verversing aan, en voedsel, mocht hij dat wensen.
Hij keek haar aan, dacht even na en begon toen te glimlachen, waardoor zijn gezicht opeens warmte en medeleven uitstraalde. 'De vrouwe is vriendelijk, en ik dank haar, maar zulke behoeften heb ik nu niet.'
'Hantukama moge u zegenen, heilige,' zei Mara, met duidelijk hoorbare opluchting in haar stem. Ze wees naar de zieke bevelhebber op zijn mat. 'Hij daar heeft dringend behoefte aan heling.'
De priester knikte een keer en liep om haar heen. De achterkant van zijn hoofd was kaal geschoren - een halve cirkel, die begon achter zijn oren en doorliep tot vlak boven de nek, vanwaar de haren hadden mogen aangroeien tot een glanzende, sierlijk gevlochten staart. 'Ik zal kommen, water en een komfoor nodig hebben,' zei hij, zonder om te kijken. 'Mijn assistent zal mijn kruiden brengen.'
Mara klapte in haar handen om een bediende te roepen terwijl de priester zich voorover boog en met doelmatige bewegingen zijn vuile sandalen uittrok. Op zijn verzoek waste een bediende zijn handen en voeten, maar hij weigerde het gebruik van een handdoek. In plaats daarvan legde hij zijn natte vingers op Keyoke's voorhoofd, waarna hij een poos roerloos in die houding bleef staan. Zijn ademhaling werd bijna zo traag als die van de zieke. Lange tijd gebeurde er niets, maar toen liet de priester zijn handen langzaam over Keyoke's kaken en nek glijden, en daarna over de deken en het verband dat het pezige lichaam van de krijger bedekte. Bij elke verwonding hield de priester zijn handen een hele tijd stil voordat hij ze weer bewoog. Toen hij tenslotte de ene voet van de krijger had bereikt, gaf hij deze een zacht tikje tegen de zool en zei er een woord bij dat echo's leek op te roepen.
Daarna wendde hij zich eindelijk tot Mara. Deze keer zag zijn gezicht er grauwen vermoeid en bezorgd uit. 'De soldaat is bij de poort naar de zalen van Turakamu en slechts uitzonderlijke wilskracht weerhoudt hem ervan naar binnen te gaan,' zei hij op droeve toon. 'Hij is bijna niet meer terug te halen. Waarom wilt u dat hij blijft leven?'
Mara leunde met haar rug tegen de deurpost en wenste dat Kevin nu naast haar stond om haar met een omarming te steunen. Ze had de barbaar echter weggestuurd, bang dat zijn buitenwereldse opvattingen de priester misschien per ongeluk zouden beledigen. Ze keek naar de kleine, sjofele man, met zijn eeltige handen, en zijn ogen die veel te veel zagen. Ze dacht zorgvuldig na over zijn vraag, want ze wist dat veel afhing van haar antwoord. Ze groef in haar herinneringen aan Keyoke, die haar vaak met zijn sterke handen had opgetild wanneer ze gevallen was, als kind, en wiens zwaard haar vader nooit in de steek had gelaten. Ze besefte hoeveel de Acoma te danken had aan de kundigheid en trouw van deze krijger. Er waren honderden redenen om hem in leven te willen houden, veel te veel om in een zin op te sommen. Ze herinnerde zich haar opperbevelhebber in al zijn gedaanten, zijn trouw, zijn inzet, het stralende voorbeeld dat hij voor al zijn officieren en soldaten altijd was geweest. Ze opende haar mond om te zeggen dat hij aan het hoofd van haar leger behoorde te staan, maar opeens schoot haar iets te binnen wat Kevin ooit tegen haar had gezegd. Jouw volk en het mijne zijn van binnen echt niet zo verschillend. Alleen hechten jullie veel meer waarde aan jullie Kelewanese eer dan aan zorg en liefde, en dat is voor een Midkemiër precies andersom.
Opeens in de ban van deze bizarre buitenwereldse manier van denken flapte Mara er iets heel anders uit dan ze van plan was geweest te zeggen. 'We willen dat Keyoke in ons midden blijft omdat we van hem houden.'
De sceptische uitdrukking op het gezicht van de priester verdween als bij toverslag en maakte plaats voor een hartverwarmende glimlach. 'Vrouwe, uw antwoord is juist en wijs. Liefde zelf is de helende kracht - niet eer, noch plicht. Slechts een oproep uit naam van de liefde kan mijn god Hantukama vermurwen om uw krijger de kracht te schenken om verder te leven.'
Mara voelde haar knieën knikken. Ze was zo opgelucht dat het nauwelijks tot haar doordrong dat de priester haar vroeg de kamer te verlaten, omdat hij zijn heilige rituelen in afzondering wilde uitvoeren.
Toen hij alleen was met zijn assistent, een jongen met een kaalgeschoren hoofd en een lendendoek als van een gewone slaaf, ontstak de priester van Hantukama het vuur in het klaargezette komfoor. Tijdens zijn bezigheden reciteerde hij een tekst, met heffingen en dalen, als een gedicht, bijna als een lied. De wachters op de gang voelden hun nekhaartjes prikken en ze transpireerden van de zenuwen, want ze voelden dat achter de houten wand krachten werden opgeroepen die hun begrip te boven gingen.
De priester opende een volgestouwde buidel en haalde er kleine kruidenzakjes uit, die hij een voor een uitvoerig zegende. Ze waren allemaal dichtgebonden met een koordje dat was gevlochten volgens een ritueel dat slechts aan hemzelf en zijn rondreizende broeders in Hantukama bekend was, en ze droegen een van heilige tekens voorzien label dat was gezegeld met geurige was. Zelfs de assistent wist niet welke fijne poeders de zakjes bevatten. Uit eerbied had hij het nooit durven vragen.
De priester wikte en woog zijn heilige hulpmiddelen in zijn handen en scheen diep na te denken over de goede en minder goede eigenschappen van de verschillende poeders. Hij legde de zakjes met poeders tegen hoesten en voor het versnellen van een bevalling terzijde, maar rangschikte andere -tegen bloedverlies, infectie, koorts - in een keurig rijtje, waaraan hij nog andere zakjes toevoegde: om de geest te sterken, botbreuken te helen, de bloedsomloop te bevorderen, dode zenuwen weer tot leven te wekken. Hij aarzelde even, voelde aan Keyoke's hand, en voegde een zakje voor pure kracht aan het rijtje toe. Wat het afgezette been betrof kon hij alleen met zijn tong klakken. Ontbrekend weefsel kon hij niet herstellen, tenzij het vakkundig verwijderd en meteen in terpentijn bewaard was. Dan nog zou het moeilijk zijn geweest, en de buikwond was op zich al moeilijk genoeg.
'Oude krijger,' mompelde de priester tussen zijn rituele gebeden door, 'laten we hopen dat je genoeg van jezelf houdt om de schaamte over het gebruik van een kruk om te smeden tot trots op het dragen van een altijd zichtbaar ereteken.'
Zijn gerimpelde handen ordenden de zakjes tot specifieke patronen, waarbij hij ze keer op keer zegende, en tenslotte was Keyoke's lichaam aan alle kanten omringd door kruidenzakjes terwijl andere op zijn borst en zijn buik waren gelegd. En daarna werden al die zakjes een voor een opgepakt, aan de jongen overhandigd en door hem geopend, waarna het poeder in het komfoor werd verbrand. Van enkele zakjes werd de inhoud niet verbrand, maar als een wolkje meel over Keyoke's hoofd uitgestrooid terwijl de priester hem aanspoorde om de krachten van de aarde en de helende god diep in zich op te snuiven.
Toen het laatste zakje in vlammen was opgegaan en de hele kamer gevuld was met geurige rookwalmen, bundelde de priester zijn innerlijke energie tot een strakke knoop en werd hij een intermediair voor de glorie van zijn god. Hij boog zich over Keyoke heen en raakte de kille handen aan die nog steeds roerloos op de deken rustten. 'Oude krijger,' sprak hij plechtig, 'in naam van Hantukama vraag ik je je zwaardarm op te geven. Je handen behoren niet jou toe, maar mijn god, en ze zijn er om te werken in het belang van vrede en harmonie. Geef je andere ambities op, en wandel in vrede, en stel vast dat je kracht ten volle zal zijn teruggekeerd.'
De priester zweeg een poosje en wachtte zo roerloos als een vis in het diepste deel van een door de middagzon verhitte vijver. 'Hervind je kracht,' vervolgde hij toen, en zijn stem had iets strelends, alsof hij het tegen een klein kind had.
Tenslotte voelde hij onder zijn vingers aarzelend wat warmte, die uitgroeide tot een vage, gele gloed.
De priester knikte en schulpte toen zijn handen om Keyoke's gezicht. 'Oude krijger,' zei hij, 'ter ere van Hantukama vraag ik je je zintuigen op te geven - je gezicht, gehoor, smaak, reuk en tastzin. Je zintuigen behoren niet jou toe, maar mijn god, en ze zijn er om de glorie van het leven te ervaren. Geef je spraak op, en wandel in vreugde, en stel vast dat je zintuigen scherper en levendiger zijn geworden.'
De gele gloed ontstond deze keer trager. De priester moest vechten tegen zijn vermoeidheid terwijl hij zijn droge, gerimpelde handen op Keyoke's hartstreek legde. 'Oude krijger, krachtens de wil van Hantukama vraag ik je je begeerten op te geven. Je geest behoort niet jou toe, maar mijn god, en is er om na te denken over de volmaaktheid die het ene-en-gehele is. Geef je verlangens op, en leef met medeleven, en stel vast dat je wezen tot de rand toe gevuld zal zijn.'
De priester wachtte, nu ineengedoken, doodmoe, met afgezakte schouders. Zijn assistent wachtte ook, met gevouwen handen en wijd open ogen. En toen de gele gloed eindelijk kwam, groeide deze snel aan en vlamde knetterend op, tot de zieke van top tot teen in een felle, oogverblindende schittering van geel vuur was gehuld.
De priester trok zijn handen terug. Hij hield ze geschulpt en gedroeg zich alsof ze iets onbeschrijflijk kostbaars bevatten. 'Keyoke,' zei hij zachtjes.
De krijger opende zijn ogen, verstijfde en slaakte een kreet van schrik bij het zien van de felle lichtgloed die zijn ogen verblindde en zijn hart met angst vulde.
'Keyoke,' herhaalde de priester. Zijn stem klonk vermoeid, maar vriendelijk. 'Vrees niet. Je wandelt in de warmte van mijn god, Hantukama de Heler. Je vrouwe heeft je gezondheid afgesmeekt. Indien mijn god je het leven en een herstelde gezondheid schenkt, hoe zul jij haar dan dienen?'
Keyoke's ogen staarden nu zonder iets te zien naar het verblindende gele web van het helersvuur. 'Ik dien haar, steeds, zoals een vader een dochter dient, want mijn hart kent haar als het kind dat ik nooit heb gehad. Sezu heb ik gediend uit eerbesef, zijn kinderen heb ik gediend uit liefde.'
De priester voelde zijn vermoeidheid uit zijn lichaam wegvloeien. 'Leef dan, Keyoke, en genees bij de gratie van mijn god.' Hij opende zijn handen en het gele licht flakkerde nog een keer in alle onverdraaglijke felheid op. Toen doofde het langzaam uit, tot alleen de smeulende kolen in het komfoor nog een vage gloed verspreidden en de laatste dampen van de verbrande kruiden al bijna waren opgetrokken.
Op de mat lag Keyoke met zijn ogen dicht en zijn handen nog steeds roerloos op de deken. Maar nu was er weer wat kleur verschenen op zijn grauwbleke huid, en zijn ademhaling was diep en regelmatig- de ademhaling van een man die diep in slaap was.
De priester ging voorzichtig op het kussen zitten dat Mara eerder had gebruikt om naast Keyoke neer te knielen. 'Ga de Vrouwe van de Acoma zoeken,' zei hij tegen zijn jonge assistent. 'Zeg haar, met vreugde, dat haar krijger een buitengewone man is. Zeg haar dat hij in leven zal blijven.'
De jongen rende meteen weg om aan het verzoek van zijn meester te voldoen. Toen hij met de vrouwe terugkeerde had de priester het komfoor geledigd. De as was op mysterieuze wijze verdwenen, en de kleine man zelf lag ineengerold op de vloer te slapen.
'De heling was een zeer moeilijke,' liet de jeugdige assistent zich ontvallen.
Terwijl Mara's bedienden zich om de priester bekommerden en de jongen schalen met voedsel brachten, liep Mara naar Keyoke en keek zwijgend op hem neer.
'Hij zal waarschijnlijk nog een aantal dagen diep in slaap blijven,' legde de jongen uit. 'Maar zijn wonden zullen zich langzaam maar zeker sluiten. Verwacht niet dat hij al snel weer op de been is.'
Mara glimlachte wrang. Ze zag de veranderingen die een terugkeer van het leven indiceerden en haar hart zong van dankbaarheid voor dit geschenk van de priester en zijn god. We zullen een buitengewoon dappere en sterke krijger nodig hebben om deze oude ijzervreter te vertellen dat hij het bed moet houden, want zoals ik Keyoke ken zal hij meteen bij het wakker worden naar zijn zwaard vragen.'
De dagen vlogen in een snelle werveling van activiteiten voorbij. Agenten kwamen en gingen op Jicans aanwijzingen om de verkoop van vee en de aanschaf van voorraden en wapens te regelen. Een deel van de leeggehaalde stallen voor het fokvee lag nu halfvol met nieuwe harnassen, zwaarden en andere militaire benodigdheden. Leerbewerkers van de Acoma naaiden lappen aan elkaar tot legertenten die ook in woestijngebied bruikbaar zouden zijn en pottenbakkers maakten stormlantaarns met gaten erin voor de in olie gedrenkte lappen die als lont zouden dienen. Dustari was een kaal land waar geen bomen groeiden, dus de houthakkers brandden een flinke voorraad houtskoolblokken.
Niet alleen de werklieden hadden het razend druk. Op het exercitieterrein dwarrelden voortdurend stofwolken op, nu Lujan zijn nieuwe soldaten en pas benoemde officieren dag in, dag uit drilde. Hij hield ook oefeningen in de bossen en op de weiden en de akkerlanden, en liet door hem uitverkoren soldaten na afloop met hun sandalen in de hand naar de kamer komen waar Keyoke langzaam lag te herstellen. De Adviseur voor Oorlogszaken besprak de oefeningen met de soldaten, prees hun sterke kanten en stipte de punten aan die verbeterd konden worden. De rest van de dag was hij over kaarten van Mara's landerijen gebogen en dacht hij strategieën uit om deze te verdedigen, en de vruchten van die arbeid besprak hij tijdens een dagelijks lesuurtje vanaf zijn mat met de officieren. Er was immers geen mens die eraan twijfelde dat Tasaio de campagne in Dustari had bekokstoofd om de Acoma kwetsbaar achter te laten.
Mara zelf was overal en hield toezicht op alle voorbereidingen. Op een ochtend, toen het Nacoya eindelijk was gelukt haar onder vier ogen te spreken te krijgen, buiten aanwezigheid van Kevin, adviseurs of bedienden, zat de vrouwe in haar tuin bij de fontein, onder de juloboom. Ze gebruikte die plek vaak om tot rust te komen, maar de laatste weken had ze haar vrije tijd vrijwel exclusief aan haar zoontje besteed. Nacoya nam haar meesteres heimelijk op, zag het lichte fronsje op haar voorhoofd en de vrij rustige manier waarop haar handen in haar schoot gevouwen lagen, en besloot dat het moment gunstig was voor een gesprek. Ze liep de tuin in en boog voor haar meesteres.
Mara vroeg haar zich op te richten en op de kussens naast haar plaats te nemen. Ze keek haar Eerste Adviseur aan - deze zag dat Mara kleine wallen onder haar ogen had - en zei: 'Ik heb die brief naar Hokanu gisteren geschreven.'
De oude vrouw knikte langzaam. 'Dat is uitstekend, maar niet de reden waarom ik gekomen ben.'
Mara's frons verdiepte zich, zo ernstig was de toon van haar adviseur. 'Wat is er, moeder van mijn hart?'
Nacoya zuchtte diep en luchtte toen haar gemoed. 'Vrouwe, ik wil voorstellen dat u eens gaat denken aan een opvolger voor mij. Denk niet dat ik een hekel heb aan mijn plichten of dat ik de eer van mijn functie als een last beschouw. Ik dien mijn vrouwe graag, en op alle manieren. Maar ik word oud en ik moet er helaas op wijzen dat u geen jongere bedienden in opleiding hebt om mijn adviseurs taak over te nemen zodra ik verdwenen ben. Jican is pas van middelbare leeftijd, maar hij heeft geen politiek benul. Keyoke is volledig geschikt om als Eerste Adviseur op te treden, maar hij is even oud als ik en er zal niet altijd een priester van Hantukama beschikbaar zijn om de Rode God zijn gerechte prooi te onthouden.'
Er waaide een briesje door de julobladeren en de fontein klaterde. Mara's vingers speelden met de losse plooien van haar jurk. 'Ik hoor je, oude moeder. Je woorden zijn wijs en goed doordacht. Ik heb al eens nagedacht over de vraag wie jou moet opvolgen.' Ze zweeg en schudde langzaam haar hoofd. 'Je weet, Nacoya, dat al te veel van onze beste mensen samen met mijn vader gesneuveld zijn.'
Nacoya knikte. Ze wees naar de fontein. 'Het leven vernieuwt zich voortdurend, dochter van mijn hart. Je moet nieuwe mensen met een goed verstand zoeken, en ze opleiden.'
Het was een riskant waagstuk, naar ze allebei heel goed wisten. Nieuwe bedienden aannemen en ze opleiden tot ze een hoog verantwoordelijkheidsniveau aankonden hield de kans in dat vijanden op deze wijze met een of meer spionnen konden infiltreren. De noodzaak van actie was echter niet te ontkennen. Mara moest vertrouwde medewerkers om zich heen hebben, anders zou ze te veel in beslag genomen worden door beslissingen over dagelijkse beslommeringen om haar status in het Grote Spel te kunnen handhaven.
'Ik zal me inspannen om een nieuw kader van potentiële adviseurs op te bouwen,' zei Mara tenslotte, 'maar pas nadat de campagne in Dustari achter de rug is. Als ik naar huis terugkeer, en onze natami ligt nog op zijn heilige grond, dan zullen we op zoek gaan naar nieuw talent. Ik vind het te riskant om er al eerder aan te beginnen. Ajiki mag uitsluitend omringd zijn door personeelsleden die hier geboren zijn en van wie de trouw buiten twijfel staat.'
Nacoya stond op en maakte een buiging. 'Mag ik van de vrouwe vertrekken?'
Mara glimlachte flauwtjes bij het zien van de ietwat ineengedoken gestalte van haar oude adviseur. 'Welzeker. Doe een dutje, moedertje. Je ziet eruit alsof je eraan toe bent.'
'Ik ben net op!' snauwde Nacoya. 'Doe zelf maar een dutje, en dan voor de afwisseling eens zonder die barbaarse prijsstier van je, want als hij bij je is doe je geen oog dicht, en straks heb je al voor je dertigste thyzapoeder nodig om je rimpels weg te werken!'
'Van seks krijg je geen rimpels,' zei Mara lachend. 'Dat is een oudewijvenpraatje. Heb je niets anders te doen? De binnengekomen berichten doornemen?'
'Dat moet inderdaad,' gaf Nacoya toe. 'Er melden zich nogal wat vrijers.'
'Opportunisten,' zei Mara geërgerd. 'Ze denken in gemeenschap van goederen met me te trouwen en dan alles te erven als ik in Dustari sneuvel. Of het zijn agenten van Desio, die hem op deze manier via de achterdeur naar binnen willen helpen. Wie anders zou de hand vragen van een vrouwe wier huis ernstig in gevaar verkeert?'
'Precies, vrouwe,' zei Nacoya gedwee, maar wie goed had geluisterd zou een tevreden ondertoon in haar stem hebben gehoord. Mara mocht dan jong zijn, en nogal dwaas in haar slaapkamer, maar op het terrein van de politiek had ze een messcherp inzicht. Nu moest worden afgewacht of ze ook begiftigd was met het talent van een legergeneraal. Dustari en de bandieten uit de woestijn zouden dat op een snelle, maar gevaarlijke manier duidelijk maken.