15 Chaos
Het schouwspel begon.
Alle hoge huizen langs de lanen die naar de arena leidden waren versierd met banieren. Burgers wierpen bloemen op de straat om de goden te bewijzen dat ze niet afgunstig waren op degenen die een hogere positie innamen. Om redenen die waarschijnlijk alleen de god van het bedrog kende juichten de stadsbewoners het ene huis harder toe dan het andere. Mara's draagkoets en escorte mochten zich verheugen in luid applaus. Arakasi, deze keer in het kostuum van een gewone bediende, liep naast Kevin achter de koets aan. 'Het schijnt dat de massa deze maand veel waardering heeft voor de Acoma, vrouwe,' merkte hij tegen Mara op. 'De overwinning in Tsubar heeft u in de ogen van het gewone volk een heldin gemaakt.'
Het straatrumoer smoorde Mara's antwoord.
Op de lange, statige laan die het keizerlijke kwartier doorsneed wemelde het van de burgers van alle Tsuranese rangen en standen. Hun kleding varieerde van de kostbaarste, rijkelijk met juwelen bezette tenues van de hoogste edelen tot de simpele overals van werklieden en de vuilste vodden van bedelaars. De spelen die door de Krijgsheer ter ere van het Hemelse Licht werden gehouden waren aanleiding om de kostbaarste sieraden uit de juwelenkistjes te halen. De vermetelste van de rijke kooplieden dosten hun dochters zo weelderig mogelijk uit in de hoop dat ze een edele vrijer aan de haak zouden slaan.
In deze omgeving van dure opsmuk - jade en edelstenen en hier en daar zelfs metalen snuisterijen - moest Mara's stoet om ruimte wedijveren met die van tientallen andere huizen. Sommige heren en dames werden rondgedragen in opzichtig beschilderde draagstoelen, soms met doorzichtige luifelconstructies erboven, terwijl andere zich met zowat hun hele familie lieten voortzeulen in kolossale draagkoetsen, waar wel twintig of meer slaven zich voor in het zweet moesten werken. Zo ver de blik reikte was de feestelijke menigte een gewemel van honderden kleuren. Alleen de slaven, in hun saaie, dofgrijze kleren, vielen uit de toon.
Kevin staarde om zich heen als een blinde die zojuist gezichtsvermogen had gekregen. Achter een gevolg van in rood-en-paars geklede krijgers en boven de deinende topjes van talloze draagkoetsen uit zag hij in de verte een met vlaggen en spandoeken volgehangen muur die volgens hem het einde van de boulevard markeerde, maar toen de stoet van de Acoma verder gevorderd was zag Kevin tot zijn verbazing dat die muur niet zomaar bij een gebouw hoorde, maar een deel van de wand van het Keizerlijke Stadion was.
Dit amfitheater bleek veel groter dan alles wat hij zich ooit had voorgesteld. De dragers, soldaten en gewone mensen te voet liepen allemaal via een brede trap naar boven en vervolgens, over een brede ommegang, naar een tweede reeks treden. Aan de top daarvan lag weer een ommegang, en daar bevonden zich de ingangen tot het eigenlijke stadion. Terwijl Mara in haar draagstoel naar boven werd gedragen, keek Kevin aandachtig naar links en rechts. Hij schatte dat er alleen al aan de kant van het keizerlijke kwartier minstens tien van die ingangen moesten zijn.
Zelfs hier moesten haar begeleiders duwen en dreigen om de vrouwe ruim baan te verschaffen. De voltallige Tsuranese gemeenschap leek zich hier verzameld te hebben om de spelen ter ere van de keizer bij te wonen, of om met open mond naar de onbereikbare rijkdom en pracht van de betere standen te gapen. Alleen tijdens bijzondere gelegenheden zoals deze kreeg het gewone volk de kans de groten van het rijk van dichtbij te zien, dus het was geen wonder dat de stedelingen en de in drommen toegestroomde plattelanders elkaar verdrongen om alles maar zo goed mogelijk te kunnen bekijken. Ondanks de feeststemming bleven de soldaten en gardisten op hun hoede. Er bewogen zich mannen van een onduidelijke statuur en rang door de menigte. Sommigen droegen het insigne van een gilde, of waren koeriers, straatventers of leeglopers, maar anderen konden spionnen of dieven zijn, of zelfs sluipmoordenaars - want zulke lieden vermommen zich naar het hun uitkomt. Elk feest waar alle clans en politieke partijen elkaar troffen was per definitie een verlengstuk van het Spel van de Raad.
Achter de bovenste trap verhief zich een stenen boog van minstens zestig meter doorsnee. Kevin probeerde uit dit gegeven de omvang van de arena af te leiden, maar dat lukte hem niet. De rijen niet-overdekte zitplaatsen boden volgens hem ruimte voor zeker honderdduizend toeschouwers, en in zijn eigen koninkrijk had hij geen enkele arena gekend die ook maar bij benadering zo groot was.
Op de eerste ommegang aangekomen schreeuwde Lujan: 'Acoma!'
Mannen en vrouwen van lagere rang haastten zich om Mara vrije doorgang te verlenen. Terwijl de soldaten de tweede trap begonnen op te klimmen, zag Kevin omstanders verbaasd kijken en wijzen. Toen het tot hem doordrong dat die verwonderde aandacht hemzelf gold bloosde hij tot achter zijn oren. Voor gewone mensen waren zijn lengte en zijn barbaarse uiterlijk een bron van nieuwsgierigheid en speculatie.
Toen hij op de tweede ommegang was leidde Lujan zijn manschappen door de menigte heen en maakte hij ruimte vrij naast een verzameling draagkoetsen van andere edelen. De dragers lieten de koets zakken en Kevin hielp Mara bij het uitstappen. De bevelhebber, een slagleider, Kenji geheten, drie soldaten en Arakasi begeleidden de vrouwe en haar lijfslaaf. De rest van de garde ging met de dragers naar beneden om aan de voet van de trappen te wachten.
Lujan liep voorop toen ze links achter de ingang een rij op liepen. Honderd of meer rijen bevonden zich boven dat niveau en een vijftigtal daaronder, tot aan het niveau van de arena op de begane grond zelf. Aan de linkerzijde waren twee rijen afgezet. De ene werd gedomineerd door een soort draagbare loge met veel goud, glimmend lakwerk en keizerlijk wit, de tweede was onversierd, en contrasteerde daardoor des te sterker met de andere. Die er zaten droegen allemaal effen zwarte gewaden.
Arakasi zag dat Kevin nieuwsgierig was. 'Grootheden,' mompelde hij ter verklaring.
'Je bedoelt de magiërs?' Kevin keek nog eens goed. De mannen in het zwart gedroegen zich normaal. Ze zaten kalm met elkaar te praten en keken af en toe naar de zanderige arena in de diepte, in afwachting van de eerste wedstrijd. 'Ze zien er heel gewoon uit.'
'Schijn kan wel eens bedriegen,' zei Arakasi. Op Lujans commando hielp hij de andere gardisten om ruim baan te maken voor Mara.
'Waarom is het hier zo druk?' vroeg deze zich hardop af. 'Gewoonlijk zijn er op dit niveau geen gewone burgers te bekennen.'
Zachtjes, zodat de omstanders het niet konden horen, antwoordde Arakasi: 'Ze hopen een glimp op te vangen van de barbaarse Grootheid. Volgens de geruchten zal hij vandaag aanwezig zijn.'
'Hoe kan een barbaar tevens een Grootheid zijn?' vroeg Kevin verbaasd.
Arakasi wuifde een vrouw met een bloemenmand weg, die probeerde Mara een ruikertje te verkopen. 'Grootheden staan buiten de wet. Niemand mag ze ter verantwoording roepen. Zodra ze een man hebben geaccepteerd, en hij is opgeleid om de zwarte mantel te dragen, behoort hij tot de Assemblee der Magiërs, ongeacht wat hij daarvoor is geweest. Voortaan is hij nog slechts een Grootheid. Hij heeft gezworen het rijk te zullen beschermen en zijn woord wordt wet.'
Kevin hield zijn verdere vragen in, want Arakasi wierp hem een waarschuwende blik toe. Er waren te veel vreemden in de buurt om kritische opmerkingen dan wel ongepaste gedragingen te riskeren.
De arena was pas voor een derde vol toen Mara de loge bereikte die voor haar was gereserveerd. De positie was natuurlijk weer een symbool voor haar relatieve plaats in de keizerlijke hiërarchie. Volgens Kevins schatting hadden er honderd families een plek dichter bij de keizerlijke loge, maar duizenden waren daar verder van verwijderd.
Lujan, de jonge slagleider en de drie gardisten stonden aan weerszijden van Mara terwijl Kevin en Arakasi zich als bedienden achter haar opstelden, klaar om haar bevelen te gehoorzamen. Kevin keek om zich heen en probeerde de pikorde binnen de Tsuranese politiek te doorgronden.
Achter het gedeelte met de magiërs, en rechts van de loge van de Krijgsheer, bevond zich de loge met het zwart-en-oranje van het huis Minwanabi. Op de hogere rijen zaten families van minder belang, maar wel behorend tot de clan of de vazallen van heer Desio. Daarnaast zag Kevin het geel-en-paars van de Xacatecas. Het vredesverdrag met Tsubar had heer Chipino's positie verbeterd. Hij was nu het op een na machtigste lid van de Hoge Raad.
De Heer van de Chekowara begaf zich naar zijn box onder de rij waarop Mara zat. Hij zat daarmee op hetzelfde niveau als de Krijgsheer, maar was even ver van het keizerlijke wit-en-goud verwijderd als zij.
Er klonk trompetgeschal. Grote houten poorten aan de rand van de arena werden geopend en er marcheerden tientallen jonge mannen in wapenrustingen van velerlei kleur en snit het terrein op. Ze stelden zich op in paren en groetten de lege keizerlijke loge. Na een tweede trompetsignaal van de spelenmeester, die in een hoge nis naast een van de poorten zat, trokken ze hun zwaard en begonnen ze te vechten.
Kevin ontdekte al snel dat het slechts om tweekampen tot de eerste treffer ging. De verslagene deed dan zijn helm af ten teken van overgave, waarna de winnaar een volgende tegenstander zocht. Lujan gaf toelichting. 'Dit zijn jonge officieren van verschillende huizen. De meesten zijn neven of jongere zonen van edellieden. Ze willen hun moed en vaardigheid tonen en zo wat eer winnen.' Hij keek om zich heen. 'Dit is van weinig belang, behalve voor de deelnemers en hun naaste familie. Maar een man kan zich op deze manier toch enigszins onderscheiden in de ogen van zijn heer.'
De kleuren van de Minwanabi, Xacatecas en de drie andere Grote Families waren in het strijdperk niet te zien, evenmin als die van de Acoma, want huizen die recentelijk grote eer hadden verworven hoefden aan dit soort" triviale bezigheden niet deel te nemen. Kevin bekeek de wedstrijdjes met het getrainde oog van een soldaat, maar verloor al spoedig zijn belangstelling. Hij had echte Tsuranese soldaten in echte gevechten aan het werk gezien.
Boven de door een felle zon verlichte zanderige arena raakten ondertussen de loges van de hogere edelen gevuld door bedienden en verwanten. Aan de omvang van de eregardes te oordelen waren alleen nog maar verre neefjes van de hoge heren gearriveerd. De jonge edelen in het strijdperk waren inmiddels klaar met vechten. De winnaar van de laatste tweestrijd nam buigend de hier en daar opklinkende toejuichingen van het geïnteresseerde deel van het publiek in ontvangst.
Het was heet in het stadion, waar wegens de komvorm geen zuchtje wind doordrong. Kevin begon zich te vervelen. Hij begreep nog steeds niet om welke sociale redenen Mara het nodig vond hier te zijn. Hij boog zich naar haar toe om te vragen of ze een koel drankje wenste. Ze had hem uiteraard genegeerd vanaf het moment dat ze zich hier in alle openbaarheid vertoonde, maar nu ze alleen maar even kort, nerveus nee schudde begreep Kevin dat zijn geliefde zich slecht op haar gemak voelde. Het protocol stond hem niet toe naar haar welbevinden te informeren. Wanneer Mara ervoor koos het typisch Tsuranese masker van onbewogenheid op te zetten, kon zelfs Kevin niet tot haar doordringen, hoe goed hij haar stemmingen inmiddels ook had leren peilen.
Alsof Kevins onuitgesproken gedachten Mara's zorgen tot een climax brachten, wenkte de Vrouwe van de Acoma opeens Arakasi bij zich. 'Ik zou wel een koel vruchtensapje willen.'
De spionnenmeester maakte een buiging en liep weg. Kevin voelde zich een beetje gekwetst, maar bedacht toen, een beetje laat, dat Mara haar spionnenmeester natuurlijk niet zomaar wegstuurde om een drankje te halen. Het was ongetwijfeld de bedoeling dat Arakasi onderweg scherp oplette en misschien contact had met informanten. Toen Mara haar aandacht weer op de arena richtte kruiste haar blik even de zijne, en in die ene flits zag Kevin hoe blij ze was dat hij in haar buurt stond.
'Heb je het gemerkt? De meeste edelen schijnen zich vanmiddag afzijdig te houden,' zei ze tegen Lujan.
Verrast door deze onverwachte publieke conversatie, antwoordde de bevelhebber van de Acoma in volle ernst: la, mijn vrouwe. Dit festival heeft iets ongewoons.'
Kevin keek nog eens goed om zich heen en vond opeens ook dat er iets raars was in het ritme van de menigte. Hem, de complete buitenstaander, viel dat nu pas op.
Vanaf de lagere rijen klonk gelach op toen de poorten weer opengingen en er kleine, gedrongen figuurtjes de arena binnen dribbelden. Kevin trok verrast zijn wenkbrauwen op: het waren insectachtige wezentjes die gejaagd op en neer renden over het zand, opgewonden om zich heen maaiend met hun voorpootjes en wild om zich heen happend met hun kaakjes. Vanuit een poortopening aan de andere zijde van de arena holde een groep krijgers op ze af. Deze leken wel dwergen. De meeste droegen namaakharnassen en andere uitrustingsstukken die vooral grotesk en komisch waren. Ze zwaaiden met schel beschilderde houten zwaardjes, vormden een slordige aanvalslinie en slaakten strijdkreten - met verrassend diepe stemmen.
Kevins herinnering aan die klanken was nog levendig. 'Het zijn woestijnmannen!' riep hij uit.
Mara knikte instemmend.
'Veel daarvan zijn door ons gevangengenomen, denk ik,' zei Lujan.
Kevin vroeg zich hardop af waarom een zo trots ras moest worden gedwongen tot deze beschamende klucht, en trouwens ook waarom de cho-ja's, die nota bene bondgenoten waren, aan zo'n eerloze vertoning moesten bijdragen.
'Het zijn geen cho-ja's,' verbeterde Lujan hem. 'Dit zijn chu-jila's. Ze komen uit de wouden ten noorden van Silmani. Ze zijn stukken kleiner, en zonder intelligentie. In wezen zijn ze ongevaarlijk.'
De dwergen en de insectachtigen stootten op elkaar in een gekletter van schilden en chitine. Kevin stelde zich al gauw gerust met de constatering dat de botte houten zwaardjes weinig schade konden aanrichten aan het harde buitenskelet van de insectachtigen, en ook dat de dwergen niet echt in gevaar kwamen door de minieme kaakjes en korte voorpootjes van hun tegenstanders. Het schouwspel dat resteerde was slechts een farce, die echter door de menigte met luid gejuich en gelach werd beloond - tot opeens iedereen zijn hoofd afwendde van de gebeurtenissen in de arena, alsof er een magische magneet aan het werk was. Ook Kevins blik werd als een magneetnaald automatisch die ene kant op getrokken - de ingang die zich het dichtste bij de keizerlijke loge bevond. Daar verscheen een korte man in een zwart gewaad en hij begaf zich regelrecht naar de rij die was gereserveerd voor de Grootheden.
'Milamber,' zei Lujan.
Kevin kneep zijn ogen samen om zijn landgenoot in de verte beter te kunnen zien. 'Uit het koninkrijk?'
Lujan haalde zijn schouders op. 'Volgens de geruchten. Hij draagt een slavenbaard, en dat is voldoende om hem als een barbaar te markeren.'
Klein van postuur - althans volgens de maatstaven in het koninkrijk - en ook verder nogal onopvallend van uiterlijk, koos de man een plaats tussen een gezette magiër en een andere, magere Grootheid in. Kevin had een déjà vu-gevoel. 'Hij komt me bekend voor.'
Mara draaide haar hoofd half om. 'Uit je eigen land?'
'Ik zou dichter naar hem toe moeten gaan om dat uit te zoeken... mijn vrouwe.'
Mara verbood hem dat echter, bang dat Kevin zelf te veel aandacht zou trekken.
Zoals iedereen in Mara's directe omgeving was ook slagleider Kenji op de hoogte van de relatie tussen de barbaar en zijn vrouwe, maar hun vertrouwelijke manier van omgang met elkaar was nieuw voor hem, en hij voelde er zich niet bij op zijn gemak. 'Mijn vrouwe, uw slaaf zou eraan herinnerd moeten worden dat het niets uitmaakt wat de Grootheid vroeger is geweest, want nu is hij uitsluitend in dienst van het keizerrijk.'
Kevin vond zijn toon kwetsend, zoals trouwens ook die van Mara, en hoewel hij begreep dat haar pose noodzakelijk was in deze publieke omstandigheden, deed het hem toch pijn. 'Ach,' merkte hij op, 'ik zou ook weinig te zeggen hebben tegen iemand die zijn eigen volk heeft verraden.'
Een snelle blik van Mara voorkwam dat hij nog meer brutaliteiten uitkraamde die - mocht een toevallige voorbijganger ze opvangen - een passende straf noodzakelijk zouden maken.
Stil als een geest, volkomen onverwacht, dook opeens Arakasi in hun midden op. Hij overhandigde zijn meesteres buigend een groot glas met een koele drank, en mompelde: 'De Shinzawai schitteren door afwezigheid.' Hij keek snel om zich heen, maar toen hij zag dat de menigte nog steeds gefascineerd naar de mysterieuze buitenwerelder gaapte, vervolgde de spionnenmeester: 'Er staat iets hoogst abnormaals te gebeuren, vrouwe. Ik dring aan op grote waakzaamheid.'
Uiterlijk kalm, en de beweging van haar lippen achter haar glas verbergend, fluisterde Mara: 'Minwanabi?'
Arakasi schudde zijn hoofd, een minieme beweging. 'Ik denk van niet. Desio is buiten, nog steeds in zijn draagstoel, en halfdronken van de sa. Als hij iets in zijn schild voerde zou hij wel nuchter zijn, denk ik.' De spionnenmeester keek voor de zoveelste keer spiedend om zich heen; hij zag er voor zijn doen nerveus uit. De strijd tussen de insecten en de dwergen had een luidruchtig hoogtepunt bereikt. Arakasi gebruikte dat kabaal als camouflage. 'Maar er hangt iets belangrijks in de lucht,' fluisterde hij achter zijn hand. 'Ik vermoed dat het te maken heeft met de terugkeer van de Blauwe- Wielpartij binnen de Alliantie voor de Krijg. Ik hoor van alles dat vals klinkt, dat tegenstrijdig lijkt. En er zijn hier meer leden van de Assemblee der Magiërs bijeen dan een normaal mens ooit van zijn leven bij elkaar te zien krijgt. Als iemand van plan is het gezag van de Krijgsheer aan te tasten...'
'Hier?' Mara ging rechtop zitten. 'Onmogelijk!'
Maar de spionnenmeester vocht haar scepsis aan. Juist op het hoogtepunt van zijn macht zou hij wel eens het kwetsbaarste kunnen zijn.' Na een veelbetekenende pauze vervolgde hij: 'Negen keer sedert mijn geboorte, meesteres, heb ik me laten leiden door niet meer dan een gevoel, en iedere keer heeft mij dat het leven gered. Bereid u voor om op het eerste teken onmiddellijk te vertrekken, smeek ik u. In een samenzwering die bedoeld is om Almecho van zijn voetstuk te stoten kunnen vele onschuldigen onder de voet worden gelopen. Anderen lopen risico's omdat hun vijanden maar al te graag van de verwarring gebruik zullen maken om hun slag te slaan. Ik wijs erop dat de Shinzawai niet de enigen zijn die ontbreken.'
Hij hoefde de namen die bij de lege loges hoorden niet op te noemen. De meeste leden van de Blauwe-Wielpartij hadden geen vertegenwoordigers gestuurd, velen van de Partij voor de Vrede hadden hun vrouwen en kinderen thuisgelaten en de meeste heren van de Kanazawai droegen geen staatsiekleren, maar wapenrustingen. Als deze uiteenlopende aanwijzingen werden opgevat als stukken van een enkele legpuzzel, zou er inderdaad sprake kunnen zijn van een grote dreiging. Bij de ingangen en andere strategische punten waren pelotons in het keizerlijke wit geklede wachters geposteerd, aanzienlijk meer dan er nodig waren om de menigte in bedwang te houden indien deze zich wegens een of ander incident in de arena opstandig in plaats van feestelijk zou gaan gedragen. En niet alleen de keizerlijke loge werd nauwlettend bewaakt.
Mara raakte instemmend Arakasi's pols aan - ze zou zijn waarschuwing ter harte nemen. De Minwanabi kon gemakkelijk een paar handlangers in de buurt hebben, die slechts wachtten op een gunstige gelegenheid om toe te slaan. Elke rel zou een geschikt moment bieden. Lujan begon onmiddellijk de nabije omgeving te onderzoeken om te zien waar de vluchtwegen, de schuilplaatsen en de concentraties van soldaten zich bevonden. Of de dingen volgens boze plannen of puur toevallig gebeurden maakte voor hem geen verschil. Het was echt iets voor politieke tegenstanders om van een dergelijk buitenkansje gebruik te maken, want wie zou ooit iets kunnen bewijzen wanneer een tegenstander tijdens gewelddadige rellen om het leven was gekomen? Zo werkte het noodlot nu eenmaal.
Arakasi's angstige voorgevoelens werden echter vooralsnog niet bewaarheid, want er arriveerde een groot aantal nieuwe edelen in de loges rondom die van de keizer. Onder hen ook een forse man, in een ceremonieel gewaad van oranje-en-zwart gehuld, die door zijn manier van bewegen verried dat zijn lichaam over aanzienlijke spierkracht beschikte. Hij begaf zich naar een loge naast die van de keizer.
'Minwanabi,' merkte Arakasi zachtjes op, en het klonk opmerkelijk giftig.
Kevin was buitengewoon nieuwsgierig om de aartsvijand van zijn geliefde Mara in levenden lijve te ontmoeten, maar voorlopig zag hij alleen een gezette, door de warmte nogal verhitte jonge man, die kregelig om zich heen keek. Verdere studie werd verhinderd, want meteen daarna kondigde luid trompetgeschal en tromgeroffel de komst van het keizerlijke gezelschap aan. Overal in het stadion zakte het gespreksvolume tot fluisterhoogte. Knechten renden het zanderige strijdperk op om de insectachtigen en de dwergen weg te jagen, waarna andere slaven het terrein met grote harken, vegers en rollers begonnen te effenen voor het vervolg van de spelen.
Er klonk opnieuw trompetgeschal, nu van dichterbij, en de eerste rijen keizerlijke gardisten marcheerden het stadion binnen. Ze droegen smetteloos witte wapenrustingen en bliezen hun eigen welkomstmuziek op instrumenten die gemaakt waren van de kromme hoorns van een of ander kolossaal dier en waarvan de wijde tuiten tot hoog boven het hoofd van de blazers opkrulden. De trommelaars volgden daarna. De fanfare stelde zich op voor de keizerlijke loge, waarna de eregarde van de Krijgsheer, twee dozijn mannen, zich bij hen voegde. De harnassen en helmen van deze krijgers waren glimmend wit gelakt; daarom stond dit elitegezelschap bekend als de Keizerlijke Witten. De krijgers droegen ook insignes van goud of koper, en biezen van gouddraad, die glinsterden in het zonlicht en het publiek kreten van bewondering ontlokten, want het metaal dat elk van die gardisten bij zich droeg was genoeg waard om alle kosten van de Acoma een vol jaar te betalen.
Toen de gardes hun plaatsen hadden ingenomen stierf het geroezemoes van het publiek snel weg, en in de eerbiedige stilte die volgde riep een heraut luid en duidelijk: 'Almecho, de Krijgsheer!'
Het publiek in het hele stadion ging rechtop staan om de machtigste krijger van het keizerrijk luidruchtig welkom te heten.
Mara nam een slokje van haar vruchtendrank, en ze juichte niet mee toen de Krijgsheer zijn entree maakte. Zijn harnas was bij zijn hals en schouders afgezet met brede gouden banden. Ook zijn vuurrood gepluimde helm was versierd met opgelegd goud. Achter hem liepen twee magiërs in zwarte gewaden. In de volksmond werden deze twee de 'schoothondjes' van de Krijgsheer genoemd, maar Kevin wist dat een van hen jaren geleden Mara's claim van bedrog door de Minwanabi op magische wijze had bevestigd, waarna Desio's vader op rituele wijze zelfmoord had moeten plegen om de schande uit te wissen.
Toen nam de heraut volkomen onverwacht nogmaals het woord. 'Ichindar, Eenennegentig keer Keizer!'
De ovaties werden nu echt oorverdovend. Het nog jonge Hemelse Licht kwam het stadion binnen. Zelfs vrouwe Mara wierp alle terughoudendheid van zich af en juichte even luid als de gewone mensen. Haar gezicht gloeide van bewondering en ontzag: deze man werd door zijn volk met bijna religieuze devotie vereerd.
Het Hemelse Licht droeg tijdens dit precedentloze verschijnen een harnas dat geheel met goud was overdekt. Hij leek niet ouder dan een jaar of drieëntwintig. Zijn gezichtsuitdrukking was op deze afstand niet waar te nemen, maar zijn houding was rechtop en zelfverzekerd. Er golfde roodbruin haar onder zijn hoge, vergulde helm uit, dat in keurig geknipte krullen tot op zijn schouders viel.
Achter de keizer volgde een stoet van twintig priesters - van elke belangrijke tempel een. Toen het Hemelse Licht vervolgens naast de Krijgsheer ging staan ontplofte het publiek en werd het gejuich een extatisch gekrijs.
'Waarom is iedereen zo buiten zinnen?' schreeuwde Kevin in de heksenketel naar Lujan. Aangezien alle decorum overboord was gegooid schreeuwde Lujan gewoon terug: 'Het Hemelse Licht is onze geestelijke beschermer, die door zijn gebed en voorbeeldig leven namens ons bemiddelt bij de goden. Hij is Tsuranuanni!'
Nimmer sinds mensenheugenis had een keizer zijn volk verblijd en gezegend door tijdens de spelen in hun midden te verschijnen. Dat Ichindar verkoos het nu wel te doen was inspirerend en een bron van ongeremde vreugde. Arakasi was in die menigte van duizenden een van de zeer weinigen die niet juichten. Qua bewegingen gedroeg hij zich als alle anderen, om niet op te vallen, maar ondertussen spiedde hij alert om zich heen, vastbesloten om geen enkel potentieel gevaar voor zijn meesteres over het hoofd te zien. Nu de gewone Tsuranese terughoudendheid had plaatsgemaakt voor een waar pandemonium, was de gelegenheid om toe te slaan voor een drieste vijand uitzonderlijk gunstig. Kevin zelf ging voor alle zekerheid iets dichter bij Mara's rug staan.
Er leek geen einde te komen aan de oorverdovende ovaties, tot de keizer zijn plaats had ingenomen en de Krijgsheer met opgestoken armen om stilte vroeg. Zelfs toen duurde het nog minuten voor hij zich verstaanbaar kon maken. 'De goden glimlachen Tsuranuanni toe! Ik breng nieuws over een grote overwinning op de barbaren van de andere wereld. We hebben hun grootste leger verpletterd en onze krijgers vieren feest! Spoedig zullen alle landen die zich samen het koninkrijk noemen aan de voeten van ons Hemelse Licht worden gelegd.' De Krijgsheer sloot zijn woorden af met een eerbiedige buiging voor het Hemelse Licht en de massa explodeerde opnieuw in instemmend gejuich.
Kevin stond als aan de grond genageld. Zijn maag voelde aan als een klomp ijs. Toen drong het ondanks zijn schok en het gejoel van de massa tot hem door dat Arakasi hem intens stond aan te kijken. De Midkemiër antwoordde met een woedende blik en riep boven het lawaai van de menigte uit: jullie Krijgsheer bedoelt dat de strijdmachten van Brucal en Borric verslagen zijn - ons westelijke leger.' Wanhopig proberend zijn woede te onderdrukken, die zijn leven alleen maar in gevaar kon brengen, preciseerde Kevin: 'Dat betekent dat mijn eigen woongebied nu in gevaar verkeert, omdat de weg naar Zün voor het Tsuranese leger open ligt!'
Arakasi wendde als eerste zijn blik af. Kevin herinnerde zich opeens dat de spionnenmeester al eens een meester en een huis was kwijtgeraakt aan de Minwanabi, en pas daarna trouw had gezworen aan de Acoma. Toen voelde hij Mara's vingers om zijn hand, en het bemoedigende kneepje dat ze hem gaf. De Midkemiër moest vechten tegen een groot aantal tegenstrijdige emoties, die hem dreigden te verscheuren: trouw; liefde, opstandigheid en woede. Het lot had hem bruut weggerukt van zijn familie en naar deze verre wereld geworpen. Hij had verkozen hier zo goed mogelijk te leven en lief te hebben als een man, liever dan zich in een ellendige gevangenschap te schikken, maar de prijs daarvoor begon nu pas duidelijk te worden: wie was hij nu eigenlijk, Kevin van Zün of Kevin van de Acoma?
Voor de keizerlijke loge stak de Krijgsheer nogmaals zijn armen omhoog. Toen het rumoer afnam schreeuwde hij: 'Voor de glorie van Tsuranuanni en als teken van onze liefde voor het Hemelse Licht dragen we deze spelen aan hem op!'
Het gejuich zwol weer aan. Kevin moest op zijn tanden bijten. Hoewel Lujan en Arakasi misschien wel enig begrip zouden hebben voor afwijkend gedrag zijnerzijds, zouden de soldaten in de aangrenzende loges vreemd opkijken wanneer hij door zijn houding afbreuk zou doen aan de status van iemand als vrouwe Mara. Zwijgend zag hij toe hoe de poorten aan de overzijde van de arena geopend werden. Er verschenen ongeveer honderd mannen in het strijdperk. Naakt waren ze, op hun lendendoeken na, en zo te zien van alle leeftijden en stadia van gezondheid. Enkelen beschikten over hun gewone wapens en schilden, maar dat waren er weinig. De meesten keken naar het zwaard in hun handen alsof ze het nooit eerder hadden gezien.
'Dat zijn geen krijgers,' merkte Kevin op, en hij liet het onbedoeld hatelijk klinken.
Arakasi reageerde sussend. 'Het gaat hier om het verdienen van gratie. Het zijn allemaal veroordeelden. Ze krijgen de kans om te vechten. Degenen die het overleven zullen worden vrijgelaten.'
Er klonk trompetgeschal en de slachtpartij begon. Voordat hij gevangen werd genomen had Kevin als soldaat in het leger van zijn vader heel wat mannen zien sneuvelen. Dit was echter geen oorlog, en zelfs niet een min of meer geregeld, zij het primitief gevecht. Wat daar op het hete zand van de arena plaatsvond was gewoon een bloedbad. De weinige getrainde krijgers bewogen zich als vossen in een kippenhok en doodden naar willekeur. Tenslotte stonden er nog maar een stuk of tien tegenstanders overeind. Kevin kon het tegen die tijd al niet meer aanzien. Hij had zijn blik afgewend en stond naar het publiek te kijken, maar dat was al even afschuwelijk: de Tsurani leken te genieten van het bloed, niet van de sport. Ze juichten telkens wanneer er weer iemand bruut werd afgeslacht en vergeleken de doodsstrijd van het ene opengereten slachtoffer met die van andere. Er werden weddenschappen afgesloten hoe lang iemand met uitpuilende darmen het nog zou volhouden, of hoe vaak hij nog zou gillen voordat hij stierf. Niemand scheen belangstelling te hebben voor de vechtkunst van de paar mannen die nog in leven waren.
Kevin voelde zich misselijk worden en slikte een paar keer moeizaam. Hij hield zijn walging zo goed mogelijk verborgen tot de wanvertoning zou zijn afgelopen en de laatste van de veroordeelden door een zwaardstoot gedood. Het Hemelse Licht zag het vanuit zijn loge onbewogen aan en de Krijgsheer zat met een adviseur te praten, alsof dit soort slachting iets alledaags voor hem was.
Brandend van ingehouden verontwaardiging keek Kevin naar de Grootheid die ooit een burger van het koninkrijk was geweest. Hoe reageerde hij op deze wreedheden? Zo vanuit de verte gezien leek Milambers gezicht een stenen masker, maar tot Kevins schrik onderbrak de dikke magiër naast hem zijn conversatie en keek hij opeens aandachtig naar de loge van de Acoma.
Kevin keek snel een andere kant op, bevangen door angst. Kon een Grootheid gedachten lezen? Zonder erover na te denken boog hij zich naar Mara toe om het te vragen, maar toen hij haar zag zitten wist hij zich nog juist in te houden. De Vrouwe van de Acoma doorstond het bloederige schouwspel met gepaste Tsuranese onaandoenlijkheid. Een zekere stijfheid in haar schouderpartij was het enige tekentje van haar onbehagen. De voormalige zoon van Zün voelde zijn maag verkrampen. Hij kende Mara. Na vijf jaar van intieme omgang met haar wist hij dat zij het verschil tussen deze slachtpartij en een gevecht op het slagveld heel goed kon onderscheiden. Toch knipperde ze niet eens met haar ogen wanneer een volgende slachtoffer in het zand stortte en de 'winnaar' zijn bebloede wapen triomfantelijk omhoog stak.
Kevin controleerde tersluiks of de Grootheid nog hun kant op keek. Deze keer zag hij duidelijk dat de man met de baard, Milamber, een uitdrukking van walging op zijn gezicht had, en zelfs in zijn fonkelende ogen. Kevin was trouwens niet de enige die dit vertoon van afschuw opmerkte. Edelen in nabije loges fluisterden met elkaar en wierpen blikken op de magiër, en sommigen toonden een zekere ongerustheid.
Arakasi zag de blikken die werden uitgewisseld. Hij fluisterde naar Kevin: 'Dit is geen goed voorteken. Grootheden kunnen naar willekeur in actie komen en zelfs het Hemelse Licht durft zich niet tegen hun wil te verzetten. Als je voormalige landgenoot jouw walging voor dit moorden deelt, zou er een scène van kunnen komen.'
De winnaar stond beneden zijn zwaard schoon te vegen. Slaven ruimden de lijken op en effenden het bebloede zand van het strijdperk ter voorbereiding van de volgende ronde van de Keizerlijke Spelen. Kevin had een vieze smaak in zijn mond en snakte naar een drankje.
Vervolgens verscheen er een nieuwe groep mannen met lendendoeken in de arena. Ze waren groter dan de meeste Tsurani en Kevin zag meteen dat het landgenoten van hem waren. Hun schouders glommen van de olie en ze hadden een bizarre verzameling touwen, haken, netten, speren en lange messen bij zich. Ze lieten zich niet afleiden door de feestelijke stemming in het stadion en schonken het publiek eigenlijk nauwelijks aandacht. In plaats daarvan waren ze op hun hoede, alsof er van wel tien kanten gevaar dreigde. Kevin wist precies hoe ze zich voelden: als soldaten die 's nachts patrouille liepen in onbekend, vijandelijk gebied.
Deze mannen hoefden echter niet lang te wachten op actie. Aan de overzijde van de arena werd een grote poort opengeworpen en wat zich vervolgens op het zand vertoonde was een monster uit een nachtmerrie: een en al klauwen en levensgevaarlijke slagtanden, en zo groot als een olifant, maar op zijn zes poten zo snel en wendbaar als een kat. Zelfs Mara verloor even haar ingetogenheid. 'Een harulth!' riep ze uit.
Het Kelewanese roofdier knipperde met zijn ogen en grauwde naar het zinderende zonlicht. Heen en weer sluipend snoof het de lucht op. Zijn geschubde huid glom onheilspellend. Het publiek op de tribunes hield zijn adem in. Toen zag het beest zijn vijand: de nietige mannen die daar op het hete zand stonden. De harulth brulde geen waarschuwing, zoals een stier of een nidra zou doen, maar liet zijn kop zakken en stormde meteen op de tegenstander af. En met een verschrikkelijke snelheid.
De krijgers stoven uiteen, niet in paniek, maar in een wanhopige poging om het beest in verwarring te brengen. Het beest maakte geen geluid maar stortte zich furieus op een man die zich niet snel genoeg uit de voeten kon maken. De ongelukkige werd door de maaiende klauwen van de harulth onmiddellijk gedood en in twee of drie happen opgeslokt.
Kevin, die dodelijk ontzet was en sidderend met zijn landgenoten meeleefde, kon zijn blik niet afwenden. Terwijl de harulth zijn prooi verorberde verzamelden de krijgers zich met hun netten achter het beest, dat zich echter opeens vliegensvlug omdraaide - sneller dan Kevin voor mogelijk had gehouden - en aanviel. De mannen bleven zo lang mogelijk staan en wierpen pas op het laatste moment de netten over het roofdier heen. De haken bleven vastzitten achter de pantserschubben van het beest, zodat de netten konden worden aangetrokken. Kevin zag vol bewondering en angst dat vervolgens de krijgers met de speren in actie kwamen. De schubben van het monster waren echter zo dik dat het al bijna alle kracht kostte om erdoorheen te steken. De inwendige organen van het beest werden niet geraakt en de steken waren dan ook weinig meer dan hinderlijke prikjes. De aanvallers zagen de futiliteit van hun inspanning al snel in. Twee van hen overlegden kort met elkaar en renden toen naar achter, waar de lange staart van het monster over het zand heen en weer zwiepte. Kevin hield zijn adem in toen zijn twee landgenoten tegen alle gezonde verstand in via de staart op de rug van het beest klommen en probeerden met hun lange messen tussen de naden van de schubben door te steken. Het was zo dapper dat de Midkemiër er tranen van in de ogen kreeg.
Zelfs Lujan was onder de indruk. 'Deze mannen tonen moed,' zei hij.
Kevin antwoordde met bittere trots: 'Mijn landgenoten weten hoe ze de dood onder ogen moeten zien.'
De harulth voelde de prikken in zijn rug. Hij begon te draaien en woest aan de netten te rukken, en hij wist een van de mannen van zich af te schudden. Het slachtoffer bleef liggen, te verdoofd om te vluchten, en werd door de harulth meteen in twee stukken gebeten. De andere man klampte zich grimmig aan de rug van het monster vast. Naar beneden springen zou zijn dood betekenen, maar op die rug blijven was natuurlijk ook een vorm van waanzin. Ondanks het wilde draaien en bokken van de harulth klom de man echter verder naar voren - als een aap op een boomtak die zwiepte in de wind. Het publiek mompelde waarderend. De man bereikte de lendenen boven het achterste paar poten en stak daar zijn lange mes tussen twee schubben door zo diep mogelijk, helemaal tot aan het heft in de rug van het beest. Die twee poten knikten bijna onmiddellijk door en de man wist zich maar net op tijd vast te grijpen, anders zou hij door de schok op de grond zijn gegooid. De harulth draaide zijn kop, maar zijn nek was te kort en zijn lichaam niet soepel genoeg om de nietige man op het achterste deel van zijn rug te kunnen bereiken.
De man bleef met zijn mes in de rug van het monster wroeten en hakken. Het beest grauwde en gromde en trok met zijn nutteloos geworden achter! poten diepe voren in het zand, maar de Midkemiër, die inmiddels tot aan zijn ellebogen onder het bloed zat, viel met zijn lange mes de ene ruggenwervel na de andere aan, tot op een gegeven moment ook de middelste poten van de harulth verlamd waren. De Midkemiërs in de arena begonnen het monster meteen af te leiden en te verblinden met zand, waardoor hun landgenoot de gelegenheid kreeg op de grond te springen en zich in veiligheid te brengen. Daarna bleven ze allemaal op veilige afstand van het verslagen roofdier, totdat dit na een paar laatste stuiptrekkingen de geest gaf. De menigte juichte goedkeurend. Ook Lujan maakte geen geheim van zijn bewondering. Het leek zelfs alsof hij even vergat dat hij het tegen een slaaf had. 'Het doden van een harulth kost altijd minstens vijf keer zoveel mensenlevens! Je landgenoten hebben zichzelf grote eer bewezen!'
Kevin liet zijn tranen de vrije loop. Hoewel die mannen daar beneden allemaal vreemden voor hem waren, wist hij in zijn hart precies hoe zij zich voelden. Hij begreep dat ze noch blijdschap, noch trots ontleenden aan wat ze hadden bereikt, maar vooral opgelucht waren dat ze ook deze beproeving weer hadden overleefd. Ook zij lieten hun tranen vrijelijk stromen - tranen van uitputting en tranen van eenzaamheid, want de Midkemiërs die nu de arena verlieten wisten dat ze hun vaderland waarschijnlijk nooit zouden weerzien.
Inmiddels waren er nidra's aangevoerd om het karkas van de harulth weg te slepen en werd het strijdperk door slaven alweer in orde gebracht voor het volgende onderdeel van het programma.
Opeens beseffend dat Mara hem kritisch zat aan te kijken, deed Kevin zijn best om zijn schandelijke gebrek aan slaafse onderdanigheid en passend gedrag een beetje goed te maken. Zij mocht in haar hoedanigheid als Regerende Vrouwe natuurlijk geen greintje sympathie voor zijn reacties laten blijken. Ze gaf haar lege glas aan Arakasi en fluisterde zo onopvallend mogelijk: 'Zijn we hier lang genoeg geweest om onze status in de raad een beetje op peil te houden?'
Arakasi keek Kevin waarschuwend aan: misschien vond de vrouwe dit bloeddorstig vermaak ook niet erg plezierig, maar een slaaf behoorde zich natuurlijk te onthouden van elk commentaar. 'Ik zou graag bevestigend antwoorden, mijn vrouwe, maar als u nu al vertrok, voordat uw vijanden aanstalten maken om dat te doen...'
Mara beantwoordde de onafgemaakte zin met een knikje en richtte haar blik plichtsgetrouw weer op de arena. Het feit dat ze strikt voor de vorm verplicht was dit spektakel aan te zien vervulde Kevin met een wilde woede. Roekeloos siste hij haar toe: 'Ik zal jullie en jullie spelletjes wel nooit leren...'
Nieuw trompetgeschal overstemde zijn protest. Weer werd er een poort geopend. Deze keer verscheen er een dozijn krijgers in buitenissige wapenrustingen op het zand. Ze droegen met stenen versierde leren polsbanden en hoofdtooien met veelkleurige pluimen erop. Ze trokken zich in het geheel niets aan van het publiek dat ze geacht werden te amuseren, maar liepen naar het midden van de arena, waar ze met hun zwaarden en schilden in de hand ontspannen en vol zelfvertrouwen bleven staan.
Kevin had wel eens gehoord van de trotse bergbewoners die op de hoogvlakten in het oosten woonden. Zij hadden als enige volk het keizerrijk weten te verslaan, en bijgevolg een wapenstilstand afgedwongen, enkele jaren voordat de Tsurani Midkemia waren binnengevallen.
De heraut riep: 'Deze soldaten van de Thurilse Federatie hebben het verdrag tussen hun naties en het keizerrijk geschonden door onze krijgers aan te vallen. Daarom zijn ze door hun eigen volk verstoten en aan ons ter bestraffmg overgeleverd. Zij zuilen vechten tegen krijgers van de wereld Midkemia, zo lang tot geen van hen nog rechtop staat.' Weer zwaaide een van de grote poorten open.
'Wat stelt de spelenmeester zich hierbij voor?' vroeg Lujan zich hardop af. 'De Thurils zullen elkaar heus niet gaan bevechten nadat ze de Midkemiërs hebben verslagen. Ze zuilen liever de keizer vervloeken en zich door zijn soldaten laten doden.'
'Vrouwe, houd u gereed om snel te vertrekken,' kwam Arakasi fluisterend tussenbeide. 'Als het gevecht op een teleurstelling uitloopt, wordt de massa misschien nogal opstandig...'
Aangezien de burgers naar Tsuranese gewoonte op hogere rijen zaten dan de edelen, zouden de laatsten zich bij het uitbreken van rellen via de beschikbare uitgangen een weg naar buiten moeten vechten. Kevin vroeg zich af of de veelgeprezen Tsuranese discipline dit zou verhinderen, maar alsof Arakasi zijn gedachten had geraden sprak hij hem tegen: 'Soms wekken deze spelen de bloeddorst van de gewone man op. Er zijn al vaker rellen geweest en daarin zijn ook edelen omgekomen.'
De zoveelste tegenstrijdigheid in het gedrag van dit rare volk verblufte Kevin slechts even, want op dat moment betrad een dozijn Midkemiërs de arena tegenover de loge van de Krijgsheer. Ze droegen niet hun originele metalen harnassen, want die waren veel te kostbaar om tijdens dit soort vermaak geriskeerd te worden en dus allang ingepikt als oorlogsbuit, maar opzichtige, veelkleurig beschilderde imitaties daarvan in Tsuranese materialen. Op een van de schilden was de wolfskop van LaMut geschilderd, en op een ander, in foute, te felle tinten, het paardenblazoen van Zün.
Kevin beet op zijn lip om het niet uit te schreeuwen van frustratie. Hij kon zijn landgenoten niet helpen! Dat zou alleen maar nodeloos zijn levert kosten en zijn geliefde vrouwe met schaamte beladen. Maar emoties laten zich niet altijd door logische overwegingen onderdrukken. Kevin sloot zijn ogen en liet zijn hoofd zakken. Deze Keizerlijke Spelen waren barbaars! Hij wilde niet aanzien hoe het leven van goede mannen werd geofferd bij wijze van pervers volksvermaak.
Hij hoorde echter niet het gekletter van wapens, maar slechts geroezemoes van het publiek. Kevin waagde een blik. Hij zag dat de Thurilse en Midkemische krijgers elkaar niet bevochten, maar met elkaar praatten. Vanaf de hoogste rijen werd al afkeurend gejoeld en gefloten wegens dit gebrek aan strijdlust. Een van de Thurilse krijgers wees naar de menigte en riep iets. Hij stond te ver weg om verstaanbaar te zijn, maar zijn hele houding drukte verachting uit.
Toen stapte een van de Midkemiërs naar voren. Een Thurilse krijger wilde reageren, maar werd door zijn makkers tegengehouden. De Midkemiër zette zijn leren helm af en keek brutaal om zich heen. Daarna wierp hij met demonstratieve onverschilligheid zijn schild en zwaard van zich af. Hij zei iets tegen zijn kameraden en kruiste zijn armen voor zijn borst.
Zijn voorbeeld werd door de andere krijgers in de arena gevolgd, en even later stonden alle Thurils en Midkemiërs ongewapend tegenover elkaar. Er klonk opnieuw gefluit en gejoel vanaf de hogere rijen, maar tot nu toe leken de edelen en hun entourage eerder geamuseerd dan geërgerd door dit vreemde gedrag. Er leek geen gevaar te dreigen.
Maar Arakasi tikte Kevin zachtjes op zijn arm. 'Neem dit,' fluisterde hij, en hij schoof de barbaar een mes in de handpalm. Kevin liet het van verbijstering bijna vallen. Het bezit van een wapen betekende voor een slaaf de doodstraf, en de vrije die het hem gaf was volstrekt eerloos. Dat de spionnenmeester het nu toch deed kon alleen maar betekenen dat er dodelijk gevaar dreigde. Tot Mara fluisterde Arakasi: 'Vrouwe, ik ga uw garde en draagstoel halen en laat ze zo dicht bij de ingang komen als de keizerlijke garde ons zal toestaan. Ondertussen ren ik naar uw huis om de andere soldaten te alarmeren. We kunnen elkaar op straat ontmoeten, hoop ik. Aarzel niet. Ik heb dit... gevoel. Ik vrees het ergste.'
Mara gaf geen zichtbaar teken dat ze hem had verstaan, maar Lujan bracht zijn hand naar het gevest van zijn zwaard, en ook Kenji en de twee andere gardisten toonden hun alertheid. Arakasi glipte stilletjes weg.
Kevin hield het mes tegen zijn onderarm gedrukt. Zijn blik was strak gericht op het vreemde tableau in de arena, maar vanuit zijn ooghoeken probeerde hij de loges om zich heen in de gaten te houden.
De Krijgsheer was in zijn loge overeind gekomen. Zijn gezicht was rood gevlekt van woede. Boven het gejoel van de massa uit brulde hij: 'Laat het gevecht beginnen!'
Terwijl de weigerachtige combattanten op het zand nog steeds geen vin verroerden, kwamen er van alle kanten in het leer geklede slavendrijvers de arena binnen, die met grote nidrazwepen op de krijgers begonnen in te slaan.
De massa brulde van ongeduld, en het gevloek en getier zwol nog aan toen zelfs de hooggeboren edelen blijk gaven van hun protest tegen het geselen van passieve, ongewapende krijgers. Een van de Thurilse soldaten rukte een opzichter opeens zijn zweep uit de hand, sloeg het uiteinde om diens nek en begon hem te wurgen. De andere opzichters sloegen wild op hem in, maar de krijger hield stug vol. Zijn slachtoffer liep rood aan en viel tenslotte slap neer.
In het volgende moment - de opzichters stonden met stomheid geslagen - raapten de Thurilse soldaten hun wapens en schilden op en zetten de aanval in, even later gevolgd door de Midkemiërs. De opzichters werden gedood, en hun zwepen in stukken gesneden en gedrenkt in hun bloed.
De geluiden vanaf de hogere rijen begonnen dreigende bijklanken te krijgen. Kevin keek naar de magiërs, of zij misschien van plan waren om in te grijpen, maar zo te zien hadden ze zelf problemen. De magiër met de baard, Milamber, was gaan staan en zijn collega's om hem heen probeerden hem over te halen om weer te gaan zitten. Hij wilde echter niet naar rede luisteren. Zelfs op deze afstand was zijn ziedende woede te voelen, en Kevin werd er bang van. Hij wierp een snelle blik op Mara, maar een gebaartje van Lujan maakte hem duidelijk dat ze zelfs nu nog even moesten wachten. Arakasi had wat tijd nodig om de draagkoets tot dicht bij de trappen te laten brengen. Het was te riskant om zonder escorte de straten op te gaan.
Plotseling stond een van de twee magiërs van de Krijgsheer op. Hij tekende met zijn hand een boog in de lucht. Er ging een huivering door Kevin heen en zijn nekhaartjes gingen rechtop staan. Magie! En zo moeiteloos -even gemakkelijk alsof hij iemand goedendag zwaaide! Stomverbaasd zag de Midkemiër de rebellen in de arena een voor een op hun knieën vallen en daarna slap in elkaar zakken.
De stem van de Krijgsheer schalde over die hulpeloze, ineengedoken gestalten heen. 'Bind ze vast, bouw een schavot en hang ze allemaal op!'
De menigte zweeg abrupt - het was als een stilte voor een storm. 'Wees gereed,' mompelde Lujan.
Kenji en de gardisten knikten. Kevin legde zijn hand op Mara's schouder. De vrouwe zag er kalm uit en voelde zich ogenschijnlijk op haar gemak, maar ze was allerminst immuun voor het dreigende gevaar. Kevin voelde dat ze beefde. Hij had haar graag willen geruststellen, maar de spanning in het stadion nam nog steeds toe. Jonge officieren op de onderste rijen protesteer-" den woedend tegen het bevel van de Krijgsheer. Ze eisten een soldatendood voor de gevangenen. Veel van die officieren hadden zelf tegen deze vijanden gevochten en wisten dat het dappere soldaten waren. Ze nu op te hangen als zielloze slaven zou schande brengen over het hele keizerrijk.
Ook de Grootheden bleven nu niet meer passief. Milamber wisselde verhitte woorden - zo te zien - met een andere magiër, welke vergeefs probeerde hem te kalmeren. Tenslotte liep Milamber abrupt weg, nog steeds pratend, nog steeds kwaad. De dikke magiër stond op en ging achter hem aan, maar te laat, want de Grootheid met de baard, die ooit een Midkemiër was geweest, was al halverwege de trap naar de keizerlijke loge.
In de arena zelf was het inmiddels ook een chaos. Timmerlieden sleepten planken en palen aan, en opzichters, begeleid door in het keizerlijke wit gehulde gardisten van Almecho, waren begonnen de verdoofde krijgers te boeien.
Een naamloos instinct waarschuwde Kevin. De grote menigte in het amfitheater leek in de greep van een geheimzinnige, ontastbare fascinatie. Het was opeens doodstil geworden en iedereen staarde naar de in het zwart geklede magiër voor de loge van de Krijgsheer.
Milamber stak zijn arm op. Blauwe vlammen sneden door de lucht. Zelfs in het felle zonlicht zinderden ze oogverblindend, en als een grote bundel van bliksems explodeerden ze in de arena midden tussen de gardisten van de Krijgsheer. De soldaten en timmerlieden en opzichters werden alle kanten op gesmeten terwijl ook de planken en palen voor het schavot als strohalmen door de lucht vlogen. Edelen op de laagste rijen werden door de luchtverplaatsing tegen de rugleuning van hun zetels gedrukt en de hogere rijen werden getroffen door een windvlaag. Milamber maakte een kappende beweging met zijn hand. 'Ophouden!' riep hij, en in de doodse stilte na de explosie kon iedereen in het stadion het verstaan.
De dikke magiër gaf zijn achtervolging meteen op. Zo snel zijn dikke benen hem konden dragen haastte hij zich naar de keizerlijke loge, met zijn magere collega op zijn hielen. De twee Grootheden overlegden even met het Hemelse Licht, die vervolgens opstond van zijn zetel. En het volgende moment was hij verdwenen, met de twee Grootheden, zomaar, opeens.
Kevin kon zijn ogen niet geloven, maar aarzelde geen seconde. Hij pakte Mara bij een arm. 'Vooruit, dit is het moment.' Hij trok haar onceremonieel overeind. 'Als zijne majesteit het tijd vindt om te vertrekken, dan kunnen wij ook weg!'
Lujan maakte geen bezwaar. Hij trok zijn zwaard en sprong over de rugleuning van zijn bank. Op zijn bevel vormden slagleider Kenji en de twee andere gardisten de achterhoede terwijl hij en Kevin met Mara voorop zich door het smalle pad tussen de loges met bijna ongepaste haast een weg begonnen te banen naar de uitgang. De meeste toeschouwers waren nog in de ban van wat Milamber aan het doen was en Mara en haar escorte kregen onderweg vaak te horen dat ze opzij moesten gaan, omdat ze het uitzicht op de magiër blokkeerden.
De spanning in het stadion steeg tot een kookpunt toen de Krijgsheer riep: 'Wie waagt dit?'
'Dat ben ik!' riep Milamber terug. 'Dit kan niet gebeuren, dit zal niet gebeuren!' Maar aan de rest van zijn woorden schonk het gezelschap van de Acoma geen aandacht meer, want ze hoorden vlak achter zich rennende voeten. Vlak voor de kruising van het tussenpad en de trap naar boven draaide Kevin zich geschrokken om. Hij zag twee onbekende soldaten in een kastanjebruine wapenrusting hun kant op komen. Mara's twee gardisten bleven meteen staan en trokken hun zwaarden, zodat Mara nu alleen nog werd bewaakt door Kenji en de Midkemiër zelf. Kevin riep: 'Lujan!' De bevelhebber keek om en nam de situatie in een oogopslag op. 'Sajaio!' riep hij. 'Ze dienen de Minwanabi!' Hij wees naar zijn twee gardisten. 'Blijf onze vrouwe in de rug beschermen!' riep hij, zonder te blijven staan. Tegen Kevin voegde hij eraan toe: 'We kunnen ze wel tegenhouden, maar eerst wil ik Mara in veiligheid brengen.'
Dat leek een verstandig besluit, want de commotie in het stadion zwol nog steeds aan. 'Met welk recht doet u dit?' schreeuwde de Krijgsheer naar de magiër.
Milambers woedende antwoord sneed door de lucht. 'Met mijn recht om te doen wat me gepast lijkt!'
Kevin voelde dat er een ramp dreigde en zette Mara aan tot zo groot mogelijke haast. Ondanks haar onhandige sandalen vloog ze de stenen trappen op. 'Alles wat we kenden gaat teloor,' hijgde ze. Zelfs haar lippen waren bleek geworden. 'Chaos komt over ons heen.'
Ook anderen begonnen zich nu door de gangpaden te bewegen. De twee gardisten van de Sajaio aarzelden. Ze overlegden even met elkaar, waarna de ene de achtervolging voortzette en de andere op zijn schreden terugkeerde.
Op de trappen begon het al druk te worden, want ook verschillende andere edelen waren inmiddels met hun bedienden onderweg om het van spanning kolkende stadion te ontvluchten voordat het tot ontploffing zou komen. Lujan hoorde Kevin roepen dat een van de achtervolgers was teruggekeerd, misschien om versterking te halen. 'Alleen een gek zou nu een aanval beginnen!' riep Lujan terug, zonder vaart te minderen. 'Of heb je niet geluisterd?'
'Mijn woorden zijn wed' hoorden ze de Krijgsheer schreeuwen. 'Ga!'
Mara schrok ervan en bleef met haar zool haken in een scheur in het plaveisel. Kevin moest haar bijna letterlijk opvangen. Vanuit zijn ooghoek zag hij dat Milamber de in het wit geklede gardisten van de Krijgsheer op een of andere manier dwong de soldaten, die nog steeds bewusteloos op het zand lagen, van hun boeien te bevrijden.
De Krijgsheer was buiten zinnen van woede. 'U breekt de wet! Niemand mag een slaaf bevrijden!'
Milambers toornige antwoord klonk kouder dan ijs. 'Maar ik kan het! Ik sta buiten de wet.'
Kevin voelde bij het beklimmen van de laatste treden een wilde hoop in zich opkomen. De poortopening die toegang gaf tot de buitentrap lag nog maar een tiental stappen voor hen uit. 'Is dat waar?' vroeg hij hijgend aan Mara. 'Kan Milamber een slaaf bevrijden?'
In Mara's blik stond vooral angst te lezen. 'Hij kan alles. Hij is een van de Grootheden.'
De samengebalde spanning begon hier en daar tot de eerste tekenen van paniek te leiden. Toeschouwers hadden hun plaatsen verlaten en drongen op in de richting van de uitgangen - maar ze waren te laat aan hun vlucht begonnen.
Een van de Grootheden die de Krijgsheer bij zich had stond op om zich met Milamber te meten. Zich bewust van de aanzwellende paniek in het stadion en de massa's mensen die zich als een vloedgolf op de uitgang stortten duwde Kevin Mara nu met geweld voor zich uit. Lujan stak zijn zwaard omhoog om de mensen uit zijn buurt te houden, en zijn krijgers schreeuwden: 'Acoma!'
Maar niet allen in de menigte probeerden de magie te ontvluchten. Kevin hoorde kreten achter zich, en toen hij omkeek zag hij dat Kenji en zijn twee gardisten door vijf krijgers in de bruine wapenrusting van de Sajaio werden nagezeten. De slagleider aarzelde geen moment. Liever dan tijdens de vlucht te worden aangevallen, draaide hij zich meteen om. 'Acoma!' riep hij, waarna hij zijn belagers terstond aanviel.
Zijn twee gardisten volgden zijn voorbeeld.
Kevin en Mara bleven rennen, nu alleen nog met Lujan als verdediger bij zich. Het wapengekletter van de Acoma en de Sajaio, ergens tussen twee rijen loges, bleef nagenoeg onopgemerkt in de heksenketel van gillende, vluchtende toeschouwers en vastberaden lijfwachten die zich rond hun meesters schaarden. Anderen stonden echter nog steeds gefascineerd te kijken naar wat zich voor de loge van de Krijgsheer afspeelde.
Toen klonken er boven alle gegil uit een paar schrille kreten van pijn en angst.
Kevin, die de top van de trap had bereikt, waagde een snelle blik achterom. Hij zag een felle lichtflits van pure energie exploderen naast de loge van de magiërs. Milambers gestalte verdween in een oogverblindend schijnselschitterend goud, vermengd met ijle, lichtblauwe tinten - dat vreemde, onwerkelijke schaduwen wierp en waarin de geschrokken gezichten van de omstanders zich genadeloos scherp aftekenden. Al die mensen wilden alleen nog maar weg. Ze wilden vluchten, en ze begonnen te duwen en om zich heen te slaan om maar zo snel mogelijk bij de trappen en de uitgangen te komen. De strijdende gardisten van de Acoma en de Sajaio werden simpelweg onder de voet gelopen door de vluchtende massa.
Kevin pakte Mara stevig vast. 'Kom mee, snel!' Nog net voor de aanstormende menigte uit rende hij met haar achter Lujan aan de buiten trappen van het stadion af. In het magische schijnsel dat de hemel kleurde leek de pluim op Lujans helm een groenige tint te hebben gekregen. Zijn herhaalde strijdkreet - 'Acoma! Acoma!' - kwam niet meer boven het pandemonium van gekrijs en gevloek uit.
Het leek alsof er geen einde kwam aan de treden. Mara struikelde voortdurend. 'Trek die schoenen met hun stomme hakken uit!' zei Kevin, toen hij haar weer eens had opgevangen. Mara antwoordde iets. Haar woorden waren slechts ten dele verstaanbaar. Wat kunnen mij die verdomde smaragden schelen? Doe ze uit!' commandeerde Kevin.
Doordat hij haar voortdurend moest helpen en half moest dragen waren ze achter geraakt op Lujan. Er werd inmiddels ook van alle kanten tegen Kevin zelf aan geduwd en gestoten. Om Mara de kans te geven haar sandalen uit te trekken zette hij haar even neer - zijn hand als een bankschroef om haar pols - en beschermde haar met zijn grote lichaam tegen de aangolvende vloed van vluchtende lijven. Links van hem viel iemand op de grond, maar iedereen liep genadeloos over de ongelukkige heen en vertrapte hem waar hij lag. Iemand anders botste zo hard tegen Kevins arm aan dat hij Mara's pols moest loslaten en alleen nog haar wegglippende vingers voelde. Hij zag de paniek in haar ogen en toen zag hij haar helemaal niet meer. In een reflex, en met tranen in zijn ogen, haalde hij uit met het mes dat Arakasi hem had gegeven en stak het in de rug van de man die tussen Mara en hem geklemd zat, waarna diens verslappende lichaam langzaam op de grond gleed en Kevin Mara nog net naar zich toe kon trekken voordat ze door de kolkende menigte werd meegesleurd.
'Acoma!' Het klonk van dichtbij en Kevin keek over de hoofden van de menigte heen - blij met zijn Midkemische postuur - en zag bijna meteen een paar soldaten in groene wapenrusting die zich hardhandig een weg door de duwende massa baanden. 'Hierheen!' schreeuwde hij. 'Hierheen!' Hij zwaaide, vergetend dat hij een bebloed mes in de hand had. 'Ik heb Mara hier!'
De soldaten kwamen meteen zijn kant op. Zijn roodgouden haardos was een helder baken. Opeens was ook Lujan bij hem. 'Stop dat weg!' riep hij, wijzend naar het mes. Daarna ging hij voor de barbaar staan en gebruikte zijn harde armbeschermers om de eindeloze stroom dringende mensen zo goed mogelijk om Kevin en Mara heen te leiden. Kevin verborg het mes. Hij voelde dat Mara stond te trillen, maar dapper probeerde haar rug te rechten
om verder te lopen. 'Nee!' riep hij in haar oor. Je bent te klein, en bovendien blootsvoets. Ik zal je dragen.'
Kevin verstapte zich en viel bijna, maar hij werd door de druk van de menigte om hem heen overeind gehouden. Ze hadden ondertussen de ommegang boven de onderste reeks trappen bereikt en Kevin besefte vaag dat Lujan hen in een bepaalde richting leidde: verderop, bij de muur van het stadion, omringd door een groep soldaten in het groen, zag hij op de ommegang Mara's draagkoets als een eilandje van rust in de chaos.
Er klonk een oorverdovende donderslag vanuit de hemel, en de daaropvolgende windvlaag blies menigeen omver. Kevin viel tegen Lujan aan. De krijger probeerde vergeefs zijn evenwicht te bewaren, en beiden vielen ze op hun knieën. Kevin hoorde zijn oren tuiten en voelde een stekende pijn in zijn knieën, maar hij stond meteen weer op, met Mara over zijn schouders, en baande zich koppig een weg in de richting van de draagkoets. Even later liep Lujan aan zijn zijde. Een eindje verder struikelde Kevin over iets dat zacht aanvoelde - ongetwijfeld weer een ongelukkige die door de paniekerige kudde onder de voet was gelopen. Het was iets wat ook Mara zou kunnen overkomen! Misselijk van angst greep hij haar in zijde gehulde lichaam zo stevig vast dat zijn vingerknokkels er wit van werden.
Even later sproeide er vanuit de arena een fontein van energie de lucht in, De menigte schreeuwde het uit van angst en iedereen keek met open mond naar de hemel, maar na de eerste schrik waren er velen, gedreven door een morbide gefascineerdheid, die bleven staan om het beter te kunnen bekijken. Kevin en Lujan gebruikten deze momenten van relatieve rust om de draagkoets met de in het groen gehulde soldaten eromheen te bereiken. Juist toen de Midkemiër zijn bevende meesteres voorzichtig op haar voeten zette, galmde er een magisch versterkte stem boven de massa uit. 'Dat jullie al eeuwen hebben geleefd zoals jullie leven is geen excuus voor deze wreedheid. Allen hier worden nu geoordeeld, en allen worden medeschuldig bevonden.'
Het was Milamber, de magiër. Kevin voelde een warme, stille trots dat het een man uit zijn koninkrijk was die het nu waagde gerechtvaardigd medeleven hoger aan te slaan dan decadente zeden.
De stemming onder de menigte onderging echter een subtiele verandering. Niet alleen door nieuwsgierigheid gedreven, maar nu ook door een opkomend gevoel van affront, bleef menigeen staan. Er klonken verontwaardigde kreten en de eersten begonnen zelfs terug te keren naar de arena.
'Stommelingen zijn het die zich hier niet uit de voeten maken,' riep Lujan. 'En de vrouwe moet veilig naar huis worden gebracht.'
Kevin maakte aanstalten om Mara te helpen, zag het bloed op zijn hand en herinnerde zich opeens weer het mes. Hij wilde het wapen afgeven, maar Lujan schudde beslist van nee. 'Ik heb niet gezien dat je het kreeg en ik ben blind als je het gebruikt om mijn vrouwe te beschermen.'
De soldaten vormden een strak cordon, met Mara, Kevin en zes ongelukkige dragers op een kluitje in hun midden. De laatste stonden juist op het punt hun vaste plaatsen aan de draagpalen van de koets in te nemen toen de stem van de magiër wederom luid door de lucht schalde: Jullie, die zo'n genoegen scheppen in het doden en onteren van anderen, zie eens hoe goed jullie met vernietiging kunnen omgaan!'
'Vergeet die verdomde draagkoets maar!' riep Kevin opeens. 'Rennen!'
Mara, die nog steeds stond te trillen op haar benen, hervond haar stem. 'Ja,' riep ze, 'we gaan te voet!'
Op Lujans bevel werd de hinderlijke draagkoets achtergelaten. De soldaten wijzigden hun formatie en de stoet kwam in beweging, op weg naar een veilige plaats.
Vanuit het stadion kwam opeens een nieuwe hevige windvlaag aangewaaid, die de pluimen van de officieren deed wuiven en de menigte wederom angstkreten ontlokte. Kevin kreeg kippenvel, en deze keer letterlijk, namelijk als gevolg van iets waarvan hij sedert zijn aankomst op deze wereld bijna was vergeten hoe het aanvoelde: kou. Op Kelewan kon een natuurlijke windvlaag nooit zo ijzig zijn.
Alsof Milamber Kevins gedachten had gevolgd galmde hij op dat moment: 'Trilt en wanhoopt allen, want ik ben Macht!'
Er stak een klaaglijk gierende wind op - juist toen de stoet van de Acoma over de onderste buitentrappen van het stadion naar beneden begon te rennen - en terwijl het gieren aanzwol brulde Milamber: 'Storm!'
De wind huilde en loeide nu, en opeens hing de penetrante geur van de dood in de lucht. Kevin en zelfs de gehardste soldaten om hem heen moesten kokhalzen, maar ze dwongen zich te blijven ademen en hun benedenwaartse vlucht over de treden voort te zetten. Mara was doodsbleek, maar ze wist het tempo van de soldaten op de steile trap bij te houden.
Ze moesten voortdurend zigzaggen, want overal zaten ineengedoken mensen over te geven, misselijk geworden van de stank, blind voor het gevaar dat ze onder de voet gelopen zouden worden. De geluiden die ieders oren teisterden waren deels schril en hoog, maar deels ook dreunend, subsonisch laag en niet van deze wereld. De krijgers versnelden hun pas en Kevin nam Mara bij de pols om haar de laatste treden af te helpen. Opeens werden alle schaduwen donkerder en trokken er dreigende wolken samen aan de hemel, die zich in een soort woeste draaikolk boven het stadion verzamelden en de zon verduisterden.
Kevin betwijfelde geen moment dat Milamber voor dit alles verantwoordelijk was. Hij probeerde zijn angst van zich af te zetten door hardop te lachen. 'Hij maakt er een fantastische show van!' riep hij uit.
Mara, die hijgend naast hem rende, keek bevreemd op, en pas op dat moment besefte Kevin dat hij in zijn eigen taal had gesproken. Hij herhaalde de opmerking in het Tsuranees.
Mara dwong zich tot een dapper glimlachje.
Strompelend bereikten ze de voet van de trap. Lujan wachtte even tot er zich meer soldaten bij hun groepje hadden gevoegd, waardoor hun vrouwe steeds beter werd beschermd. De soldaten aan de buitenkant van het carré dat zich rond Mara had gevormd haakten hun armen in elkaar en zo begon de groep zich over de laan voort te bewegen. Achter zich hoorden ze de magiër roepen: 'Regen!'
De stem leek iets minder galmend te klinken. Kevin zoog lucht naar binnen in zijn brandende longen en hoopte dat de verandering in de stem betekende dat ze een beetje uit de buurt van de magie en de gevaren waren gekomen, en buiten het bereik van het oordeel dat Milamber over de menigte aan het afroepen was. De hemel opende zich en stortte een ijzige plensregen over de menigte uit. Het laatste licht doofde uit en de straten stonden in een mum van tijd helemaal blank. Met zijn ogen half dicht tegen het geweld van de elementen bleef Kevin almaar door rennen. Hij hield Mara nog steeds bij haar pols, hoewel haar natte huid glibberig werd. Haar doorweekte staatsiekleren plakten aan haar lijf en belemmerden haar bewegingen. Het geluid van neerkletterende regen mengde zich met dat van rennende voeten en opspattend water. De kreten van de menigte leken gedempter te klinken, maar ook wanhopiger en ellendiger.
'Doorgaan!' spoorde hij Mara aan.
Een eindje verderop nam de regen bij elke stap die hij zette voelbaar af. De Acoma bereikte de kruising met de eerste grote dwarsstraat buiten de directe omgeving van het stadion, en het was nu van tamelijk ver weg dat ze Milamber hoorden roepen: 'Vuur!'
Daarop klonk vanuit het stadion een collectieve kreet van afschuw op.
Mara keek angstig om, bezorgd om het lot van degenen die nog in het stadion vastzaten. Kevin spoorde haar aan te blijven rennen. Toen draaide hij zich om en zag achter het abrupt optrekkende gordijn van de regen iets dat op een angstaanjagende manier schitterend om te zien was: een patroon van hoog opflakkerende vlammen en klievende bliksems sneed de hemel open, deed de laatste druppels verdampen en veranderde toen in een stortbui van vuur.
Kevin voelde een verzengende straling op zijn wangen. Mara gilde. Haar vliesdunne zijden hoofddoekje, zojuist nog doornat, vatte spontaan vlam. Soldaten drukten de vlammetjes meteen uit met hun vechthandschoenen. Leer en verf begonnen te schroeien en te roken in de brandende hitte.
Ze renden en renden maar door. Vallend vuur spatte in vonken uiteen op het wegdek, en uit angst begonnen ze allemaal nog harder te rennen. 'Daar!' riep Lujan, voor zich uit wijzend. Honderd meter verderop, achter een barrière van plassen water en rondspetterend vuur, begon het gebied waar de zon gewoon, ongehinderd scheen.
Kevin trok Mara mee voor een laatste sprint, maar desondanks leken die honderd meter wel een paar mijl lang. Toen stonden ze veilig in het zonlicht. De soldaten bleven staan om op adem te komen, zulks op uitdrukkelijk bevel van Lujan. Soldaten die naar adem snakten konden nu eenmaal niet vechten, en de straten waren vol met doodsbange mensen en groepjes gevechtsklare gardisten die hun heer of vràuwe tot elke prijs zouden verdedigen. Kevin gebruikte het korte respijt om achterom te kijken. Het waanzinnige spektakel boven de arena duurde nog voort: vuur spatte naar beneden in verzengende flitsen en de kreten van de stervenden en gewonden versmolten tot een hartverscheurende jammerklacht.
Overal in de straat achter hem liepen paniekerige mannen en vrouwen met brandende kleren, als ontvlamde vogelverschrikkers, die met wilde gebaren het vuur probeerden te doven. Andere gevluchten bereikten met geschroeide kleren en brandvlekken op hun huid het veilige zonlicht, waar ze op werklieden en slaven stuitten die bang, maar nieuwsgierig waren toegesneld. Velen stonden wezenloos van angst voor zich uit te staren, anderen maakten steeds opnieuw de tekens die geacht werden tegen het onbehagen van goden bescherming te bieden, weer anderen hadden zich languit op de grond geworpen.
Er was een gefluisterd woord dat in deze chaos telkens weer opklonk. Kevin wist niet wat het betekende, maar na een gebaar van Lujan spoorde hij Mara aan om weer in beweging te komen. 'Doen je voeten pijn? We kunnen beter verder gaan. Volgens mij zijn we nog steeds een beetje te dicht in de buurt van de actie.'
Mara keek hem met knipperende ogen aan. Ze was grauw van uitputting. 'De schoenenkwestie moet maar wachten,' zei ze, half verdoofd. 'Eerst naar huis.'
Lujan stuurde een soldaat vooruit om versterking te halen. Daarna leidde hij het gezelschap voorzichtig door stille straten, ver uit de buurt van de tempelwijk, waar priesters en gelovigen druk aan het bidden en offeren waren. De soldaten waren voortdurend op hun hoede en bleven dicht bij elkaar. Kevin liet Arakasi's mes geen moment los - zij het discreet - maar er vonden onderweg geen aanslagen plaats. Wel voelde hij op een gegeven moment een vreemde trilling in de grond onder zijn voeten, en hoorde hij een zacht gerommel dat al snel aanzwol tot een dreunend gedonder. Kevin voelde een golf van angst door zich heen gaan. 'Aardbeving!' riep hij waarschuwend. 'Snel, in die deuropening daar! Nu meteen!'
Lujan en zijn krijgers reageerden onmiddellijk adequaat. Ze duwden een drietal burgers opzij, dat onder de stenen boog van de open voordeur van een bierkroeg stond te schuilen, en gingen met Mara tussen zich in onder de massieve boog staan. Kevin drukte zich tegen haar rug aan. Even later begon de grond hevig te beven. Soldaten vielen op hun knieën, andere kwamen languit op de grond terecht. Er klonk een oorverdovend kabaal van scheurende muren, brekende balken, vallende dakpannen, omlaagstortende balkons en krakende bomen, met daarbovenuit angstkreten in alle toonaarden. Mara was ineengedoken en de soldaten om haar heen beschermden haar met hun eigen lichaam. Het leek alsof de bodem zelf zich kronkelde van de pijn.
Van het ene moment op het andere was het over. Alles was akelig stil. Vredige zonneschijn belichtte de opwalmende stofwolken. De straten waren een slagveld vol puin, kreunende gewonden en bebloede, onder bomen en ingestorte muren en daken beknelde doden.
Kevin kwam langzaam overeind. Hij voelde brandblaren op zijn wangen. Zijn ogen traanden van het stof. Samen met de soldaten hielp hij Mara opstaan. Toen hij haar bevuilde gezicht zag, en de verschroeide rafels van haar zijden hoofddoek, en de verfomfaaide, natte kleren die aan haar lichaam plakten, moest Kevin zich beheersen om haar niet hartstochtelijk op haar mond te kussen. In plaats daarvan wreef hij alleen een van haar bestofte haarlokken naar achter, waardoor een smaragden oorbel weer glimmend zichtbaar werd. Hij zuchtte huiverend. 'We hebben geluk gehad,' zei hij. 'Kun je je voorstellen hoe het in het stadion moet zijn geweest?'
Mara's ogen drukten nog steeds haar geschoktheid uit. Ze deed geen poging om het trillen van haar stem te verbergen, maar desondanks hadden haar woorden een grimmige ondertoon toen ze zei: 'We kunnen alleen maar hopen dat onze Heer van de Minwanabi iets te lang bij de spelen is blijven hangen.' Toen leek ze de vernielde schoonheid van de gebouwen om haar heen opeens een onverdraaglijke aanblik te vinden. Ze wenkte Lujan. 'Naar huis. Meteen!'
En het gezelschap begon aan de lange, troosteloze tocht door de vernielde lanen en straten van Kentosani.
Arakasi verscheen pas later in het stadshuis. Zijn bediendenkleren waren bestoft en verschroeid. Het huis van de Acoma, dat op flinke afstand van de arena en het centrum van Milambers wraakoefening stond, had slechts lichte schade opgelopen. De voordeur werd bewaakt door wel tien gardisten terwijl er ook nog een aantal in de voortuin rondliep. De spionnenmeester benaderde het voorzichtig en ontspande zich pas toen hij Lujan bij de deuropening zag opduiken.
'De goden gedankt dat je het hebt overleefd!' riep de bevelhebber hem hees toe, met duidelijk hoorbare opluchting en blijdschap in zijn stem. Even later stond Arakasi op de eerste verdieping en boog hij voor zijn meesteres.
Mara zat op kussens. Ze had zojuist een bad genomen, maar zag nog bleek van de inspanningen van die dag. Een van haar knieën was lelijk geschaafd. Ze keek bezorgd voor zich uit, maar haar gezicht klaarde op bij het zien van haar spionnenmeester. 'Arakasi! Fijn je te zien. Welk nieuws heb je te melden?'
De spionnenmeester richtte zich op uit zijn gebogen houding. 'Met uw toestemming, vrouwe,' mompelde hij terwijl hij zijn bebloede wang begon te deppen met een vuile, gevlekte zakdoek. Mara wenkte een dienstmeisje, dat zich haastte om warm water en zalf te gaan halen. Arakasi wuifde haar bezorgdheid weg. 'Het is maar een onnozel sneetje. Iemand probeerde de situatie te misbruiken door mij te beroven. Hij is dood.'
'Een dienaar beroven?' vroeg Mara op sceptische toon. Ze vond het maar een doorzichtig verhaaltje. Het was stukken waarschijnlijker dat haar spionnenmeester ter wille van haar groot gevaar had geriskeerd, maar ze wilde hem niet in verlegenheid brengen door nadere vragen te stellen. Toen ze thuis terugkeerden waren de spionnenmeester en het grootste deel van haar soldaten afwezig geweest. Hij had een klein garnizoen achtergelaten, onder leiding van Jican, en was zelf met de andere gardisten teruggekeerd naar het stadion. In het door Milamber veroorzaakte pandemonium hadden ze echter Mara en haar begeleiders misgelopen.
De meid keerde terug met een kom water, doekjes en zalf, en Arakasi liet met zichtbare tegenzin zijn wond verzorgen - alleen omdat Mara erop aandrong.
'En de soldaten?' vroeg Mara terwijl het dienstmeisje bezig was.
'Heb ik mee teruggebracht,' antwoordde Arakasi, opeens wel erg chagrijnig terwijl hij de meid een vuile blik toewierp. 'Hoewel een van de soldaten een dakpan op zijn hoofd heeft gekregen, wat hij misschien niet zal overleven.'
Mara staarde naar de schoongewassen open wond. 'Dat is geen onnozel sneetje! Ik zie het kaakbeen.' Ze stelde de vraag die op haar lippen brandde. 'En hoe is het in de stad?'
Arakasi draaide zijn hoofd weg van het dienstmeisje, griste een schone doek uit haar mandje en drukte deze, snel als een roofdier, tegen zijn wang. 'Mijn vrouwe hoeft zich niet te bekommeren om de pijntjes en ongemakken van een dienaar.'
In het zachte schemerlicht van de late namiddag trok Mara demonstratief haar wenkbrauwen op. 'En hoeft een dienaar zich niet te bekommeren om het welzijn van zijn meesteres, door strenge keizerlijke straffen te riskeren omdat hij een slaaf een mes geeft? Nee,' zei ze, toen Arakasi aanstalten maakte om te reageren, 'zeg maar niets. Lujan zweert dat hij niets heeft gezien. Er is in de keuken een bebloed mes aangetroffen, maar de koks houden bij hoog en bij laag vol dat ze er jigavogels mee hebben geslacht.'
Arakasi grinnikte. 'Jiga's? Heel slim.'
'Precies. Dus geef nu maar antwoord op mijn vraag,' drong Mara aan.
Arakasi werd weer ernstig. 'Het is een grote chaos. Er zijn overal branden en vele gewonden. De wijken rond het stadion zien eruit alsof ze door een vijandelijk leger onder de voet zijn gelopen. De Krijgsheer heeft zich in schaamte teruggetrokken, vernederd als hij is door die Grootheid, Milamber. Het schandaal was te openbaar en heeft te veel onschuldige slachtoffers geëist. Ik wed dat Almecho nog vandaag een einde zal maken aan zijn ellendige leven.'
'En de keizer?' Hoe opgewonden ze ook was bij het horen van dit belangrijke nieuws, Mara hield tevens oog voor het alledaagse: ze stuurde het dienstmeisje weg met de opdracht dat ze een schaal met eten moest halen.
'Het Hemelse Licht is in veiligheid,' zei Arakasi, 'maar de Keizerlijke Witten zijn uit alle delen van het paleis complex teruggetrokken naar de familievleugel, waar ze de keizer en zijn kinderen beschermen. De gardisten van de Hoge Raad zijn nog op hun post, maar zonder orders van de Krijgsheer zullen ze niet in actie komen. Ik denk dat nog hedenavond de trouw aan het eigen huis zal prevaleren en dat ieder gedetacheerd peloton naar zijn eigen meester terugkeert. Bestaande regels zijn tijdelijk opgeschort, nu de Krijgsheer zichzelf te schande heeft gemaakt en de raad zo verzwakt is.' Arakasi haalde zijn schouders op. 'We zouden kunnen stellen dat op dit moment alleen het recht van de sterkste geldt.'
Mara voelde een rilling over haar rug gaan, en het leek alsof het in de kamer opeens wat donkerder was. Ze klapte in haar handen om de bedienden lampen te laten brengen. 'Lujan moet dit horen,' zei ze daarna. 'Denk je dat we kunnen worden aangevallen?'
Arakasi zuchtte. 'Wie kan het zeggen? Buiten is het een en al waanzin. Maar als ik een gokje mag wagen, zou ik zeggen dat we de komende nacht wel veilig zijn. Als de Heer van de Minwanabi de troebelen heeft overleefd, houdt hij zich nu waarschijnlijk schuil in zijn huis, zoals wij, om zijn verliezen te inventariseren en te wachten tot het weer veilig is op de straten.'
Een bediende bracht een schaal voedsel en even later arriveerde Lujan. Mara wees dat hij moest gaan zitten en liet iedereen een kop hete chocha geven. Zelf dronk ze er genietend van terwijl Lujan Arakasi op uiterst intimiderende manier overhaalde om een bepaald zalfje op zijn wond te smeren. Lujans plastische verhalen over zwerende zwaardwonden waren akelig genoeg om de dappersten bang te maken, en bij Arakasi ging het in dit geval eigenlijk niet om moed, maar om koppigheid. Mara kreeg bijna medelijden met hem, maar ze wist dat Lujan gelijk had en dat de wond verbonden moest worden. Pas toen dat was gebeurd, door Lujan zelf, zei ze: 'Als Almecho zich het leven beneemt, zal de raad worden bijeengeroepen.'
'Om een nieuwe Krijgsheer te benoemen,' zei Arakasi, blij met de verandering van onderwerp.
Lujan legde het ongebruikte verband terug in het mandje. 'Iedereen die bij die verkiezing aanwezig is loopt grote risico's. Er is geen duidelijke kandidaat voor zijn opvolging.'
Toch was dat gevaar, hoe evident het ook was, niet de ergste eventualiteit. Mara kreeg een vastberaden blik in haar ogen, die fonkelden in het licht van de lampen. 'Als de aanwezigheid van de Acoma in de raad ooit noodzakelijk is geweest, dan wel bij deze keuze van Almecho's opvolger! Slechts vijf heren hebben voldoende aanhangers om een gooi naar die titel te wagen, en een van die vijf is Desio van de Minwanabi. Zijn poging mag nooit lukken!'
'U hebt weliswaar afspraken gemaakt die u van de nodige invloed verzekeren,' viel Arakasi haar bij, 'maar nu alles een chaos is wordt misschien ook het tellen van de stemmen van de aanwezigen een dubieuze aangelegenheid. Wie is er wel en wie niet?'
Opeens was duidelijk te zien dat Mara doodmoe was. 'Precies,' zei ze. 'En het grootste risico van allemaal is dat Desio het wit-en-goud zou mogen dragen!'
Lujan betastte het gevest van zijn zwaard. 'Bestaat die kans dan?'
'In normale omstandigheden - nee. Maar nu?' De spionnenmeester haalde zijn schouders op. 'Wie had vanmorgen kunnen voorspellen dat Almecho's regime nog voor zonsondergang in schande ten onder zou gaan?'
Het leek buiten opeens erg donker. Belaagd door aanzwellenç1e angsten verlangde Mara naar de troost van Kevins armen, maar hij was buiten en hielp de bedienden en soldaten met het repareren van de schade die de aardbeving aan de muren had aangericht. Milamber had in zijn strijd met de Krijgsheer echter meer dan alleen muren en levens verwoest. Hij had de hele hiërarchie binnen het keizerrijk onderuitgehaald, en de stofwolken daarvan zouden nog heel lang blijven rondwervelen.
'Mij dunkt dat we op alles voorbereid moeten zijn,' kondigde Mara op vastberaden toon aan. 'Arakasi, wanneer je hersteld bent hebben we je in de stad nodig. Leg overal je oor te luisteren, want de grootmachten binnen het rijk zullen onherroepelijk hun koers veranderen, en als we niet zorgvuldig onze weg kiezen kunnen we daarbij onder de voet gelopen worden.'
Er volgde een onrustige, slapeloze nacht, nadat Lujans soldaten oude vensterluiken uit een schuur hadden gehaald en voor de ramen gehangen. Het oude gebouw was al in geen eeuwen aangevallen, maar het was stevig van constructie en waar nodig werden de deuren en vensters nu door de soldaten - die werden bijgelicht door slaven - nog versterkt. Vanuit de binnenstad waaiden af en toe onduidelijke geluiden van gevechten of rellen aan. Nu en dan klonk er op straat het geluid van rennende voeten - maar niemand binnen de ommuring wilde het risico nemen om na te gaan of die van dieven of moordenaars of onschuldige vluchtelingen waren.
Drie uur na middernacht keerde slagleider Kenji terug. Hij had een zwaardsnee in zijn schouder en zijn harnas hing in flarden. Vrouwe Mara zat in de keuken met Jican te overleggen over de voedselvoorraad. Zo te horen, en aan de leien te zien, leek het alsof ze zich voorbereidden op een beleg.
Kenji maakte een buiging en trok pas daardoor Mara's aandacht. Ze riep meteen een bediende om chocha en het mandje met verband te halen en liet de slagleider op een haktafel plaatsnemen.
'De soldaten van de Sajaio werden onder de voet gelopen door de menigte,' zei Kenji, en hij trok een grimas van pijn toen hij zijn harnas begon los te maken.
'Wacht daarmee,' zei Mara. 'Ik zal een slaaf roepen om je daarmee te helpen.'
Kenji was echter zo verdoofd van pijn en zo vastbesloten om rapport uit te brengen dat haar woorden niet tot hem doordrongen. Hij bleef aan de sluitingen van zijn wapenrusting morrelen en praatte ondertussen door. 'De twee mannen die bij me waren zijn omgekomen. De ene stierf in de strijd, de andere door de vuurregen. Ik werd door de massa meegesleurd, hoewel ik probeerde naar dit huis terug te keren. Vooral in de tempelwijk was het overvol, want iedereen hoopte daar veiligheid te vinden. Ik ben toen via de kaden teruggekeerd, hoewel de aardbeving daar ook veel verwoestingen heeft aangericht.'
Er was een slaaf gearriveerd, die Kenji nu begon te helpen met zijn harnas. Kenji's schouderwond bloedde en het hemd onder zijn groen gelakte wapenrusting zat al onder de vlekken. 'Er waren opstootjes, vrouwe.' Kenji hapte naar adem toen de borstplaat van zijn harnas werd losgetrokken. Er stonden zweetdruppels op zijn voorhoofd. Zijn pijn manhaftig verbijtend vervolgde hij: 'De armen en de vissers uit de havenwijk begonnen boten, pakhuizen en winkels te plunderen.'
Mara wierp een bezorgde blik op Jican, die al eerder had gewezen op de vuurgloed boven de havenwijk en die terecht rampzalige gevolgen voor de handel had voorspeld.
'Andere pakhuizen werden opengebroken en in brand gestoken. Een deel van het volk trok naar de keizerlijke wijk om van de Krijgsheer voedsel en onderdak te eisen.'
Mara gebaarde dat de slagleider moest zwijgen. 1e hebt goed werk gedaan. Rust nu uit en laat je wonden verzorgen.'
De uitgeputte slagleider wilde echter per se opstaan en een buiging maken. Daarna liet hij zich weer zakken, half bewusteloos, aan het einde van zijn krachten, om het geronnen bloed rond zijn gapende wond door de slaaf met heet water weg te laten wassen.
Mara ging naast hem zitten en pakte hem bij de hand. Ze bleef bij haar officier tot diens wond verzorgd en verbonden was. De stilte werd alleen verbroken door zijn gekreun, het krassen van ]icans krijtje en door vage, maar verontrustende geluiden vanuit het stadscentrum. Op planken en tafels waren de voorraden uitgestald. Ze hadden voldoende om het een aantal dagen uit te houden. Aan dertig gardisten hadden ze waarschijnlijk genoeg om het huis te beschermen tegen plunderende massa's, maar niet om een vijandelijk legertje buiten de deur te houden.
Tegen de dageraad, toen Kenji al naar een bed was gebracht, overlegde Mara met Lujan. Ze besloten een officier naar het meest nabije garnizoen van de Acoma te sturen om versterking te halen.
'Laten we hopen dat onze vijanden evenveel last hebben van de wanorde als wij,' zei Lujan, nadat hij de koerier via de poort naar buiten had gelaten.
'Inderdaad,' mompelde Mara. 'Laten we dat hopen.'