22 Tumult

 

Maanden gingen voorbij.

Het regenseizoen was weer begonnen. De velden stonden groen van de nieuwe oogst, het getrompetter van de nidrastieren klonk over de weiden en kondigde een nieuwe generatie kalveren aan. De dag begon als alle andere. Mara en Jican waren in overleg over leien vol cijfers en probeerden te bepalen welke gewassen ze met het oog op de herfstmarkten nu het beste konden planten en zaaien. Halverwege de ochtend werden ze echter gestoord door de mededeling dat er een beëdigde gildenkoerier naar het huis van de Acoma kwam rennen.

'Rennen?' vroeg Mara, zonder haar blik van de lei op te slaan.

'Ja, meesteres,' zei de wachter. De bevestiging verbaasde haar niet, want de soldaat stond zelf ook nog na te hijgen.

Mara gebaarde naar Jican dat hij de planning zelf maar moest afronden. Ze stond met stijve knieën op en liep naar de voordeur. Daar aangekomen zag ze de koerier juist de laatste bocht nemen. Hij wandelde niet en draafde niet, maar rende echt op volle snelheid. Het moest een zeer dringende boodschap zijn. 'Wat kan het zijn?' vroeg ze zich hardop af.  

Saric, die aan haar schouder was verschenen, antwoordde met een wedervraag- typisch voor hem. 'Problemen, meesteres. Waarom zou een man zich anders dwars door de modder haasten?'  

De Vrouwe van de Acoma glimlachte wrang naar haar adviseur, die zijn oude plekje in de legerbarakken absoluut niet scheen te missen. Zijn droge, sarcastische geestigheid was anders dan de ironische humor van zijn neef Lujan. Sarics ongeneeslijke verlangen om het waarom der dingen te doorgronden was voor een carrière als soldaat misschien niet erg bevorderlijk, maar voor een adviseur was het een onmisbaar talent. En blinde gehoorzaamheid was beslist niet iets wat bij een adviseur paste.  

Hij had zijn waarde al bewezen. Het keizerrijk was al meer dan zes maanden volkomen rustig in de ijzeren greep van Axantucar. Sedert Mara's bezoek aan de Bewaarder van het Keizerlijke Zegel hadden Keizerlijke Witten drie keer geïntervenieerd in wat normaliter een dispuut tussen Regerende Heren onderling zou zijn gebleven. Axantucar voerde als excuus aan dat het keizerrijk stabiliteit nodig had, maar Saric had spottend opgemerkt dat de balans in alle drie de gevallen 'toevallig' was doorgeslagen ten gunste van de partij die Axantucar bij zijn verkiezing had gesteund. Het terugbetalen van politieke schulden was natuurlijk een normaal onderdeel van het Grote Spel, maar het inzetten van Keizerlijke Witten bij wat uiteindelijk slechts onbelangrijke grensconflicten waren was buiten proportie en toonde een enthousiasme voor bloedvergieten dat de Minwanabi niet misstaan zou hebben.  

De Acoma profiteerde er overigens wel van, op indirecte manier, want een en ander had Tasaio gedwongen zich koest te houden. Als machtigste rivaal van de Krijgsheer had de Heer van de Minwanabi geen adviseur nodig om te begrijpen hoe Axantucar zou reageren wanneer zijn tegenstander zich brutaliteiten zou permitteren. De man die nu het wit-en-goud droeg heerste even meedogenloos als zijn voorganger, maar nog een graadje onvoorspelbaarder dan deze. Zelfs op zijn eigen, bijna hermetisch afgesloten landgoed liet Tasaio niets aan het toeval over.  

De koerier had Mara bereikt en rukte haar uit haar mijmeringen. Hij droeg slechts een lendendoek en een armband met het insigne van zijn gilde, en glom van het zweet. Hij boog. 'Vrouwe van de Acoma?'

'Dat ben ik,' antwoordde Mara. 'Wie zendt mij bericht?'

'Niemand, vrouwe.' De koerier richtte zich op en wreef een paar vochtige haarlokken uit zijn gezicht. 'In het belang van het keizerrijk heeft mijn gilde besloten alle Regerende Heren en Vrouwen bericht te zenden.'

In het belang van het keizerrijk... Die formulering betekende dat het gildeiets zo gewichtig had geacht, dat het zonder betaling in actie kwam. 'Wat is er gebeurd?' vroeg Mara bezorgd.  

'Vrouwe, het rijk is in gevaar. De goden hebben hun toorn op ons gericht. De afvallige magiër, de voormalige Grootheid Milander, is teruggekeerd.'

Mara hoorde bewegingen achter haar rug en wist meteen dat Kevin zich bij hen had gevoegd. 'Dan is de scheuring weer open!' riep de Midkemiër opgewonden uit.

'Zoals uw slaaf zegt, mijn vrouwe,' bevestigde de koerier, die zijn blik uitsluitend op Mara gericht hield. 'Er is meer. De Krijgsheer heeft geprobeerd deze magiër gevangen te nemen, met hulp van bondgenoten in de Assemblee. Het is niet precies duidelijk wat er is gebeurd, behalve dat er binnen het paleis complex een strijd is uitgevochten tussen de Keizerlijke Witten en een leger onder leiding van Kamatsu van de Shinzawai.'  

Het daglicht leek opeens verduisterd te worden. Mara trok haar gewaad strakker om zich heen, de knokkels van haar handen waren wit. Met een kalmte die ze niet voelde - want Hokanu zou ongetwijfeld aan de zijde van zijn vader hebben gevochten - vroeg ze: 'Een gevecht in het paleis?'

'Ja, meesteres.' De koerier merkte de ongerustheid van de vrouwe in het geheel niet op, en leek eerder te gloriëren in zijn rampzalige nieuws. 'En ten gevolge hiervan is de Krijgsheer tot verrader bestempeld en oneervol ter dood gebracht.'

Mara zette grote ogen op. Oneervol? Dat kon alleen maar betekenen dat hij was opgehangen! Er waren slechts twee machten in het keizerrijk die daartoe opdracht konden geven, en aangezien Axantucar bondgenoten onder de magiërs bezat... 'De keizer?'  

De koerier was nauwelijks in staat zijn opwinding te bedwingen. 'Jawel, vrouwe, het Hemelse Licht heeft de Krijgsheer veroordeeld. Voorts heeft hij het recht om het wit -en-goud te dragen aan zich getrokken en voor alle heren opgeschort.'

Er volgde een geschokte stilte. Mara probeerde haar tollende gedachten te ordenen. Een keizer had een Krijgsheer ter dood veroordeeld! Dat was verbijsterend, en zonder precedent in de hele geschiedenis! Zelfs in tijden van de grootste nood had geen Hemels Licht durven te handelen zoals Ichindar nu had gedaan!

De koerier rondde zijn boodschap af. 'Meesteres, de Hoge Raad is ontbonden en zal niet vergaderen voordat de keizer het gebiedt.'  

Mara moest vechten om haar verbluftheid niet te laten merken. 'Is er meer?'

De koerier kruiste zijn armen voor zijn borst en maakte een buiging. 'Niet dat we weten. Er zullen ongetwijfeld officiële mededelingen volgen.'

'Ga dan naar de keukens en laat je een maaltijd voorzetten,' zei Mara. 'Ik had het al eerder moeten aanbieden. Wees welkom en versterk je krachten voordat je verder reist.'

'Mijn vrouwe is genereus, maar ik heb haast. Met uw toestemming?'

Mara gebaarde dat de jongeman zijn gang kon gaan. Toen hij zich had omgedraaid en meteen was weggerend, keek Mara naar Saric. 'Haal zo snel mogelijk Arakasi hierheen!'

Haar haast behoefde geen toelichting. Als de berichten van de koerier juist waren, was dit alles de belangrijkste gebeurtenis in haar hele leven. Nu werden de regels van het Grote Spel voor altijd veranderd, en zolang het Hemelse Licht niet van gedachten veranderde zou hij de absolute macht in het keizerrijk in handen hebben. Tenzij, bedacht Mara, met een ironie die ze van Kevin had geleerd, tenzij iemand daar een stokje voor zou willen steken door hem maar zo gauw mogelijk te vermoorden.

 

Het kostte bijna twee weken om Arakasi terug te roepen, zulks wegens de ingewikkelde procedures waar hij altijd op stond. Mara verbeet haar ongeduld, hoewel er in het hele rijk een wilde geruchtenstroom op gang was gekomen. Anders dan verwacht waren er nog steeds geen officiële mededelingen gekomen over de onlusten of Axantucars terechtstelling. Toch waren de dagen gewoon warm en vochtig, en brachten de namiddagen regen en onweer, zoals elk jaar in dit seizoen. Er werd van alles gefluisterd, maar duidelijk was tenminste dat de keizer springlevend was en in Kentosani de touwtjes in handen had. Volgens de verhalen waren acht van zijn slaven gestorven aan uiteenlopende exotische giffen die in zijn voedsel waren gemengd, en waren drie koks en twee keizerlijke kameniers opgehangen wegens daarmee verband houdend hoogverraad. De handel ging door, maar ongemakkelijk - als tijdens een stilte voor een storm.  

Het drukkende weer maakte het gepieker alleen maar onaangenamer. Mara bracht rusteloze uren aan haar schrijftafel door en schreef al haar verschillende bondgenoten aan. Alleen op haar brief aan Jiro van de Anasati kwam geen antwoord, maar dat verwonderde haar niet echt.

Ook deze dag zat ze briefjes te schrijven. Ze keek op haar lei welke naam aan de beurt was en doopte haar pen voor de zoveelste keer in de inkt. Kevin werd altijd lusteloos wanneer het zo benauwd was. Hij lag op een mat in de hoek van haar werkkamer te dutten - in slaap gesust door het gestage druppelen van de regen en het gekras van Mara's pen.  

Maar toen kwam er vanuit het grijsgroene gordijn van de regen opeens een schaduw naar voren. Mara schrok zo dat haar adem even stokte, en van dat geluidje schrok Kevin wakker. Zijn hand greep naar een zwaard - dat er niet was - maar meteen daarna begon de Midkemiër schaapachtig te grinniken. 'Goden, man, je liet me schrikken.'  

Arakasi stapte de kamer binnen. De druipnatte zoom van zijn zware zwarte mantel sloeg tegen zijn kuiten. Ook zijn sandalen waren doorweekt. Er plakte gras aan, dus hij was via de nidraweiden gekomen.

Mara slaakte een zuchtje van opluchting. 'Ben je daar eindelijk?'

De spionnenmeester boog. Er vielen zilverige druppels van zijn hoofdkap op de grond en op zijn gezicht. 'Meesteres, ik was zeer ver weg toen uw oproep me bereikte.'  

Mara klapte in haar handen om een meid te roepen. 'Handdoeken,' commandeerde ze. 'En een droog gewaad.' Ze gebaarde dat haar spionnenmeester op een van de kussens moest gaan zitten en zichzelf een kopje chocha kon inschenken. De spullen stonden op een laag tafeltje naast hem.  

Arakasi schonk zich een dampend kopje in en keek zijn meesteres toen dringend aan. 'Vrouwe, ik verzoek u niemand te vertellen dat ik terug ben. Ik heb uw wachters ontweken en mijn uiterste best gedaan om niet gezien te worden.'

Dat verklaarde het gras aan zijn sandalen, maar niet de achterliggende reden. Toen Arakasi het niet uiteigen beweging uitlegde was Mara gedwongen het hem te vragen.  

Haar spionnenmeester draaide het fijne aardewerken kopje rond in zijn handen, zenuwachtiger dan zij van hem gewend was. Hij keek zorgelijk voor zich uit en negeerde de handdoeken en kleren die de meid had gebracht. Het leek alsof hij over zijn woorden moest nadenken. Nog steeds in zijn druipnatte zwarte mantel zei hij tenslotte: 'Mijn informanten... er klopt iets niet. De mogelijkheid bestaat dat we voor de gek zijn gehouden.'  

Mara trok haar wenkbrauwen op, en associeerde zijn woorden toen met een feilloze intuitie met iets van lang geleden. 'Die valstrik voor Keyoke?'

Arakasi knikte. 'Ik denk dat wijlen heer Desio onze man toen met opzet heeft laten ontsnappen om mij in de waan te brengen dat onze andere spionnen binnen het huishouden van de Minwanabi onontdekt waren gebleven. Indien dat zo is, dan moet de promotie van een van mijn mannen tot Tasaio's persoonlijke bediende...'  

'Verdacht zijn?' Ook nu begreep Mara weer meteen wat hij bedoelde. Toen maakte ze een afwerend gebaar met haar hand. 'Handel dat probleem maar naar eigen inzicht af. En als je denkt dat de Minwanabi bij ons heeft weten te inf1ltreren, spoor die spion dan op. Op dit moment wil ik allereerst precies weten wat er in Kentosani gebeurd is!'

Arakasi nam een slokje van zijn chocha. Even leek het alsof hij het onderwerp van een mogelijk lek in zijn organisatie niet wilde verlaten, maar toen Kevin weer in zijn hoekje zat en Mara duidelijke tekenen van ongeduld vertoonde, deed de spionnenmeester wat hem was gevraagd. 'Er is veel gebeurd, maar slechts weinig is openbaar gemaakt.' Arakasi zette zijn kopje geluidloos neer. 'Ik ben tijdens de gevechten een van mijn agenten kwijtgeraakt.'  

Mara kende de omgekomen spion niet, en zou ook nooit zijn naam vernemen, maar het was iemand van de Acoma geweest, dus ze boog respectvol haar hoofd, zoals ze ook zou hebben gedaan als haar was verteld dat een van haar krijgers tijdens de uitoefening van zijn plicht was gesneuveld.  

Arakasi haalde zijn schouders op, maar deze keer niet met zijn gebruikelijke onverschilligheid. 'De man was gewoon op de verkeerde plaats toen de gevechten begonnen. Hij werd gedood door een verdwaalde pijl, maar ons verlies is er niet minder spijtig door. De antecedenten van het personeel van het keizerlijke paleis worden zeer grondig onderzocht. Het zal moeilijk zijn een vervanger voor hem te vinden.'  

De spionnenmeester trok zich het verlies persoonlijk aan, besefte Mara, en hoewel ze eigenlijk had willen vragen of hij nu ter zake wilde komen, wachtte ze nog maar even tot hij dat uit zichzelf zou doen. Even later stak Arakasi zijn handen in de natte mouwen van zijn jas en leek hij tot zichzelf te komen. 'Hoe dan ook,' vervolgde hij bruusk, 'die magiër, Milamber, hoewel uit de gelederen van de Grootheden gestoten, is teruggekeerd via een scheuring.'  

'Waar is die scheuring?' onderbrak Kevin hem. Hij was opeens niet half zo slaperig meer als hij had geleken.

Mara keek hem verwijtend aan, maar het was vooral Arakasi's woedende blik die Kevin tot stilte maande. 'Dat weet ik nog niet,' zei de spionnenmeester, niet tegen hem, maar nadrukkelijk tegen Mara. 'Milamber is in de stad Ontoset gevangengenomen door twee Grootheden die Axantucar dienden. Hijzelf, twee metgezellen van zijn thuiswereld en nog een andere Grootheid zijn gevankelijk meegevoerd naar het keizerlijke paleis.'  

'Heeft de Krijgsheer een Grootheid gevangengenomen?' vroeg Mara verwonderd.

'Men kan ook zeggen dat twee Grootheden een van hun collega's in bedwang hebben gehouden,' corrigeerde Arakasi droogjes. 'Over de Krijgsheer is weinig bekend, hoewel het gonst van de geruchten. Een redelijke hypothese lijkt me dat Axantucar niet tevreden was met het dragen van het wit-en-goud, maar misschien nog grotere ambities in de zin had.'  

'Moord op de keizer?' onderbrak Mara hem weer. 'Er gingen geruchten dat er vergif is geprobeerd.'

'De helft van dat soort verhalen is meestal waar.' Arakasi haalde zijn handen uit de mouwen en er druppelde water op de geboende vloer. 'Ichindar gaf het op als reden voor de executie, en aangezien een van de troetelmagiërs van Axantucar zijn loyaliteit opzij heeft gezet en persoonlijk heeft getuigd dat het waar was, wie durft dat dan nog te betwijfelen?'  

Mara keek verbluft. 'Een van zijn eigen Grootheden heeft hem aangegeven?'  

'Sterker nog, vrouwe.' Arakasi scheen nu eindelijk warm te lopen voor het onderwerp. 'Twee Grootheden, broers van elkaar, hadden deze Krijgsheer hun steun gegeven, zoals ook aan zijn voorganger, Axantucars oom.'

Mara knikte. Ze herinnerde zich die twee heel goed, want zij waren bepalend geweest bij het bewijzen van haar onschuld tijdens de ingewikkelde situatie van beschuldigingen over en weer voorafgaand aan Jingu's ondergang.  

'De ene broer keerde zich tegen de andere,' vervolgde Arakasi, 'met als gevolg dat de ene Grootheid nu dood is en de andere allen die hebben samengezworen tegen Ichindar publiekelijk aangeeft en verkettert. Op dit moment durft niemand meer een zet in het Grote Spel te doen, uit angst voor wraak. Ook voor ons lijkt me dit een moment voor behoedzaamheid. Als Tasaio gelooft dat hij nu de sterkste van alle heren is, zou hij kunnen kiezen voor de aanval.'

Mara stak haar hand op. Ze wilde even tijd hebben om na te denken. De regen druppelde nog steeds tegen de wanden. 'Nee,' zei Mara even later. 'Niet nu. Tasaio is te slim om iets achterbaks te proberen op een moment dat iedereen op alles is voorbereid en zijn zwaard uit zijn schede heeft gehaald. Wie commandeert het garnizoen in het keizerlijke paleis?'  

'Kamatsu van de Shinzawai,' antwoordde Arakasi. 'Hij handelt alsof hij de Opperbevelhebber van de keizer is, maar hij draagt de wapenrusting van een Krijgshoofd van de clan Kanazawai, niet het Keizerlijke Wit.'

Mara dacht met gefronst voorhoofd na over de politieke implicaties van deze gegevens. 'Tja, voor het moment mogen we dus aannemen dat de Alliantie voor de Krijg verleden tijd is, en dat de Krijgspartij ook op zijn gat ligt, aangezien de Minwanabi het in die fractie helemaal in zijn eentje voor het zeggen heeft.' Ze tikte met een vinger op haar kin. 'We kunnen aannemen dat Jiro van de Anasati zich zowel van de Omechan als van Tasaio zal distantiëren, en dat de Anasati en andere huizen van de clan Ionani zich zullen haasten om in de schoot van de Keizerlijke Partij terug te keren. Nee, de Blauwe-Wielpartij is misschien niet de sterkste fractie, maar ze zit aan de rechterhand van de keizer. In deze fase van de ontwikkelingen telt dat zeer zwaar.'

'Wat de raad betreft,' vervolgde Arakasi, 'heeft de Minwanabi twee keer geprobeerd een formele vergadering bij elkaar te roepen, wat echter door de keizer beide keren openlijk is afgekeurd. Het Hemelse Licht heeft zijn decreet herhaald dat de Hoge Raad is ontbonden tot hij het tegendeel beslist.'  

Mara zweeg lange tijd. 'Ik weet dat hier meer achter zit dan alleen verraad,' zei ze tenslotte. 'Er is iets anders in het geding. Er zijn eerder aanslagen gepleegd op een Krijgsheer of een keizer, maar nooit tevoren heeft dat geleid tot een ontbinding van de Hoge Raad.'

'Misschien heeft deze keizer meer hersenen of meer ambities dan zijn voorgangers,' opperde Kevin vanuit zijn hoek. 'Ik wed dat hij gewoon alleenheerschappij wil hebben.'  

Mara schudde haar hoofd. 'Op deze manier de macht grijpen zou tot een paleisrevolutie leiden. Als keizer Ichindar werkelijk op macht uit was, dan zou hij de raad niet buiten spel zetten, maar paaien. Dan zou hij schoothondjes maken van de raadsleden. Het keizerlijke hof kan veel, maar het kan het rijk niet regeren. Ons systeem is niet zoals dat van jullie, Kevin, waarin alle Regerende Heren en Vrouwen en al hun dienaren stuk voor stuk onderdanen zijn van een koning.' Ze maakte een gefrustreerd gebaar, waaruit bleek dat ze dat concept nog steeds raar vond.  

'Wij noemen dat de Grote Vrijheid,' zei Kevin. 'Het is een wet die duidelijk voorschrijft welke relatie elke man en elke edelman heeft tot zijn meester en zijn dienaar, zodat niemand het slachtoffer kan worden van een onrechtvaardige behandeling.'  

'Een schijnheilige fictie, durf ik te wedden,' zei Mara. 'Maar hoe dan ook, daar had ik het niet over. Wij hebben geen systeem dat het mogelijk maakt een corrupte heer te vervangen door een nobeler type. Wanneer een heer valt, dan valt zijn huis met hem, en als er maar genoeg huizen vallen, dan valt het hele keizerrijk!'

Kevin streek door zijn verwarde haren. 'Je bedoelt te zeggen dat het rijk de infrastructuur mist om zo ingrijpende veranderingen te overleven. Tsuranese edelen zijn te verwend en zelfingenomen om hun landen en goederen te beheren als ze daarbij niet tevens de absolute dictator mogen uithangen. Ze willen en zullen het niet doen enkel omdat de keizer het vraagt of gebiedt.'  

Mara vond Kevins opmerkingen weer akelig tegen het zere been. 'Nee, daar gaat het niet om. Wat ik bedoel is dit: als het Hemelse Licht denkt, bij wijze van gril, dat hij een gezelschap van bestuurders zomaar even kan degraderen tot een soort ambtenaren, dan zal hij leren dat iets bevelen iets anders is dan iets doen, of door anderen gedaan laten krijgen.'  

Kevin zat nonchalant met zijn rug tegen de wand en inspecteerde zijn nagels, die rouwrandjes hadden opgelopen. 'Dat zal ik niet tegenspreken.'

Mara vroeg zich af waarom hij uitgerekend dit moment koos om zo dwars te liggen, en ze wendde zich nu maar tot Arakasi. 'Ik denk dat we naar Kentosani moeten gaan.'

De spionnenmeester - hij leek een verlengstuk van zijn donkere jas - verstijfde. 'Meesteres, dat zou gevaarlijk kunnen zijn.'  

'Wanneer was het dat niet, dan?' informeerde Kevin op sarcastische toon. 

Zonder zijn kant op te kijken gebaarde Mara dat hij zijn mond moest houden. 'Ik durf te wedden dat de keizer geen bezwaar zal hebben tegen een vergadering van de clan Hadama in de raadszaal. En als er tegelijk ook wat leden van het Oog van Jade in de Heilige Stad zouden zijn, en we dineren samen...'

De sociale finesses van de politieke intriges interesseerden Arakasi deze dag niet bijzonder. 'Dit zijn zaken om met uw hadonra en Eerste Adviseur te bespreken, meesteres,' onderbrak hij haar, een tikkeltje brutaal. 'Ik moet terug naar mijn spionnen om uw veiligheid te verzekeren.'

Mara was zo verzonken in haar eigen gedachten dat ze de abruptheid in zijn woorden niet hoorde. 'Doe dat,' zei ze verstrooid, in reactie op woorden die amper tot haar waren doorgedrongen. 'Maar ik verwacht je precies over een maand in ons appartement in de Heilige Stad.'

'Uw wil, meesteres.' Arakasi boog zonder enige aarzeling voor haar en verdween even stilletjes als hij was gekomen. Mara wachtte even tot hij in de druilerige grijze regen verdwenen was en klapte toen in haar handen om een bediende te roepen. Wegens de regen was bijna iedereen thuis, dus het duurde niet lang voor Nacoya, Keyoke en Saric opgetrommeld waren. Lujan arriveerde als laatste. Hij rook naar de olie waarmee harnassen ingevet werden. Hij was jonge rekruten aan het drillen geweest en zijn vuile sandalen maakten Mara's vloer nog natter dan hij al was. Zonder inleiding zei Mara: 'Nacoya, stuur bericht aan alle Regerende Heren van het Oog van Jade dat wij vanaf een maand na vandaag zullen verblijven in ons stadshuis in de Heilige Stad. De Acoma zou ieder van hen graag verwelkomen tijdens een lunch of een diner... naar rang en stand, uiteraard.' Bijna in een adem voegde ze eraan toe: 'En laat alle leden van de clan Hadama weten dat er precies zes weken na heden een clanvergadering zal plaatsvinden in de zaal van de Hoge Raad.'

Nacoya stokte halverwege het opnieuw inbrengen van een weerbarstige haarpin. 'Vrouwe, velen van de clan Hadama waren geallieerd met Axantucar. Ze zullen niet genegen zijn zo snel naar Kentosani terug te keren, ondanks uw verzoek.'  

Mara keek haar Eerste Adviseur streng aan. 'Maak dan duidelijk dat dit geen verzoek is, maar een eis.'

Nacoya leek op het punt te staan aan een discussie te beginnen, maar toen ze de blik in de ogen van haar meesteres zag bedacht ze zich en zei: 'Uw wil, meesteres.'

Vanaf zijn mat in de hoek van Mara's werkkamer zag Kevin die namiddag alles met groeiende ongerustheid aan. Er was iets in Mara veranderd, voelde hij instinctief, al kon hij niet zeggen wat precies. Wel wist hij dat er een zekere afstand tussen hen beiden was gegroeid, ondanks zijn pogingen om geduldig te zijn. Hij zag de koude, afstandelijke uitdrukking op het gezicht van zijn vrouwe en kwam tot een conclusie: wat ze ook van plan was, ditmaal had hij het gevoel dat hij er maar liever niets van wilde weten. Het Spel was geen spel - althans niet in enig opzicht dat hij kon begrijpen. Hij was ondertussen voldoende op de hoogte van de politieke mores in Tsuranuanni om aan te voelen wanneer gebeurtenissen tot gevaar zouden leiden. Veranderingen, zo had hij geleerd, kwamen in dit land uitsluitend via bloedvergieten tot stand, en de val van alweer een Krijgsheer beloofde akelige problemen.

De regen bleef maar doordrenzen en het werd langzaam stikdonker buiten, maar Kevin moest tot zijn spijt vaststellen dat hij helemaal geen slaap meer had.

 

De storm was voorbij, en hoewel wolken aan de horizon de komst van buien aankondigden was het op dit moment een stralende dag. Mara stond kaarsrecht, met een uitdrukkingloos gezicht in de hete zon. Tegenover haar stond op het exercitieveld haar complete garnizoen opgesteld: alle krijgers die de kleuren van de Acoma droegen. De enige soldaten die ontbraken waren degene die afgelegen bezittingen bewaakten en de leden van de patrouille die vandaag dienst had aan de grenzen van de Acoma zelf.  

Rechts van Mara stond Nacoya. Ze leek nietig onder het gewicht van haar formele kleding. De kleinheid van haar gedrongen gestalte werd alleen nog maar benadrukt door de met een pluim van shatrastaartveren versierde staf die het formele teken van haar functie als Eerste Adviseur was. Achter en links van haar stonden Keyoke, Saric en Lujan, allen eveneens in ceremonieel tenue. Hun glimmend gepoetste wapenrustingen, hun sieraden en het parelmoeren inlegwerk op hun officiers stokjes schitterde verblindend in het felle schijnsel van de ochtendzon.

Met zijn ogen half dichtgeknepen tegen het licht en de glinsteringen zat Kevin het tafereel vanuit het huis te bekijken, en wel vanaf een uitstekende plaats: een brede vensterbank in de zaal waar Mara haar ontvangsten hield. Ajiki stond naast hem, met zijn elleboogjes steunend op het kussen waar de Midkemiër geknield op zat. Achter de jonge meester stond - met een pot boenwas en een poetslap vergeten in zijn handen - de oude huis slaaf Mintai, aan wie de zorg voor deze zaal was toevertrouwd. De oude man genoot van het momentje vrij dat een ceremonie als deze hem bezorgde: een van de weinige keren dat hij even kon luieren zonder dat iemand hem meteen op de vingers tikte.

Mara was begonnen beloningen en promoties uit te delen. Daarna had ze de eed van trouw van precies een dozijn jonge nieuwe soldaten van de Acoma in ontvangst genomen. Toen deze nieuwelingen na een laatste stramme buiging hun plaats in de gelederen weer hadden ingenomen sprak Mara haar leger als geheel toe.  

'Nu heeft de Acoma een kracht bereikt die met onze eer overeenstemt. Kenji, Sujanra!' Toen de twee met name genoemde officieren naar voren waren gekomen, nam Mara van Keyoke twee grote, groen geverfde pluimen in ontvangst. 'Deze beide officieren worden bevorderd tot de rang van Krijgsleider,' liet ze haar leger met luide stem weten, en toen de twee voor haar bogen, bevestigde ze de tekenen van hun nieuwe rang persoonlijk aan hun helm.

Kevin gaf Ajiki een por in de ribben. 'Wat is een Krijgsleider? Ik dacht dat ik al jullie rangen kende.'

'Tasaio van de Minwanabi heeft er vier,' zei de jongen, maar dat was niet echt een hulp.

De Midkemiër richtte zijn blauwe ogen op de huis slaaf, en deze, gevleid dat hij voor een autoriteit werd aangezien, zwaaide met zijn poetslap in de richting van Mara's troepen. 'Het is een rang die soms wordt ingesteld wanneer een leger te groot wordt voor één commandant. Deze twee officieren zijn ondergeschikt aan opperbevelhebber Lujan en zullen ieder een half leger commanderen.' Er kwam een verwonderde blik in zijn ogen. 'Dit moet betekenen dat ze het leger gaat splitsen!'  

Kevin wachtte tot Mintai zich nader zou verklaren, maar toen hij niets meer hoorde herinnerde hij zich, zij het wat laat, dat de slaaf niet gewend was uit zichzelf iets te zeggen. 'Wat bedoel je?' drong hij aan.

Hij kreeg een Tsuranees schouderophalen als antwoord. 'Misschien wil de meesteres meer soldaten in dienst nemen.'

'Dan kunnen we Tasaio verslaan,' liet Ajiki zich opeens horen. Hij maakte een keelgeluid dat zijn idee was van akelig doodsgerochel, en grijnsde breed.

Kevin gaf de jongen weer een por in de ribben, en het gerochel ging over in gelach. 'Hoeveel man telt een compagnie eigenlijk?' vroeg Kevin aan Mintai.

De oude slaaf gaf een ongewijzigde reprise van zijn schouderophalen. 'Veel. Wat de heer of vrouwe maar wil. Er zijn geen vaste regels of aantallen voor.'

Dat soort vaagheden maakte Kevin altijd alleen maar nieuwsgieriger. 'Hoeveel man zijn er ondergeschikt aan een wachtleider?'

'Natuurlijk een patrouille, barbaar. We noemen zo iemand immers niet voor niets vaak patrouilleleider.' Mintai begon signalen af te geven dat hij misschien toch maar liever weer aan het poetsen ging. De buitenwerelder mocht dan de minnaar van de vrouwe zijn, als hij domme vragen stelde hoefde hij niet op respect te rekenen.  

De barbaar had geen oog voor die tekenen van nauwelijks onderdrukte ergernis, allicht niet. 'Laat ik het dan anders vragen,' zei hij opgewekt. 'Uit hoeveel mannen bestaat een patrouille gewoonlijk?'

Mintai kneep zijn lippen samen en weigerde antwoord te geven, maar deze keer wilde Ajiki graag met zijn kennis pronken. 'Gewoonlijk een dozijn, soms twintig, nooit minder dan acht.'

Dat een kind zo'n onzinsysteem kon onthouden was gewoon het zoveelste bewijs van de waanzin op deze bezopen wereld. Kevin krabde zich op zijn hoofd en probeerde de chaos enigszins overzichtelijk te maken. 'Laten we zeggen: een stuk of tien. Welnu, hoeveel wachtleiders vallen er onder een slagleider?'  

'Soms vijf, soms ook wel tien,' riep Ajiki.

'Je hoeft niet zo te gillen, je staat hier niet op een slagveld,' wees Kevin hem terecht, en hoewel hem dit op een reeks bestraffende porren in zijn ribben kwam te staan, deed hij ondertussen aan hoofdrekenen. 'Dat betekent dus dat een slagleider minstens veertig man onder zich heeft en dat het er ook maximaal tweehonderd kunnen zijn.' Hij knipperde met zijn ogen en keek weer naar het exercitieterrein, waar iedereen nog in de brandende zon stond en de twee nieuwbenoemde officieren hun plaatsen weer hadden ingenomen. 'Bij welk aantal slagleiders wordt het verstandig geacht een leger in tweeën te splitsen?'

Ajiki moest te hard lachen om antwoord te kunnen geven. Mintai scheen genoeg te hebben van het uitzicht en was de vloerplanken zo hevig aan het boenen dat het leek alsof hij iets goed wilde maken. 'Weet ik niet,' zei hij. 'Hoeveel soldaten onze vrouwe tegenwoordig heeft? Ik zou denken tegen de tweeduizend, als ik de verhalen van de koks goed begrijp. En ik heb Kenji ooit horen opscheppen dat we twintig of tweeëntwintig slagleiders hebben. Laat me nu werken, anders krijg ik met de zweep.'

Dat was maar flauwekul. Mintai hoorde bij het meubilair. De opzichters mochten hem graag en zouden hem hoogstens de huid vol schelden. Kevin probeerde zich Ajiki van het lijf te houden en was ondertussen aan het rekenen. Het grootste deel van het garnizoen had wisselende diensten -enkele weken in de kazernes op het landgoed zelf, dus dicht bij vrouwen kinderen, en enkele weken als escorte van handelskaravanen te land of over de rivier, of als bemanning van Mara's grensposten en pakhuizen. Het was moeilijk te schatten, maar de slaaf zou wel eens gelijk kunnen hebben. Kevin floot zachtjes tussen zijn tanden. Tweeduizend man! Hij wist dat ze ooit was begonnen met niet meer dan drie dozijn soldaten, en nu kon haar leger zich bijna meten met dat van de belangrijkste huizen in het rijk.  

Jammer, dacht hij, dat de ligging van haar landgoed een militaire verdediging zo moeilijk maakte. Dat lokte meteen een andere, verontrustender gedachte uit: misschien had de vrouwe niet alleen verdediging op het oog!  

Er schoof een wolk voor de zon - de eerste voorbode van naderende regenbuien. De ceremonie op het exercitieveld was afgelopen, het ene peloton soldaten na het andere marcheerde af. Mara en haar adviseurs keerden terug naar het huis. Kevin, die opeens de behoefte voelde haar te spreken, stuurde Ajiki naar de keuken, waar de koks, naar de geur te oordelen, vers thyzabrood hadden gebakken. De altijd hongerige jongen had geen verdere aansporing nodig.  

Kevin stond bij de ingang van Mara's privé-kamers toen zij daar verscheen. Hij ging als eerste naar binnen en hielp haar uit haar zware ceremoniële japon. Ze liet hem zijn gang gaan, zonder iets te zeggen, maar reageerde minder gevoelig op zijn aanrakingen dan anders. Kevin probeerde zijn toon luchtig te houden. 'Bereiden we ons voor op een oorlog, vrouwe?'  

Mara glimlachte zonder vreugde. 'Misschien. Als mijn clangenoten verstandig zijn niet, maar als ze weerbarstig blijken heb ik dit krachtsvertoon nodig. Het verhaal dat het leger van de Acoma zo groot is geworden dat er twee Krijgsleiders nodig zijn zal snel overal de ronde doen.' Ze deed een zwaar snoer van jaden kralen af en liet het in een juwelenkistje vallen. Daarna onderging een hele serie van bijpassende haarpinnen hetzelfde lot. 'Niemand hoeft te weten dat die twee legers kleiner zijn.'  

De staatsiejurk werd weggebracht. Kevin keek naar de blote rug van zijn vrouwe en zuchtte toen ze een dunne kamerjas aantrok. 'Het Spel gaat door?'

'Altijd.' Mara knoopte de ceintuur dicht, en daarmee ging de laatste hoop op een tussendoortje op de slaapmat verloren. Zich onbewust van de teleurstelling die haar minnaar moest wegslikken vervolgde ze: 'De keizer kan dan wel de raad hebben ontbonden, maar het Spel gaat onophoudelijk door.'  

Behalve dan dat het geen spel is, dacht Kevin. Niet als er hele legers in beeld komen. En ondanks zijn recente besluit dat hij zich niet met de politiek wilde inlaten vroeg hij zich stiekem af wat zijn vrouwe in haar schild voerde. 

 

De vroege ochtendzon beschilderde het keizerlijke paleis met schaduwen die roze, oranje en zwartblauw getint waren. In liet havenkwartier en de armere wijken was de stad al volop wakker en bruisend van leven, maar in de meeste grote huizen van de rijken en machtigen waren nog slechts de voetstappen en andere geluiden van de meest matineuze bedienden en de wisseling van de wacht te horen.

In Mara's stadshuis was echter iedereen al op. Deze dag, door haar gekozen voor een vergadering van haar clan, wilde ze per se als eerste in de raadzaal arriveren. De procedure die ze in gedachten had mocht niet misgaan, anders zou ze binnen haar clan alleen maar meer vijanden maken.  

Lujan en een zorgvuldig geselecteerd escorte van twintig gardisten begeleidden Mara naar de binnenste ring van de raadzaal, maar op de plek waar de Vrouwe van de Acoma anders altijd werd verzocht te blijven staan en te wachten liep Mara nu gewoon door. Na een korte aarzeling gebaarde Lujan de gardisten dat ze haar moesten volgen, en dat deden ze, en ze vertrokken geen spier toen hun vrouwe haar gewone zetel voorbij liep.  

Kevin, in zijn rol van lijfslaaf, trok verwonderd een wenkbrauw op, maar grinnikte inwendig toen hij begreep wat zijn meesteres van plan was. Ze stak het stuk open vloer van het laagste deel van de zaal over en klom op het lage podium dat tijdens vergaderingen van de Hoge Raad gereserveerd was voor de Krijgsheer en tijdens clanvergaderingen voor het Krijgshoofd van die clan.

Inmiddels stroomde er via de openingen in de koepel gouden zonlicht naar binnen. Mara nam plaats op de met veel ivoor ingelegde troon, en nam een formele, gebiedende pose aan. Kevin ging vlak achter haar staan, klaar om aan de geringste van haar wenken gehoor te geven. Haar gardisten stelden zich in een halve cirkel achter de troon op. Iedereen deed net alsof Mara's actie helemaal geen vermetel blijk van moed en brutaliteit was.

Kevin keek naar alle lege plaatsen op de ronde, oplopende rijen om hem heen. Aangezien er op dat moment alleen nog maar soldaten van de Acoma in de zaal waren, sprak hij vrijuit: 'Sommige lui zullen hevige maagpijn hebben voordat deze dag voorbij is, vrouwe.'  

Maar Mara had zich reeds het autoritaire gedrag aangemeten dat behoorde bij de troon waarop ze zat, en zei dus niets. Drie uur wachtte ze in haar roerloze, formele pose, tot de laagstgeplaatste leden van de clan Hadama de zaal begonnen binnen te druppelen.  

De Heer van de Jinguai was de allereerste. Een paar gardisten - in met zwarte randen afgezette gele-en-rode wapenrusting -liepen achter hem aan. Op dat moment van de ochtend was de zon zo hoog gestegen dat het hele podium baadde in het licht, zodat niemand de vrouwe op de troon, in haar ceremoniële gewaad, dat bezaaid was met fonkelende juwelen, ook maar even over het hoofd kon zien. De oude man keek verrast en leek even te aarzelen, maar toen glimlachte hij - oprecht geamuseerd, zo te zien - en liep door naar zijn plaats.

'Dat is iemand die benieuwd is naar de rest van de show,' fluisterde Kevin.

Mara bewoog haar sierwaaier op een kappend maniertje dat betekende dat hij zijn gedachten voor zich moest houden. Haar gezicht bleef onbewogen als dat van een standbeeld onder de dikke laag make-up van thyzapoeder, maar Kevin begreep dat ze onder dat masker zenuwachtig en opgewonden moest zijn.

Binnen een uur arriveerden nog vijf heren. Drie van hen liepen gewoon naar hun vaste plaats, na even een blik op Mara geworpen te hebben. Twee andere overlegden even met elkaar, wisselden een paar besmuikte gebaren uit, en liepen toen door naar hun plaats. Rond het middaguur verschenen er weer een stuk of zes afgevaardigden, waaronder een die tot de machtigste families binnen de clan Hadama behoorde. Bij het betreden van de zaal wenkte deze heer de andere vijf, waarna ze allemaal samen naar het midden liepen. Mara zat in het stralende zonlicht op het blinkende goud en ivoor van de troon alsof ze een godinnenbeeld in een nis van een tempel was. Niet ver bij haar vandaan bleven de heren staan. Ze namen hun plaatsen niet in, maar stonden mompelend met elkaar te praten.

Tenslotte richtte een heer die in het donkerblauw was gekleed het woord tot de roerloze gestalte op de troon. 'Mijn Vrouwe van de Acoma...'

Mara onderbrak hem. 'Hebt u mij iets te zeggen, mijn Heer van de Poltapara?'

De man leek te willen ontploffen. Hij zette zijn borst al uit - zoals sommige snoeverige mannetjesvogels in het paarseizoen dat doen - en keek de vrouwe op het podium gekwetst aan. Zij sloeg haar blik echter niet neer, en de gardisten achter haar verroerden zich niet. Juist die roerloosheid echter was in de cultuur van Tsuranuanni een niet te miskennen signaal. De heer schraapte zijn keel. 'Maakt u het goed, vrouwe?'  

Mara glimlachte om zijn beleefde capitulatie. 'Zeker, mijn heer. Gaat het u goed?'

De man in het blauw beaamde het en liep toen nonchalant terug naar zijn kameraden, met wie hij op ontspannen toon verder praatte. 'Eentje plat,' zei Kevin heel zachtjes binnensmonds.

'Nee,' corrigeerde Mara hem. Ze verborg haar opluchting achter wat gezwaai met haar waaier. 'Zes plat. De heer die me begroette heeft een hogere status dan de andere vijf. Twee zijn er vazallen van hem, de andere drie gezworen bondgenoten. Het feit dat ze nog met elkaar praten toont dat ze zich allemaal bij zijn keuze neerleggen.'

Deze overwinning bleek van groot belang te zijn, want degenen die hierna binnenkwamen zagen dat een belangrijk huis Mara's positie had geaccepteerd. Niemand voelde zich nog geroepen om haar uit te dagen. Men groette haar en nam met meer of minder enthousiasme zijn plaats in.  

Tot het gekozen Krijgshoofd de zaal betrad, heer Benshai van de Chekowara, wiens kleurige gewaden als zeilen om zijn massieve lichaam heen fladderden. Diep in gesprek met een van zijn adviseurs, en met zijn verwaande hoofd hoog in de wolken, zag hij pas halverwege het trapje naar het podium dat er iemand anders op zijn troon zat.

Heel even bleef hij doodstil staan en sperde hij zijn ogen wijd open. Toen gebaarde hij naar zijn adviseur dat deze zijn mond moest houden en beklom de resterende tien treden met opmerkelijke snelheid. In een oogwenk stond hij in volle glorie pal voor Mara.

Kevin onthield zich van commentaar, want Mara's tactiek was hem inmiddels duidelijk. Heren van lagere rang werden geacht vroeger te arriveren dan heren van meer gewicht, maar degenen die hier voor de hoge troon stonden waren door hun fysiek lagere positie altijd in het nadeel.  

'Vrouwe Mara...' begon de Heer van de Chekowara.

Mara onderbrak hem. 'Het gaat mij goed, mijn heer. Gaat het u goed?'

Diverse lagere edelen in de zaal hadden moeite om een glimlach te onderdrukken. Mara's antwoord op een vraag die niet was gesteld wekte de suggestie dat het Krijgshoofd haar positie als superieur aan de zijne had erkend.

Heer Benshai probeerde het tegensputterend goed te maken. 'Dat is niet wat...'

Weer onderbrak Mara hem. 'Dat is niet wat, mijn heer? Vergeef me, ik nam aan dat u iets beleefds wilde zeggen.'

Maar een man die gewend was aan macht liet zich natuurlijk niet lang uit het veld slaan door verbale spitsvondigheden. 'Vrouwe, u zit op mijn plaats,' riep heer Benshai dan ook op autoritaire toon.

De Vrouwe van de Acoma schoot haar dodelijkste blik op hem af. Met niet minder autoritaire stem - het kon niemand ontgaan - verklaarde ze: 'Ik denk van niet, mijn heer.'

Heer Benshai van de Chekowara richtte zich in zijn volle lengte op. Ivoren kettinkjes om zijn hals en zijn polsen kletterden zachtjes. 'Hoe durft u!' brieste hij.

'Stilte!' eiste Mara in het aanzwellende geroezemoes, en allen in de zaal gehoorzaamden meteen.

Dit was iets wat aan heer Benshai niet onopgemerkt voorbijging. Hij draaide zijn korte nek en keek woedend naar de heren die nalieten hem te steunen. Slechts pure trots hield hem nog op de been.

Niet slechts tot de Heer van de Chekowara, maar tot allen die aanwezig waren, richtte Mara zich. 'Het is tijd voor openhartige woorden, verwanten.'

Het werd nu doodstil in de grote zaal. Woorden die verwezen naar bloedverwantschap werden slechts zelden in publieke bijeenkomsten gebruikt, juist omdat Tsurani zulke bijzondere waarde hechtten aan dergelijke relaties. Elke aanspraak op verwantschap, hoe vaag en ver weg ook, werd beschouwd als iets dat belangrijk en persoonlijk was. Hoewel alle leden van de clan lang geleden door bloedbanden met elkaar verbonden waren geweest, was die bloedverwantschap in de loop van de tijd nogal verwaterd en werd er nooit openlijk naar verwezen - want dat kon maar al te gemakkelijk tot onwelkome verplichtingen en andere erezaken leiden.  

Alsof ze de onthutste Heer van de Chekowara niet eens meer voor zich zag staan, richtte Mara zich nu tot de heren in de zaal. 'Door een speling van het lot bent u allen leden van een clan die lange tijd is beschouwd als rijk aan eer' - er klonk instemmend gemompel, en Mara verhief haar stem - 'maar arm aan macht.' Het gemompel verstomde. 'Mijn vader werd gerekend tot de edelste heren van het rijk.' Weer klonk er instemming. 'Maar toen zijn dochter zich in haar eentje tegenover machtige vijanden geplaatst zag, heeft niet één verwant zelfs maar op symbolische wijze hulp geboden.'

Mara keek naar de rijen om zich heen, en niemand sprak een woord.

'Ik begrijp even goed als wie ook waarom dat zo was,' vervolgde ze. 'Toch heb ik tevens het gevoel dat politieke redenen een onvoldoende rechtvaardiging zijn. Wij,' legde ze op bittere toon uit, 'hebben immers geen last van een geweten? Wij zeggen toch altijd dat dit nu eenmaal de Tsuranese manier van doen is? Als een jong, onervaren meisje wordt vermoord en de natami van een illustere familie ondersteboven in het slijk wordt begraven, wie kan dan beweren dat het niet de wil van de goden is?' Mara keek uitdagend om zich heen, op zoek naar tegenspraak in de gezichtsuitdrukkingen, maar voordat een van de dappersten misschien zijn stem zou verheffen om te protesteren riep ze al: 'Ik zeg u dat het niet de wil van de goden is!' Haar woorden schalden door de zaal en de bijna onwelvoeglijke emotie die erin doorklonk hield alle heren aan hun zetel gekluisterd. 'Ik, Mara van de Acoma, die de Heer van de Anasati tot clementie heb gedwongen, ik, die Jingu van de Minwanabi onder zijn eigen dak heb vernietigd, ik, die het huis Acoma tot het machtigste van de clan Hadama heb gemaakt, ik zeg u dat we zelf ons lot moeten vormgeven en dat we zelf onze plaats op het Wiel moeten zoeken! Wie hier zegt van niet?'  

Er klonk een luid geroezemoes op en diverse heren leken zich erg ongemakkelijk te voelen na deze woorden, die riekten naar blasfemie. Een van de heren op een hoge rij riep: 'Vrouwe, u brengt gevaarlijke gedachten onder woorden!'  

'We leven in gevaarlijke tijden,' repliceerde Mara meteen. 'Tijden voor radicale gedachten!'

Hierop volgde een algehele, zij het trage en zeer aarzelende instemming. Aanvankelijk klonk er alleen dof gemompel, maar na een tijdje vonden er overal in de zaal levendige discussies plaats. De Heer van de Chekowara, die nog steeds verloren en door iedereen genegeerd op zijn plaats stond, kon zich tenslotte niet meer beheersen. 'Wat stelt u dan voor, vrouwe Mara,' riep hij boven alle lawaai uit, 'behalve mijn ambt inpikken?'

Terwijl haar juwelen schitterden in het zonlicht dat door de koepel naar binnen viel, haalde Mara een rol perkament uit haar wijde mouw. Kevin moest zich inhouden om niet hardop uiting te geven aan zijn bewondering voor haar timing. 'Ja, laat hun de wortel zien!' fluisterde hij voor zich uit.

In het heldere licht kon het geel-en-witte lint van de Bewaarder van het Keizerlijke Zegel natuurlijk door niemand over het hoofd worden gezien. Toen ze zeker wist dat alle ogen in de zaal op haar gevestigd waren, keek Mara met superieure kalmte om zich heen. 'Ik heb hier, officieel gezegeld, een handelsoptie die exclusief aan de Acoma is toegekend.'

'Handelsoptie?' 'Met wie?' 'Voor wat?' Er klonken verschillende vragen op vanaf de rijen.

Alleen heer Benshai leek niet onder de indruk. Hij stond daar nog steeds als een smeulende vulkaan. 'Al had u een brief van het Hemelse Licht in eigen persoon, dan nog zou ik niet voor u buigen, vrouwe!'

Lujan sloeg zijn hand demonstratief op het gevest van zijn zwaard, een duidelijke waarschuwing dat hij een belediging van zijn vrouwe niet zou dulden. De krijgers van de Chekowara gedroegen zich eveneens rusteloos. Kevin wist maar al te goed hoe snel het op deze wereld tot bloedvergieten kon komen, en hij zweette onder zijn slaventenue en snakte naar een mes of een zwaard in zijn hand.

Mara deed echter of de gespannenheid van haar gardisten in haar ogen alleen maar wat show was, en ze las haar document voor. Het werd langzaam maar zeker doodstil in de zaal. 'Ik heb de sleutel tot rijkdom in mijn handen, heren,' besloot ze. 'Ik heb het exclusieve recht op de handel in deze artikelen: de gehele invoer uit Midkemia, de gehele uitvoer naar Midkemia.'

Niemand wist iets te zeggen. In de verbijsterde stilte vervolgde Mara: 'U beseft hoe de grootschalige import van elk van de opgesomde artikelen, in het bijz;nder die van metaal, uw rijkdom zou vergroten?'

De stilte in de vergaderzaal van de Hoge Raad begon iets gespannens te krijgen. Hier en daar zaten heren fluisterend met hun adviseurs te overleggen, en andere heren, met name de hoger geplaatsten, waren bleek geworden. De Heer van de Chekowara had zijn krijgers al discreet gebaard dat ze hun strijdlustige houding moesten afleggen. Beter dan wie ook besefte hij dat Mara hem had verslagen. Had ze het met geweld geprobeerd, of door haar politieke medestanders op te trommelen, dan zou haar positie misschien nog dubieus zijn gebleven, hoewel ze sterk genoeg was om hem te evenaren en misschien te overtreffen. Maar nu ze een zeker werktuig in handen had om de inkomsten van alle families binnen de clan positief of negatief te beïnvloeden, zou geen van de aanwezige heren het wagen hun voormalige Krijgshoofd te steunen. Met een uitdrukking van machteloze woede op zijn gekwelde gezicht zocht hij wanhopig naar .een manier om zich op een nette manier terug te trekken.  

De andere heersers binnen de clan Hadama schenen het overigens te druk te hebben met hun eigen besognes om zich over zijn nederlaag te verheugen. Iemand riep vanaf de voorste rij: 'Vrouwe, biedt u participaties aan?'

Mara antwoordde behoedzaam. 'Eventueel. Misschien zal ik handelsconsortia oprichten waarin ik ook anderen zal laten deelnemen - degenen onder u die zich in woord en daad verwanten tonen.'  

Veel heren leken onaangenaam getroffen door deze woorden en aan de gezichten van de adviseurs te zien, die zich meteen naar hun meesters toe bogen om op fluistertoon met hen te overleggen, waren deze evenmin gecharmeerd van het idee. De Heer van de Chekowara zag een opening. Met een zoetsappige stem, die ervaring in het onderhandelen verried, zei hij: 'Mara, je voorstel is leuk en aardig, maar we hebben tot nu toe geen reden om aan te nemen dat handel met de barbaren uitvoerbaar is, ook al heb jij van de keizer de exclusieve rechten gekregen. En bovendien,' vervolgde hij, op de toon van een vader die een wat achterlijk meisje berispt, 'zijn dit typisch van die dingen die kunnen veranderen, nietwaar?'  

Mara hoorde Kevin mompelen: 'En laat hun nu de stok zien!'

Mara moest haar best doen om niet te lachen. De Heer van de Chekowara straalde een zelfvertrouwen uit dat hem zo meteen met terugwerkende kracht voor schut zou zetten. Ze koos haar woorden zorgvuldig. 'Mijn heer, begrijp dit goed: wanneer ik deze zaal verlaat zal ik weten wie tot mijn vrienden behoren en wie zich van me afzonderen.' Ze keek met een veelbetekenende blik om zich heen en sprak haar volgende zin op een toon van moeizaam bewaard geduld: 'Sinds ik Regerende Vrouwe ben heb ik mezelf minstens tien keer ten volle bewezen.'  

Het zachte gemompel dat volgde klonk grotendeels instemmend. 'Degenen die aan me twijfelen,' hernam Mara, 'mogen aan de kant blijven staan en moeten maar afwachten wat er op hen afkomt, kennelijk in de vaste overtuiging dat ze kunnen vertrouwen op hun eigen vernuft en middelen. Degenen die aan mijn oproep tot eenheid binnen de clan gehoor geven en hun lot aan het mijne verbinden zullen de Acoma aan hun zijde hebben wanneer ze met eventuele gevaren worden geconfronteerd. Want, heren, wie van u zou menen dat het Grote Spel simpelweg kan worden gestopt omdat het Hemelse Licht dat beveelt, kan zijn macht beter overdragen aan iemand anders en een tempel uitzoeken om er alvast om genade te gaan bidden. Zo iemand zou een gek zijn, en slechts de grootste lankmoedigheid van de goden zou ervoor kunnen zorgen dat hij en zijn gezin de komende periode zullen overleven.' Ze zweeg even, om dit goed tot iedereen te laten doordringen. 'Ik heb een betere keus te bieden,' riep ze daarna, luider dan ze tot nu toe had gesproken. 'U kunt voortgaan met wat u hebt gedaan, als kleine clan, leeg aan beloften voor de toekomst, of u kunt het vuur opporren dat onze voorouders ooit gebruikten om hun pad bij te lichten. Tasaio van de Minwanabi zal vallen, of ik zal vallen. Als ik faal,' - ze keek nu de Heer van de Chekowara recht in het gezicht - 'wat let hem dan nog om het rijk in een burgeroorlog te storten? Welk huis is sterk genoeg om hem te stoppen, nu de Omechan in ongenade is gevallen?' Ze leunde achterover en dempte haar stem, zodat degenen op de hogere rijen zich naar voren bogen om haar beter te verstaan. 'Maar als ik slaag, dan zal een van de Vijf Grote Families verdwijnen. Een ander huis moet dan promoveren. De meesten zullen aannemen dat de Anasati die eer zullen claimen, of misschien de Shinzawai. Dat staat allemaal nog te bezien. Ik zeg dat die prijs misschien aan de Acoma te beurt zal vallen. En de clanleden van het aldus gepromoveerde huis zullen eveneens in status stijgen, en degenen die verwant zijn aan de Regerende Heer of Vrouwe van dat huis' - nu zwaaide ze even met de rol perkament in haar handen - 'zullen behoren tot de rijken en machtigen!'  

De oude Heer van de Jinguai had zich tijdens de gehele vergadering nog niet van zijn stoel verheven, maar nu ging hij staan. Zijn rug mocht dan krom zijn van ouderdom, maar zijn stem klonk nog luid en duidelijk toen hij riep: 'Mara! Ik noem Mara van de Acoma mijn Krijgshoofd!'

Een tweede heer sloot zich luidkeels bij hem aan, gevolgd door een hele reeks andere vanaf de hogere rijen. Al gauw was de grote meerderheid van de aanwezige heren gaan staan om Mara's naam te roepen, en heer Benshai van de Chekowara besefte met een schok dat praktisch de hele clan Mara stond toe te juichen.

Toen het weer wat rustiger was geworden keek de Vrouwe van de Acoma het voormalige Krijgshoofd dat voor haar stond aan. 'Benshai, draag de staf aan mij over.'

De Heer van de Chekowara keek zuur. Hij aarzelde bijna onfatsoenlijk lang en overhandigde haar toen het houten stokje met ceremoniële inkepingen dat bij de rang van Krijgshoofd hoorde. Nadat Mara het had aangepakt maakte hij een kleine, stijve buiging en nam plaats op de eerste zetel naast het podium - de plek die traditioneel was gereserveerd voor de op een na machtigste heer binnen de clan. Anderen wisselden ook van plaats, tot en met de zetel die tot dan toe door Mara van de Acoma was ingenomen, want binnen de lagere rangen veranderde er niets.  

Toen de orde daarmee letterlijk en figuurlijk was hersteld vroeg Mara met een handgebaar om aandacht. 'U allen zult tot de trouwe vrienden gerekend worden. Laat vanaf dit moment bekend worden dat de Hadama weer in naam en daad een clan is. Want, clangenoten, er zijn zware tijden op komst, tijden waarmee vergeleken de Nacht van de Bloedige Zwaarden slechts een pijnlijk incident zou zijn - tenzij we plannen maken om zulke gebeurtenissen te voorkomen. Daarom, verwanten, doe ik een Beroep op de Clan!'

Die formele woorden veroorzaakten opnieuw een schok in de hele zaal. De heren reageerden onaangenaam verrast en geschrokken, want door haar woordkeuze had Mara duidelijk en onherroepelijk te kennen gegeven dat wat zou volgen niet alleen de eer van de Acoma raakte, maar die van de gehele clan. Geen van de heren zou het wagen de clan te committeren wegens iets triviaals of vaags, want de formule 'Beroep op de Clan', indien uitgesproken door het Krijgshoofd, betekende dat elke familie binnen de clan de Acoma ter zijde diende te staan. Bracht een Krijgshoofd daardoor een hele clan in conflict met een of meer andere clans, dan kon de stabiliteit van het keizerrijk in gevaar komen. Iedereen snapte dat een dergelijk risico voor de sociale continuïteit een interventie door de Grootheden zou uitlokken. Meer dan de wraak van de keizer, of zelfs de wraak van de goden, vreesden de Tsurani de Assemblee der Magiërs, want haar woorden waren wet.  

Gelukkig suste Mara de grootste angst, namelijk dat ze geheel uit eigenbelang een Beroep op de Clan deed. 'De eerste plicht van de clan Hadama is het keizerrijk te dienen!' riep ze uit.  

Opgelucht zeiden allen in de zaal het haar na. 'Ja, om het keizerrijk te dienen!'

'Ik zeg u dit: alles wat ik vanaf heden onderneem is niet voor de glorie van de Acoma, maar om het keizerrijk te dienen. U, mijn dappere en trouwe clangenoten, hebt uw lot aan het mijne verbonden. Weet dan op mijn woord, en wat er ook gebeuren zal, dat ik handel in het belang van eenieder!'

De ondertonen van het gemompel veranderden weer van timbre. Mara legde de Hadama een vreselijke last op, want de rituele woorden 'belang van eenieder' verplichtten haar clan tot een inspanning die alleen kon eindigen in een victorie of in een totale vernietiging. Voordat het gemompel kon aanzwellen tot een protest denderde Mara alweer door: 'Vanaf heden houden alle partij banden buiten de clan op te bestaan, behalve die met het Blauwe Wiel en het Oog van Jade.' Verschillende heren knikten instemmend, maar andere, wier belangen elders lagen, trokken een afkeurend gezicht. Niemand protesteerde echter hardop. 'Alle banden met fracties buiten de clan moeten mij worden gemeld,' vervolgde Mara. 'Ik zal niemand van u dwingen tot oneervol gedrag of het breken van beloften, maar in de komende dagen zullen sommigen van ons moeten vaststellen dat voormalige vrienden onze bitterste vijanden worden.' Ze haalde diep adem en zweeg, alsof ze iedereen uitdaagde haar tegen te spreken. 'Kijkt om u heen in deze zaal, mijne heren. Dit zijn uw familieleden, op wie u kunt rekenen. De oude bloedbanden zijn vandaag hernieuwd. Iedere man, hoe hoog ook geplaatst, die zijn hand opheft tegen zelfs maar de bescheidenste van mijn clangenoten heft zijn hand op tegen mij. Ons clanverband is in de loop van de generaties verwaterd. Maar nu niet meer! Wie mijn clangenoot aanvalt valt mij aan. Mijn leger is gesplitst, mijne heren, en de volle helft van mijn soldaten, onder een zojuist benoemde Krijgsleider, staat gereed om in actie te komen zodra u roept!' Ze liet dat goed doordringen. 'Als de komende donkere dagen voorbij zijn, wil ik opnieuw met u bijeenkomen in deze zaal, en dan wens ik geen gezichten te zien ontbreken. Want zoals een moedershatra haar jongen voedsel brengt en haar vleugels spreidt om ze te beschermen, zo zal ik voor u zorgen - degene die haar gezin voedt en beschermt.'  

De meeste heren in de zaal gingen na deze woorden staan, en vooral degenen die laag in rang waren juichten Mara's belofte luid toe. Zelfs de machtige heren die een plaatsje hadden moeten opschuiven waren gedwongen hun nieuwe Krijgshoofd met respect te bekijken. En hoewel de duistere trekken van het gezicht van de Heer van de Chekowara iets anders verrieden dan bewondering voor de vrouw die hem als clanleider had afgezet, wist hij zijn gekwetste gevoelens voor het overige goed te verbergen, want ook hij juichte Mara's dappere woorden luidkeels toe.  

Misschien alleen Kevin zag de bitterheid in heer Benshai's blik. Hoewel het de Midkemiër veel deugd deed dat Mara een deel van het door hem uitgedragen gedachtengoed publiekelijk had durven te verkondigen, vroeg hij zich bezorgd af of het winnen van al deze bondgenoten haar niet weer de prijs van een nieuwe doodsvijand kostte.

 

De Bewaarder van het Keizerlijke Zegel hield zijn hand met het keljirsnoepje vlak voor zijn mond abrupt stil. Zichtbaar verbaasd zag hij wie hem kwam opzoeken. Hij verhief zijn logge lichaam moeizaam van de kussens en fatsoeneerde zijn ambtsgewaad. 'Mijn Vrouwe van de Acoma, wat een... verrassing.'  

Bij het zien van het verontschuldigende gezicht van de bediende die achter Mara stond begreep de Bewaarder dat de vrouwe en haar niet onaanzienlijke gevolg zich simpelweg door intimidatie langs alle hindernissen hadden gewerkt, zodat niemand hem tijdig had kunnen waarschuwen dat ze in aantocht was.  

Het snoepje was opeens iets hinderlijks. De Bewaarder van het Keizerlijke Zegel liet het snel weer in het kommetje vallen, hoewel hij er het blaadje al had afgewikkeld. Hij veegde zijn plakkerige hand af aan zijn sjerp - zijn ambtsgewaad had hinderlijk korte mouwen - en stak de bezoekster toen zijn hand toe.  

Mara nam de aangeboden hand aan en liet zich naar een kussen voor zijn schrijftafeltje begeleiden. Terwijl de ambtenaar zijn moddervette lijf op een paar kussens liet zakken, vroeg hij puffend: 'Maakt u het goed?'

'Het gaat mij goed, heer Bewaarder,' antwoordde ze, met slechts een tikkeltje eerbied in haar stem.

'Het verhaal doet de ronde dat u tot het primaat binnen uw clan bent gestegen.' De Bewaarder van het Keizerlijke Zegel zag geen reden om de consumptie van het snoepje nog langer uit te stellen en graaide het uit het kommetje. 'Hoge eer voor u, dunkt me.'

Mara boog lichtjes haar hoofd, alsof ze een compliment in ontvangst nam.

Met zijn snoepje in de mond vroeg de functionaris: 'Waaraan dank ik de eer van dit bezoek?'

'Ik denk dat u het wel weet, Webara.' Door nu zijn voornaam te gebruiken gaf Mara te kennen dat ze met alle egards die bij haar verhoogde status hoorden behandeld wenste te worden. Ze haalde een rolletje perkament uit haar mouw; 'Ik bezit een keizerlijk gezegelde handelsconcessie en wens nu dat deze openbaar wordt gemaakt.'

Webara forceerde een vriendelijke glimlach en haalde zijn schouders op. 'Mara, u mag op dat gebied doen wat u wilt.' Het feit dat hij nu ook haar voornaam gebruikte toonde dat hij vond dat hij qua macht nog steeds gelijkwaardig aan haar was. 'U kunt bij wijze van spreken koeriers van het Gilde van Handelsboden in dienst nemen om uw rechten tot in de uithoeken van het rijk te laten verkondigen.'  

Mara was verbluft, maar ze probeerde dat niet te laten blijken. 'Ik meende dat keizerlijke beambten het bericht overal zouden verspreiden?'

'Dat zouden ze inderdaad doen, wanneer ik daartoe opdracht gaf.' Webara keek naar de zoom van zijn ambtsgewaad en tikte tegen een flintertje van een keljirblaadje dat daarop zat vastgeplakt. 'Maar aangezien de scheuringen zich niet onder keizerlijke controle bevinden, gaat het mij niet aan wie er gebruik van maken.'  

Mara onderdrukte haar drift. 'Wat betekent dit? Ik bezit de exclusieve handelsrechten.'

Webara zuchtte welwillend. 'Mara, laat me ronduit spreken. U hebt handelsrechten voor de wereld van de barbaren. Daaruit kan welzeker worden afgeleid dat niemand anders het recht heeft de in uw licentie gespecificeerde artikelen hierheen te importeren. Er staat echter niet in dat u het monopolie hebt op het gebruik van scheuringen die zich op andermans grondgebied bevinden. Geen van de twee huidige scheuringen valt onder keizerlijke jurisdictie.'  

'Wie controleert ze dan wel?' Het klonk veel bitser dan ze had bedoeld. Mara had klamme handen gekregen, want haar stoutmoedige actie gisteren was gebaseerd geweest op het gebruik van haar licentie om bepaalde importen uit Midkemia te monopoliseren.  

Als een echte ambtenaar, die wist dat hij de regels aan zijn kant had, voelde Webara onmiddellijk haarscherp aan dat hij de touwtjes nu weer in handen had. Hij zoog hoorbaar op zijn snoepje en verstrengelde zijn vingers op zijn omvangrijke buik. 'De eerste scheuring bevindt zich op het land van een man die Netoha van de Chichimechas heet, niet ver bij de stad Ontoset vandaan.' Zijn zelfgenoegzame toontje drukte duidelijker dan woorden uit dat deze man waarschijnlijk moeilijk over te halen zou zijn om mee te werken aan welke handel ook.

'En waar is de tweede scheuring?' vroeg Mara, haar ergernis verbijtend.

Webara schonk haar een zalvende glimlach. 'De andere bevindt zich noordelijker, ergens binnen de Stad der Magiërs.' Hij slikte het restje van zijn snoepje door en smakte met zijn lippen, alvorens op zoetsappige toon iets overbodigs toe te voegen: 'Die wordt dus gecontroleerd door de Assemblee.'

Mara vond het bevoogdende toontje van de Bewaarder even kwalijk als een belediging. Ze stond abrupt op en verliet het kantoor zonder nog een woord te zeggen en zonder om te kijken, overigens in de zekerheid dat de dikke man zich zat te verkneukelen.

Toen ze op de gang was en naar de uitgang begon te lopen - ze hoorde de Bewaarder niet grinniken en ze vergat haar escorte ook maar een blik te gunnen, laat staan een teken te geven - was ze ziedend op zichzelf. Ze had een stomme fout gemaakt, en nu moest ze boeten. Zonder het na te gaan had ze aangenomen dat de nieuwe scheuring weer onder keizerlijke zeggenschap viel, zoals de vorige. In dat geval zou haar onloochenbare licentie goud waard zijn geweest. Maar de magiërs waren een te grillige en gevaarlijke partij om zelfs maar te benaderen, en die Netoha was misschien niet eens te vinden! Mara bediende zich binnensmonds van een van Kevins lievelingsvloeken. Wie die heer Netoha ook was, of met wie hij ook geallieerd was, ze zou Arakasi opdragen zijn hele hebben en houden, zijn kracht en zijn zwakte, alles aan een grondig onderzoek te onderwerpen. Ze moest toegang hebben tot een scheuring. Haar nieuwe positie als Krijgshoofd van de clan hing ervan af, en als dit mislukte was haar hele huis in gevaar - niet alleen militair, maar ook financieel.  

Het was buitengewoon frustrerend, maar Mara rechtte haar rug en stak haar kin naar voren. Ze wandelde fier naar buiten, alsof ze geen enkel probleem aan haar hoofd had, want Tasaio mocht absoluut geen lucht krijgen van de huidige situatie - dat zou haar immers acuut de kop kunnen kosten, en niet alleen haar, maar de hele clan. 

 

Arakasi meldde zich binnen een uur nadat Mara in haar stadshuis was teruggekeerd. De vrouwe was geagiteerd en liet de spionnenmeester meteen bij zich komen in de tuin. Omringd door perfect onderhouden bloembedden en zacht klaterende, maar niet rustgevende fonteinen vroeg Mara hem zonder nadere inleiding wat hij wist van een man die Netoha heette en op wiens land de tweede scheuring naar de barbarenwereld zich scheen te bevinden.  

Alsof hij die vraag wel had verwacht - misschien omdat hij wist hoe graag ze Kevin in vrijheid wilde stellen - had Arakasi een verbluffende hoeveelheid gegevens paraat. Hij rondde zijn buiging af. Zijn toch al ondoorgrondelijke gezicht stond effener dan ooit. 'De magische poort bevindt zich niet toevallig op Netoha's terrein. Hij was de hadonra van de afvallige magiër Milamber, die daar woonde voordat hij uit de Assemblee gestoten werd. Volgens mijn onderzoekingen was de man ook al de dienaar of hadonra van de vorige eigenaar van dat ongelukkige landgoed.'  

Hier zweeg Arakasi even, want volgens Tsuranees bijgeloof bracht het ongeluk als je huizen of personeel van teloorgegane families overnam. Wanneer een heer of zijn huis de gunst van de goden kwijtraakte, werden zijn goederen, landerijen en personeel geacht met hem vervloekt te zijn. Maar Milamber kwam van een andere wereld, en hij had dat vast niet geweten. Geen wonder dat het ongeluk hem had getroffen. Arakasi haalde op Tsuranese manier zijn schouders op. 'Maar hoe slecht het ook met zijn meesters is afgelopen, die Netoha zelf schijnt het uitstekend te gaan. Via een verre verwant heeft hij een familieband met de Chichimechas kunnen claimen. Dat huis zat op dat moment dringend om geld verlegen, en ze hebben een regeling getroffen. Nu is Netoha van de Chichimechas vierde in de lijn van opvolging van de Regerende Heer van een piepklein huis, en heeft hij een keurige status in de clan Hunzan.'  

Mara moest zich inhouden om niet over het tegelpad te gaan ijsberen. 'De clan Hunzan is radicaal in zijn denken. Die lui zijn tot alles in staat.'

Arakasi rondde zijn antwoord af. 'Verder is er weinig bekend, behalve dat Netoha's echtgenote een voormalige slavin is.'

Mara trok haar wenkbrauwen op, even afgeleid van haar problemen, maar de volgende woorden van haar spionnenmeester sloegen de hoop op iets gunstigs voor Kevin meteen de bodem in. 'Milamber heeft alle slaven op zijn landgoed de vrijheid gegeven voordat hij Kelewan verliet,' zei Arakasi. 'Aangezien zijn status op dat moment nog onaangetast was, gold die actie als wettig. Maar ook zonder slaven heeft Netoha zijn kleine bezit winstgevend gemaakt. Gezien zijn ijver en aanleg is het iemand die waarschijnlijk carrière zal maken. Het zou ooit een machtige heer kunnen worden.'

Mara legde een verband met het enige wat haar interesseerde. 'Dan staat hij misschien open voor lucratieve aanbiedingen inzake het gebruik van de scheuring op zijn terrein?'

'Misschien.' Arakasi hield een slag om de arm. 'Er is nog iets anders, meesteres. Veel daarvan is me niet helder, behalve dan de zekerheid dat er iets zeer uitzonderlijks gaande is. De terugkeer van de afvallige heeft veel activiteiten in gang gezet, maar ze zijn allemaal stiekem. Er gebeuren allerlei ongewone dingen, tot in de kringen rond de keizer toe - hoge ambtenaren en geleerden die in het diepste geheim met elkaar praten, en berichten die door koeriers van de keizer zelf worden verspreid, maar nooit schriftelijk, alleen mondeling - en uitsluitend door koeriers die de zelfmoordeed hebben gezworen, volgens de geruchten. Ik zal proberen meer informatie te verwerven, maar als de Assemblee hiermee te maken heeft...' Hij haalde zijn schouders op, alsof hij wilde zeggen dat hij in dat geval wel niet veel wijzer zou worden.

Mara had het op dat moment te druk met haar eigen problemen om nieuwsgierig te zijn naar de gedragingen van de Assemblee. Ze stuurde haar spionnenmeester op ongewoon kortaffe toon weg en stuurde berichten naar heer Netoha en naar Fumita van de Assemblee, waarin ze royale vergoedingen voor het gebruik van de scheuringen naar Midkemia aanbood.  

Nadat ze die brieven per gildenkoerier had verzonden, was er niets meer dat haar nog in Kentosani vasthield. Mara wilde zo snel mogelijk naar huis, niet alleen om vooralsnog inopportune contacten met haar clangenoten te vermijden, maar ook omdat ze er opeens behoefte aan had om bij Ajiki te zijn. De jongen groeide zo snel! Hij was al halverwege op weg om een man te worden, besefte ze. Ze moest Keyoke binnenkort vragen een soldaat te selecteren om Ajiki in de vechtkunst te onderwijzen, want over een half jaartje werd de jongen al tien.

De terugreis over de Gagajin verliep zonder incidenten, maar toch voelde Mara zich gerustgesteld toen ze de grens van haar eigen landerijen had bereikt en wist dat ze weer thuis was.

Tegelijkertijd voelde ze echter voor het eerst van haar leven een vage, schrijnende leegte van binnen. Terwijl de dragers haar koets naar het huis droegen, vroeg ze zich af waar dat gevoel vandaan kwam. Het drong pas tot haar door toen ze voor de deur was uitgestapt en de begroetingen door Lujan, Keyoke en Nacoya in ontvangst had genomen: haar huis leek opeens onbeduidend te zijn geworden. Mara voelde een vleug verdriet bij het besef dat ze het huis van haar vader niet meer zag als de grootse .en machtige burcht waarvoor ze het in haar kinderjaren had aangezien. Als Regerende Vrouwe en Krijgshoofd van de clan zag ze alleen nog een lap grond die moeilijk te verdedigen was en een huis dat comfortabel genoeg was, maar de grandeur en de gastenverblijven miste die bij een vrouwe van haar statuur pasten. Even realiseerde Mara zich met bittere jaloezie dat uitgerekend haar doodsvijand het huis bezat dat niet alleen het mooiste, maar ook het onneembaarste van het hele rijk was.

Toen Mara over de drempel naar binnen stapte, met Kevin op zijn gebruikelijke plaats achter haar aan, werden ze gevolgd door Nacoya. Geïrriteerd doordat de vrouwe haar begroetingen slechts zeer summier had beantwoord, zette de oude vrouw haar goede manieren van zich af. 'Wat bezielt je, Mara? Heb je je verstand verloren?'  

Het verwijt rukte de vrouwe uit haar gepeins. Ze draaide zich om en keek haar adviseur aan. De frons in haar voorhoofd was een duidelijke waarschuwing. 'Wat bedoel je?'  

'Het aannemen van de staf van Krijgshoofd!' Nacoya stak bestraffend haar vinger op, precies zoals ze dat als kindermeid honderden keren had gedaan. 'Waarom heb je dat plan niet met ons besproken voordat je in actie kwam?'

Mara sloeg haar armen over elkaar en keek onverzettelijk. 'Het idee kwam pas halverwege mijn reis naar Kentosani bij me op. Toen ik hier vertrok dacht ik dat ik mijn clanleden wel zou kunnen overhalen, maar op de rivier had ik tijd om na te denken...'

'Had die tijd dan maar beter gebruikt!' onderbrak haar Eerste Adviseur haar.

'Nacoya!' Mara's ogen schoten vuur. 'Ik laat me niet uitfoeteren als een klein meisje! Wat is je probleem nu eigenlijk?'

De Eerste Adviseur boog precies diep genoeg, waarmee ze aangaf dat ze niet geïntimideerd was. 'Neem me niet kwalijk, vrouwe,' zei ze, op een toon die nog steeds gevaarlijk naar geringschatting riekte, 'maar vanaf het moment dat u de clan Hadama hebt gedwongen uw primaat te erkennen, hebt u tevens publiekelijk rondgebazuind dat u nu een macht bent geworden om rekening mee te houden.'  

Mara stond even met haar mond vol tanden, maar maakte toen een wegwuivend gebaar. 'Er is helemaal niets veranderd, alleen...'

Nacoya legde haar oude handen stevig op Mara's schouders en keek haar vrouwe recht in de ogen. 'Er is veel veranderd. Tot voor kort werd je gezien als een vindingrijk meisje, dat valstrikken uit de weg kon blijven en haar huis kon versterken en zichzelf wist te verdedigen. Zelfs na Jingu's dood konden de machtigen in het rijk je succes nog afdoen als puur geluk. Maar nu heb je iemand anders gedwongen afstand te doen van een erefunctie en daarmee heb je de hele wereld verkondigd dat je een bedreiging bent! Tasaio moet nu in actie komen. En hij moet het snel doen. Hoe langer hij treuzelt, hoe meer zijn bondgenoten en vazallen aan zijn vastbeslotenheid gaan twijfelen. Tot nu toe kon hij zich permitteren een gunstige gelegenheid af te wachten, maar nu moet hij iets doen. Je hebt hem in een onhoudbare positie gebracht.'  

Mara voelde een ijzige rilling over haar rug gaan. Met instinctieve zekerheid wist ze dat Nacayo het goed had gezien. Even sloot ze haar ogen, zenuwachtig en bezorgd over deze nieuwe problemen bij de andere die ze al had. Je hebt gelijk,' zei ze. Ze glimlachte als een boer met kiespijn, maar vermande zich toen. 'Ik heb overhaast gehandeld. Tja, het enige wat ik nu kan doen is zo snel mogelijk met mijn staf overleggen, nadat ik me heb opgefrist. We moeten... plannen maken.'  

Nacoya knikte instemmend, maar toen Kevin de vrouwe naar haar kamers begeleidde had de oude vrouw nog steeds een sombere, piekerende blik in haar ogen, niet alleen omdat Mara zo gedachteloos had gehandeld, maar ook omdat ze er zo moe, werkelijk afgepeigerd uitzag. Nooit eerder had Nacoya de dochter van haar hart zo uitgeput gezien.  

De Eerste Adviseur van de Acoma zuchtte en schudde haar hoofd. Natuurlijk konden ze vergaderen, natuurlijk konden ze plannen maken, maar wat zouden ze nog kunnen verzinnen om de welvaart en veiligheid van de Acoma te verzekeren dat niet allang was verzonnen en uitgevoerd? Ze voelde haar leeftijd, de reuma in al haar botten en gewrichten, toen ze langzaam door de gang slofte. Vanaf de dag dat heer Sezu was gestorven en zijn bezittingen had nagelaten aan zijn dochter Mara had Nacoya de vrees gekend dat het meisje op een dag een slachtoffer van het Grote Spel zou worden. Maar anderzijds had de vrouwe ondertussen bewezen dat ze zelf een capabele, sluwe speelster was. Waarom moest Nacoya's angst vandaag dan groter dan anders zijn? Kwam het omdat ze een oude vrouw was geworden, totaal versleten na een leven van dienstbaarheid? Nacoya rilde, hoewel het een warme middag was. En bij elke stap die ze zette leek het alsof ze de grond boven haar eigen graf onder haar voeten voelde. 

 

Er kwam antwoord uit Ontoset. Mara las de brief twee keer. Haar gezicht stond op storm. Ze moest zich inhouden om het perkament niet te verscheuren, maar ze gooide het kwaad op haar schrijftafel. Geheel tegen de verwachting in weigerde Netoha haar genereuze beloning voor het gebruik van de scheuring op zijn land te aanvaarden!  

'Dat slaat toch nergens op?' riep Mara uit, en Arakasi, die in de hoek vanhaar werkkamer stond, trok een wenkbrauw op. Deze keer gekleed als tuinman tuurde de spionnenmeester even naar de snede van het sikkeltje dat hij had gebruikt om kekali's te snoeien. Hij vond het nog steeds nodig incognito op Mara's landgoed te verblijven, want hij had de angst dat Tasaio een spion in Mara's huishouden had laten infiltreren niet van zich afgezet. De meesteres wilde daar weliswaar niet met hem over praten omdat ze andere zorgen aan haar hoofd had, maar Arakasi's ongerustheid was nog niet verdwenen. Hij besteedde de laatste tijd bijna even veel tijd aan het screenen van bedienden en slaven van de Acoma als aan de taken buitenshuis die de vrouwe hem opdroeg. Alleen Nacoya was op de hoogte van zijn bezorgdheid, want de oude vrouw was boven alle verdenking verheven.  

Arakasi betastte het gelamineerde lemmet van het stuk gereedschap met zijn duim en nam een houding aan alsof de vrouwe hem om het een of ander berispte. 'Vrouwe, ik heb weinig kunnen ontdekken over deze man, Netoha. Zijn motieven zijn niet bekend. Hij moet een gegronde reden hebben om uw aanbod af te wijzen, want zelf kan hij geen handel drijven met Midkemia, gezien uw concessie. Maar ik kan u niet zeggen welke reden.'

Mara rukte gefrustreerd aan een te strakke haarpin. Haar boodschap aan Fumita van de Assemblee was ongeopend geretourneerd, dus deze Netoha was haar enige kans. Hoewel Arakasi er een hekel aan had onder druk te worden gezet, zei ze: 'Kun je iemand uit de nabijheid van de Chichimechas inzetten om zijn motieven te achterhalen?'

'Ik kan het hoogstens proberen, vrouwe.' Arakasi deed zijn best om er niet gepikeerd uit te zien toen hij vervolgde: 'Het is onwaarschijnlijk dat we er iets nieuws van opsteken, maar we kunnen misschien proberen zijn personeel uit te horen. Netoha heeft voornamelijk barbaren in dienst...'  

'Midkemiërs?' onderbrak Mara hem.

Arakasi knikte. 'De afvallige magiër, Milamber, heeft voordat hij vertrok al zijn landgenoten de vrijheid gegeven, en Netoha heeft ze in dienst genomen. Uit mijn informatie uit Ontoset leid ik af dat ze het als boeren uitstekend doen. Hoe dan ook, ze zullen waarschijnlijk loslippiger zijn dan onze eigen slaven, dus misschien is het niet al te moeilijk een en ander los te krijgen. Als ze tenminste iets weten dat de moeite waard is.'  

Mara was zich pijnlijk bewust van Nacoya's stilte, links naast haar. Ze sneed het volgende onderwerp aan. 'En de Minwanabi?'

Arakasi's vingers speelden met het sikkeltje. 'Ik maak me zorgen, meesteres, juist omdat ik niets te melden heb. Tasaio leidt zijn huishouding ongeveer zoals u het doet, zonder dat er opvallende activiteiten plaatsvinden.' De spionnenmeester wisselde een blik met de Eerste Adviseur. 'Maar dat is in strijd met de verwachtingen. Nadat hij over uw promotie binnen de clan was geïnformeerd, had Tasaio eigenlijk meteen in actie moeten komen. In plaats daarvan...' Arakasi keek om zich heen en vervolgde toen: 'Er is nog iets. De Minwanabi is een nogal primitief netwerk van spionnen aan het opbouwen, op allerlei plaatsen in het rijk. Ze zijn niet moeilijk te ontdekken, want Incomo, de Eerste Adviseur van de Minwanabi, gaat nogal lomp te werk. Ik heb mannen die de zijne in het oog houden en ik ben er tamelijk zeker van dat we binnenkort in zijn netwerk kunnen penetreren. Dat geeft ons een tweede toegang tot informatie over het huishouden en ik zal me heel wat geruster voelen als het zover is. Maar ik wil niet te snel toehappen. De hele operatie kan ook best een omslachtige manier zijn om ons zand in de ogen te strooien.' 

Maar dat was Tasaio's stijl niet, meende Mara. De subtiliteit in zijn aard had betrekking op wreedheden en op finesses in zijn militaire optreden. Diep in gedachten verzonken wuifde ze verstrooid naar Arakasi dat hij mocht gaan. Ze merkte niet dat hij ging en was vergeten dat Nacoya nog in de kamer was, tot de oude vrouw begon te praten.

'Ik heb een kil gevoel in mijn botten, dochter.'

Mara schrok op. 'Wat baart je zorgen, Nacoya?'

'Intriges van de Minwanabi. Je vertrouwt te veel op Arakasi's informanten. Ze bevinden zich misschien op strategische plekken, maar ze zijn niet overal. Ze zijn niet aan Tasaio's zijde wanneer hij boven de plee hurkt of op zijn vrouw ligt, en je mag gerust aannemen dat dit een man is die zelfs nog moorden beraamt als hij zich ondast of een vrouw in zijn bed heeft.'  

Mara vond niets grappigs aan de voorbeelden, want ze wist dat Nacoya de waarheid sprak. Arakasi's spionnen mochten dan niets hebben ontdekt wat openlijk bedreigend leek voor de Acoma, toch waren hun rapporten verontrustend. Tasaio bestierde zijn huishouden met een grillige, sluwe boosaardigheid. Hij kwelde zijn eigen mensen naar lichaam en geest. Zijn eigen mensen, en Mara was een gezworen vijand! Er was geen bloed in het hele keizerrijk, dat wist Mara met zekerheid, dat hij liever zou vergieten dan het hare en dat van haar zoontje Ajiki.