23 Uitval
Het jaar ging voorbij.
Nog steeds bezorgd over haar handelsproblemen en Tasaio's ogenschijnlijke gebrek aan actie zag Mara het regenseizoen komen en gaan. Nidrakalveren werden bij hun moeders weggehaald, jonge stiertjes werden de wei in gestuurd. Kenners kozen degene die gesneden zouden worden en degene die straks als fokstier zouden dienen. Er werden gewassen geplant en gezaaid en geoogst, en er heerste een ongemakkelijk soort vrede. Dag na dag vergleed zonder dat aan Mara's onzekerheid een einde kwam. Duizend mogelijke antwoorden op duizend mogelijke vragen werden besproken en afgewezen, maar geen enkele dreiging van de Minwanabi werd werkelijkheid. Er werden ook duizend zetten in het Grote Spel beraamd, maar de keizer hield vast aan zijn decreet tegen bijeenkomsten van de Hoge Raad.
In haar werkkamer zittend, in de koelere uren van de vroege ochtend en gekleed in een los, kort gewaad, bestudeerde Mara de leien en vellen perkament die Jican daar voor haar had neergelegd. Sedert Mara's frustrerende tegenslag in Kentosani was het de Acoma zakelijk voor de wind gegaan. Haar brutale greep naar de functie van Krijgshoofd had nog niet tot rampen geleid. De kudden begonnen zich te herstellen van de zware tol die Mara's deelname aan de campagne in Dustari had geëist en de zijdehandel leverde eindelijk grote winsten op. Hoewel Nacoya geen gelegenheid voorbij liet gaan om haar meesteres aan de urgentie van een huwelijk te herinneren, weigerde Mara in actie te komen. Nu Tasaio bezig was zijn macht als Heer van de Minwanabi te consolideren, zou zelfs iemand uit een hooggeplaatste familie als die van Hokanu wel gek zijn om in te stemmen met een huwelijk zolang de controverse tussen de Minwanabi en de Acoma niet beslist was. Afgezien van de Xacatecas en, tot op minder betrouwbare hoogte, de Anasati, waren bondgenootschappen met de Acoma gewoon niet aan de orde. Mara zuchtte en ze duwde een haarlok naar achter. Ze was nog niet sterk genoeg om de eerste klap uit te delen, en daarom was ze eraan gewend geraakt te moeten wachten.
Een zacht klopje op het deurscherm stoorde haar. Mara wenkte de buigende dienaar dat hij naar binnen kon komen.
'Vrouwe, er wacht een beëdigde koerier in de voorkamer.'
'Stuur hem hierheen.' Mara had vanaf zonsopgang twee rustige uren voor contemplatie gehad, en nu was ze wel in de stemming om nieuws te vernemen.
De koerier die bij haar werd gebracht zat onder het stof en vuil van de weg en droeg een tuniek in een verbleekte kleur, met op de mouwen het embleem van een koeriers gilde uit Pesh. Aangezien Mara geen zaken deed met huizen uit Pesh en ze er ook niemand kende, was haar nieuwsgierigheid meteen gewekt.
'Je mag gaan zitten,' zei ze, nadat de koerier zijn buiging had voltooid. Hij droeg geen documenten bij zich. Zijn boodschap zou mondeling worden doorgegeven en zijn zwijgzaamheid tegenover derden was door een eed gegarandeerd. Mara wenkte haar bediende dat hij jomachsap moest halen voor het geval de bode een droge keel had.
Ze wachtte tot het drankje gebracht was en de koerier dankbaar een lange teug had genomen. 'Ik breng groeten aan de Acoma van heer Xaltepo van de Hanqu.' De boodschapper pauzeerde voor een nieuwe slok en gaf de vrouwe beleefd de gelegenheid zich voor de geest te halen over welke heer, clan en bijbehorende politieke connecties het ging.
Mara had die tijd inderdaad nodig, want de Hanqu was een klein huis en de Acoma had er nooit eerder mee te maken gehad. Het behoorde tot de Nimboni, een clan die zo onbeduidend was dat hij zich meestal associeerde met andere, grotere clans - maar met welke hij momenteel verbonden was kon Mara zich niet herinneren. Arakasi zou het wel weten. Hij kon misschien ook bevestigen of Xaltepo zijn deelname aan de Gele-Bloempartij had hervat, nu de Alliantie voor de Krijg ter ziele was. De Gele- Bloempartij had geen banden met de Minwanabi, al had ze hem bij gemeenschappelijke belangen incidenteel wel gesteund, althans voordat Almecho het wit-en-goud droeg. Vooral door de ingrepen van diens opvolger, Axantucar, waren oude allianties verbroken. De Gele-Bloempartij trad tegenwoordig alleen voor haar' eigen belangen in het krijt en de clan Nimboni had vermoedelijk een voorkeur voor de clan Kanazawai. Misschien was dit een eerste stap in die richting.
Mara zuchtte even. Politiek was tegenwoordig wel erg ingewikkeld geworden. Zonder Arakasi's netwerk zou ze allang het spoor bijster zijn geweest en had ze op gissingen moeten afgaan, hetgeen haar clan haar niet in dank zou hebben afgenomen.
De koerier was klaar met drinken en wachtte beleefd tot hij haar aandacht weer kreeg. Toen Mara hem een tekentje met haar hand gaf hernam hij: 'De Heer van de Hanqu vraagt u formeel een alliantie met zijn huis te willen overwegen. Indien u zulks in het belang van de Acoma zou oordelen, vraagt heer Xaltepo om een ontmoeting om zijn voorstel te bespreken.'
Een huisslaaf haalde discreet het lege kopje weg. Mara gebruikte het intermezzo om een snelle beslissing onder woorden te brengen. 'Ik ben gevleid door het aanbod van de Heer van de Hanqu en zal hem antwoorden via een van mijn eigen koeriers.'
Dit was een beleefde vorm van terughoudendheid, en geen ongebruikelijke, aangezien een heerser uit de omgeving van Sulan-Qu niet vertrouwd was met het gilde van een andere stad. Met het oog op de noodzaak van discretie wilde Mara alleen een gilde gebruiken dat ze kende. Deze koerier zonder meer wegsturen zou echter wantrouwen suggereren, of zelfs oneer. Daarom stuurde Mara een loopjongen om Saric te halen. Deze wist inmiddels genoeg van de plichten van een Tweede Adviseur om te begrijpen dat hij de koerier een poosje moest bezighouden, en hem een hapje en drankje offreren, waarna de man met goed fatsoen kon worden weggestuurd.
Mara kon geen belangstelling meer opbrengen voor de financiële rapporten op haar tafel. De hele morgen piekerde ze over de onverwachte zet van de Hanqu en de mogelijke motieven daarvoor. Misschien wenste heer Xaltepo oprecht een alliantie. Daar mocht ze dan niet te lichtvaardig mee omgaan. Sinds haar verheffing tot Krijgshoofd van haar clan was dit de eerste keer dat ze met een dergelijk verzoek werd benaderd, maar het zou waarschijnlijk niet het laatste zijn. Ze moest er serieus werk van maken.
Maar er was ook een veel gevaarlijker variant denkbaar: dat hij als stroman optrad van een andere, belangrijke vijand, en dat deze zet een onderdeel was van een complot tegen haar. Ze wachtte tot de koerier vertrokken was voordat ze Arakasi liet vragen een onderzoek in te stellen.
Die avond wilde ze beraad, maar ze had genoeg van haar duffe werkkamer, met zijn gesloten schermen en gordijnen, en besloot dat ze best konden vergaderen in de aangrenzende binnentuin, bij het licht van de lantaarns. Die tuin had slechts een enkele ingang, welke goed werd bewaakt.
Op kussens gezeten, onder een boom naast een fontein, voelde Mara een moment van spijt dat ze zich zorgen moest maken over veiligheidsaspecten. Weer moest ze aan Tasaio's huis denken - een prachtig gebouw, schitterend gelegen, aan de achterkant omringd door hoge, ontoegankelijke heuvels en aan de voorkant afgeschermd door een smal, goed verdedigbaar dal, met een rivier en een meertje erin. Het was een natuurlijke vesting. Anders dan de overige heren die op het vlakke land woonden hoefde de Heer van de Minwanabi geen lange grenzen te bewaken. Hij kon zich beperken tot uitkijkposten op zijn wachttorens in de heuvels en op strategische punten langs de rivier en elders. Waar de Acoma eigenlijk vijf voltallige compagnies van ieder honderd soldaten nodig had om het centrale landgoed optimaal te verdedigen - iets wat Mara na tien jaar versterking van haar strijdkrachten nog steeds niet had gerealiseerd - kon de Minwanabi met tweehonderd soldaten dubbel zo veel land adequaat bewaken. Daardoor spaarde Tasaio enorme hoeveelheden geld uit, waardoor hij veel meer financiële middelen voor omkoperij en andere plannen tot zijn beschikking had dan Mara, ondanks haar snel groeiende handelsimperium.
Mara bekeek de kring van haar adviseurs, die groter was dan ooit, met nu ook een paar jonge gezichten erin. Nacoya werd met de maand gerimpelder en krommer. Keyoke kon niet meer stram rechtop zitten, maar hield zijn houding altijd zo waardig mogelijk: zijn goede been over de stomp van het andere geslagen en zijn kruk zorgvuldig achter zijn rug, uit het zicht. Mara was er nog steeds niet echt aan gewend hem in burgerkleren te zien, in plaats van in zijn eeuwige wapenrusting van vroeger.
Tijdens formele vergaderingen met haar adviseurs liet Mara nooit bedienden toe, maar Kevin, in zijn rol van lijfslaaf, zat schuin achter haar. Hij speelde stiekem met haar lange haren, die ze niet had opgestoken. Verder waren er Jican, wiens vingers nog bestoft waren van het krijt, en Saric, jong, gretig, met een slimme blik in zijn ogen - anders dan Lujan, die er altijd bedrieglijk zorgeloos uitzag. Mara's spionnenmeester was nog niet terug uit Sulan-Qu, waar hij een informant met nieuws uit Pesh hoopte te ontmoeten. Aangezien Arakasi's berichten van wezenlijk belang zouden kunnen zijn, gebruikte Mara de tijd tot zijn komst vooral om haar andere adviseurs aan het woord te laten.
Nacoya was de eerste. 'Vrouwe Mara, u weet niets over deze parvenu Hanqu. Het is geen oude familie. Ze hebben in politieke zin nooit tot ons kamp behoord. Ik vrees dat de hand van een vijand hem als handschoen gebruikt.'
De Eerste Adviseur was de laatste tijd steeds voorzichtiger geworden. De Vrouwe van de Acoma wist niet zeker of dit kwam doordat zij tot Krijgshoofd van de clan was verheven, of omdat Nacoya gewoon banger werd voor Tasaio naarmate ze ouder werd. Zoals steeds vaker gebeurde, keek Mara vragend naar Saric, die misschien een wat genuanceerder opinie zou hebben.
Hoewel nog maar amper dertig, was deze tot adviseur omgevormde soldaat iemand met een snel inzicht en scherp verstand. Vaak was hij sarcastisch in zijn adviezen, hetgeen scheen aan te sluiten bij een cynisme dat tot zijn wezenskenmerken behoorde, maar zijn observaties waren altijd intelligent. 'Nacoya heeft zeker een punt,' begon hij, met zijn blauwe ogen onbevreesd op Mara gericht. Hij streek over een armband om zijn pols alsof hij de scherpte van een zwaardsnede beproefde. 'Maar ik moet er meteen bij zeggen dat we gewoon te weinig weten over deze Heer van Hanqu. Als hij te goeder trouw handelt, zouden we hem diep beledigen door niet naar zijn verhaal te willen luisteren. En al zouden we ons dat tegenover een zo klein huis misschien kunnen permitteren, we willen toch niet de reputatie krijgen dat de Acoma onbenaderbaar is? We zouden zijn aanbod van een alliantie beleefd kunnen afwijzen nadat we hem hebben aangehoord, dan hoeven we niet op lange tenen te staan.' Saric hield zijn hoofd schuin en eindigde zoals altijd met een vraag. 'En kunnen we het ons veroorloven zijn verzoek af te wijzen zonder te weten wat zijn motieven zijn?'
'Een sterk argument,' gaf Mara toe. 'Keyoke?'
Haar Adviseur voor Oorlogszaken bracht zijn hand omhoog om een helm recht te duwen die er niet meer was, en streek toen maar over zijn uitdunnende grijze haren. 'Ik zou heel voorzichtig zijn. Misschien heeft deze heer een sluipmoordenaar of een of andere valstrik in gedachten. De plaats waar hij u wil ontmoeten, en onder welke omstandigheden, dat lijken me dingen die ons wat wijzer zullen maken.'
Het ontging Mara niet dat haar ex-bevelhebber de noodzaak van een ontmoeting niet ter discussie stelde.
Lujan wist zich uit zijn periode als grijze krijger iets te herinneren dat nieuw was in de discussie. 'De Hanqu wordt door de machtige huizen van Pesh gezien als een buitenbeentje. Ik heb kennis gemaakt met een neef van de vrouw van een van mijn toenmalige onderofficieren, en die neef was iemand die voor Xaltepo had gewerkt als wachtleider. Volgens hem had de Heer van de Hanqu de reputatie een man te zijn die zowat alles voor zich hield en die anderen slechts dan bij zijn zaakjes betrok wanneer dat tot wederzijds voordeel strekte. Er is al opgemerkt dat het een betrekkelijk nieuw huis is, maar de opkomst van de familie is vooral te danken aan hun sterke zakelijke positie in het zuiden.'
Jican verbreedde het beeld. 'De Hanqu heeft belangen in de chocha. Toen ze nog zwak waren werden ze genadeloos uitgebuit door de gilden. Heer Xaltepo's vader kreeg er genoeg van zijn winsten op die manier telkens afgeroomd te zien. Toen hij aan de macht kwam nam hij eigen bonenmalers in dienst en investeerde een deel van zijn winsten in dat bedrijf - een grote malerij. Zijn zoon heeft de zakelijke belangen verder uitgebreid, en nu is het huis misschien niet de dominante, maar wel een van de belangrijkste spelers op de zuidelijke markt. Zijn zaken lopen voortreffelijk en hij verwerkt tevens de oogst van heel wat andere chochatelers. Het is mogelijk dat hij een alliantie wenst om op die manier de bonen van uw vazal Tuscalora in zijn droogschuren te krijgen.'
'Helemaal in Pesh?' vroeg Mara ongelovig. Ze rechtte haar rug, waardoor Kevin zijn attenties moest staken. 'Waarom zou heer Jidu voor zijn oogsten het vocht van een zeereis riskeren of de kosten van een karavaan over land willen betalen?'
'Voor de winst!' Jican had meteen een verklaring bij de hand. 'Zo ver zuidelijk op het schiereiland zijn het klimaat en de bodem niet geschikt voor chocha. Zelfs de inferieure bonen van de Hanqu brengen daar hoge prijzen op. De meeste telers laten hun oogst dicht bij huis malen, om de hoge vervoerkosten van de ongepelde bonen uit te sparen. Maar ook in gepelde vorm zijn de bonen uitstekend houdbaar, en de malers van de Hanqu zouden mooie prijzen kunnen maken voor bonen die ze malen tussen de oogstseizoenen in - een periode waarin ze nu niets te doen hebben. Bovendien weren ze zo een potentiële concurrent van hun locale markt. En op termijn houden ze er zelf misschien een poort naar het hart van het keizerrijk aan over.'
'Waarom dan niet rechtstreeks heer Jidu benaderd?' vroeg Mara.
Jican spreidde zijn armen. 'Vrouwe, u hebt de Heer van de Tuscalora weliswaar het recht gegeven zijn eigen financiën te regelen, maar onder de handelaren en agenten in de stad geldt u als zijn meesteres. Ze geloven gewoon niet dat een heerser zo genereus kan zijn als u tegenover de Heer van de Tuscalora bent geweest, dus volgens de markt bent u de baas.'
'Daar zou Jidu tegen protesteren!' wierp Mara tegen.
Nu boog Nacoya zich naar voren. 'Vrouwe, dat durft hij niet. Hij heeft zijn trots als man. Het zit hem vreselijk dwars dat hij is verslagen door een vrouw. Heer Jidu wil liever niet het risico lopen dat er nog meer roddeltjes over hem in omloop komen, dus hij kijkt wel uit om hier te komen klagen.'
De discussie over dit punt werd nog een hele poos voortgezet. Kevin luisterde ademloos toe. De Midkemiër zweeg niet zozeer uit eerbied voor de sprekers, als wel uit gefascineerdheid. De Tsuranese politiek bleek altijd weer ingewikkelder en subtieler te werken dan hij had kunnen vermoeden. Hij had geleerd bij dit soort discussies zijn ongevraagde commentaar voor zich te houden, tenzij hij vanuit zijn buitenlandse optiek iets origineels toe te voegen had.
Mara wikte en woog het advies van haar raadgevers, en toen Kevin iets had opgemerkt verdrong ze een plotseling opkomende sombere gedachte aan de tijd dat ze hem zou moeten missen - wanneer ze eindelijk, en veel te laat, een passende echtgenoot gekozen zou hebben. Hoe woelig en onzeker de tijden ook waren, dit was iets waar ze met volle teugen van genoot: omringd te zijn door mensen die om haar gaven, op een zwoele zomeravond, in haar eigen, vertrouwde tuin.
Het schijnsel van de lantaarns verlichtte de gezichten van Keyoke en Nacoya en verzachtte de groeven; het deed Sarics slimme ogen extra glinsteren en verdoezelde de vermoeidheid in Jicans houding. Mara's hadonra reisde dagelijks haar landerijen af en ging elke morgen heel vroeg naar de stad. Hij had er twee uur reistijd voor over om steeds als eerste het laatste nieuws van zijn zaakgelastigden te horen. Hij liet weinig kansen lopen om voor Mara geld te verdienen, maar zijn vrouwe zou toch liever zien dat de tijden weer rustig werden en zij niet meer zo zwaar op zijn ijver en capaciteiten zou hoeven te leunen. En haar andere adviseurs hadden de Acoma al tijdens de eerste dagen van haar onervaren leiderschap voor rampen behoed. In stilte dankte ze Lashima voor de gunst dat zulke uitstekende mensen haar begeleidden. Nu ze gebonden was aan haar belofte aan de clan Hadama, en de Minwanabi nog steeds een vete met haar had, wilde ze er niet aan denken dat ze een van deze aanwezigen zou moeten missen.
Uiteindelijk werd de discussie afgerond. Mara bracht een conclusie onder woorden. 'Het lijkt me dan het beste dat ik heer Xaltepo bericht stuur dat ik instem met een ontmoeting, maar dan wel ergens waar mijn veiligheid het beste gegarandeerd is. Jican, zou jij een zaaltje in een van de gildenhuizen in Sulan-Qu kunnen huren?'
Een droge stem meldde zich voordat de hadonra kon antwoorden. 'Met alle respect, mijn vrouwe, maar een zo publieke plek lijkt me geen goed idee.'
Ongemerkt, stil als een schaduw, was Arakasi de tuin binnen geglipt. Hij maakte een buiging voor Mara. Keyoke keek zuur, want hij had de spionnenmeester niet horen komen, noch had hij de wachters gehoord die hem hadden laten passeren, en de oude krijger wilde zichzelf toch heus nog niet bekennen dat zijn gehoor hem op zijn oude dag misschien een tikkeltje in de steek begon te laten.
Arakasi had deze keer een monnikskap op. Hij wachtte op zijn gewone, rustige manier op Mara's toestemming en vervolgde toen: 'Ik moet om te beginnen waarschuwen dat dit verzoek van heer Xaltepo bekend is aan de Minwanabi. Volgens mijn bronnen wil niemand minder dan Tasaio zelf graag weten waar de eventuele ontmoeting tussen mijn vrouwe en de Hanqu zal plaatsvinden. Als dat in een gildenhuis gebeurt, zuilen daar spionnen rondhangen, vrees ik. Zelfs als er nu nog geen nissen of kijkgaatjes zijn om ongemerkt af te luisteren en mee te kijken, dan komen die er wel. Laat dat maar aan Tasaio over.' De spionnenmeester aarzelde, alsof zijn eigen woorden hem tegenstonden. 'Mijn bron was hier heel specifiek in. En nadrukkelijker dan anders. Tasaio wil erg graag weten waar deze ontmoeting zal plaatsvinden.'
Mara's vingers frunnikten aan de zomen van haar mouwen. 'Daar leid ik uit af dat de belangen van de Hanqu kennelijk strijdig zijn met die van onze vijanden.'
'Het lijkt de veronderstelling te wettigen dat de Hanqu oprecht over een alliantie wil praten.' Arakasi leek echter niet ten volle overtuigd. 'Er blijven echter nog te veel onbeantwoorde vragen. Uitbreiding van het kruidenimperium van de Hanqu zou een motief kunnen zijn, maar dat is puur speculatie. Ook is er een vaag gerucht dat de Nimboni benaderd zouden zijn door de clan Shonshoni.' Er zat de spionnenmeester iets dwars, dat was goed te zien. 'Er zijn hier dingen te evident, in verhouding tot alles wat onduidelijk en ongezien is.'
'Je maakt je zorgen?'
'Ja, vrouwe. Iets in dit...' Hij schudde zijn hoofd. 'Misschien ben ik achterdochtig geworden doordat ik te gemakkelijk te veel informatie aan de weet ben gekomen.' Hij haalde zijn schouders op. 'Maar ik heb de Hanqu nooit scherp in het oog gehouden, dus het is ook wel begrijpelijk dat heel wat informatie me simpelweg is ontgaan. Ik dring echter aan op voorzichtigheid, uiterste voorzichtigheid. Ontmoet heer Xaltepo op een plaats die gemakkelijk te verdedigen is. Hier in huis, bijvoorbeeld, of ergens vlakbij, waar we soldaten achter de hand kunnen houden.'
Mara dacht over het advies na. 'Je spreekt verstandige taal, zoals altijd. Voorzichtigheid is zeker geboden. Kansen op voordeel, hoe klein ook, moeten echter worden onderzocht. Ik zal heer Xaltepo ontmoeten, zij het niet in een gildenhuis, maar in die kloof in de bergen waar Lujan zich vroeger met zijn bende verscholen hield. Dat is niet op het land van de Acoma, maar wel vlakbij en in ons voordeel.'
Arakasi zag er moe en bestoft uit na zijn snelle retourtripje naar de stad, en Mara gaf hem toestemming zich terug te trekken. Ook de andere adviseurs verlieten Mara. Ze praatten zachtjes met elkaar, maar buiten de tuin zou niemand meer over heer Xaltepo reppen.
Alleen Kevin bleef zitten waar hij zat. Hij sloeg zijn armen om Mara's middel en legde zijn wang tegen haar haren. 'Wat zou je denken van een speciaal soort vergadering van slechts ons tweeën?'
Mara draaide haar hoofd om zich te laten kussen. Kevins haren lichtten rossig op in het schijnsel van de lantaarns en zijn handen wisten precies waar ze moesten wezen. Toen zijn lippen zich om de hare sloten was Mara ten volle bereid al haar zorgen voor de rest van de avond en nacht van zich af te zetten.
'Mijn vrouwe,' zei Nacoya op haar zuurste toontje. Ze was bij de uitgang van de tuin blijven treuzelen, wetend dat ze nu absoluut niet welkom was. 'Wacht even met die onzin en luister naar een waarschuwing.'
Mara maakte zich los uit Kevins omhelzing. Haar ogen glinsterden, haar haren zaten al een beetje in de war en haar humeur was op het randje.
'Spreek, moeder van mijn hart, maar maak geen misbruik van mijn geduld.' De laatste tijd scheen haar Eerste Adviseur steeds vaker te insinueren dat Kevins aanwezigheid maar dwaasheid was. Mara begreep wel dat de oude vrouw puur uit bezorgdheid zo drammerig was, maar vanavond was ze vastbesloten weer eens ten volle te genieten van de weinige momenten die ze nog met de man van haar hart kon delen. Hoe goed ze het ook bedoelde, Nacoya moest nu wegwezen met haar bezorgdheid!
Deze keer had de Eerste Adviseur echter geen preek over Mara's inopportune keuze van een bedgenoot in petto. Nacoya sloeg haar gerimpelde armen over elkaar en nam een ferme houding aan. Je vertrouwt veel te veel op die spionnen van Arakasi.'
Mara's gezicht betrok. 'Ze hebben me nog nooit in de steek gelaten.'
'Ze hebben nooit rechtstreeks met Tasaio te maken gehad.' Nacoya stak streng een vingertje op. 'Denk eens terug aan dat zijdetransport! Desio heeft toen een van Arakasi's spionnen ontmaskerd, en dat liep bijna slecht voor ons af. Zijn neef zal niet zo stom zijn. Hij zal niet in de illusie verkeren dat er niemand in zijn huishouding is die hem zo nauwlettend mogelijk in het oog houdt. Maar als hij zo iemand zou ontdekken zou hij hem niet martelen, om op een primitieve manier zijn gekwetste trots te balsemen, zoals Desio deed. Nee, Tasaio zou niets laten merken. Hij zou zo'n verrader sparen, zelfs koesteren, en geduldig een geschikt moment afwachten om die man te gebruiken.'
Een briesje deed de lantaarns deinen, waardoor de schaduwen in de tuin opeens een sinister spelletje leken te spelen. Mara maakte een geërgerd handgebaar. 'Wat stel je voor? Moeten we dan toch maar openlijk een zaal in een gildenhuis huren? En onze veiligheid laten afhangen van clanloze mannen?'
Nacoya trok haar armen dichter tegen zich aan, alsof ze het koud had in de wind. 'Ik zeg niets van die aard, ik smeek je alleen: pas op! Arakasi is zeer goed, de beste in zijn vak die ik in mijn lange leven heb meegemaakt. Maar zijn vorige meester, de Heer van de Tuscai, is ondanks Arakasi's spionnennetwerk te gronde gegaan. Denk daar eens aan! Informanten zijn zeer nuttig, maar nooit onfeilbaar. Elk stuk gereedschap kan breken, of in een wapen worden veranderd.'
Mara verstijfde, en opeens voelde ze een akelige kilte. 'Oude moeder, je waarschuwing is gehoord. Ik dank je voor je goede raad.'
Nacoya drong niet verder aan. Ze wist wel beter, maar toen ze boog en hinkend de tuin verliet keek ze erg afkeurend voor zich uit.
'Ze heeft wel gelijk, hoor, die ouwe heks,' zei Kevin met warmte in zijn stem.
Mara draaide zich abrupt om en snauwde: 'Jij ook al? Moet dan elke avond gevuld worden met angst en waarschuwingen?' Ze wierp haar donkere haren naar achter en voelde van binnen meer pijn dan ze ooit zou willen bekennen. Misschien tegen beter weten in gaf Kevin dan maar toe aan haar gril. Hij trok haar naar zich toe, kuste haar gespannenheid weg en vleide haar op de zachte kussens. En in het flikkerende licht van de deinende lantaarns deed hij haar even vergeten dat ze vijanden had die haar leven wilden beëindigen en haar hele familie wilden uitroeien.
Binnen drie weken daarna was de hoogzomer begonnen. Het gras verloor zijn laatste groen van het regenseizoen. Mara stapte naar buiten in het nevelige grijs van vlak voor zonsopgang. Haar draagkoets stond al klaar, samen met een zorgvuldig gekozen escorte van dertig soldaten, deze keer onder leiding van Kenji, die had gezegd dat hij weer eens wat praktijkervaring moest hebben. Mara wilde voor de middaghitte in de bergen zijn om daar de Heer van de Hanqu te ontmoeten. Op advies van Arakasi had ze haar escorte klein gehouden, met het oog op de snelheid en de discretie. Haar Adviseur voor Oorlogszaken had erop gestaan haar uitgeleide te doen, zeker nu Nacoya niet meer zo matineus kon zijn.
Toch wachtte er geen adviseur bij de deur toen Mara daar verscheen, met Kevin op zijn vaste plaats achter haar aan - en met zijn vaste minachting voor het decorum. 'De ouwe knakker zal zich hebben verslapen,' zei de barbaar luchtig. 'Ik zou me nu kunnen wreken voor vroeger, toen hij me met zijn sandalen wel eens wakker kwam schoppen.'
'Dat heb ik gehoord,' zei een stem, waaraan nu nog te horen was dat hij op exercitieterreinen getraind was. Keyoke kwam achter Mara's escorte vandaan, een stoere gestalte, bij wie een kruk eigenlijk vloekte. Hij gaf Kenji een paar laatste instructies, zei tegen een van de gardisten dat hij zijn verdomde rug verdomd veel rechter moest houden en liet de soldaten toen met kennelijke tegenzin achter zich. Hij keek Kevin geringschattend aan en ging toen op zijn officiële plek voor de draagkoets staan.
'Mijn vrouwe.' Hij maakte een keurige buiging, half gesteund door de kruk onder zijn schouderholte. Toen keek hij zijn meesteres aan alsof hij woorden in plaats van soldaten in het gareel probeerde te krijgen. Hij dempte zijn stem, zodat de garde hem niet kon verstaan. 'Dochter van mijn hart, ik voel me niet gerust op deze tocht. Het feit dat heer Xaltepo zijn bericht mondeling heeft laten overbrengen door een bode, en niet schriftelijk, met het zegel van zijn huis eraan, geeft mij ernstig te denken.'
Mara fronste haar voorhoofd. 'Het is maar een kleine familie, met weinig banden. Stel dat ik de alliantie zou afwijzen, maar dat stuk perkament met Xaltepo's zegel eraan zou Tasaio in handen vallen, wat zou dan het lot van dat huis zijn? De Minwanabi heeft andere families wel om minder verpletterd.'Ze beet op haar lip. 'Nee, ik denk dat Arakasi gelijk heeft en dat Tasaio eindelijk heeft ingezien dat veel van ons succes te danken is aan onze financiële voorspoed. Hij wil gewoon voorkomen dat de Acoma weer een winstgevend project begint.'
Keyoke bracht zijn hand omhoog alsof hij aan zijn kin wilde krabben, maar bedacht zich op het laatste moment. In plaats daarvan omvatte hij Mara's pols en hielp haar instappen in de draagkoets. 'Ga met de gunsten der goden, mijn vrouwe.'
Hij deed een stap achteruit en Mara gebaarde de dragers dat ze de koets konden optillen. Kenji gaf het marsbevel en de kleine stoet kwam in beweging. Toen Kevin aanstalten maakte om zijn plaats naast de koets in te nemen greep Keyoke hem bij de elleboog. De eeltige greep van de oude soldaat voelde nog altijd sterk aan.
'Bescherm haar,' zei hij, en Kevin had nooit eerder een zo dringende klank in zijn stem gehoord. 'Laat haar geen kwaad overkomen, anders staat je wat meer dan geschop met mijn sandalen te wachten!'
Kevin grijnsde zorgeloos. 'Keyoke, oude vriend, als Mara iets kwaads overkomt kunt u me schoppen waar u maar wilt, want voor het zover is ben ik allang dood.'
De Adviseur voor Oorlogszaken knikte, want tegen Kevins woorden was niets in te brengen. Hij liet de slaaf los en wendde zich haastig af terwijl Mara's koets, dragers en escorte al in de ochtendnevel verdwenen. Kevin haastte zich om ze in te halen, maar hij keek nog een paar keer om over zijn schouder. De Midkemiër had de mensen hier langzamerhand een beetje leren kennen, en hij had durven zweren dat de listige oude vos iets in zijn schild voerde.
Tegen de tijd dat de opkomende zon de nevel uit de dalen had verjaagd bevonden Mara en haar eregarde zich diep in het woud dat de heuvelachtige uitlopers van de Kyamakabergen bedekte. Voor de dagelijkse stoet van karavanen daar verscheen, en buiten het zicht van iedereen, verlieten ze de hoofdweg en volgden ze een smaller pad dat zelfs nog dieper de wildernis in leidde. Het daglicht drong hier minder scherp door en er hing ook nog wat nevel, waardoor het natte hout en de druipende bladeren iets sinisters hadden. Nu al begon de klamme hitte drukkend te worden. Krijgsleider Kenji liet zijn kleine groepje soldaten stoppen voor een korte pauze en om de dragers van Mara's koets te wisselen. Het escorte was te klein om een afzonderlijke waterjongen bij zich te hebben. De slaven moesten zelf kannen water halen uit een stroompje, niet ver van het pad vandaan. Ze kregen hulp van Kevin, die medelijden met ze had. Mara was geen erg zware last, maar vandaag had ze grote haast en de dragers die nu werden gewisseld dropen van het zweet en hijgden zich de longen uit het lijf.
Kevin knielde met zijn kan op de mossige bodem naast een kleine poel die werd gevoed door een stroompje dat uit een spleet tussen de rotsen naar beneden borrelde. Geïntrigeerd door het vreemde, oranje mos en de kleurige schitteringen van visjes die in de poel heen en weer schoten, hoorde Kevin maar met een half oor wat Kenji tegen vrouwe Mara opmerkte: dat de verkenner die de wacht hield om eventuele achtervolgers waar te nemen zich nog niet had gemeld.
'We moeten even blijven wachten tot hij komt,' besloot de Krijgsleider, 'maar als hij niet binnen een minuut hier is, stel ik voor dat we ons tussen de bomen verbergen en een man op onderzoek sturen.'
Kevin grijnsde stilletjes, want de verkenner in kwestie was Juratu, een slimme, levendige knaap die op zijn pleziertjes gesteld was, en die de afgelopen nacht tot in de kleine uurtjes met zijn vrienden had zitten dobbelen. Als hij maar de helft had gedronken van wat de geruchten beweerden, dan was het geen wonder dat hij nu te laat was - gekweld door de moeder van alle katers.
Een van de soldaten had Kenji inmiddels ook een mededeling van deze strekking gedaan, en erbij gezegd dat deze omgeving nog steeds een trefpunt van grijze krijgers was - misschien was Juratu opgehouden doordat hij iets had gezien. Een andere soldaat opperde droogjes dat hij misschien een zak wijn van ze wilde kopen. Kevin grinnikte zachtjes. Als ze de vrouwe zelf niet bij zich hadden gehad, zou hij Juratu best tot zoiets in staat achten. Denkend aan de grijze krijgers, en de paar Midkemiërs die naar de bergen hadden kunnen vluchten, stond Kevin op en keek speurend om zich heen.
De mist trok op. Stralen bleek zonlicht drongen hier en daar tussen het dichte gebladerte van de verstrengelde boomkruinen door. Als Kevin niet in een toevallige opwelling min of meer op zoek was geweest naar verscholen gestalten zou hij deze beweging hebben gemist: een korte flits van een gezicht achter een paar struiken.
Het gezicht had een smalle, kromme neus gehad - en de helm was zeker niet die van Juratu!
Kevins handen verkrampten rond zijn kan en hij morste flink wat water. Hij durfde geen waarschuwing te roepen, of te gaan rennen, want dan zou de verborgen verspieder weten dat hij gezien was. Zwetend, met knikkende knieën, draaide Kevin zijn rug naar de poel toe. In een imitatie van het lusteloze geschuifel van gewone slaven begon hij stap na zenuwslopende stap naar Mara's stoet terug te lopen.
De huid tussen zijn schouderbladen jeukte, alsof hij elk moment een dodelijke voltreffer door een pijlpunt verwachtte. Het dozijn stappen dat hem van Kenji en Mara's draagkoets scheidde leek een eeuwigheid te duren. Kevin dwong zich tot een rustige pas, al wervelden er angstige gedachten door zijn hoofd. De gordijntjes van de draagkoets waren half open en Mara stond op het punt om zich naar buiten te buigen om iets tegen Kenji te zeggen.
Er schoot een snijdende angst door Kevin heen. Hij kneep de kan in zijn handen bijna in stukken en probeerde zijn geliefde via de uitstraling van zijn wilskracht te dwingen veilig binnen de schaduwen in de koets te blijven.
Maar het was Mara, dus dwingen werkte niet. Ze schoof het gordijntje verder open, wenkte haar Krijgsleider en deed haar mond open om iets te zeggen.
Kevin voelde gevaar als een vloedgolf van achter op hem af komen en kwam onmiddellijk in actie. Hij deed alsof hij over een rotsblok struikelde, smeet de inhoud van zijn waterkan over zijn vrouwe en haar officier, en bekroonde zijn ongehoorde stunteligheid door zelf languit de draagkoets binnen te vallen.
De verontwaardigde kreten van zijn meesteres smoorde hij onder zijn borst terwijl hij haar diep in de kussens drukte, onder de bescherming van zijn eigen lichaam, en ondertussen de draagkoets rechtsom deed kantelen, zodat deze een borstwering vormde.
Zijn actie was geen moment te vroeg gekomen. Nog terwijl Kevin zich losrukte van de zijden gordijntjes waarin hij verstrikt was geraakt begonnen de eerste pijlen van de vijand neer te komen.
Ze kwamen suizend aanvliegen en drongen met een droog, akelig geluid - als van bestraffende oorvijgen - door wapenrustingen heen. Kenji was de eerste die viel. Hij stortte neer, luid bevelen schreeuwend, voor de onderkant van Mara's koets die haar nu als een barricade beschermde.
'Het is een hinderlaag!' riep Kevin in haar oor terwijl zij nog steeds probeerde zich uit zijn greep te bevrijden. 'Niet bewegen!'
Op dat moment drong er een pijlpunt tussen de bodemplanken van de koets door. Mara zag het, en meteen was ze roerloos. Ze luisterde, verstijfd, naar de kreten van haar gardisten, die zich op bevel van de stervende Kenji rond de koets verzamelden en een levend schild rond hun vrouwe vormden.
De situatie was hopeloos. Het bleef pijlen regenen en de dunne bodem van de draagkoets raakte langzaam maar zeker versplinterd. Kevin probeerde boven de rand uit te kijken en kreeg meteen een schampschot tegen zijn schouder. Hij dook vloekend in elkaar en trok zijn slaventuniek uit.
Twee van de gardisten naast Mara waren stervend, ze hadden hun lichaam voor het hare geworpen. Het zoeven van pijlen was nu vervangen door het gekletter van zwaarden. De overvallers waren in een golf uit het bos gekomen en hadden zich op het overgebleven deel van Mara's garde gestort.
'Snel,' riep Kevin. Hij stak een van de slaven zijn tuniek toe. 'Wikkel mijn vrouwe hierin. Haar kleren maken haar een te opvallend doelwit!'
De drager keek Kevin onzeker aan.
'Doe het gewoon!' riep Kevin. 'Haar hele eer is foetsie als ze sterft!'
Er kwamen nog meer krijgers uit de dekking van het bos. Mara's gardisten probeerden een beschermende ring rond de draagkoets te vormen, maar ze waren met te weinig en hadden geen schijn van kans. Kevin keek om en zag iemand met getrokken zwaard op hem af komen. Hij zei niets meer tegen de drager, maar raapte snel een gevallen wapen op en wikkelde een stuk gordijn om zijn arm. Hij draaide zich om en was gereed om zich dood te vechten.
Thuis zat Ajiki woedend naar Nacoya te staren. Zijn gezicht was rood aangelopen en zijn handen waren tot vuisten gebald, en Nacoya en twee bedienden bereidden zich voor op een buitenproportionele driftaanval.
'Dat draag ik niet!' gilde Ajiki. 'Er zit oranje in en dat is de kleur van de Minwanabi.'
Nacoya bekeek het onderhavige kledingstuk eens goed. Het was een zijden tuniek met schelpknopen die je, met veel goede wil, oranjeachtig zou kunnen noemen. De ware reden van Ajiki's verzet was dat hij in dit warme en drukkende weer helemaal geen tuniek wilde dragen. Het argument dat hij als hooggeborene niet naakt als een slavenkind door de gangen kon rondrennen maakte geen indruk op de negenjarige. Maar Nacoya had jaren ervaring in het omgaan met koppige Acoma-kinderen. Ze pakte Ajiki bij zijn bokkige schouders en schudde hem door elkaar. 'Jonge krijger, jij zult de kleren dragen die je worden aangereikt en je gedragen als de heer die je wordt wanneer je groot bent. Zo niet, dan mag je de rest van de ochtend in de keuken gaan helpen bij de afwas.'
Ajiki zette grote ogen op. 'Dat durft u nooit! Ik ben geen bediende of slaaf!'
'Gedraag je daar dan ook naar en kleed je als een edelman!' Nacoya sloot haar reumatische hand om Ajiki's pols en trok hem zonder pardon mee naar de bediende die met de tuniek stond te wachten. Hoe oud en stijf ze ook was, haar greep was nog als van ijzer. Ajiki staakte zijn verzet en stak zijn arm in de aangereikte mouw; waarna hij over zijn pijnlijk rode pols begon te wrijven.
'Nu de andere arm,' snauwde Nacoya. 'En geen kuren meer!'
Ajiki's gezicht klaarde op en hij begon te grijnzen. 'Geen kuren meer,' herhaalde hij, in een van zijn abrupte wisselingen van humeur. Hij stak braaf zijn andere arm uit en even later hing de vermaledijde tuniek keurig om zijn schouders. Zijn glimlach werd nog breder - nu waren zelfs zijn ontbrekende voortandjes te zien - en hij rukte weloverwogen een eerste schelp knoop los. 'De tuniek gaat wel,' zei hij uitdagend, 'maar ik wil geen oranje dragen!'
'Duivel!' vloekte Nacoya binnensmonds. Ze voelde zich veel te oud en moe om recalcitrante bengels een pak voor de broek te geven, en ze beperkte zich tot een oorvijg, wat hem deed schreeuwen van kwaadheid.
Het was een schelle kreet en de bedienden trokken een pijnlijk gezicht. Zelfs de wachters in de gang werden erdoor afgeleid, zodat ze niet hoorden dat een in het zwart geklede gestalte een scherm opzij schoof en op zachte voeten naar binnen sprong. De bediende naast het scherm viel opzij - met een mes in zijn rug. Hij gaf geen kik. Er schoot een dodelijke schaduw door het zonlicht, en de tweede bediende zakte in elkaar - met een doorgesneden keel.
Nacoya voelde hoe het lichaam met een zachte bonk de houten vloer raakte. Instinctief wist ze dat er gevaar dreigde. Ze stak haar hand uit naar de jongen, die nog steeds stond te gillen, en stootte hem zo hard mogelijk van zich af. Hij viel languit op de kussens van zijn bedmat.
Toen riep de Eerste Adviseur de wachters, maar haar oude stem was te zwak: ze hoorden haar niet. Ajiki krijste nu in blinde woede en probeerde op te staan. Alleen Nacoya zag het gevaar waarin hij verkeerde en de twee bedienden die op de vloer van de kinderkamer lagen dood te bloeden.
'Duivel!' zei ze weer, maar nu tegen de in het zwart geklede sluipmoordenaar. De tong-man had een ander mes uit een schede aan zijn riem getrokken en hij hield een wurgkoord losjes om de vingers van zijn linkerhand gewikkeld. Er hing een gazen doekje voor de onderkant van zijn gezicht en hij droeg zwarte handschoenen. Alleen zijn ogen waren zichtbaar onder de rand van zijn helm. Hij liep op zijn slachtoffer af - de jongen die Mara's erfgenaam was. Alleen Nacoya stond hem nog in de weg. Hij verhief zijn hand al om haar met zijn werpmes uit te schakelen.
'Nee!' Nacoya stortte zich naar voren, juist toen het mes zijn hand verliet. Ze dook naar zijn linkerpols en het touw dat voor Ajiki's keel bestemd was. Het mes schampte langs haar hoofd en raakte de gepleisterde wand.
De moordenaar vloekte. Hij deed een stap opzij, maar Nacoya had zijn garrotte vast. Haar nagels boorden zich door het dunne leer en klauwden zich in zijn hand. 'Nee!' riep ze, en opnieuw probeerde ze de wachters te waarschuwen, maar haar ijle stem was daar niet op berekend.
De moordenaar verspilde geen tijd aan een worsteling. Hij kneep zijn ogen half dicht - een teken van minachting - en greep naar het houten heft van het volgende mes aan zijn riem. Het scheen hem een pervers genoegen te doen de punt daarvan diep tussen de ribben van de oude vrouw te kunnen steken.
Nacoya's lippen krulden zich van de pijn, maar ze liet haar prooi niet los.
'Sterf dan, oudje!' De moordenaar gaf zijn mes een gemene draai.
Nacoya beefde over haar hele lichaam en er ontsnapte haar een gekwelde kreet, maar ze liet haar greep op het wurgkoord niet verslappen. 'Hij zal niet oneervol sterven!' hijgde ze.
Achter haar was Ajiki opgehouden met schreeuwen. Hij zag een eindje boven zijn hoofd een mes in de muur steken, hij zag de plassen bloed op de planken van de vloer. Een van de neergestoken bedienden bewoog zich nog in een paar laatste stuiptrekkingen. Verlamd van angst, met zijn oranjeachtige schelpknoop nog steeds in zijn vuistje geklemd, moest Ajiki op zijn tanden bijten om niet te huilen. Die moordenaar, besloot hij, moest Tasaio zijn. En met dat besef kwam de moed die hij van zijn vader had geërfd.
'Ten aanval!' schreeuwde hij. 'Ten aanval!' En met zijn hoofd vol visioenen van dappere krijgers krabbelde hij overeind en liep hij naar de indringer toe. Hij begon met zijn vuistjes op hem in te slaan. De tong-man schonk er geen aandacht aan, maar duwde zijn mes nog dieper in Nacoya. Zijn zwarte handschoen zag al rood van het bloed. Ondertussen wist hij de hand met het wurgkoord eindelijk uit Nacoya's greep los te rukken. De oude vrouw kromp in elkaar en viel krachteloos voorover, Ajiki half onder haar stervende gewicht bedelvend. 'Mogen de goden je vervloeken,' beet ze de sluipmoordenaar met haar zwakke, hese stem toe. Ze voelde haar krachten wegebben. Ajiki wist zich vrij te worstelen.
De moordenaar probeerde de jongen vast te pakken, maar hij struikelde, want Nacoya had hem bij zijn enkel gegrepen. Haar laatste krachten vloeiden nu echter snel uit haar weg. De moordenaar herstelde zich meteen, schopte met zijn andere voet tegen haar pols en rukte zich los. Het werd Nacoya al bijna zwart voor de ogen, maar ze zag nog dat de wachters eindelijk hadden gereageerd. Ze stormden vanuit de gang de kinderkamer binnen. Hun glimmend gepoetste harnassen glitterden ondraaglijk fel in het zonlicht. Ze stortten zich met getrokken zwaarden op de moordenaar.
Nacoya hoorde achter zich een bonkend geluid en de kleine Ajiki slaakte een triomfantelijk kreetje. De oude vrouw lag met haar gezicht in een uitdijende plas bloed en probeerde vergeefs haar hoofd op te tillen. Ze zag het niet, maar ze hoorde Ajiki's blote voeten over de planken van de vloer roffelen. Haar blik werd steeds waziger, maar terwijl haar bewustzijn langzaam uit haar wegsijpelde voelde ze opeens, meer dan dat ze het zag, dat ze het wurgkoord nog steeds in haar verkrampte hand hield. Ze had niets anders bereikt dan dat de moordenaar zijn messen moest gebruiken... Een jongen die eervol stierf door een messteek was echter evengoed dood!
'Ajiki,' mompelde ze, en toen, met gebroken hart, 'Mara!' En ze werd opgeslokt door de duisternis.
Kevin haalde uit, stak toe en trok zijn zwaard terug. De vijand, in zijn buik getroffen, stortte schreeuwend en kronkelend aan zijn voeten neer. Kevin sprong over hem heen en viel een volgende tegenstander aan. In de loop van het gevecht had hij een schild van een vijand opgeraapt, en dat had zijn leven gered. Hij had een tweede steek in zijn schouder opgelopen en een oppervlakkige snee over zijn ribbenkast, die hem hinderde in zijn bewegingen. Er vloeide bloed over zijn blote huid en elke beweging deed pijn. De vijandelijke zwaardvechter had al een paar slagen met hem uitgewisseld voordat hij besefte dat hij tegen een slaaf vocht. Hij snauwde een vloek en dook weg. Kevin stak hem onceremonieel van achter neer.
'Sterf dan maar voor je Tsuranese eer!' riep de barbaar hem hatelijk toe. 'Goede goden, laat deze onderkruipers vooral zo stom blijven!'
En laat ze mijn vechtkunst vooral ook blijven onderschatten, dacht hij erbij. Dan kunnen we Mara misschien in leven houden.
Maar ze waren te talrijk. Er kwamen nog steeds vijanden tussen de bomen vandaan. Toen Kevin zich half omdraaide om een volgende aanvaller af te weren zag hij opeens dat de Acoma niet alleen omsingeld was, maar dat de verdedigingslinie al op een plaats was opengebroken. Daar waren vijanden aan het inhakken op de lichamen van doden en gewonden die als laatste barrière voor Mara's draagkoets lagen.
De Midkemiër slaakte een woeste strijdkreet en doorstak zijn tegenstander. Hij liet zijn zwaard in het lichaam steken en raapte een ander op van de grond, waarna hij in een vloeiende beweging de gekantelde draagkoets omver schopte, hetgeen een paar aanvallers verraste en tijdelijk terug dreef, en Mara een nieuwe barricade gaf - nu eentje die op haar lag. Kevin sprong eroverheen. 'Achteruit, smerige varkens!' Hij voegde er nog vele scheldwoorden en vloeken in het Midkemisch aan toe en maaide wild om zich heen.
De aanblik van zijn reusachtige, bijna naakte, met bloed bevlekte lichaam en de klank van zijn woeste kreten in een vreemde taal deden de voorste aanvallers aarzelen. Kevin voelde dat hij in zijn hiel werd geraakt door een vierhoekige pijlpunt en begon weer te vloeken, opnieuw in een of ander Midkemisch dialect. 'En dat Turakamu jullie laffe harten mag opeten als ontbijt,' besloot hij in het Tsuranees, en toen kwamen de zwaarden op hem af.
Zo veel kon hij er niet afweren. Hij had niet eens de tijd om zich af te vragen of hij Mara misschien had gewond door zijn draagkoetsmanoeuvre. Hij begreep alleen dat hij hier zou sterven, en dat vooruitzicht beviel hem niet.
Een zwaard sneed in zijn scheen. Hij struikelde, viel, rolde opzij. Klingen zoefden vlak langs zijn hoofd, misten hem op een haartje, troffen de grond. Hij liet zijn schild los, rolde nog een halve slag en gaf een te trage tegenstander een gemene opwaartse trap in zijn buik. Kevin krabbelde nog een eindje door en wurmde toen zijn lichaam in een lage holte onder de gekantelde draagkoets. Zijn blind tastende vingers vonden een schild. Hij draaide zich half om en hield het schild schuin voor zich. Er bonkte een regen van slagen en steken op neer, en Kevin kreeg er pijn van in zijn polsen, maar voorlopig hield het schild stand.
'Goden, dit kan niet lang meer duren.' Kevins gevloek begon verdacht veel op huilen te lijken. De ene na de andere zwaardslag daalde op zijn schild neer en hakte steeds meer splinters en schilfers van het harde hout en taaie nidraleer af. Van ver weg, misschien uit het bos, hoorde hij opeens nieuwe kreten en nieuw wapengekletter. 'Verdomme, verdomme!' Hij lachte bitter. 'We zijn allang verslagen, maar nog steeds willen ze ons tot de laatste man afslachten!'
Het zwaard zwiepte hoorbaar door de lucht voordat het met een vlezig geluid doel trof - en een zwartharig hoofd werd van de romp gescheiden en viel naar beneden. De wachter bleef schreeuwen en doorstak het lichaam van de moordenaar nog drie keer voordat het de grond raakte.
Ajiki, bespat met het bloed van de tong-moordenaar en gillend van angst, kronkelde zich onder het onthoofde lichaam uit. Hij had zelf een hevig bloedende snee in zijn hals en drukte zich nu in pure doodsangst met zijn gezicht tegen de wand aan.
'Haal Keyoke!' riep de wachter met het bloedende zwaard in zijn hand naar zijn collega, die over het lichaam van Nacoya gebogen stond. 'Misschien zijn er nog meer moordenaars in huis.'
Buiten klonk echter al het geluid van rennende soldaten, die zonder omhaal via de tuindeur naar binnen stormden. Ze stonden onder bevel van een slagleider en deze begon meteen luide bevelen te schreeuwen. Hij zette zes man om Ajiki heen.
In hun kielzog verscheen Jican, die doodsbleek werd toen hij het bloedbad op de vloer zag. Hij drukte de overdonderde slaaf die bij hem was zijn stapeltje leien in de hand en begon zich gejaagd een weg te banen door de opeens overvolle kinderkamer. Achter een stapeltje plakkerige kussens zat de erfgenaam van de Acoma op de planken gehurkt. Hij roffelde met zijn bebloede vuisten op de wand en riep steeds weer: 'Minwanabi! Minwanabi! Minwanabi!'
De krijgers die te hulp waren geschoten schenen onwillig hem aan te raken.
'Ajiki, kom hier, het is voorbij,' riep Jican met vastberaden stem.
De kleine leek het niet te horen. Mara's hadonra stak toch maar zijn handen uit. Hij negeerde Ajiki's schrikreactie toen hij werd aangeraakt en trok hem naar zich toe - tegen kleren aan die naar krijt roken, niet naar een slachtpartij. 'Laten we hem hier wegbrengen,' zei hij tegen de soldaat die naast hem stond. 'En haal de heler. Hij is gewond.' En na een blik op de levenloze lichamen van Nacoya en de twee dienstmeisjes zei hij: 'En laat iemand kijken of een van de twee meisjes misschien nog te helpen is.'
De slagen op het schild leken nog heviger en talrijker te worden. Kevin trok zijn hand terug van de rand - een moment later, en hij zou een vinger zijn kwijtgeraakt - en werd zich vaag bewust van een beweging in de stapel lichamen links naast hem, toen een van de dodelijk gewonde soldaten hem een dolk in de hand drukte.
'Verdedig onze vrouwe,' zei de man schor. 'Ze leeft nog!'
'Niet lang meer!' dacht Kevin, maar hij zette die morbide gedachte meteen weer van zich af. Naakt, hevig bloedend, bijna dol van de gevechtskoorts accepteerde hij het mes en begon er blindelings mee onder de rand van het schild door te steken. Bij de tweede of derde steek voelde hij dat hij het vol in een voet boorde, en toen was hij het mes meteen weer kwijt, want de getroffen vijand sprong tierend achteruit, met mes en al.
'Dans lekker,' wenste de barbaar hem toe, dronken van adrenaline en bloedverlies. Ergens ver weg in zijn achterhoofd merkte hij op dat het gebonk op zijn schild was opgehouden. Even later werd het - of wat er nog van over was - door groene vechthandschoenen aan de randen beetgepakt en opgetild, zonder dat Kevin nog maar een greintje kracht had om dat tegen te houden. Hij keek naar boven, knipperend tegen het zonlicht, volkomen weerloos, maar wat hij daar in het felle tegenlicht zag afgetekend was een wazige, wiebelende officierspluim. En daaronder het bekende gezicht van de bevelhebber van de Acoma.
Kevin was zo opgelucht dat hij zijn opwelling van humor meteen weer vergeten was. 'De goden gedankt dat je er bent,' zei hij. 'We waren er beroerd aan toe.'
Lujan keek naar Kevins bebloede handen en de diepe snee in zijn onderarm. 'Dans lekker?' herhaalde hij, verwonderd.
'Later,' mompelde Kevin. 'Later leg ik alles wel uit.' Hij kromp ineen van de pijn - het ergste was een bloedende wond in zijn zij - en vloekte in twee talen. Hij voelde zich misselijk en het zonlicht was veel en veel te fel.
'Waar is onze vrouwe?' vroeg Lujan, nu op een scherpe toon, waarin zijn dodelijke bezorgdheid doorklonk.
Kevin keek met een somber gezicht naar de omgevallen draagkoets schuin boven en achter hem, met zo veel doden van de Acoma eronder en eromheen.
'Bij het Hemelse Licht, toch niet hieronder?' riep Lujan onthutst uit, maar hij begon meteen orders te schreeuwen, die in Kevins oren alleen maar als lawaai klonken. Opeens werd zijn gekneusde lichaam door vele handen vastgepakt en onder het versplinterde houtwerk uit getrokken.
'Niet doen,' protesteerde hij zwakjes. 'Ik wil weten of Mara...' Het praten ging moeilijk, de lucht brandde in zijn longen.
Ondanks zijn protesten werd hij even verderop op zijn rug gedraaid, en voor hij het wist was alles zwart voor zijn ogen. Hij kreeg niet eens meer de verbaasde kreten te horen van de soldaten die de koets hadden rechtgezet en die in de massa lichamen van doden en gewonden een kleine, ineengedoken, bebloede gestalte aantroffen die weliswaar niet bij bewustzijn was, maar geen andere wond had dan een paarse bult op haar hoofd.
Mara werd op het zachte, dikke mos naast de poel gelegd. Omringd door wel honderd soldaten, en met haar hoofd op Lujans schoot, kwam ze bij bewustzijn toen de bult op haar voorhoofd gebet werd door een in koel water gedrenkte doek. 'Keyoke?' vroeg ze, toen ze haar ogen knipperend probeerde open te doen.
'Nee,' antwoordde haar opperbevelhebber zachtjes. 'Lujan, meesteres. Maar Keyoke was degene die me hierheen heeft gestuurd. Hij dacht dat u misschien op problemen zou stuiten.'
Mara protesteerde zwakjes. 'Hij is niet je commandant, maar mijn Adviseur voor Oorlogszaken.'
Lujan streek voorzichtig de haren uit het gezicht van zijn vrouwe en glimlachte onbeschaamd. 'Oude gewoonten raak je niet zomaar kwijt. Als mijn oude commandant zegt: "Spring!" dan spring ik.'
Mara bewoog zich voorzichtig. Het leek alsof haar lichaam op wel honderd plaatsen gekneusd was. 'Ik had moeten luisteren.' Haar blik werd mistig. 'Kevin,' zei ze toen. 'Waar is Kevin?'
Lujan gaf een knikje in de richting van zijn heler te velde, die over een tweede gestalte op het mos gebogen zat. 'Hij heeft het overleefd. Zonder harnas, in een lendendoek, en met een verzameling wonden die een held niet zou misstaan. Wat een krijger is die man!'
'Wonden?' Mara schoot geschrokken rechtop en Lujan had verrassend veel kracht nodig om haar in bedwang te houden.
'Rustig maar, vrouwe. Hij blijft leven, hoewel hij een hele verzameling littekens rijker zal zijn. En misschien blijft hij een beetje mank lopen. Verder zal het wel even duren voor hij zijn linkerhand weer ten volle kan gebruiken. De spieren daar waren lelijk getroffen.'
'Dappere Kevin.' Mara's stem trilde. 'Hij heeft me gered. Mijn dwaasheid heeft hem bijna gedood.'
Haar bevelhebber raakte haar opnieuw aan, een bijna tedere beweging. Jammer dat de man een slaaf is,' leefde hij met haar mee. 'Zulke moed verdient eigenlijk de hoogste eer.'
De lucht deed opeens pijn bij het inademen. Mara legde haar hoofd tegen Lujans schouder en rilde. Misschien was het huilen, een geluidloos huilen van verdriet. Als dat zo was, zou de officier die haar troostte die schaamte nooit onthullen. Instinctief voelde hij aan dat dit smartelijke moment niet alleen te maken had met de op het nippertje afgeslagen aanval op haar leven. En zijn toewijding en liefde voor haar zaten zo diep dat hij liever zou sterven dan tegenover iemand toe te geven dat zijn vrouwe een moment van openlijke zwakte had getoond. De soldaten om hem heen wisten opeens allerlei klusjes die niet konden wachten, en gunden hun meesteres haar moment van opluchting.
De Vrouwe van de Acoma huilde om Kevin, wiens stoutmoedige geest de hare had gevangen, en wiens daden haar eindelijk boven alle twijfel hadden doen begrijpen dat hij geen slaaf was en nooit een slaaf zou zijn.
Ze zou hem zijn vrijheid moeten geven, maar dat kon niet gebeuren binnen de grenzen van het keizerrijk Tsuranuanni. Door hem te geven wat hem toekwam, door hem te erkennen als man, als vrij man, zou ze hem tevens voor altijd verliezen. De consequenties van dat besef aanvaarden, dat zou het moeilijkste worden wat ze ooit had ondernomen.
De nazorg van de hinderlaag in het bos kostte bijna de hele rest van de dag. De lichamen van de gesneuvelde soldaten moesten op geïmproviseerde draagbaren worden meegenomen voor een nette rituele crematie thuis. De lijken van de vijanden werden achtergelaten als voedsel voor de jaguna's en andere aaseters. Lujan stuurde verkenners vooruit, maar deze keerden terug met de mededeling dat er op de afgesproken plaats niemand van de Hanqu te vinden was.
Mara nam dit zeer ernstig op. Kennelijk was haar hele ontmoeting met heer Xaltepo een verzinsel en, naar alle waarschijnlijkheid, een intrige van de Minwanabi. Ze kon niet stil blijven zitten, ondanks de hitte, en maakte zich zorgen over veel meer dan alleen de wonden van Kevin. 'Tas aio houdt het vast niet bij één poging,' klaagde ze tegen Lujan toen het al schemerig begon te worden. 'Het spijt me voor de gewonden, maar we moeten vanavond nog terug naar huis!'
Haar bevelhebber bestreed die noodzaak niet, maar begaf zich naar zijn troepen en begon zeer efficiënt de terugtocht te regelen. De drie overlevenden van Mara's oorspronkelijke garde - moegestreden en dik in het verband - mochten als eerbewijs aan het hoofd van de stoet lopen. Kevin en twee andere zwaargewonden werden op draagbaren daarachter meegenomen, en daarna kwamen de baren met de eervol gesneuvelden. Mara stond erop te voet mee te lopen. Haar dragers leefden nog, maar ze wilde hun vakmanschap per se inzetten voor het dragen van de baren met de gewonden. De Vrouwe van de Acoma liep naast haar bewusteloze lijfslaaf. Ze hadden Kevin een drankje tegen de pijn gegeven, waardoor hij nu diep in slaap was. Ze hield zijn niet-verbonden hand in de hare, en haar stemming wisselde tussen peilloos verdriet en ziedende woede.
Ze had geen acht geslagen op de waarschuwing dat Tasaio misschien was binnengedrongen in Arakasi's netwerk. Ze had alleen oog gehad voor haar groeiende macht en had te gemakkelijk aangenomen dat het haar recht was dat kleinere huizen haar bondgenootschap zochten nu ze tot de eer van Krijgshoofd van haar clan was bevorderd. Nacoya had haar tot voorzichtigheid gemaand. Keyoke was nadrukkelijk een confrontatie met haar uit de weg gegaan, juist om zijn handen vrij te houden voor een actie op eigen initiatief, om de gevolgen van Tasaio's valstrik, waar zij met open ogen was ingetrapt, zo goed mogelijk te beperken.
Zevenentwintig goede soldaten van haar eregarde waren dood. Lujan had er nog twaalf verloren toen hij haar kwam redden. En Kevin zou misschien de rest van zijn leven mank zijn.
De prijs was veel te hoog.
Mara kneep haar handen samen, maar besefte opeens dat ze daarmee Kevin alleen maar pijn deed - de man die zich even loyaal had verzet als elk van haar soldaten. Ze merkte niets van de stenen onder haar voeten, noch van de hand waarmee Lujan haar discreet steunde bij het passeren van greppels en kuilen. Het drong ook amper tot haar door dat er voortdurend verkenners kwamen en gingen om te rapporteren over de veiligheid van de omgeving. Ze piekerde uitsluitend over haar valse trots, waardoor ze zich nu zelf te schande had gemaakt, en vroeg zich wanhopig af wat ze tegen Arakasi moest zeggen.
De maan ging onder. De duisternis onder de bomen werd even donker als die in Mara's hart. Somber en zwijgend, ten prooi aan zelfverwijten, sjokte ze voort tot aan de grenzen van haar landerijen. Daar wachtte een andere patrouille haar op. De soldaten waren gewapend en droegen toortsen bij zich. Mara was zo uitgeput dat niet meteen tot haar doordrong hoe vreemd dit was - nog een peloton? Lujan sprak met de slagleider en Mara ving de naam Ajiki op. Het leek alsof ze ter plekke bevroor, maar toen liep Ze bij Kevins draagbaar weg en strompelde naar de slagleider. 'Wat is er met mijn zoon?' stamelde ze.
Lujan greep zijn vrouwe stevig bij haar schouders. 'Hij leeft, meesteres.'
Die verzekering stelde Mant nog allerminst gerust. Zelfs in het onzekere licht van de flakkerende toortsen was te zien hoe gespannen de slagleider keek. Doodsbang dat de rampen die haar waren overkomen niet tot de overval in het bos beperkt waren gebleven, vroeg Mara hem: 'Is mijn huis aangevallen?'
'Mijn vrouwe, er is een moordenaar gestuurd.' De slagleider boog stram. Door Keyoke getraind om beknopt en helder te rapporteren, bracht hij zijn nieuws als een militair verslag. 'Ajiki heeft een kleine snee opgelopen, maar is verder ongedeerd. Twee van zijn kindermeisjes zijn gestorven, en Nacoya, uw Eerste Adviseur, is omgekomen toen ze het kind verdedigde. Het hele terrein is grondig onderzocht, maar er zijn geen tekenen van andere vijanden aangetroffen. De moordenaar is kennelijk in zijn eentje binnengeslopen. Keyoke heeft alle grensposten verdubbeld en ons naar u toe gestuurd om uw escorte te versterken.'
Mara hoorde die laatste details niet eens. Ze wist alleen dat Ajiki gewond was, en Nacoya, die van haar prilste jeugd af als een moeder voor haar was geweest, was dood. Haar knieën knikten en ze was zo geschokt dat ze niet meer kon denken. Ze merkte niet eens dat Lujan een arm onder de hare schoof om haar te steunen. Ze hoorde de woorden die haar bevelhebber tegen de slagleider zei - iemand moest zo snel mogelijk een draagkoets voor haar gaan halen - maar begreep er niet één lettergreep van.
Nacoya was dood, Ajiki gewond. Ze moest Kevins armen om zich heen hebben, ze had zijn troost nodig in deze nachtmerrie, maar hij lag daar bewusteloos op een draagbaar, zelf zwaargewond.
Mara strompelde naar voren. Ze voelde zich opeens bitter eenzaam in een troosteloze nacht. Overal in het donker leken problemen op de loer te liggen en de weg achter haar eigen gebed spoort leek een route vol dreigende, onbenoembare gevaren.
'Ik moet naar huis,' zei ze toonloos.
'Vrouwe, we zullen u daar zo snel mogelijk naar toe brengen.' Lujan begon orders te snauwen. De nieuwe patrouille hielp de andere soldaten bij het dragen van de gewonden en de hele stoet ging meteen op weg, zonder
de komst van een draagkoets af te wachten. Mara liep tussen de soldaten in. Haar geest was gehuld in een waas van ongeloof. Nacoya dood? Alleen dat leek al onbegrijpelijk. De vrouwe had het gevoel dat ze eigenlijk zou moeten huilen, maar ze kon alleen als verblind naar haar voeten staren - hoe ze als een slaapwandelaar de ene voet voor de andere zette. Het drong tot haar door dat de slagleider Lujan allerlei details over de aanval door de sluipmoordenaar vertelde, maar het enige wat ze hoorde was Nacoya's stem, en hoe ze Mara telkens weer, telkens weer uitschold wegens haar domme, ijdele en eigenwijze acties.
En Ajiki was gewond geraakt.
Haar hart schreeuwde het uit van frustratie, woede en verdriet dat een zo jong persoontje al bedreigd kon worden door machinaties binnen het Grote Spel. Ze kreeg er blasfemische gedachten van. Kevin had gelijk: moorden voor politiek gewin was per definitie wrede, zinloze verspilling! Maar haar gevoel voor de eer van de familie streed nu al om voorrang met haar verdriet. Hoe weinig had het gescheeld of Tasaio had in een dag het einde van de hele Acoma-lijn gerealiseerd!
Keyoke's slimheid, Nacoya's moed, en de toewijding van een slaaf die zich niets aantrok van zijn status, dat waren de dingen die haar huis vandaag voor de totale ondergang hadden behoed. Bijna had de Minwanabi zijn bloedige eed aan Turakamu gestand gedaan. Mara kreeg er nog kippenvel van. Ze herinnerde zich de regen van pijlen en hoe Kevin haar met geweld tegen de grond had gewerkt. Ze begon sneller te lopen en protesteerde niet toen de draagkoets eindelijk arriveerde en Lujan haar zonder iets te vragen en zonder zijn snelheid te minderen met zijn sterke armen optilde en in de koets zette.
Deze dragers waren fris. Mara vroeg Lujan een kleine eregarde samen te stellen. De overige soldaten konden in een rustiger tempo met de doden en gewonden achter haar aan komen. Zelf zette ze de slaven de laatste honderden meters aan tot een topsnelheid.
Keyoke stond voor de verlichte ingang van het huis op haar te wachten. Hij zag er grimmig uit en was boven zijn middel in wapenrusting gehuld. Hij had zijn oude helm opgezet, zij het zonder pluimen, en droeg zijn zwaard aan zijn zijde - voorbereid op het ergste, indien het bericht zou zijn gekomen dat zijn vrouwe in het bos was gedood.
Mara kwam strompelend de draagkoets uit voordat Lujan haar zijn hand had kunnen reiken en wierp zich in de armen van de oude krijger, en met haar wang tegen zijn harde borstkuras moest ze vechten tegen haar tranen.
Keyoke stond stram rechtop, steunend op zijn kruk, en streelde met zijn vrije hand haar haren. 'Mara-anni,' zei hij, het verkleinwoordje gebruikend zoals een liefhebbende vader dat zou doen. 'Nacoya is zeer dapper gestorven. Ze zal in de zalen van Turakamu in alle toonaarden bezongen worden als een voorbeeldige krijger, en ze zal er een sieraad voor de naam van de Acomazijn.'
Mara onderdrukte een diepe, huiverende snik. 'En mijn zoon?' hijgde ze. 'Hoe is het met hem?'
Boven haar gebogen hoofd wisselden Lujan en de Adviseur voor Oorlogszaken een snelle blik. De eerste had verder geen woorden nodig. Hij nam Mara bij de arm en bevrijdde Keyoke van haar gewicht.
'Laten we maar meteen naar hem gaan kijken,' zei de oude man tegen haar. Hij liet nadrukkelijk na te informeren naar haar verfomfaaide uiterlijk en de bloedvlekken op haar kleren. 'Je zoon slaapt. Jican is bij hem. De snee in zijn nek is meteen verzorgd, maar de jongen heeft veel bloed verloren. Hij zal over een poosje weer helemaal in orde zijn, maar je moet weten dat we nog geen einde hebben kunnen maken aan zijn huilen. Ajiki heeft een vreselijke schok gehad.'
Mara bevroor opeens, en verzette zich tegen de poging haar weg te leiden. 'Kevin,' zei ze paniekerig. 'Ik wil dat hij naar mijn kamers wordt gebracht en daar wordt verzorgd.'
'Vrouwe,' zei Lujan op ferme toon, 'ik ben zo vrij geweest die opdracht al te geven.' Hij sloeg zijn arm steviger om haar middel en voerde haar mee door de gang naar haar kamers. Een attent iemand, waarschijnlijk Jican, had ervoor gezorgd dat alle lampen brandden, zodat Mara geen stap in de schaduw hoefde te doen.
Weer ontmoetten de blikken van de bevelhebber en de Adviseur voor Oorlogszaken elkaar. Keyoke wist dat Mara's gezelschap in een hinderlaag was gelopen en hij was begerig alle details te vernemen. Lujan liet echter zonder woorden weten dat hij zijn verslag buiten Mara's aanwezigheid wilde doen. Ze had al genoeg verdriet, zonder ook nog eens de ellende van die overval in detail te moeten aanhoren.
De schermen van haar privé-vertrekken stonden allemaal wijd open en werden bewaakt door wel tien gardisten. Binnen lag op een zee van kussens een kleine gestalte met een wit verband om zijn hals. Er zat iemand naast hem, maar Mara nam niet de tijd om te kijken wie het was. Ze maakte zich meteen los uit Lujans greep en viel naast haar kind op haar knieën. Ze raakte de jongen aan en was kennelijk aangenaam verrast door zijn warmte. Toen nam ze hem voorzichtig in haar armen. Deze keer begon ze ongecontroleerd te huilen. Haar tranen stroomden over Ajiki's wangen.
Haar officieren en adviseurs wendden discreet hun blik af en de man op de kussens stond tactvol op om te vertrekken. Mara zag door haar tranen heen dat het Jican was. 'Blijf,' zei ze met een bibberende stem. 'Allemaal. Ik wil hier niet alleen zijn.'
Nog heel lang bleven alle lampen branden terwijl Mara naast haar zoontje zat en hem zachtjes wiegde.
Later die nacht, toen Kevin op een slaaprnat naast Ajiki was gelegd, liet Mara de lampen doven. Ze stuurde Keyoke, Jican en Lujan weg om eindelijk hun verdiende rust te nemen. Zelf hield ze een stille wake bij haar geliefden -beschermd door wachtposten bij alle ingangen van het huis. Ze zag pijnlijk helder voor zich hoe ze uit zelfzuchtigheid de Acoma aan de rand van de ondergang had gebracht. Haar arrogante claim van het Krijgshoofdschap leek achteraf gezien op de daad van een idioot.
Ze kleedde zich niet uit voor de nacht, hoewel de heler die af en toe naar de twee gewonden kwam kijken haar smeekte een rustgevend drankje te nemen. Haar ogen brandden van de tranen, maar ze wenste de vergetelheid van de slaap nu niet. Haar schuld drukte te zwaar op haar hart en te veel gedachten tolden door haar hoofd. Bij het naderen van de dageraad verzamelde ze haar moed. Ze stond stijf op van haar kussens en verliet haar kamer en haar geliefden. In haar een~e, maar beschermd door discrete wachters, bewoog ze zich als een schim door de gangen tot ze bij de kinderkamer kwam, waar het lichaam van de vrouw die haar had opgevoed plechtig lag opgebaard.
Nacoya's bebloede kleren waren vervangen door een prachtig zijden gewaad, met borduursel in het groen van de Acoma. Haar gerimpelde oude handen lagen vredig aan weerszijden van haar lichaam. Ze waren in zachte leren handschoenen gestoken om de wrede sneden door het wurgkoord van de sluipmoordenaar te verbergen. Het mes waarmee ze was doodgestoken lag op haar borst: het teken aan Turakamu dat ze een eervolle krijgersdood was gestorven. Haar gezicht, omkranst door zilverwit haar, leek nu vrediger dan het zelfs in haar slaap ooit was geweest. Ze had nu geen last meer van reuma of zorgen of haarpinnen die niet wilden blijven zitten. Haar vele jaren van trouwe dienst waren voorbij.
Mara voelde nieuwe tranen opkomen onder haar gezwollen oogleden. 'Moeder van mijn hart,' mompelde ze. Ze liet zich op de kussens naast de dode vrouw zakken en nam een van haar koude handen in de hare. Ze moest vechten om haar stem onder controle te houden. 'Nacoya, weet dat je naam geëerd zal worden zoals die van de voorouders van de Acoma en dat je as zal worden uitgestrooid in de Heilige Tuin, bij de natami van ons huis. Weet dat het bloed dat je vandaag hebt vergoten bloed van de Acoma was, en dat je tot de familie behoort.' Hier pauzeerde Mara om nieuwe adem te verzamelen. Ze stond op en stak haar hoofd door een van de vensteropeningen om de lucht van de nevelige ochtend naar binnen te zuigen.
Toen ging ze weer naast de dode zitten. 'Moeder van mijn hart,' vervolgde ze, nog steeds met een bevende stem, 'ik heb niet naar je geluisterd. Ik was zelfzuchtig en arrogant en onvoorzichtig, en de goden hebben jouw leven genomen als straf voor mijn dwaasheid. Maar hoor mij aan: ik ben nog niet te oud om te leren. Je wijsheid leeft voort in mijn hart. Op jouw as, die wordt toevertrouwd aan de goden, beloof ik dat ik de barbaar Kevin zal wegsturen en dat ik eigenhandig de Shinzawai zal schrijven om een huwelijk met Hokanu te vragen. Nog voor de wisseling van de seizoenen zal ik deze dingen doen. En het zal me tot het einde van mijn dagen verdrieten dat ik in dit opzicht niet naar jou heb willen luisteren toen je nog levend aan mijn zijde was.'
Mara legde de gehandschoende hand teder terug naast het lichaam van de dode. 'Niet vaak genoeg heb ik je verteld, Nacoya,' besloot ze, 'dat ik veel van je hield, moeder van mijn hart. En ik dank je voor het leven van mijn zoon.'