18 Bloedige zwaarden
De vergadering was afgelopen.
Er vielen reeds lange schaduwen toen Mara en haar gevolg via weer een andere route terugkeerden naar haar appartement. Hoewel de bijeenkomst zelf kalm was verlopen, hing er zo veel spanning in de lucht dat zelfs de sterkste heren voorzichtig waren. Tecuma van de Anasati had zich niet verzet tegen Mara's voorstel om hun beider gardes tijdens de terugkeer naar hun appartementen bij elkaar te voegen. Nu de clan Ionani opeens zo prominent was geworden, werd de jonge Heer van de Tonmargu, of hij het leuk vond of niet, gezien als een gegadigde voor het wit-en-goud, en Tecuma was op zijn beurt van eminent belang indien de Ionani inderdaad van plan zou zijn hun favoriete zoon te steunen. Wie de Ionani wilde ontregelen kon dus een voortreffelijk begin maken door heer Tecuma uit de weg te ruimen.
Het waren onzekere tijden voor iedereen. Tecuma gaf geen afscheidsknikje toen hij en zijn krijgers naar de rood geschilderde voordeur van zijn appartement afbogen. Hij liet in feite helemaal niet merken dat Mara min of meer samen met hem was opgetrokken, want dat zouden de verkeerde mensen kunnen zien, en die zouden dan wel eens ten onrechte kunnen denken dat de relatie tussen zijn huis en de Acoma warmer begon te worden.
Tot in haar botten vermoeid liep Mara door naar haar appartement. Na de frisse, open zitkamer van de Xacatecas en de enorme overkoepelde vergaderzaal leken haar eigen kamers opeens extra muf en bekrompen. Ze zat nauwelijks achter de tafel in de middelste kamer, of Jican kwam bij haar met een briefje van Arakasi. Mara verbrak het zegel en begon te lezen. Al meteen fronste ze haar voorhoofd. 'Zeg Lujan dat hij zijn wapenrusting aan moet houden,' riep ze, en ze liet een bediende pen en papier halen.
Kevin trok zich berustend terug in zijn vaste hoekje. Hij zag zijn meesteres gehaast twee briefjes schrijven, die ze vervolgens aan haar bevelhebber gaf, met een paar mondelinge instructies erbij: 'Zeg deze heren maar dat we niet over nadere details beschikken. Als ze zich niet in staat achten zichzelf te beschermen, laat ze zich dan meteen bij ons aansluiten.'
'Wat was dat?' vroeg Kevin, toen Lujan weg was en in de andere kamer een escorte stond samen te stellen.
Mara gaf haar pen terug aan de bediende. 'Een spion van Arakasi heeft een groepje mannen afgeluisterd, dat zich in de keizerlijke tuin verborgen hield,' zei ze zuchtend. 'Een van die mannen was zo stom om namen te noemen. Het bleek dat ze op pad waren gestuurd om de appartementen aan te vallen van twee heren van wie ik weet dat ze vijanden van de Inrodaka zijn. Iedereen die dat is, is voor ons een potentiële vriend. Daarom leek het me verstandig het tweetal te waarschuwen.' Ze tikte met het briefje van Arakasi tegen haar kin. 'Aan de andere kant zou dit dus betekenen dat de Inrodaka en de bijbehorende bende van plan zijn Tasaio te steunen.'
Het enige inwonende dienstmeisje verscheen en begon, na toestemming te hebben gekregen, Mara's opgestoken haren los te binden en haar halssnoeren van gesneden amber en jade af te doen. De vrouwe zei met gesloten ogen: 'Ik zou alleen graag weten hoeveel gevaar we zelf lopen.'
Kevin maakte zijn Tsuranese slaventenue open en haalde iets wat er uitzag als een vleesmes uit een zak die daar helemaal niet behoorde te zijn. Hij hield het hardleren lemmet dichter bij het licht en voelde met een vinger of de snee wel scherp genoeg was. 'We zijn voorbereid,' zei hij toen. 'Maakt het iets uit wanneer ze komen?'
Mara deed haar ogen open en zag het mes. 'Heb je dat uit de keuken gestolen? Het kost je de kop, een wapen.'
'Het kost me ook mijn kop als ik als slaaf een mening heb, maar je hebt me nog steeds niet laten ophangen.' Kevin keek haar aan. 'Als wij vannacht worden aangevallen ga ik niet werkeloos staan toezien hoe jij vermoord wordt, enkel omdat jij meent dat zoiets lafs me een betere positie in mijn volgende leven zou opleveren. Ik zal eerst een paar kelen doorsnijden.' Hij zei het zonder vreugde.
Mara voelde zich te uitgeput om in discussie te gaan. Jican wist ongetwijfeld dat het mes werd vermist, maar haar hadonra had het niet nodig gevonden iets te rapporteren, dus van hem zou ze alleen vage blikken en opgehaalde schouders te zien krijgen - tenzij ze het ronduit zou vragen. De hadonra en de Midkemische slaaf hadden in de loop van de jaren een ingewikkelde onderlinge relatie opgebouwd. Bijna alle onderwerpen gaven hun aanleiding tot eindeloos bekvechten, maar in de weinige dingen waar ze het onderling over eens waren leek het wel alsof ze door een bloedige eed met elkaar verbonden waren.
Tegen middernacht werd er op de buitendeur geklopt. 'Wie daar?' vroeg de wachter.
'Zanwai!'
Mara, die in Kevins armen had liggen doezelen, riep meteen: 'Doe open!' Ze klapte in haar handen om zich een kamerjas te laten brengen en gebaarde Kevin dat hij een gepaster positie moest innemen. Ondertussen verwijderden haar gardisten de barricades en openden ze de voordeur. Vanuit de donkere buitengang wankelde een oude man naar binnen. Hij bloedde uit een hoofdwond en werd ondersteund door een eveneens gewonde gardist, die ongerust over zijn schouder keek, kennelijk bevreesd voor achtervolgers. Lujan leidde de twee naar binnen en hielp toen de gardisten bij het wederom barricaderen van de voordeur. Mara liet een slaapmat halen uit de kamer die als officiersverblijf diende. Haar bedienden namen de zorg voor de oude man over en maakten het hem gemakkelijk met kussens.
Slagleider Kenji kwam met verband en zalf. Hij verbond de hoofdwond van de oude man terwijl een van Mara's soldaten de gewonde gardist uit zijn harnas hielp. Geen van beide mannen was er ernstig aan toe. Toen de kwetsuren verbonden waren liet Mara wijn komen en vroeg ze wat er gebeurd was.
Nog bleek van de spanning en de pijn richtte de oude man zijn opvallend blauwe ogen op zijn gastvrouwe. 'Een ongelukkig voorval, mijn vrouwe. Ik dineerde vanavond laat bij mijn neef, Decanto van de Omechan, om mijn steun aan zijn streven naar het wit-en-goud te bezegelen. Toen ik me opmaakte om te vertrekken werd zijn appartement overvallen door soldaten in ongemerkte, zwarte wapenrusting. Heer Decanto was het doelwit van hun aanval, ik liep alleen maar in de weg. Decanto was nog steeds aan het vechten toen wij wisten te ontsnappen.'
Een bediende bracht een blad met gevulde glazen. Mara wachtte tot haar gasten hun glas hadden aangenomen - de soldaat nam het in zijn niet-gewonde hand - en vroeg toen subtiel: 'Wie zou zulke soldaten sturen?'
De oude man proefde de wijn en glimlachte omdat de smaak hem beviel, welke spierbeweging vervolgens tot een grimas van pijn leidde. 'Een van de zes neven, vrees ik. De clan Omechan is nogal groot en Almecho had geen van zijn neefjes in de Oaxatucan duidelijk tot opvolger aangewezen. Decanto was de voor de hand liggende kandidaat...'
'Maar daar is iemand anders het niet mee eens,' drong Mara aan.
De Heer van de Zanwai streek een haarlok naar achter. 'Decanto is de oudste zoon van Almecho's oudste zuster. Axantucar is ouder, want hij is eerder geboren, maar zijn moeder was een jongere zuster, dus dan heb je een probleem. En Almecho, zijn zwarte ziel moge vervloekt zijn, dacht dat hij onsterfelijk was. Een vrouwen zes concubines, maar niet één zoon of dochter.'
Mara dacht even na, nam een slokje van haar wijn en zei toen: 'U bent welkom als u hier wilt blijven, mijn heer. Maar als u wilt terugkeren naar uw appartement kan ik u een escorte van mijn krijgers aanbieden.'
De oude man boog zijn hoofd. 'Vrouwe, ik sta bij u in het krijt. Als ik mag wil ik graag hier blijven. Het is daarbuiten een slagveld. Ik had een garde van vijf man bij me en we moesten niet minder dan zes verschillende groepjes soldaten ontwijken. Ik vrees dat vier van mijn soldaten dood of stervende zijn. Daarna hebben we nog andere groepjes gezien, maar die hebben mijn laatste man en mij gelukkig genegeerd...'
Lujan kwam in de deuropening staan, met zijn getrokken zwaard in de hand. 'Droegen al die groepjes zwarte wapenrustingen, zoals die overvallers?'
'Ik heb het niet kunnen zien,' zei de oude man.
De gewonde soldaat, die door de wijn een beetje was opgekikkerd, wist iets meer. 'Niet allemaal. Sommige wel, andere droegen het oranje-en-zwart van de Minwanabi. Heer Tasaio moet vanavond in Kentosani zijn aangekomen. Maar nog weer anderen waren... tong.'
Mara ontplofte bijna. 'Moordenaars! Hier in het keizerlijke paleis?'
Mara ontmoette de blik van haar bevelhebber, die zijn glimmende zwaard voor zich hield. Lujan herinnerde zich nog heel goed dat zijn vrouwe ooit nét niet was gedood door een sluipmoordenaar die heer Jingu van de Minwanabi op haar af had gestuurd.
De soldaat bleef rustig. 'Tong, mijn vrouwe. Zwarte kleren en hoofddoeken, de handen gedoopt in kleurige verf, de zwaarden schuin over hun rug. Ze slopen door de uitgestorven gangen, keken welke huiskleuren we droegen en lieten ons toen lopen. Vannacht stonden we niet op hun lijstje.'
Kevin stond op en ging onopvallend naast Lujan bij de deuropening staan. 'Wat zijn tongs?' vroeg hij zachtjes.
Lujan wreef met zijn duim over de snede van zijn zwaard. 'Tongs,' antwoordde hij op een effen toon, 'zijn broederschappen. Het gaat om families zonder clan of eer. Ze erkennen niets en niemand, behalve het gezag van hun obajan, ofwel grootmeester, en hun bloedige erecode van de misdaad. Beleefd uitgedrukt zijn het misdadigers die geen respect hebben voor de tradities.' Het zwaardlemmet blonk op in het lamplicht toen de bevelhebber het omdraaide. 'Sommige tongs, zoals de Hamoi, hebben van hun smerige handwerk een perverse religie gemaakt. Zij geloven dat de zielen van hun slachtoffers in feite vurige gebeden ter ere van Turakamu zijn. Moord is voor hen dus een heilige daad.' Lujan stak zijn zwaard in de schede. Er klonk nu een vleugje onwillige bewondering door in zijn stem. 'Het zijn geduchte vijanden. Velen van hen oefenen vanaf hun prilste jeugd en zijn uiterst efficiënte moordenaars.'
'Ik weet wie me dood wil hebben,' zei Mara, die het glas in haar hand geheel vergeten was. 'Maar Tasaio is sterk genoeg om me rechtstreeks aan te vallen. Wie durft er dan huurmoordenaars het paleiscomplex binnen te sturen?'
De Heer van de Zanwai haalde vermoeid zijn schouders op. 'Dit zijn roerige tijden. Rivaliteiten lopen hoog op, veel partijen hebben belang bij het uit de weg ruimen van bepaalde personen, vooral als daarin hun hand niet te zien is - en dat kan, als je een tong inschakelt. Dan laat je geen sporen na.'
'De ene broer kan de andere laten doden, zonder ooit te worden beschuldigd van ontrouw aan de familie,' vatte Mara samen. Ze zette haar glas neer en kneep haar handen samen om het trillen ervan te onderdrukken. 'Wat een vies, achterbaks gedoe! Dan heb ik nog liever een openlijke oorlog!'
'Dood is dood,' zei de Heer van de Zanwai, na een bitter lachje. 'Elke strijd op het slagveld zou trouwens uitlopen op een overwinning door de Minwanabi.' Ook hij zette nu zijn glas neer. 'Toch denk ik dat Tasaio deze tong heeft ingehuurd. Een al te openlijk vertoon van de militaire overmacht van de Minwanabi zou namelijk sommige potentiële bondgenoten tot steun aan een andere kandidaat voor het wit-en-goud kunnen aanzetten. Volgens de geruchten heeft de Minwanabi trouwens in het verleden wel vaker een tong ingeschakeld.' Mara hield op dit moment maar liever voor zich dat ze dit zeker wist. 'De echte vraag is veeleer: wie heeft er soldaten zonder huiskleuren naar het paleis gestuurd?'
Bedrukt, zwijgend, moest Mara dat beamen. Ze kon er alleen maar naar raden. Zou ze het ooit met zekerheid te weten komen?
Ze liet een kamer ontruimen voor de Heer van de Zanwai. 'Slaap lekker,' zei deze bij het weggaan. 'Laten we hopen dat we morgenvroeg allemaal nog leven.'
Het bleef de hele nacht onrustig in het paleis - kreten, rennende voeten, soms het gekletter van zwaarden, en dat alles nu eens dichtbij en dan weer veraf. Niemand deed een oog dicht, op wat hazenslaapjes na. Mara lag lange uren in Kevins armen, maar ook zij kwam niet verder dan een enkel dutje, dat bovendien werd verstoord door een serie akelige nachtmerries. Ploegen gardisten van de Acoma hielden om de beurt de wacht bij de gebarricadeerde deuren en ramen.
Een uur voor zonsopgang werd er op de deur gebonkt. De soldaten trokken hun zwaarden. 'Wie daar?' riep Lujan.
De zachte stem die antwoordde was van Arakasi.
Mara had tegen die tijd haar pogingen om weer in slaap te komen al opgegeven. Ze stuurde het meisje dat haar had geholpen bij het aankleden weg en wachtte tot de deur open was. Even later kwam de spionnenmeester naar binnen. Zijn haren plakten aan elkaar van half opgedroogd bloed en de lelijk paars opgezwollen pols van zijn ene arm lag onder een vreemde hoek in de elleboogholte van de andere.
Lujan zag het meteen. 'Die onderarm moet gezet worden,' zei hij op gespannen toon. Hij hielp de wankelende spionnenmeester naar de bedmat die de vorige avond voor de Heer van de Zanwai was gehaald.
'Geen dokter,' gromde Arakasi terwijl hij zijn knieën boog en zich op de kussens liet zakken. 'Het is een chaos buiten. Tenzij je een halve compagnie meestuurde, zou een koerier al voor de eerste kruising een mes in zijn lijf hebben.' De spionnenmeester keek Lujan veelbetekenend aan. 'We moeten ons maar behelpen met jouw huismiddeltjes.'
'Haal Jican,' zei Mara, 'en drank.'
Arakasi stak zijn gezonde hand op. 'Geen drank. Ik heb veel te vertellen en door een klap op mijn hoofd ben ik ook zonder drank al dizzy genoeg.'
'Wat is er gebeurd?' vroeg Mara.
'Een ware veldslag tussen onbekende krijgers in zwarte wapenrusting en een dozijn moordenaars van de tong Hamoi.' Arakasi zweeg even toen Lujan de snee in zijn hoofd bekeek, zijn armbeschermers uittrok en het geronnen bloed begon weg te wassen met het warme water dat door het dienstmeisje was gebracht.
'Pak de lamp eens,' zei Lujan toen de wond schoon was. Het meisje deed wat hij had gevraagd. Lujan hield het licht vlak voor Arakasi's ogen en keek hoe zijn pupillen daarop reageerden. Mara wachtte bezorgd af. je redt het wel,' zei Lujan tenslotte, 'maar ik vermoed dat je op het litteken een strook witte haren zult krijgen.'
Arakasi vloekte zachtjes. Als spion kon hij bijzondere merktekens missen als kiespijn.
Daarna bekeek Lujan de arm. 'Vrouwe,' zei hij tegen Mara, 'misschien kunt u beter even naar de kamer hiernaast gaan. Laat Kevin en een soldaat die goed is in armworstelen bij me achter.'
Arakasi mompelde een protest. 'Kevin alleen is wel genoeg,' hoorden ze.
De spionnenmeester zag wat bleker toen Mara weer binnen mocht. Zijn gezicht was bezweet, zijn haar gewassen en zijn hoofdwond verbonden. Hij had niet geschreeuwd toen Lujan zijn arm had gezet.
'Je spionnenmeester is zo taai als een oude leren sandaal,' zei Kevin tegen Mara terwijl hij naar zijn vaste hoekje terugkeerde.
De vrouwe wachtte geduldig tot haar bevelhebber klaar was met het spalken en verbinden. Toen Arakasi's arm tenslotte op een paar dikke kussens rustte, stuurde ze een bediende om wijn te halen. 'Praat niet voordat je eraan toe bent,' zei ze.
'Ik hoef niet zo in de watten gelegd te worden,' mopperde Arakasi, die Lujan met een knikje bedankte en de blik van zijn donkere ogen vervolgens op Mara richtte. 'Er werden nog minstens drie andere heren vermoord of ernstig gewond,' zei hij op zakelijke toon. 'Diverse anderen zijn uit het paleis gevlucht naar hun stadshuis of zelfs helemaal naar huis. Ik heb een lijst.' Hij bewoog zich moeizaam en haalde een vel papier uit een zak.
De bediende kwam terug met de wijn. Ondanks zijn eerdere bewering accepteerde Arakasi nu toch een glas. Hij dronk het leeg en kreeg weer een beetje kleur op zijn gezicht. Onderwijl las de vrouwe zijn in haast gemaakte notities.
'De doden zijn allemaal bondgenoten van Tasaio en de Heer van de Keda,' vatte Mara samen. 'Denk jij dat de moordenaars hetzij door de Ionani, hetzij door de Omechan op pad zijn gestuurd?'
Arakasi zette zijn glas neer en zuchtte diep. 'Misschien niet. Axantucar van de Oaxatucan heeft ook een aanval te verduren gehad.'
Dit verraste Mara nauwelijks, want hij had krachtige rivalen binnen zijn eigen partij. 'Hoe is dat afgelopen?'
'Heel goed.' De spionnenmeester sloot zijn ogen en probeerde zich te ontspannen. Met zijn hoofd tegen de muur geleund vervolgde hij: 'Alle aanvallers kwamen om het leven, en dat is verrassend. Ze waren tong.'
Axantucar was echter altijd een bekwame vechter geweest. Ook hij had legers geleid op de barbarenwereld. Mara bekeek haar spionnenmeester en constateerde dat hij nog steeds een beetje gespannen was. Je weet meer.'
'Was dat maar niet zo, meesteres.' Arakasi deed zijn ogen open. Ze stonden te helder. 'Een delegatie van heren is naar de keizerlijke vleugel gegaan en heeft de commandant van het garnizoen een eis voorgelegd. Ze vroegen drie compagnies van de Keizerlijke Witten om de raadzaal te bewaken. De commandant heeft het geweigerd. Aangezien het Hemelse licht geen vergadering van de raad bijeen heeft geroepen, behoort de raadzaal volgens de commandant niet tot zijn verantwoordelijkheid. Hem is opgedragen de keizerlijke familie te beschermen, zei hij, en hij wenste aan die taak geen manschappen te onttrekken, tenzij het de keizer zou behagen hem dat te bevelen.'
Mara tikte nerveus en geërgerd tegen haar wijnglas. 'Wanneer is de keizer terug?'
'Morgen rond het middaguur, volgens de laatste berichten.'
Mara zuchtte. 'Dan zit er niets anders op dan het nog maar even vol te houden. De orde zal worden hersteld zodra de keizer weer in het paleis is.'
Kevin trok zijn wenkbrauwen op. 'Dat gebeurt puur door zijn aanwezigheid?'
'Meer door de vijfduizend soldaten die hij bij zich heeft,' zei Arakasi droogjes. Hij vervolgde: 'De grote heren hebben een keihard standpunt ingenomen. Ook hebben de opperpriesters van de Twintig Orden gisteren vergaderd. Zij verkondigen dat het verraad op Midkemia een teken is van goddelijke toorn. Tsuranese tradities zijn verbroken, zeggen zij, doordat het Hemelse Licht is afgedwaald van geestelijke naar wereldlijke bemoeienis. Als Ichindar de steun van de tempels had, zou hij de touwtjes misschien nog in handen kunnen houden, maar nu zal hij moeten inbinden en de raad moeten toestaan een nieuwe Krijgsheer te benoemen.'
'Dan moet de zaak morgen voor het middaguur geregeld zijn,' concludeerde Mara. Het scenario was haar maar al te duidelijk. Er waren te veel ongelukken gebeurd sinds de keizer zich persoonlijk met het Spel was gaan bemoeien. De belangrijkste huizen in de raad hadden duidelijk gemaakt dat ze zich niet op een zijspoor lieten zetten. Bij zijn terugkeer in het paleis zou Ichindar worden begroet door een nieuwe Krijgsheer.
'Vannacht,' zei Arakasi kalm, 'zal ook dit huis een slagveld worden.'
Kevin gaapte. 'Krijgen we voordien nog wat slaap?'
'Alleen vanochtend,' zei Mara. 'Vanmiddag moeten we naar de raad. De bijeenkomst van vandaag gaat in hoge mate bepalen wie deze nacht overleeft. En degenen die het overleven gaan morgen bepalen wie de nieuwe Krijgsheer van Tsuranuanni wordt.'
Toen Arakasi aanstalten maakte om zich op te richten hield Mara hem tegen. 'Geen sprake van,' zei ze resoluut. Jij neemt de rest van de dag rust.' De spionnenmeester keek haar alleen maar aan. Toch deed Mara net alsof hij haar hardop haar tegengesproken. 'Nee,' herhaalde ze. 'Dit is een bevel. Alleen een sufferd zou menen dat de Minwanabi geen poging zullen doen. Daar kunnen we dus van uitgaan. Jij hebt genoeg gedaan, en meer dan dat. En Kevin had gelijk, gisteren. Of er nu wel of niet een bedreiging voor de Acoma is, ik moet naar die vergadering toe. We hebben ons al zo goed mogelijk voorbereid op een aanval. Als onze inspanningen niet voldoende blijken te zijn, jammer dan. Zo lang Ajiki thuis maar veilig is.'
Arakasi boog zijn wit verbonden hoofd. Hij moest werkelijk uitgeput zijn geweest, want toen Kevin even later weer zijn kant op keek lag de rusteloze spionnenmeester languit op zijn kussens en sliep hij als een blok.
Het was nog onrustiger dan anders in de grote vergaderzaal. Mara was lang niet de enige die binnenkwam met een grotere eregarde dan traditioneel was toegestaan. Alle gangen en looppaden stonden vol met gewapende mannen. Mara en haar eigen gevolg konden zich maar met moeite een weg tussen al die lijfwachten door banen.
'Als een of andere idioot hier opeens zijn zwaard trok, zouden er honderden doden kunnen vallen voordat iemand ook maar even kon vragen waarom!' fluisterde Kevin.
Mara knikte. 'Kijk daar,' zei ze zacht.
De zetel op de onderste rij, tegenover die van de Krijgsheer op het podium, was eindelijk bezet. Er stond daar een wigvormig opgestelde groep gardisten, allemaal met harnassen in oranje-en-zwart, en in hun midden, gekleed in een tenue dat nauwelijks rijker versierd was dan een gevechtspak van een officier, zat Tasaio van de Minwanabi. Kevin was ernstig teleurgesteld geweest door de nogal onooglijke verschijning van wijlen de geduchte heer Desio, maar van een dergelijke teleurstelling was deze keer geen sprake. Neef Tasaio zat zo ontspannen en zelfverzekerd op zijn zetel dat hij zelfs op deze afstand iets gevaarlijks uitstraalde. Kevin moest meteen aan een tijger denken. Tasaio keek even heel nonchalant om zich heen. Hij zag Kevin slechts een moment, maar in dat ene moment troffen hun blikken elkaar - en herkende Tasaio hem. Aan zijn gezicht, onder de rand van zijn helm, was dat niet te zien, maar wel aan een plotselinge verstijving in zijn houding.
Kevin bleef iets langer kijken en boog zich toen naar zijn vrouwe toe. 'De tijger weet dat we zijn hol zijn genaderd.'
Mara had haar zetel bereikt en was gaan zitten. Het leek alsof ze druk bezig was haar formele kleren op orde te brengen. 'Tijger?'
'Zoiets als een Tsuranese sorkat, maar dan met vier poten, en twee keer zo groot en veel gevaarlijker.' Kevin nam zijn vaste positie achter haar stoel in, tegen de extra gardisten aan die daar nu op elkaar gepakt stonden in plaats van buiten de zaal te wachten.
Mara keek om zich heen. De zaal leek haar opeens donkerder en, vreemd genoeg, ook gehoriger toe dan anders. Er waren heel wat lege zetels. Van de heren die wel aanwezig waren droegen de meeste wapenrustingen en zwaarden in plaats van zijden kleren en blinkende sieraden. Nu de intriges tot een kookpunt kwamen, was voor sommigen elk woord dubbelzinnig, elke blik veelbetekenend en elk gebaar verontrustend geworden. Lege plaatsen hoorden bij heren die gedood, gewond, verjaagd of zodanig geïntimideerd waren dat ze wegbleven. Degenen die er wel waren gedroegen zich bijna allemaal resoluut, en sommigen maakten er geen geheim van dat ze blaakten van strijdlust.
Een bode van de raad bracht Mara een briefje. Ze verbrak het zegel, herkende de twee emblemen die aan de binnenkant waren gestempeld en gebaarde de jonge bode dat hij even moest wachten tot ze klaar was met lezen. Ondertussen kwam de Heer van de Zanwai de zaal binnen. Hij had een dozijn lijfwachten bij zich en leek aardig bijgekomen te zijn van de barre afgelopen nacht. Wegens een geblokkeerde doorgang moest hij een andere route zoeken en hij koos er een die hem vlak bij Mara bracht. Hij begroette de Vrouwe van de Acoma met een glimlach en een knikje.
Mara beantwoordde zijn stilzwijgende begroeting en schreef toen snel een antwoordje op het bericht dat ze zojuist had ontvangen. Toen de bode weg was zei ze tegen Lujan: 'We hebben weer twee stemmen gewonnen, als dank voor Arakasi's informatie.'
De ochtendbijeenkomst sleepte zich voort. Mara sprak met een dozijn heren over ogenschijnlijk onschuldige onderwerpen. Hoewel Kevin meestal meeluisterde, kon hij vaak niet eens uitmaken of het om steunbetuigingen dan wel bedreigingen ging. Ondertussen werd zijn blik vaak naar de benedenste galerij getrokken, waar de ene heer na de andere zijn opwachting maakte bij Tasaio van de Minwanabi. Het viel Kevin op dat vooral de bezoekers spraken en dat Tasaio zelf zich grotendeels beperkte tot zwijgen, en wanneer hij iets antwoordde - wat te zien was aan het opflitsen van zijn hagelwitte tanden - waren het korte, afgemeten zinnen. En de soldaten om hem heen verroerden geen vin en zaten als onmenselijke standbeelden aan zijn voeten.
'Zijn mensen zijn doodsbang voor hem,' fluisterde Kevin Lujan toe op een van de schaarse momenten dat het mogelijk was onopvallend iets te zeggen.
De bevelhebber reageerde met een bijna onzichtbaar knikje. 'Met reden,' mompelde hij. 'Tas aio is een echte killer, en hij houdt zijn vaardigheid intact door zich uit te leven op zijn eigen bedienden en soldaten.'
Kevin voelde een huivering door zich heen gaan. Het Spel van de Raad was op zich al meedogenloos, maar de speler daar ging wat dat betreft nog iets verder en was de wreedste van allemaal.
Mara keerde naar haar appartement terug voor de lunch en om met haar adviseurs te overleggen. Arakasi had zijn arm in een mitella en zat aan tafel. Aan de stapel papiertjes voor hem te zien was hij druk in de weer geweest. Hij bleef briefjes schrijven, ook nadat Mara schalen met voedsel had laten komen, en Kevin zag het met verbazing aan.
'Normaal schrijf je altijd rechts,' zei hij tegen de spionnenmeester, want als zwaardvechter noteerde hij in gedachten altijd automatisch of een man links of rechts was.
'Vandaag gaat dat niet,' zei Arakasi zonder op te kijken, maar met ironie in zijn stem.
Toen Kevin van dichtbij bekeek of het handschrift door het gebruik van de linkerhand dan tenminste beroerd was geworden, moest hij vol ontzag vaststellen dat het juist erg sierlijk en regelmatig was, en nog telkens verschil-
lend ook: nu eens dat van een jong meisje, dan weer dat van een stoere soldaat, of dat van een stuntelig, bijna ongeletterd boertje.
'Vraag je je nooit eens af wie je vandaag ook alweer geacht wordt te zijn?' vroeg Kevin, die de rol nog moest tegenkomen die de spionnenmeester niet brutaal zou uitproberen, als dat in zijn kraam te pas kwam.
Arakasi achtte die vraag kennelijk geheel beneden zijn waardigheid en ging onverstoorbaar en benijdenswaardig bekwaam door met schrijven van zijn laatste briefje, dat hij tenslotte eenhandig verzegelde en dichtvouwde.
Mara had Arakasi niet gevraagd plaats te maken, maar was op de door hem verlaten slaapmat gaan zitten.
'Wie gaat die kattebelletjes bezorgen?' vroeg ze hem nu kregel.
De spionnenmeester probeerde haar ergernis te sussen door een buiging te maken, hoewel deze wegens zijn mitella nogal lomp uitpakte. 'Kenji heeft dat al eens vrijwillig gedaan,' zei hij vriendelijk. 'Dit zijn namelijk de antwoorden op een ochtendje goed doorwerken.' Toen hij zag dat Mara's ergernis nu tot echte woede dreigde aan te zwellen trok Arakasi licht verwijtend zijn wenkbrauwen op. 'U hebt me verboden de deur uit te gaan, en dat heb ik dan ook niet gedaan.'
'Nee,' zei Mara spottend. 'Maar ik had kunnen weten dat je maar speelde dat je in slaap gevallen was.'
'Het effect van de wijn was anders best wel echt,' zei Arakasi op ietwat gekwetste toon. 'Wilt u weten wat ik wijzer ben geworden?'
'Tasaio,' zei Mara kortaf. 'Hij is hier.'
'Meer dan dat.' Arakasi liet zijn luchtige toon meteen varen. 'Tot nu toe zijn de meeste gevechten slechts tactische schermutselingen geweest. Vannacht zal dat anders worden. Hele delen van het paleis complex worden in gereedheid gebracht als strijdtoneel voor veldslagen tussen grote aantallen soldaten en moordenaars. Een paar van de eerdere gevechten waren zelfs alleen maar bedoeld om letterlijk een gunstige uitgangspositie te veroveren.'
Mara keek Lujan vragend aan.
'Meesteres,' zei deze, 'onze andere soldaten zijn nog twee dagen hiervandaan, zelfs met geforceerd marstempo. We moeten u dus proberen te beschermen met de sterkte die we hebben.'
Er viel een ongemakkelijke stilte na deze woorden, waardoor het gerammel van kopjes op een blad dat juist naar binnen werd gebracht bijna oorverdovend klonk.
Mara zuchtte. 'Arakasi?'
De spionnenmeester wist instinctief wat ze bedoelde te vragen. 'Spionage lijkt me verder niet nodig. Tasaio heeft het druk met het werven van steun om zich tot Krijgsheer te laten benoemen. Hij verwacht natuurlijk dat u zijn sterkste tegenkandidaat zult steunen, wie dat ook moge zijn. Zelfs als hij u ongevaarlijk zou achten, of u zou proberen uw vijandigheid onder een laagje van zogenaamde neutraliteit te verbergen, dan nog zal hij proberen u te vermoorden. Dat zou namelijk inlossen wat zijn familie plechtig aan de Rode God heeft gezworen, terwijl het bovendien uw bondgenoten in verwarring zou achterlaten. Uw populariteit is groeiende. U de voet dwars zetten zou de aandacht trekken, en bij de verkiezing misschien net de doorslag geven bij het winnen van het wit-en-goud.'
Inmiddels was Mara weer geheel zichzelf. 'Ik heb een plan,' zei ze. 'Wie wordt er vannacht verder nog aangevallen, denk je?'
Arakasi hoefde geen aantekeningen te raadplegen. 'Hoppara van de Xacatecas en Iliando van de Bontura schijnen hoog op de lijst te staan.'
'Iliando? Maar hij is een van heer Tecuma's beste vrienden en een trouwe volgeling van de Ionani!' Mara zag dat de bediende niet goed wist wat hij met het voedsel aan moest. Ze gebaarde dat hij de boel maar moest opruimen. 'Waarom zou een Heer van de Ionani als doelwit zijn gekozen?'
'Als waarschuwing aan de Tonmargu en andere heren uit de clan Ionani dat ze zich niet moeten verzetten tegen Tasaio of de Omechan,' legde Arakasi uit.
'Een beleefd briefje zou ook voldoende zijn, zou ik denken,' merkte Kevin op.
'Het doden van heer Iliando is het Tsuranese equivalent van een beleefd briefje,' repliceerde Lujan droog.
Mara besteedde geen aandacht aan de interrupties. 'Kunnen jouw contactpersonen die twee heren die het hoogste op jouw imaginaire lijstje staan onmiddellijk bereiken?' vroeg ze Arakasi. 'Ik moet ze vanmiddag tijdens de bijeenkomst even spreken.'
Arakasi pakte meteen pen, inkt en papier. 'Leent u me Kenji en twee soldaten voor die taak?' Hij begon te schrijven, en zonder daarvan op te kijken vervolgde hij: 'Ze hoeven alleen maar naar de stad te gaan en deze briefjes af te geven bij een bepaalde sandalenmaker in de havenwijk. Daarvandaan zal de leverantie via andere handen worden voortgezet.'
Mara sloot haar ogen en keek alsof ze hoofdpijn had. je kunt een halve compagnie krijgen, als dat nodig is.' Tegen Kevin zei ze: 'Ga in de keuken eens wat te eten halen. Bij nader inzien heb ik toch trek. En daarna moeten we meteen terug naar de raadzaal.'
Toen Kevin naar de keuken liep ging Lujan naar zijn onderbevelhebbers. 'Laat de mannen vanmiddag maar zo veel mogelijk rusten,' droeg hij ze op. 'Vanavond wordt er gevochten.'
Kevin keerde terug met brood, koud vlees en vruchtensap. Mara zat roerloos op de bedmat. Ze had haar wenkbrauwen gefronst en keek zonder iets te zien voor zich uit. 'Alles goed?' vroeg Kevin terwijl hij het blad voor haar knieën op de grond zette.
'Alleen maar moe,' zei Mara terwijl ze zonder enige belangstelling naar het voedsel keek. 'En bezorgd.'
Kevin zuchtte demonstratief. 'Goden, wat ben ik blij dat je dat tegen me zegt!'
Mara glimlachte om zijn overdreven reactie. 'Waarom?'
'Omdat ik het in mijn broek doe van angst,' zei hij terwijl hij een tweetandige Tsuranese vork in een stukje jigavleugel priemde alsof het een levensgevaarlijke vijand was. 'Het is goed te weten dat je onder al dat ijskoude, Tsuranese stoïcisme toch ook nog gewoon een mens bent.'
Vanuit de aangrenzende kamer klonk het raspende geluid van een gardist die zijn zwaardsnede van gelamineerde huiden begon bij te slijpen.
'En van dat geluid krijg ik zelfmoordneigingen,' klaagde Kevin, die snakte naar een eigen zwaard en naar actie. Hij keek naar Arakasi, die gewoon bleef schrijven en, efficiënt als hij altijd was, nergens last van scheen te hebben. 'Heb jij nooit zin om ergens mee te smijten?'
De spionnenmeester keek op. Zijn gezicht stond uitdrukkingsloos. 'Met een mes,' zei hij op effen, maar ijzige toon. 'Dwars door het zwarte hart van Tasaio van de Minwanabi heen.' Hij was ongewapend, doodmoe en gewond, en zat daar met verband om zijn hoofd en zijn ene arm briefjes te krabbelen met zijn verkeerde hand, maar toch kon Kevin, die even rilde, op dat moment eigenlijk niet beslissen wie hij gevaarlijker achtte - Tasaio van de Minwanabi, of deze man, die Mara diende als haar spionnenmeester.
Alle krijgers stonden paraat. De kamers van het appartement van de Acoma leken nu helemaal op een legerkamp, nu er ook nog eens veertien soldaten in het paars-en-geel van de Xacatecas waren bijgekomen. Heer Hoppara had het nut daarvan nagenoeg meteen ingezien, nadat Mara hem die middag in de raadzaal had benaderd. Hij had te weinig krijgers bij zich om zijn veel grotere appartement effectief te kunnen verdedigen, en nu Tasaio hem toch al op zijn lijst had staan leek het hem weinig zinvol om een schijn van neutraliteit in stand te houden. Anders zou hij morgenvroeg wel eens keurig neutraal, maar evenzogoed morsdood kunnen wezen. Sommigen uit de garde van de Xacatecas hadden in Dustari gevochten en kenden bevelhebber Lujan. Tijdens de eerste uren van de avond spraken de soldaten met oude kennissen of maakten ze nieuwe.
Achter barricades in de middelste kamer van het appartement, met een ring van krijgers en de laatste kussens om zich heen, zat Mara zich op te vreten van de zenuwen. 'Ze hadden allang terug moeten zijn.'
Hoppara stak een vinger in zijn glas om de vruchten en kruiden om te roeren die naar zijn smaak aan de wijn waren toegevoegd. 'Heer Iliando is altijd een man geweest die met achterdocht naar logica luistert.'
Naarmate het donkerder werd en de eerste kreten en klappen van gevechten in verderop gelegen gangen hoorbaar werden, moest Mara zich meer inhouden om niet de troost van Kevin in te roepen. Eigenlijk tegen beter weten in had ze toegestemd in Arakasi's verzoek om hem Kenji en een groepje van vijf soldaten mee te geven voor een laatste poging om Iliando van de Bontura tot rede te brengen, maar nu het eerste wapengekletter in het paleiscomplex op klonk maakte Mara zich zorgen dat haar mannen hun terugkeer te lang hadden uitgesteld.
Maar toen kwam de verlossing waarnaar ze had gehunkerd: een afgesproken klopsignaal op de voordeur. Lujans mannen haalden snel de barricades weg en openden de deur. Kenji kwam als eerste naar binnen, met een opperbevelhebber met paarse-en-witte pluimen vlak op zijn hielen.
'De goden gedankt!' verzuchtte Mara terwijl er meer soldaten naar binnen stroomden, met de gezette heer Iliando van de Bontura in hun midden. Als laatsten kwamen de soldaten in het groen van de Acoma, en als hekkensluiter, in een sprintje, Arakasi zelf. Hij glipte naar binnen toen de deur alweer bijna werd gesloten. Onder zijn helm - met het insigne van een wachtleider - zag zijn gezicht doodsbleek.
Mara verliet haar beschermde plekje om hem persoonlijk te begroeten. 'Je had niet mogen rennen,' zei ze beschuldigend, want ze begreep dat hij zo bleek zag vanwege de pijn. Arakasi maakte een kleine buiging. 'Het moest even, vrouwe,' zei de spionnenmeester, die zijn gewonde arm voortreffelijk onder zijn officiersmantel had verborgen, om vooral maar bij niemand de indruk te wekken dat hij niet goed in staat zou zijn om zich te verdedigen. Toen Mara aanstalten maakte om desondanks nog wat kritiek te spuien vervolgde Arakasi snel: 'Heer Iliando bleef koppig, tot we hem uiteindelijk in detail beschreven hoe hij zijn troepen had ingedeeld en opgesteld, en op welke vier manieren hij militair gesproken bijzonder kwetsbaar was.' Hij liet zijn stem dalen tot een gefluister. 'Die eigen zwakte was wat hem overtuigde, niet ons argument dat hij het perfecte slachtoffer was om aan de clan Ionani en de Heer van de Tonmargu ten voorbeeld gesteld te worden.' Arakasi wierp een blik naar de deur, die ondertussen weer stevig gebarricadeerd was. De Heer van de Bontura en zijn bevelhebber stonden daar met Lujan en Hoppara te overleggen over een gezamenlijke aanpak van de verdediging. 'We waren geen moment te vroeg,' bekende de spionnenmeester. Hij had zijn blik weer op Mara gericht. 'Heer Bontura's appartement werd al aangevallen toen ik daar vertrok en de kasten die ik tegen de deur heb geschoven zullen die aanvallers niet lang tegenhouden. Zodra ze hebben gezien dat de kamers leeg zijn, zullen ze hierheen komen.' Toen hij Mara's gefronste voorhoofd zag zei hij: 'Ik ben via de achterkant ontsnapt, door de tuinen.'
Ze durfde hem niet te vragen hoe hij in zijn conditie over muren was geklommen, maar het was duidelijk dat hij hard had moeten rennen om heer Iliando en zijn stoet in te halen, want hij was nu nog half buiten adem. Mara zette haar Regerende Vrouwe-stem op. 'Trek die wapenrusting uit,' commandeerde ze haar spionnenmeester. 'Verkleed je als bediende en verstop je ergens in een keukenkast. Dat is een bevel,' snauwde ze, toen het leek alsof hij wilde protesteren. 'Als dit voorbij is, en ik nog in leven ben, zal ik je diensten harder dan ooit nodig hebben.'
Arakasi maakte een buiging, maar voordat hij in de richting van de keuken verdween gebruikte hij zijn insigne als wachtleider nog even om een gardist van de Acoma en een van de Bontura een opdracht te geven: 'Haal jullie meester en meesteres snel naar deze versterkte kamer en overreed ze om hier te blijven. De aanval kan nu elk moment beginnen.'
Nog geen twee minuten later werd door een heel stel bijlen tegelijk ingehakt op de kozijnen van de vensters aan de voorzijde. Gardisten in de kamers aan de tuinzijde bereidden er zich op voor zo nodig te hulp te schieten. Ondertussen klonk er aan de straatzijde een harde, dreunende klap tegen de voordeur. 'Ze gebruiken een stormram,' riep Lujan.
Soldaten van de Acoma sprongen naar voren en verstevigden de barricade van meubels met hun eigen gewicht. Niet dat het hielp. Al de tweede treffer met de stormram versplinterde de deur en de grendels, en stootte de barricades met gardisten en al een eind naar achter. De soldaten die de stormram hadden bediend sprongen opzij of lieten zich op de grond vallen om meteen een legertje Zwaardvechters naar binnen te laten.
De binnendringers droegen Zwarte kleren. Ook gingen hun gezichten schuil achter zwarte doeken. Toen de leider zijn moordenaars naar voren stuurde zag Lujan aan diens gekleurde handpalm dat het huurmoordenaars van de tong Hamoi waren. Toen stuitten de troepen op elkaar. Zwaarden kletterden tegen zwaarden, en toen hij de geluiden om zich heen hoorde besefte Lujan opeens dat sommige van deze tongleden metalen zwaarden bezaten - een grote zeldzaamheid in het keizerrijk. Omdat ze zo ontstellend duur waren werden zulke wapens nooit in de strijd gebruikt, hoe goed ze ook in staat waren om het laminaat van de Tsuranese wapenrustingen te doorklieven. Normale Tsuranese zwaarden waren niet bestand tegen een reeks opeenvolgende treffers door metaal: de sneden werden er bot en gekarteld van.
Een soldaat van de Bontura viel op de grond. Iemand had dwars door zijn borstplaat gestoken. Lujan veranderde van tactiek. Hij gebruikte zijn armbeschermer om een zwaardslag af te weren en riep een waarschuwing naar zijn mannen. Twee moordenaars vielen dood neer voordat ze twee meter binnen waren. Zes gardisten van de Acoma sneuvelden en Lujans overige mannen trokken zich een stukje terug om te voorkomen dat de vijand meteen kon doorstoten naar de deur van de tussenkamer. De strijd werd in dat opzicht overzichtelijk, omdat alle aanvallers en alle verdedigers zich bij die deuropening verzamelden. In de kamer zelf zochten Mara en de heren beschutting achter een muur van tafels en kasten.
Kevin stond naast zijn vrouwe. Zijn blik was op de vensters in de achterste kamer gericht. Ook daar werden de kozijnen nu met bijlen aangevallen. Verdedigers sleepten versterking aan, zoals kisten of planken van ontmantelde kasten en schermen. Die zouden de aanvallers slechts een paar minuten langer ophouden. Ook de moordenaars in de voorkamer leken vooruitgang te boeken. Inmiddels hadden zich gewone soldaten in zwarte, ongemerkte kleding bij hen gevoegd.
Kevin schatte de kansen in en nam een besluit. De barricade van meubilair zou een aanval van drie kanten nooit kunnen doorstaan. 'Vrouwe, snel,' zei hij tegen Mara. 'Ga naar die hoek daar!'
De Heer van de Bontura zag met grote ogen aan dat ze opstond en van positie veranderde. 'U luistert naar een barbaarse slaaf?'
Hoppara was niet zo bot. 'De man spreekt verstandige taal, heer Iliando. Als we hier blijven staan zijn we zo meteen omsingeld.' De Heer van de Xacatecas voegde zich bij Mara en bleef Iliando strak en verwijtend aankijken tot het eerste venster werd opengebroken en de aanvallers de achterkamer binnendrongen. Toen voegde de gezette oudere man zich bij Hoppara. Beide heren hadden hun zwaard getrokken en stelden zich nu voor Mara op. Kevin stond een paar stappen verderop, klaar om in te grijpen wanneer dat nodig mocht zijn.
De strijd in de voorkamer werd zo mogelijk nog heviger. Het was niet te schatten hoeveel krijgers door de opengebroken voordeur naar binnen waren gedrongen. Er klonk voortdurend gekletter van zwaarden, waaronder ook nog steeds de onheilspellende klanken van metaal op laminaat, afgewisseld door vloeken en akelige kreten. De verdedigers van de binnenste kamer vochten op twee fronten, want ze moesten nu ook aanvallers vanuit de achterkamer - ze stroomden via dat ene venster naar binnen en deden geen poging meer om het andere venster in te slaan - van zich af zien te houden.
Kevin hield zijn hoofd schuin. Ondanks het lawaai van de gevechten om hem heen hoorde hij door de muur achter zijn rug heen een zacht geschraap. 'Goden! Iemand heeft een weg naar de slaapkamer gevonden!' riep hij waarschuwend.
Hij aarzelde even en rende toen naar het scherm dat de toegang tot de gang afsloot. Hij schoof het opzij en keek naar links en rechts. Er brandde een enkele lamp, die de gang in een zwak, onzeker licht zette. Kevin liep naar voren. Met zijn blote voeten voelde hij trillingen in de houten vloer: vallende krijgers, bijlslagen. Hij drukte zich naast de deur van de slaapkamer tegen de wand, en wachtte, met zijn hand op het vleesmes dat hij onder zijn hemd verborgen hield.
Toen kwam er een man in een zwart harnas naar buiten gestormd. Kevin draaide zich meteen naar hem toe, stompte hem met zijn knie in het kruis en vond met de punt van zijn mes de onbeschermde holte van zijn keel, vlak onder de kinband van zijn helm. Er stroomde bloed over Kevins handen toen hij het schokkende, stervende lichaam van zich afstootte, tegen een tweede aanstormende aanvaller aan. Beide lichamen, het halfdode en het levende, vielen op de vloer, maar er waren meer krijgers in aantocht, een hele vloedgolf. 'Lujan!' riep Kevin terwijl hij een paar stappen achteruit deed. 'Hierheen!'
Beseffend dat hij misschien geen hulp hoefde te verwachten hurkte Kevin half neer, nu weer vlak bij de deuropening van de tussenkamer, met zijn dolk in de aanslag, om de geharnaste man die over de twee gevallen lichamen heen sprong op te wachten. Het lamplicht bescheen diens lange, met de punt naar voren gestoken zwaard. Daar had Kevin met zijn korte vleesmes geen enkel verweer tegen. Hij deed twee stappen achteruit, de kamer in, en de zwarte krijger stortte zich op hem. Kevin sprong weg en viel bijna achterover terwijl de zwaardpunt over de stof van zijn tuniek streek. Half uit zijn evenwicht, en ervan overtuigd dat de volgende zwaardsteek hem zou doden, deed de Midkemiër een wilde uitval naar de zwaardarm van zijn aanvaller, die hij vlak boven de handkap probeerde te raken. Zijn mes trof inderdaad vlees, maar schampte meteen daarna af op de armbeschermer. Kevin vloekte zachtjes en maakte zich op om de doodssteek te ontvangen, maar juist op dat moment kwam de Heer van de Xacatecas van opzij aangelopen. Hij stak Kevins aanvaller met zijn zwaard in de rug. De man verstijfde, zakte door zijn knieën en viel toen met rollende ogen neer.
Vanuit de schemerige gang sprong echter een nieuwe zwarte moordenaar naar binnen.
'Mijn heer, pas op!' schreeuwde Kevin.
Hoppara draaide zich vliegensvlug om en was nog juist op tijd en garde om het metalen zwaard van de moordenaar op te vangen, al liep hij daarbij een diepe scheur in zijn borstharnas op. Hij trok een grimas van pijn. Een poosje hielden Hoppara en zijn tegenstander hun zwaarden met gebruik van hun uiterste krachten tegen elkaar gedrukt, maar toen draaide de jonge heer abrupt zijn pols weg, zwaaide zijn zwaard omhoog en sloeg zijn aanvaller met de vlakke kant van het lemmet hard tegen zijn slaap. De man, die geen helm droeg, wankelde duizelig achteruit.
Vanuit de deuropening drongen nieuwe in het zwart geklede moordenaars naar binnen. Ook de gezette Heer van de Bontura stortte zich nu met zijn volle gewicht in het gevecht. En Mara stond in haar eentje, kwetsbaar, in de hoek. Kevin dook onder een zwaardslag door en botste hard tegen een zwart-geharnaste elleboog op. De hand waarmee hij zijn vleesmes vasthield was nat van het bloed, waardoor zijn greep op het heft glibberig was toen hij toestak. Niettemin viel zijn vijand kronkelend van pijn op de vloer, tussen hem en zijn vrouwe in.
Toen werd de houten tussenwand achter Kevins rug met bijlen kort en klein gehakt. Er stortte kalk van het plafond en een nieuwe zwerm van tongmoordenaars golfde de kamer binnen. Niet gehinderd door harnassen, want die droegen ze niet, konden ze zich snel en soepel bewegen en van hun zwaard bedienen. Kevin greep hun leider bij de pols, juist toen deze uithaalde voor een zwaardslag, en rukte er zo hard aan dat ze beiden hun evenwicht verloren en op de grond vielen. In de korte worsteling die volgde was Kevins korte mes een voordeel: hij stak de moordenaar dood voordat deze zijn gevaarlijker wapen in de aanslag kon brengen.
De moordenaar had zijn zwaard half uit zijn vingers laten glijden. Kevins mes stak diep in de borst van de dode. Hij was snel als een kat· overeind gesprongen en bukte zich al om het los te trekken, toen hij zich opeens bedacht en in plaats van het mes het zwaard greep. Nog geen tel later weerde hij er instinctief, na een wervelende draai, een dodelijke, op zijn nek gerichte zwaardslag mee af. Er klonk een rinkelend geluid, niet het doffere soort geluid dat hij had verwacht te zuilen horen.
Kevin lachte hardop. Hij had een metalen zwaard! Alleen de goden wisten hoe dat mogelijk was, op deze wereld zonder ertsen, maar hij had nu een wapen in handen dat hij echt kende!
Hij probeerde het zwaard met enkele zwaaien uit en vond al snel de juiste balans. Even lang als de brede Tsuranese zwaarden, maar met een zorgvuldig en keihard gesmede, zij het licht gekromde metalen kling, was het wapen een bijna onverslaanbaar moordwerktuig.
De eerste tegenstander die Kevin tegenkwam deed in verwarring een paar stappen achteruit toen hij opeens tegenover een slaaf stond die overweg kon met een metalen zwaard. Toen herstelde de man zich en vocht terug. Kevin besefte meteen dat hij tegenover iemand stond die eenzelfde wapen had als hij, maar veel meer vaardigheid. Toen verscheen er opeens een in het groen geklede krijger naast hem, die de moordenaar in zijn flank aanviel. Schouder aan schouder, de slaaf en de gardist van de Acoma, dreven ze de zwarte moordenaar langzaam maar zeker terug naar de gang. De man gebruikte zijn zwaard echter op briljante wijze en wist de ene dodelijke slag na de andere af te weren terwijl hijzelf ook levensgevaarlijk bleef. Op een gegeven moment gleed de gardist uit en moest hij een stap opzij doen, en meteen draaide het verzwaarde uiteinde van een door een vensteropening geworpen wurgtouw zich om zijn onbeschermde nek. De ongelukkige soldaat liet zijn zwaard vallen, zakte op zijn knieën en probeerde het wurgtouw los te rukken. De zwarte moordenaar die het had geworpen sprong door het venster naar binnen, maar werd opgevangen door een andere gardist van de Acoma en een collega in de kleuren van de Bontura. Nu in zijn eentje, en daarom niet opgewassen tegen zijn aanvankelijke vijand, deed Kevin bijna hulpeloos een stap naar achter. Hij had echter geluk. Zijn tegenstander struikelde over een kussen dat iemand zijn kant op had gegooid, en gleed uit. Aan dat korte moment had Kevin genoeg om hem een diepe steek in zijn oksel te geven.
De Midkemiër trok zijn zwaard los en keek om zich heen. Hij zag dat de Heer van de Bontura met zijn rug tegen de muur was gedreven door een van de zwarte moordenaars. De gezette man wist als door een mirakel een slag af te weren die hem had moeten doden - zoals de volgende ongetwijfeld zou doen. Niet zo snel als zijn aanvaller, was deze heer, ondanks zijn postuur, toch nog een geduchte vechtersbaas. Kevin sprong naar voren en stak de zwarte moordenaar vol in de rug. Zijn metalen kling drong moeiteloos door diens gelamineerde harnas heen - als een mesje door de schil van een meloen - en de vijand stierf ter plekke, stikkend in zijn eigen bloed. Kevin sprong bij hem vandaan en ging pal voor Mara staan, met zijn zwaard in de aanslag. Hoppara had zich bij het venster opgesteld. Er lag een in bebloede zwarte stof geklede dode moordenaar aan zijn voeten - de laatste die had geprobeerd via het venster binnen te dringen.
Zwaar hijgend en zwetend als een paard probeerde Kevin de stand van zaken in zich op te nemen. Er was in het kleine appartement een waanzinnige strijd op drie fronten bezig. Groepen krijgers in anonieme zwarte wapenrusting en kleinere groepjes eveneens in zwart gehulde moordenaars van de tong Hamoi belaagden de verdedigers van het appartement van alle kanten. Een moordenaar maakte zich los van een kluwen van vechtenden, kreeg Mara in het oog en bracht zijn hand naar zijn riem. Kevins nekhaartjes gingen omhoog: hij begreep onmiddellijk dat de man een werpmes greep. Nog voordat de man kon gooien pakte Kevin de stof van Mara's jurk vast en liet zich domweg op de grond vallen - waarbij hij Mara door zijn gewicht meetrok. Een halve tel later stak het mes trillend in de wand, precies waar Mara had gestaan. Kevin voelde een rukje aan zijn hemd, en daarna aan zijn linkerarm, die in een vreemde, ongemakkelijke hoek onder hem lag - en op Mara, die naar lucht hapte. De moordenaar meende een kans te zien. Hij sprong met hoog geheven zwaard naar voren. De schaduw van zijn kling viel al over de gezichten van zijn aanstaande slachtoffers, maar Kevin draaide zich vliegensvlug om en gooide zijn zwaard met de dodelijke punt naar voren naar de aanvaller. Het vlijmscherpe metaal boorde zich diep in de maag van de moordenaar, die meteen in elkaar zakte en op de vloer viel, waar hij nog even doorgleed, evenals zijn zwaard, dat zich met zijn punt in de houten wand boorde. Kevin sprong half overeind en trok het nog trillende zwaard, dat eveneens van metaal bleek, los uit het hout.
Kevin had zich juist helemaal opgericht toen een volgende moordenaar door de vensteropening naar binnen sprong. Kevin sloeg hem echter nog tijdens die sprong met een klap het hoofd af. Het lichaam van de dode viel met een doffe plof op de houten vloer, en het hoofd rolde nog een eindje door, bloeddruppels om zich heen spattend, tot het tegen een zwaar geharnaste krijger aan botste, die via de achterkant was binnengekomen. Kevin draaide zich die kant op om hem te lij f te gaan. De man leek even te aarzelen, maar richtte toen zijn wapen op Kevin. De Midkerniër bereidde zich voor op een zwaardslag, maar besefte toen opeens, zij het te laat, dat deze man zijn zwaard niet wenste te kruisen met een slaaf. Gedreven door de typisch Tsuranese blinde woede van een dolle stier, gaf dit heerschap er de voorkeur aan deze verwaande slaaf simpelweg te verpletteren met de geharnaste massa van zijn lijf!
Kevin probeerde een stap opzij te doen, maar het was al te laat. De vijand ramde hem met volle vaart en dreef de lucht uit zijn longen. Kevin werd achteruit de schemerige gang in geduwd en stootte met zijn rug tegen mannen die daar stonden te vechten. Kevin kon zich nog juist een klein stukje naar links laten rollen voordat zijn vijand met zijn volle gewicht over hem heen vieL Kevin voelde de zwaardarm van zijn aanvaller drukkend over zich heen, maar besefte tegelijk dat hij door een gelukkig toeval op de platte kant van diens zwaard was terechtgekomen. Hij kon zich echter niet losrukken, en zijn eigen zwaardarm zat klem tegen de wand. Het was een patstelling, want ze konden geen van beiden hun zwaard gebruiken. De krijger had geen andere keus dan het gevest van zijn wapen los te laten en met zijn hand nogal krachteloos - gezien de moeilijke hoek - op het onbeschermde gezicht van de slaaf te timmeren. Kevin van zijn kant probeerde de man bij de nek te grijpen, maar die poging leverde alleen een geschaafde elleboog op.
Maar toen zag Kevin opeens een kans. Hij bracht zijn volle gewicht over naar zijn aanvaller en wist hem zo op zijn rug te draaien, waardoor Kevins zwaardarm vrij kwam. Een snelle uithaal, dwars door de kinband, de huid en het strottenhoofd heen, en de krijger was er geweest.
Kevin sprong op en rende tussen het wapengekletter van de andere vechtenden door meteen terug naar de tussenkamer. Hij zocht Mara. Hoppara stond bij de barricade van meubels met een geharnaste man te vechten. De vermoeid ogende Heer van de Bontura werd weer belaagd door een moordenaar van de Hamoi. Kevin stak de man diep in zijn zij en sprong weg. Hij liet het aan heer Iliando zelf over om definitief af te rekenen met zijn zwaargewonde aanvaller en rende naar de gang die naar de slaapkamers en de tuin leidde. Twee van de kamers bleken leeg te zijn, en in de derde lag een lijk op een bed: de zoveelste in het zwart geharnaste soldaat die met dode ogen naar de eeuwigheid lag te staren.
Kevin stortte zich bijna letterlijk de laatste slaapkamer binnen. Daar stond Mara met de rug tegen de muur. Ze had een dolk in haar hand en haar kleren waren bespat met bloed. Kevin had geen tijd voor paniek. Twee mannen in zwarte wapenrusting waren bezig haar in te sluiten. Ze kon geen kant meer op. Een van de mannen had een lelijke snee in zijn arm. Kennelijk had Mara hem al duidelijk gemaakt dat ze met respect behandeld diende te worden.
Kevin slaakte een dierlijke kreet van woede toen hij naar voren stormde, en de eerste krijger stierf voordat hij de kans had gekregen zich om te draaien. De tweede deed een halve stap achteruit, maar verder kwam hij niet, want Mara had haar dolk diep in de opening tussen zijn helm en zijn schouderkuras gestoten.
Kevin draaide zich koortsachtig naar links, daarna naar rechts, om te zien of er nog andere tegenstanders waren, maar opeens voelde hij een licht, warm gewicht je tegen zijn borst drukken. Mara. Ze huilde niet, maar ze liet zich willoos omvatten door de cirkel van zijn arm. Ze trilde van angst en uitputting. Kevin trok haar dicht tegen zich aan, zonder echter zijn beschermend geheven zwaard te laten zakken.
Het krijgsgewoel in de gang leek echter te zijn weggestorven. Er klonk, na een laatste, doffe plof van een vallend lichaam, geen gekletter van zwaarden meer, maar alleen nog wat gekreun. Het was een heel merkwaardige stilte na al het voorafgaande wapengeweld. Kevin liet een te lang ingehouden ademtocht ontsnappen. Hij liet zijn van bloed druipende zwaard zakken, streelde Mara's haren met de - nauwelijks minder bebloede - vingers van zijn vrije hand, en zag voor het eerst dat hij tijdens de gevechten een aantal bloedende sneetjes en andere wondjes had opgelopen.
Even later werd er vanaf de gang geroepen. 'Meesteres?'
Mara likte haar droge lippen, slikte een paar keer, en dwong zich toen tot een antwoord. 'Hier, Lujan.'
Haar bevelhebber kwam meteen de kamer binnenstormen. 'Meesteres!' Zijn opluchting straalde van hem af. 'Bent u gewond?'
Een beetje laat bedacht Mara dat ze er in haar met bloed besmeurde en bespatte kleding misschien een beetje onrustbarend uitzag. Ook haar handen en zelfs haar wangen zaten onder het bloed, en ze hield nog steeds die glibberige dolk in haar vingers. Ze liet hem onmiddellijk, walgend, op de vloer vallen, en veegde haar hand verstrooid af aan haar toch al bezoedelde japon. 'Mij mankeert niets. Dit is het bloed van een dode. Iemand viel over me heen.'
Alsof het pas op dat moment tot haar doordrong dat ze zich als een kind vastklampte aan haar slaaf, rechtte ze haar rug en deed een stapje naar voren. 'Mij mankeert niets,' herhaalde ze.
Misselijk door de stank van de dood stapte Kevin naar het venster. Het kozijn was helemaal versplinterd, maar buiten zag Kevin een gat in de aangrenzende tuinmuur. 'Ze zijn van hiernaast gekomen,' zei hij op doffe toon. 'Daarom bleven ze van die kant maar toestromen.'
Lujan liet Mara een zwaard zien. 'Sommige van die moordenaars droegen metaal bij zich.'
'Goden!' riep Mara. 'Dit is een dynastiek zwaard!' Ze bekeek het wapen van dichtbij en fronste haar wenkbrauwen. 'Maar het heeft een onversierd gevest. Geen wapen van een clan of een huis erop.' Ze wees bruusk naar de gang. 'Laat je mannen kijken of er nog meer van deze zwaarden te vinden zijn.'
'Wat heeft dat te betekenen?' vroeg Kevin. Hij was bij het venster vandaan gekomen en had Mara, die nog steeds stond te trillen, de steun van zijn arm geboden. Hij leidde haar tussen de lichamen van de doden door naar de gang.
Het was Lujan, een paar stappen voor hen uit, die antwoordde. 'Er bestaan slechts weinig zwaarden van echt staal in het keizerrijk. Elk huis dat zijn afstamming kan terugvoeren tot het begin van onze geschiedenis heeft er een, of wordt tenminste verondersteld er een te hebben. Alleen de meester van zo'n huis, de Regerende Heer, heeft toegang tot dat zwaard. Ze zijn ongelooflijk kostbaar, en op de natami na het belangrijkste symbool van de eer van een huis.'
Mara beaamde het. 'De Acoma heeft een familiezwaard dat aan mijn vader behoorde, en nu aan mij. Ik bewaar het voor Ajiki. Het is een zeldzaam wapen van staal.'
Ze bereikten de kruising van de gang voor de in bloed gedompelde tussenkamer. Gardisten van de Acoma waren al bezig de lijken weg te dragen. Naast een van de wanden lagen nog vijf andere metalen zwaarden. Met dat van Kevin mee hadden ze er nu zes. 'Ze werden gevonden in de handen van gedode moordenaars, bevelhebber.'
Lujan bekeek de zwaarden met zichtbaar ontzag. 'Waar kunnen ze vandaan komen?'
'Minwanabi?' vroeg Kevin.
De heren van de Xacatecas en de Bontura voegden zich vanuit de voorkamer bij hen. Beiden zaten ze nog meer onder het bloed dan Mara. Gelokt door het glinsterende staal liepen ze meteen naar de zwaarden toe.
Kevin veegde zijn zwaard schoon tussen een plooi van zijn slaven tuniek. 'Dit is nieuw,' zei hij zacht. 'Er zijn nog vage sporen van de slijpsteen en de gietmal te zien.' Hij bekeek het nog eens goed van dichtbij. 'Maar het heeft geen meesterteken.'
Ieders blik was nu op de slaaf gericht. Iliando haalde al adem om iets bestraffends te zeggen, maar Hoppara's nieuwsgierigheid sneed hem de pas af. 'Wie heeft de vaardigheid om zulke oude wapens na te maken?'
Kevin haalde zijn schouders op. 'Onder mijn volk is die vaardigheid tamelijk gewoon. Een goede smid kan dit gemakkelijk namaken, zou ik denken.'
Onwillig om zich door een jongere heer als een lomperd opzij te laten zetten bukte Iliando zich nu om een zwaard op te rapen. 'Het is scherp,' zei hij stijfjes, 'maar toch niet zo voortreffelijk gesmeed als de zwaarden van onze voorouders, meen ik. Zouden het kopieën kunnen zijn, maar dan gemaakt van inferieur metaal?'
'Maar waar zou iemand dit onbetaalbare spul vandaan kunnen hebben?' vroeg Hoppara zich hardop af.
'Van mijn wereld,' opperde Kevin.
De heren wisselden een blik uit. De gezette Iliando was duidelijk verbluft door het vrijmoedige optreden van de slaaf, maar ook hij onderbrak Kevin niet toen deze vervolgde: 'Na een veldslag pikken uw soldaten zwaarden en harnassen in als krijgsbuit. Iemand hoeft maar genoeg metaal te verzamelen, een goede smid te zoeken, hem een van uw dynastieke zwaarden te laten zien...' Hij maakte een beweging met het zwaard in zijn hand. 'Zo iemand kan het dupliceren. Dit type lijkt een beetje op het soort zwaarden dat op mijn wereld door de Hadati's, een bergvolk, wordt gebruikt. Een smid uit Yabon zou het moeiteloos kunnen namaken, en misschien werkt zo iemand als gevangene voor een van uw heren.'
'De Minwanabi,' zei Mara, haar stem bijtend als vitriool. 'Alle metaal dat als oorlogsbuit naar deze kant van de scheuring werd gehaald was eigendom van het rijk. Een deel ervan is aan de tempels geschonken, een ander deel is toegevoegd aan de schatkamer van de keizer, en de rest is gebruikt om de kosten van het leger op Midkemia te betalen. Maar het toezicht op het vergaren van dat metaal wordt uitgeoefend door de Krijgsheer of, bij diens afwezigheid, zijn plaatsvervanger. Die positie heeft Tasaio vijf jaar ingenomen. Dat lijkt me lang genoeg voor iemand zonder scrupules om een deel van dat metaal illegaal naar het landgoed van zijn neef te laten verschepen.' Mara's stem kreeg een peinzende klank. 'Of natuurlijk naar zijn eigen landgoed, voor persoonlijk gebruik...'
Iliando had een uitdrukking van walging op zijn pafferige gezicht. 'Als elk van de moordenaars zo'n zwaard bij zich had moeten de kosten van deze overval gigantisch zijn geweest.'
'Ik denk dat het een soort zelfmoordmissie is geweest,' zei Hoppara. 'Geen garantie op succes, elke deelnemer wist dat hij een goede kans had om gedood te worden, hier in het paleiscomplex. Maar de logische man om zo'n stel moordenaars in te huren lijkt me inderdaad Tasaio. Wie anders?'
'Maar wie,' vroeg Kevin terwijl hij een schopje gaf tegen de helm van een gevallen soldaat in het zwart, 'heeft dan dit stel gestuurd?'
Hoppara liet zich vermoeid op een niet al te vies hoekje van een bedmat zakken. Hij keek naar zijn zwaard, waarvan de punt afgebroken en de snede gekarteld was geworden. 'Wie het ook was, hem mogen we wel dankbaar zijn. De moordenaars en de soldaten liepen elkaar flink in de weg. Ik weet niet of we de moordenaars van de Hamoi alleen wel hadden kunnen tegenhouden.'
Mara liep naar de jongeman toe en ging naast hem zitten. Ze zuchtte van uitputting. 'Goede mannen hebben ons vandaag de overwinning bezorgd, mijn heer. U hebt uw huis eer aangedaan.'
Heer Iliando wierp een veelbetekenende blik op Kevin, die nog steeds een van de metalen zwaarden in zijn hand had. 'De goden zullen dit ongaarne zien. Een slaaf...'
Lujan onderbrak hem. 'Ik heb niets gezien.'
De gezette heer wendde zich tot Mara, verontwaardigd over de brutaliteit van haar bevelhebber. Mara beantwoordde zijn boze blik echter onaangedaan. 'Ik zag niets onbetamelijks, mijn Heer van de Bontura.'
Iliando haalde al diep adem voor een repliek, maar toen was het Hoppara die zich diplomatiek liet horen. 'U spreekt, meen ik, over een zwaard dat uw leven redde?'
De Heer van de Bontura werd pioenrood. Hij schraapte zijn keel, wierp een dodelijke blik op Kevin en haalde toen stijfjes zijn schouders op. 'Ik zag ook niets,' zei hij toen met tegenzin. Want als hij hier, op terrein van de Acoma, waar soldaten van de Acoma waren gestorven om hem te beschermen, het woord van de vrouwe en haar prominente gast zou tegenspreken, zou dat worden opgevat als een rechtstreekse aanslag op Mara's eer.
Kevin grijnsde. Hij stak Lujan het zwaard toe en deze nam het met een uitgestreken gezicht van hem aan. 'Mijne heren,' zei Mara vlug, om de spanning verder te breken, 'het lijkt me passend dat elk van u beiden twee van deze zwaarden als oorlogsbuit neemt. Zelf ben ik van plan de overige als ereteken en beloning aan uitzonderlijke soldaten te schenken.'
De heren bogen hun hoofd, want haar geschenk was buitengewoon royaal. 'Uw gulheid is weergaloos, vrouwe Mara,' zei Hoppara glimlachend.
De Heer van de Bontura knikte instemmend. En aan de hebberigheid in zijn ogen, nu hij besefte hoe ontzettend veel rijker hij opeens was geworden, zag Mara dat ze zich geen zorgen hoefde te maken. Er zou niet meer gerept worden over Kevins doodzonde.
'Laten we om te beginnen het eerloze vuil van onze vloeren verwijderen,' vervolgde Mara tegen Lujan.
De nog in leven zijnde gardisten gingen meteen aan de slag. Ze verzamelden de zwaarden en losse harnasdelen van de gesneuvelden en onderzochten iedereen grondig op eventuele tekens van hun herkomst. De moordenaars droegen alleen de getatoeëerde blauwe bloemen die aangaven dat ze tot de clan Hamoi behoorden, zoals ook hun rood geverfde handpalmen dat duidelijk maakten. Het feit dat hun opdrachtgevers anoniem bleven was de grondslag van hun hele stiel. Ook de zwarte soldaten gaven echter niets van hun herkomst prijs.
Toen Lujan er zich van had overtuigd dat er werkelijk niets te vinden was, liet hij de lijken door de vensters naar buiten tillen en in de tuin opstapelen. Daarna verdeelde hij zijn mannen in groepjes. Sommigen werden belast met het opnieuw barricaderen van de deuren en ramen, anderen met het verzorgen van de gewonden.
Een van de soldaten bracht Mara een kom warm water en een doek. 'Vrouwe?'
Mara waste haar gezicht en handen, en zag met ontsteltenis hoe smerig het water in de kom werd. 'Morgen moet ik geholpen worden door mijn dienstmeisje.' Ze keek de soldaat aan. 'Jij doet je best, Jendli, maar morgen zal ik meer nodig hebben dan de welwillendheid van uitstekende krijgers om mezelf een beetje presentabel op te tutten voor de raadsvergadering!'
Heer Hoppara lachte om de opmerking, verbaasd dat een vrouw van haar delicate statuur de pit had om al meteen weer verder te kijken dan de nachtmerrie van het afgelopen uur. 'Ik begin te zien wat mijn vader in u bewonderde,' begon hij, maar hij praatte niet verder, want op dat moment kreeg iedereen in de kamer opeens een griezelige ervaring.
Kevin draaide zich abrupt om en zijn handen tastten naar het zwaard dat hij niet meer had. Een blik op Lujan toonde hem dat ook deze naar de schaduwen tuurde, alsof hij voelde dat daar een onbenoembaar gevaar op de loer lag.
Toen klonk er een zacht sissend geluid, als van stoom die zich onder een deksel uit perst. Ieders blik werd naar de vloer getrokken, waar een kleine, groene lichtvlek tot leven kwam. Zelfs de stoerste soldaten weken instinctief achteruit, en zij die een wapen droegen trokken het uit de schede.
De gloed werd feller en verdrong het zwakke schijnsel van de enkele lamp al spoedig geheel. Het licht werd zo fel dat het ieders ogen verblindde en deed tranen, en een ondefinieerbare energie deed ieders huid prikken.
'Magie!' siste de Heer van de Bontura, en het wit van zijn wijd opengesperde ogen had door het spookachtige licht een ziekelijke groenige tint. De lichtvlek werd nog een graadje feller, en dijde toen uit tot een bewegende, kronkelige vorm. Niemand was in staat een vin te verroeren, zo hypnotiserend was het magische fenomeen. Wat zich daar voor ieders ogen materialiseerde was een glanzend, lang lijf met glinsterende, gemeen flikkerende oogjes, een wigvormige kop en een dodelijke, taps toelopende staart die over de vloer heen en weer zwiepte.
'Een relli!' fluisterde Hoppara.
Kevin kende deze giftige rivierslang, maar dit exemplaar van die addersoort was veel groter dan alle andere die hij ooit had gezien. Het haalde meer dan een halve meter en straalde een fluorescerend groen licht uit, dat de hele kamer in een boosaardige gloed zette. Het creatuur glibberde een stukje naar voren en stak toen zijn kop op, waarbij een gevorkt tongetje vanuit de sterke, benige kaken in en uit flitste als om de lucht te proeven.
Kevin wierp een snelle blik op Lujan. Deze hield met verkrampte vingers het gevest van zijn zwaard omklemd, maar dat zat nog in zijn schede. Zelfs de beste Zwaardvechter mocht niet verwachten dat hij het zo snel zou kunnen trekken dat hij er een aanvallende relli mee van zijn lijf kon houden.
Nog steeds op haar mat gezeten, nauwelijks ademhalend, fluisterde Mara: 'Niet bewegen, niemand!'
Bijna als een antwoord op die woorden klonk er opeens een laag gesis. De slang draaide zijn kop met een ruk naar de Vrouwe van de Acoma. Zijn ogen lichtten op en hun griezelige schijnsel leek dwars door de soldaat heen te gaan die met de waskom naast zich en een doekje in de hand voor zijn meesteres geknield zat.
De magische verschijning kronkelde zich een eindje naar opzij. De gemene kop wiebelde heen en weer, maar bleef op Mara gericht, en de zwiepende spitse staart werd opeens een stukje opgerold en ingetrokken.
Lujan gaf Kevin een knikje, en deze deed langzaam, zonder geluid, een stapje achteruit. Nu hij ruimte had om uit te halen greep de bevelhebber zijn zwaard, trok het uit zijn schede, hief het omhoog en liet het in een vloeiende beweging naar beneden komen.
Maar een magisch monster laat zich niet verrassen. Het slangachtige wezen richtte zich in volle lengte op en viel toen bliksemsnel aan. Lujans kling doorkliefde slechts lucht en Mara slaakte een kreet van schrik. De soldaat die voor haar zat wierp zijn lichaam dwars over haar heen. Hij stootte hierdoor de kom met water om, maar bereikte dat de lichtgevende spookslang zijn doel miste. De sterke kaken van het schepsel doorboorden het laminaat van het harnas van de soldaat zo gemakkelijk alsof het een of andere dunne stof was en daarna verdween de wigvormige kop van het monster in het lichaam van de soldaat - ongeveer alsof diens lichaam via een gat een lichtgevende vloeistof naar binnen zoog. Het akelig groen oplichtende lijf van de slang volgde.
Even was het bijna donker in de kamer.
Toen begon de soldaat te schreeuwen. Hij wrong zijn handen in doodsnood, zijn ogen straalden een vage, ziekelijk groene gloed uit, en even later kreeg ook zijn huid een groenige tint, die feller en feller werd, oogverblindend, en toen opeens uitdoofde. Het werd weer bijna donker in de kamer, op het licht van die ene olielamp na, en in die onbestemde schemering zagen ze allemaal dat de huid van de soldaat begon te verschrompelen, dat zijn lichaam kromp en dat het wit van zijn ogen uitpuilde voordat het brak. Zijn tanden staken wit af tegen het fluorescerende smaragdgroen van het tandvlees, dat een paar tellen later dofzwart werd.
Hoppara en Iliando deinsden achteruit in sprakeloze geschoktheid. Mara zat stil als een standbeeld, alsof een toverspreuk haar in steen had veranderd. Alleen Kevin, gedreven door liefde, vond de wil om in actie te komen. Hij deed een stap opzij, stak zijn hand uit en pakte Mara bij haar bovenarm. Toen trok hij haar met geweld onder de krijsende, blind stuiptrekkende gardist uit, tilde haar op en zette haar achter zijn beschermende lichaam op de vloer. Nu hervond ook Lujan zijn reflexen. Met een vakkundige zwaardhouw maakte hij een einde aan de hartverscheurende kreten. Er kringelde rook op boven het lijk, en de akelige groene gloed flikkerde nog een keer op en doofde toen uit.
De Heer van de Bontura stond openlijk te beven. Hij maakte een gebaar om kwaad af te weren. 'Een magiër wenst uw dood, vrouwe Mara. Dat ding zocht u en het ging af op de klank van uw stem!'
Kevin veegde zijn bezwete handen af aan zijn slaventenue, dat al doornat was. Hij schudde zijn hoofd. 'Ik denk van niet.'
Heer Bontura leek geïrriteerd door de tegenspraak, maar Mara, die dapper rechtop ging zitten, negeerde hem en vroeg aan Kevin: Waarom niet?'
De Midkemiër keek haar met zijn blauwe ogen ernstig aan. 'Als een Grootheid u dood had willen hebben zou u nu dood zijn. Daar had geen enkele actie van u of ons iets aan kunnen verhelpen. Alleen al een enkele bliksem, zoals we die in het stadion hebben gezien, zou dit hele appartement in de as hebben gelegd. Maar als iemand u doodsbang wilde maken, bij wijze van waarschuwing of zoiets, dan zou het sturen van een slang als deze heel effectief zijn.'
'Slang?' zei Mara. Toen daagde het bij haar. Ze sloeg haar armen koesterend om haar knieën. 'Je bedoelt de relli. Ja, misschien heb je gelijk.'
'Er is nog een andere mogelijkheid,' zei Hoppara terwijl hij met de bovenkant van zijn pols het zweet van zijn voorhoofd wiste. 'Kleinere magiërs en sommige priesters beschikken ook over magische krachten. En zij, anders dan de leden van de Assemblee, kunnen misschien worden omgekocht.'
'Wie?' Kevin probeerde zijn stem kalm te laten klinken. 'Wie heeft daartoe de middelen?'
Hoppara keek naar het lichaam van de gardist die door de magie gedood was, en wiens gezicht tot een akelig masker van pijn was bevroren. 'Iemand die schatten van de natie kan aanwenden om moordenaars van de Hamoi te kopen heeft ook voldoende middelen om de priesters van een machtige tempel om te kopen of de diensten van een afvallige kleine magiër te huren.'
'Beschuldigt u de Minwanabi?' vroeg Iliando, die zijn hamvormige handen nog steeds samengeknepen hield, en binnen zijn mouwen.
'Misschien. Of anders de partij die de soldaten in het zwart op ons af heeft gestuurd.' Hoppara sprong opeens overeind, alsof hij bang was dat langer stilzitten fataal kon zijn. Zoals hij daar nu stond - in volle wapenrusting, met bloed bevlekt, grauw van de spanning - was hij het evenbeeld van Chipino. 'Misschien dat we er morgen achter kunnen komen - als we tenminste levend de raadzaal weten te bereiken.'
Niemand sprak hem tegen.