14 Feest
De jongen schreeuwde.
Kevin dook weg tussen de heesters. Ajiki zat hem achterna en stootte met zijn schelle jongensstem de ene Acomische strijdkreet na de andere uit. Wanneer hij daarin wat al te fanatiek werd, pakte Kevin hem vast en begon hij hem te kietelen, wat Ajiki altijd deed gieren van de lach.
Mara stond zichzelf toe stilletjes te genieten van hun spel. Kevin was nog vaak een mysterie voor haar, hoewel ze nu al jaren intiem met elkaar omgingen, maar een ding wist ze zeker: de man was ongetwijfeld dol op haar zoon. Zijn gezelschap was goed voor Ajiki. De jongen, die bijna zeven was, had een neiging tot gepieker en geslotenheid, een aanleg die tijdens zijn moeders afwezigheid alleen maar was versterkt. In aanwezigheid van Kevin kreeg de jongen echter geen kans om zich tobberig te gedragen, want het was alsof de Midkemiër sombere buien al ruim van te voren zag aankomen en hij zorgde er dan steeds voor dat de jongen werd afgeleid door een vrolijk verhaal, een raadsel, een spel of een wedstrijdje. In de loop van de maanden sedert haar terugkeer uit Tsubar was Ajiki weer meer de jongen geworden die zij zich herinnerde, had Mara vastgesteld. En Kevin had wel zijn vader kunnen zijn, zo liefhebbend had hij zich tegenover de jongen gedragen, mijmerde ze.
Toen zette ze haar dagdromen van zich af en richtte haar aandacht weer op het verzegelde document dat ze in haar handen hield. Ze keek Arakasi aan, die in de schaduw roerloos op haar reactie stond te wachten. 'Moeten we gaan?' vroeg Mara tenslotte.
Arakasi bewoog zich nog steeds niet. 'Er zal een keizersvrede gelden, dus van openlijke aanvallen kan geen sprake zijn.'
'Openlijk niet,' zei ze. 'Maar dat is een schrale troost. Moet ik je eraan herinneren dat de eerste aanslag op mijn leven werd gepleegd door een sluipmoordenaar van de Rode Handen van de Broederschap der Bloemen, en nog wel in mijn eigen heilige tuin?'
Dat was voor Arakasi's tijd gebeurd, maar hij kende het verhaal. Hij boog zijn hoofd. 'Meesteres, er is een goede kans dat Desio zich zal gedragen. Uw status in de raad is hoger dan ooit, hoger zelfs dan die van uw vader was, eerlijk gezegd. En onze overgebleven spionnen in het huishouden van Desio hebben me bericht dat Jiro van de Anasati daar minder dan twee weken geleden op bezoek is geweest.'
Mara trok haar wenkbrauwen op. 'Ja?'
Lichtvlekjes dansten op Arakasi's gezicht toen hij een slok van zijn vruchtensap nam. 'Onze spionnen waren niet in staat hun gesprekken rechtstreeks af te luisteren, maar na Jiro's vertrek heeft Desio een volle dag gevloekt en getierd dat hij zich niet in zijn eigen huis wenste te laten voorschrijven hoe hij zich behoorde te gedragen. We mogen hieruit misschien afleiden dat Tecuma van de Anasati zijn zoon naar hem toe had gestuurd om Desio voor onbezonnen acties tegen zijn kleinzoon te waarschuwen.'
Mara wierp een schuine blik naar Ajiki, die joelde van plezier omdat Kevin zich opeens gewillig had laten vangen. 'Misschien, hoewel ik het moeilijk te geloven vind dat Tecuma daarvoor zijn tweede zoon zou kiezen. Iedereen weet dat Jiro me haat.'
Arakasi haalde zijn schouders op. 'Misschien heeft Tecuma zijn zoon gekozen om zijn serieuze bedoelingen te benadrukken.'
De bloemengeur leek opeens al te overheersend. 'Te benadrukken tegenover wie?' vroeg Mara. 'Desio of Jiro?'
Er verscheen een flauw glimlachje om Arakasi's lippen. 'Misschien beiden.'
Mara ging verzitten op haar kussens. 'Ik zou het graag zeker weten voordat ik een tocht naar de Heilige Stad riskeer.'
Haar rusteloosheid was een signaal dat ze een beslissing had genomen, begreep Arakasi intuïtief. 'Ik meen dat ik maar het beste aanwezig kan zijn wanneer u deze viering ter ere van het Hemelse Licht bijwoont, meesteres. De abrupte loyaliteitswijziging van de Blauwe-Wielpartij - om redenen die mijn netwerk niet heeft kunnen doorgronden - schijnt de Krijgsheer in een nagenoeg onaantastbare positie te hebben gebracht. Almecho kan de raad nu dicteren wat hij maar wil, en zou Ichindar breken met de traditie - zoals de geruchten willen - en deze keer persoonlijk bij de spelen aanwezig zijn...'
Opgewonden door de constatering dat zijn analyse overeenstemde met de hare, knikte Mara heftig. 'De aanwezigheid van de keizer zou Almecho's daden legitimeren, en daardoor de Hoge Raad tot een machteloze speelbal van de Krijgsheer maken. Zolang Almecho Krijgsheer is zou zijn gezag onaantastbaar blijven.'
In een gelijkgezindheid die in de loop van de tijd steeds hechter was geworden namen de spionnenmeester en zijn vrouwe de mogelijke consequenties onder de loep. Er zouden in Kentosani nog heel veel andere dingen gebeuren, naast de spelen en de feesten. De families die het initiatief wensten zouden niet thuis blijven afwachten. De Krijgsheer kon misschien dictator voor het leven worden, maar ooit zou hij sterven, dus vroeg of laat zou het Grote Spel herbeginnen.
Arakasi verstrakte even toen er een schaduw over zijn knieën viel. Hij had Kevin niet zien aankomen. De barbaar stond naast de mat waarop Mara zat te vergaderen. Hij had Ajiki op zijn schouders. 'Mijn vrouwe,' zei de Midkemiër formeel, 'uw erfgenaam heeft honger.'
Blij met de afleiding glimlachte Mara hem toe. Tegen Arakasi zei ze: 'Praat met Nacoya en Keyoke, en bereid je voor om morgen te vertrekken. Reis naar Kentosani in het gezelschap van de bedienden en slaven die daarheen op weg zijn om ons huis in de stad en ons appartement in het keizerlijke paleis voor ons in te richten. Controleer de loyaliteit van ons personeel ter plaatse. We mogen niet aannemen dat uitsluitend de Krijgsheer daar het doelwit van intriges zal zijn.'
Tevreden met zijn opdracht stond Arakasi op. Hij maakte een buiging en vertrok, maar Mara bleef nog even zitten peinzen.
'Gaan we ergens heen?' vroeg Kevin.
Mara nam zijn blauwe ogen op met een blik die van alles kon betekenen. 'De Krijgsheer heeft een groot feest ter ere van de keizer aangekondigd. We vertrekken volgende week naar de Heilige Stad.'
Het nieuws werd met gelijkmoedigheid aangehoord, zelfs door de licht ontvlambare Ajiki. In de maanden sedert haar terugkeer uit Dustari was het leven weer goeddeels routine geworden. Mara had toegegeven aan Kevins wens om het lot van de Midkemiërs draaglijker te maken, en nu ze beter voedsel kregen, minder zwaar werk hoefden te doen, nieuwe dekens en verbeterd onderdak hadden, had Patrick niet meer zo'n haast om weg te komen. De kloof tussen Kevin en zijn landgenoten bestond echter nog steeds, en dat was niet te veranderen door te doen alsof het niet zo was. Er werd dan wel niet meer gepraat over vluchten, maar alle andere gevangenen droomden nog steeds over vrijheid. En ze wisten dat Kevin nooit mee zou gaan zolang hij Mara's bed met haar deelde.
Ajiki gaf zijn rijdier een schop, waardoor hij Kevin ruw uit zijn sombere overpeinzingen rukte. Hij deed alsof hij ineenkromp van de pijn. 'Iemand hier heeft wel erg veel honger, geloof ik. Het is hoog tijd om naar de keuken te hollen.'
Mara gaf lachend toestemming. Kevin zette de jongen op de grond en Ajiki rende meteen weg, in de richting van de keuken. Kevin keek even naar Mara en rende toen zonder enig gevoel voor decorum achter Ajiki aan.
Mara schudde haar hoofd. 'Nacoya vindt het afschuwelijk als die twee in de keuken eten,' zei ze, tegen niemand.
De vogels in de bomen hervatten hun gezang. Mara liet haar gedachten afdwalen. Moe van de lasten van het leiderschap had ze de laatste tijd wel eens overwogen Hokanu's belangstelling nieuw leven in te blazen. De Shinzawai had zijn ietwat verzwakte positie in de raad enigszins versterkt door zich bij Almecho's Alliantie voor de Krijg aan te sluiten, hetgeen een vereniging van de Shinzawai met de Acoma des te wenselijker maakte. De radicalen binnen de Progressieve Partij hadden zo veel kabaal gemaakt over de noodzaak van sociale veranderingen dat het afwijkende gedrag van de Blauwe-Wielpartij binnen de raad zonder al te veel commentaar voor kennisgeving was aangenomen, maar Mara had het intuïtieve vermoeden dat er iets gewichtigers gaande was. In elk geval was dit een mooi excuus om eens na te gaan of ze van Hokanu meer informatie zou kunnen lospeuteren.
Zuchtend stelde Mara toen vast dat haar gedachten wel weer erg gemakkelijk van de romantiek naar de politiek waren teruggekeerd.
'Vrouwe?' Nacoya was in de deuropening verschenen. Ze keek haar meesteres bezorgd aan. 'Is er iets mis?'
Mara wenkte de oude vrouw naderbij. Ze nam plaats op de mat waar eerder Arakasi had gezeten. 'Ik word... moe, Nacoya.'
Nacoya zat op haar knieën. Het was goed te zien dat haar oude botten haar pijn deden. Ze nam Mara's vingers in haar knoestige, reumatische handen. 'Dochter, wat drukt er zo zwaar op je hart?'
Mara trok haar vingers los. Ze pakte een broodkorstje van Arakasi's blad, vlak voordat het door een van de eeuwig aanwezige bedienden werd meegenomen, en wierp het op het tuinpad. Twee vogeltjes doken er meteen op af. 'Ik overwoog zojuist een officieel bezoek aan de Heer van de Shinzawai, met het oog op Hokanu, in de veronderstelling dat de aanwezigheid van een gemaal mijn lasten wat zou verlichten. Maar toen bedacht ik dat ik hem dan meteen eens kon uithoren over de plannen van de Blauwe-Wielpartij. En daar schaam ik me voor, Nacoya, want Hokanu is een veel te aardige man om op die manier misbruikt te worden.'
Nacoya knikte begrijpend - deze keer meer als voormalig kindermeisje dan als Eerste Adviseur. 'Er is in je hart geen ruimte voor romantiek, dochter. Of dat nu goed of slecht is, het is Kevin die al je affectie heeft.'
Mara beet op haar lip terwijl de twee vogeltjes fladderend om het laatste restje brood vochten. Al jaren had haar huishouden het overduidelijke in stilzwijgen aangezien: dat haar liefde voor de barbaarse slaaf meer was dan alleen maar een vrouwelijk verlangen om de armen van een man om zich heen te voelen en 's nachts niet alleen te zijn. Plichtsgetrouw als ze was, had Nacoya dit onderwerp, dat immers door haar meesteres was verboden, nooit meer aangeroerd, al zag de oude vrouw er geen been in om Mara's wensen op allerlei ondergeschikte punten straal te negeren. Maar nu Mara wat ouder en rijper was geworden, en zichzelf ook vragen begon te stellen, durfde de oude vrouw het aan openhartig te zijn. 'Dochter, ik heb je al de eerste avond gewaarschuwd. Maar dat is verleden tijd. Niets is meer in staat het gebeurde ongedaan te maken. Nu moet je je verantwoordelijkheid onder ogen zien.'
Mara maakte een abrupte beweging, verontwaardigd als ze was, en de vogeltjes vlogen geschrokken op. 'Besteed ik dan niet al mijn hele leven aan het beschermen van wat op een dag van Ajiki zal zijn?'
Kijkend naar het achtergelaten restant van het korstje zei Nacoya: 'Je vader zou glimmen van trots als hij wist hoe je stand hebt gehouden tegenover je vijanden. Maar je dagen zijn niet van jezelf. Jij bent het leven van het huis Acoma. Hoe intens je verlangens ook zijn, dochter, eerst moet je heersen, pas daarna mag je denken aan het zoeken van geluk.'
Mara knikte, haar gezicht een emotieloos masker. 'Ik heb momenten...'
Nacoya pakte haar hand weer vast. 'Momenten die niemand die van je houdt je misgunt, dochter. Maar de tijd zal komen dat je een stevig bondgenootschap moet zoeken, zo niet met Hokanu van de Shinzawai, dan met de zoon van een andere edelman. En deze nieuwe gemaal moet een kind verwekken om de alliantie tussen zijn huis en het jouwe te bezegelen. Als Regerende Vrouwe mag je in je bed halen wie je maar wilt, en niemand mag weigeren, maar pas nadat je je echtgenoot een kind hebt gebaard. Voordien niet, want er mag geen enkele twijfel ontstaan over de vraag wie de vader is. Geen enkele, want dat kind moet als een stenen brug over een diepe kloof zijn.'
'Ik weet het.' Mara zuchtte. 'Maar tot dan zal ik doen alsof...' Ze maakte de gedachte niet af.
Toen Nacoya niet van plan leek om te vertrekken zette Mara haar melancholie van zich af. 'Heb je nieuws?'
Het voormalige kindermeisje probeerde vergeefs om een glimlachje van trots te onderdrukken. 'De gezant van de Heer van de Keda is in alle staten. Zijn geduld is op. Hij wil met alle geweld nog deze namiddag een regeling treffen. U zult moeten eten, en nette kleren moeten aantrekken, want Jican weet geen smoesjes meer om de zaak te rekken. Kortom, het wordt hoog tijd dat u de onderhandelingen persoonlijk gaat voeren.'
Mara forceerde een schaapachtige grijns. 'De wanhopige en kwellende kwestie van de graanpakhuizen. Ik was het echt niet vergeten.' Ze stond op en stak haar hand uit om de oude vrouw overeind te helpen, en toen liep ze naar haar kamers, waar de dienstmeisjes al klaarstonden met een uitgebreide selectie van formele gewaden, waaruit ze alleen nog maar hoefde te kiezen.
Twee uur later betrad Mara de grote zaal van de Acoma. De pinnen waarmee het kroontje op haar hoofd was vastgespeld zaten zo strak dat haar haren pijnlijk aan haar slapen trokken. De dignitaris die haar opwachtte had twee frustrerende dagen in afzondering met haar hadonra achter de rug.
Minstens even gefrustreerd, en niet ver meer verwijderd van een zenuwtoeval, was Jican zelf. Hij stond op en kondigde haar aan. 'Mijn Vrouwe van de Acoma,' riep hij naar de bezoeker, die zich omdraaide en haar van boven zijn haviksneus op een humeurige klerkenmanier aankeek. Achter hem bevond zich een hele delegatie klerken en agenten. Deze waren minder snel in het onderdrukken van hun zichtbare irritatie, al stonden ze allemaal snel op en maakten ze keurige buigingen. Mara wachtte tot ook hun chef de plichtplegingen die haar toekwamen netjes had verricht en liep toen pas door naar het podium. Iedereen volgde met zijn blik hoe ze aan het hoofd van een kleine stoet door de zaal schreed, op de maat, leek het, van de tikken van Keyoke's kruk en het contrapuntisch gekraak van Lujans wapenrusting.
Zijn wrok verbergend achter een fluwelige toon - want de familie van zijn meester behoorde tot de Grote Vijf en was boven die van Mara verheven - betuigde de lange gezant zijn respect. 'Maakt u het goed, Vrouwe van de Acoma?'
Voorzichtig, gezien haar moeizaam opgestoken haren, schonk Mara hem een knikje. 'Mij gaat het goed, Eerste Adviseur Hantigo. Gaat het goed met uw meester, de Heer van de Keda?'
De gezant van de Keda antwoordde stijfjes op haar hoffelijkheid: 'Ik kan zeggen van wel, althans, toen ik hem voor het laatst zag.'
Mara dwong zich deze bittere steek onder water niet met een glimlachje te belonen. De Heer van de Keda, in de verte verwant aan de Shinzawai, was een machtig man, die niet alleen een hogere status had dan haar familie, maar ook Krijgshoofd was van de clan Kanazawai. Het zijne was niet bepaald een huis dat ze tegen zich in het harnas wilde jagen, al had Jican de afgelopen anderhalve dag in haar opdracht niets anders gedaan dan Keda's Eerste Adviseur aan het lijntje houden.
Pas toen Mara op haar kussens zat, en haar gewaden als bloembladeren om zich heen had gedrapeerd, gaf ze haar adviseurs en Keda's afgezanten toestemming ook te gaan zitten. Ze stak voortvarend van wal, alsof haar hadonra niet anderhalve dag zijn uiterste best had gedaan om de onderhandelingen te rekken. 'Ik hoor van Nacoya dat we bijna een overeenkomst hebben bereikt?'
De Eerste Adviseur van de Keda bewaarde zijn vlekkeloos beleefde manieren, maar zijn toon liet geen twijfel bestaan over de stemming waarin hij verkeerde. 'Met alle respect voor uw hooggeachte Eerste Adviseur, vrouwe Mara, maar de kwestie is nog verre van geregeld.'
Mara trok haar wenkbrauwen op. 'Werkelijk? Wat is er verder dan nog te bespreken?'
De Eerste Adviseur van de Keda, een ervaren diplomaat, onderdrukte zijn ergernis. 'Wij hebben toegang nodig tot de havens van Silmani, Sulan-Qu en Jamar, vrouwe. Kennelijk hebben uw agenten daar echter een zo groot deel van de graanpakhuizen aangekocht of gehuurd, dat u er in feite een monopolie hebt.'
Een ondergeschikt lid van de afvaardiging voegde daar op sarcastische toon aan toe: 'Gezien het ontbreken van zichtbare handel van de Acoma in deze havens zou iemand zelfs op de gedachte kunnen komen dat u deze faciliteiten hebt aangeschaft met de opzet om de Keda dwars te zitten. We willen er graag op wijzen dat het seizoen kort is. De tijd dwingt ons snel voor opslagvoorzieningen te zorgen. Pakhuizen, dus. Zo niet, dan lijdt de handel van het huis Keda grote schade.'
Om te voorkomen dat de boze klerk al te veel uit de school zou klappen nam Keda's Eerste Adviseur nu zelf weer het heft in handen. 'Mijn meester heeft me opgedragen navraag te doen naar uw verlangens en te onderhandelen over het huren of onderhuren van uw opslagcapaciteit in de drie steden die ik noemde, maar na twee dagen praten weten we nog steeds niet welke prijs u daarvoor vraagt.'
Een onopvallende beweging in een schaduwrijke hoek van de zaal trok Mara's aandacht: het was Arakasi, die discreet als altijd was binnengekomen. Hij zag meteen dat zijn meesteres hem had opgemerkt en gebaarde dat ze gewoon kon doorgaan met wat ze aan het doen was. Mara verborg haar tevredenheid over de bekwaamheid van haar spionnenmeester en keek de Eerste Adviseur van de Keda bestraffend aan. 'Hantigo, wat de Acoma met die faciliteiten van plan is gaat uitsluitend de Acoma aan! Laat ik volstaan met te zeggen dat we tijdens de herfstmarkten grote voordelen zouden mislopen als we ons nu niet aan onze lopende contracten houden.'
'Mijn vrouwe, als ik zo vrij mag zijn,' zei de Eerste Adviseur, niet zonder iets van bitterheid in zijn stem, 'de komende herfst is voor ons huis niet echt van belang. Wij moeten ons graan in de komende lente aan de oever van de rivier kunnen opslaan. Toen onze agenten in Jamar geen gehoor kregen bij de uwe hebben we eerst geprobeerd zelf een manier van onderhuur te vinden.' Hij schraapte zijn keel en bedacht opeens dat hij geen bevoogdend toontje moest aanslaan: dit was niet zomaar een wispelturig jong meisje, ze was een erkende speelster van het Spel! 'Aangezien het niet gebruikelijk is dat een Regerende Vrouwe zich bemoeit met ondergeschikte handelskwesties, hebben we lang gewacht voordat we deze zaak onder uw aandacht brachten, maar, vrouwe, de tijd begint te dringen. Het gaat om cruciale dagen.'
'Voor de Keda, ja,' zei Mara. Via Arakasi's spionnen hadden ze vernomen dat de graanschuren van de boerderijen stroomopwaarts barstensvol zaten en dat ze leeg moesten zijn voordat de overstromingen ze - zoals tijdens elke lente - onder water zouden zetten. Het graan moest naar de hoger gelegen pakhuizen om daarvandaan snel vervoerd te kunnen worden naar de markten aan de rivier. Daartoe moest een deel van de Gagajin bevaren worden - de rivier die de slagader was van alle handel in het keizerrijk - dat slechts in de lente, bij hoog water wegens de gesmolten sneeuw van de bergen van de Hoge Muur, voor grote schuiten toegankelijk was. Daarom moest alle graan op dat moment in de pakhuizen bij de hand zijn. Mara had geprobeerd ook in Kentosani, de Heilige Stad zelf, alle pakhuizen te huren, maar dat was onmogelijk gebleken. Krachtens keizerlijk decreet waren langdurige contracten verboden, aangezien immers de keizer zelf die pakhuizen ooit nodig zou kunnen hebben.
Ondanks die tegenslag was het Mara toch gelukt de handel van een tegenstander te frustreren, zonder dat daar harerzijds een openlijke bedreiging aan te pas was gekomen. Dat de Heer van de Keda niemand minder dan zijn Eerste Adviseur naar haar toe had gestuurd bewees dat haar impulsieve plot hem op een zwakke plek had geraakt en dat het probleem in een fase van kritieke urgentie was gekomen.
Mara veinsde medeleven. 'Wel, als mijn adviseurs niet duidelijk zijn geweest, laat ik de voorwaarden dan nog eens samenvatten.' Ze zweeg, alsof ze de punten in gedachten op een rijtje zette, en vervolgde toen: 'We kunnen u het volledige gebruik van onze pakhuizen in Silmani toezeggen, zonder beperkingen, vanaf vandaag tot en met de dag nadat uw oogst is afgevoerd naar het zuiden. Plus een soortgelijke beschikking over onze opslagruimten in al uw zuidelijke marktsteden, eveneens zonder beperkingen, tot u het laatste deel van uw oogst van dit jaar zult hebben verkocht, maar uiterlijk tot de eerste dag van de zomer.'
Keda's Eerste Adviseur zat haar roerloos aan te kijken, met een ondoorgrondelijke uitdrukking op zijn gezicht, maar aan zijn houding was te zien met hoeveel spanning hij wachtte tot ze haar prijs zou noemen. Wat dat betreft vond Mara het eigenlijk bijna jammer dat ze hem moest teleurstellen. 'In ruil daarvoor moet uw heer me een keer een stem in de raad beloven, uit te brengen zoals ik dat wens, en wel zonder reserve en zonder nadere vragen.'
Geheel in strijd met het protocol riep de Eerste Adviseur meteen: 'Onmogelijk!'
Mara reageerde alleen met een demonstratief stilzwijgen en Nacoya wist dus wat haar te doen stond. 'Eerste Adviseur,' zei ze vinnig, 'u vergeet uzelf!'
Hantigo bloosde van schaamte en moest vechten om zijn hautaine zelfverzekerdheid terug te vinden. 'Ik smeek de vrouwe om vergeving.' Toen kneep hij zijn ogen half dicht, koeltjes. 'Niettemin zou ik mijn heer ontrouw zijn indien ik op dit verzoek anders dan met een stellig nee zou reageren.'
Zich ervan bewust dat Lujan moeite had om een beroerd getimed glimlachje te onderdrukken en dat Arakasi haar vanuit zijn ideale positie in de schemering waarderend stond aan te kijken, maakte Mara haar optreden perfect af. 'Niettemin is dat onze prijs.'
De klerken en agenten keken beledigd en Hantigo's blos maakte plaats voor een grauwe bleekheid. 'Vrouwe, u vraagt te veel.'
'U zou wagens kunnen huren en het graan over land naar het zuiden kunnen brengen,' fluisterde een van de gekrenkte agenten.
Hantigo keek hem woedend aan en siste hem toe: 'Als dat een haalbare optie was geweest zou ik geen voet buiten het landgoed van mijn meester hebben gezet! Er is geen tijd meer voor alternatieven. Zelfs al vertrokken die wagens al op dit uur, dan nog zou het graan veel te laat op de markten arriveren. We zouden gedwongen zijn elke prijs te accepteren.' Hantigo keek Mara aan. Hij had zijn gezicht weer onder controle. 'De eer van de Keda kent geen prijs.'
Arakasi had haar echter onthuld dat de Heer van de Keda dit jaar te grote fmanciële risico's had genomen. Als zijn eer hem werkelijk boven alles ging, zou hij zijn graan dit jaar met verlies moeten verkopen en in de komende jaren naar compensatie moeten zoeken. Toch had Mara het gevoel dat het gevaarlijk zou zijn hem tot die stap te dwingen. Het zou zelfs zijn vijandschap kunnen opleveren. Dus ze glimlachte liefjes en leek pure warmte uit te stralen. 'Eerste Adviseur Hantigo, u begrijpt me verkeerd. Geenszins beoog ik een gebrek aan achting voor Andero van de Keda. Laat me hier zweren, voor al deze getuigen, dat ik de steun van uw meester slechts dan zal vragen wanneer het een kwestie betreft die van betekenis is voor het huis Acoma. Voorts beloof ik dat geen stem gevraagd zal worden die achteraf tot oneer van het huis Keda zou kunnen strekken. Ook zal mijnerzijds niet worden gevraagd om militaire steun aan de Acoma, noch om iets anders dat risico zou meebrengen voor de eigendommen en rijkdom van de Keda. Ik zoek slechts zekerheden om me te wapenen tegen eventuele toekomstige pogingen om me in de Hoge Raad nadeel te bezorgen. Zeker herinnert u zich de moeilijkheden die de keizerlijke oproep om de grens te verdedigen ons huis heeft bezorgd?'
Hantigo wreef over zijn vochtige slapen, onwillig de retorische vraag bevestigend te beantwoorden. De intriges van de Minwanabi hadden Mara's zakelijke expansie inderdaad drie jaar lang ernstig belemmerd. Haar deelname aan de zijdemarkt was door die ene actie zelfs bijna in de kiem gesmoord. Maar ook al voelde de Eerste Adviseur met haar mee, iets dergelijks kon hij niet beloven zonder eerst toestemming te hebben van zijn meester zelf. Een stem in de Hoge Raad behoorde niet tot de volmacht van een gezant. 'Zelfs met zulke beperkingen,' zei Hantigo op spijtige toon, 'zal mijn meester uw voorstel niet aannemen, ben ik bang.'
Het feit dat de man het woord 'onmogelijk' niet meer in de mond nam was echter veelbetekenend. Mara proefde een overwinning, en omdat ze wist dat Andero van de Keda een volmaakt onkreukbaar iemand was, maakte ze nu een einde aan het gesprek.
'Haast u zich dan zo snel mogelijk naar uw meester toe en breng hem mijn aanbod over,' zei ze. 'Wij zien zijn besluit met belangstelling tegemoet. Zeg hem dat we binnen een week naar de feesten in Kentosani zullen vertrekken. Hetzij hier, hetzij in de Heilige Stad' - ze schonk Hantigo een afgemeten glimlachje - 'sta ik tot zijn beschikking om zijn antwoord te vernemen.'
De Eerste Adviseur van de Keda stond op en maakte een buiging. Hij wist zijn teleurstelling meesterlijk verborgen te houden. Waardig, met een hele sliert klerken en agenten achter zich aan, schreed hij de zaal uit.
Mara stuurde Jican naar buiten om de gast uitgeleide te doen. Daarna wachtte ze voor alle zekerheid nog een poosje voordat ze Arakasi bij zich wenkte. 'Kunnen we nu in de raad op een stem van de Keda rekenen, denk je?'
Haar spionnenmeester keek met een blik zo scherp als die van een moordwiek naar de deuropening waardoorheen de gezant zojuist was vertrokken. 'Ik vermoed dat de heer zich zal laten vermurwen, maar hij zal garanties van u willen hebben. Hij is onwrikbaar in zijn rol van Krijgshoofd van zijn hele clan. Hij zal niets doen dat de eer van zijn huis of de belangen van de Kanazawai kan schaden, en bovenal wil hij op geen enkele wijze in conflict komen met de Minwanabi.'
Lujan, op weg naar de deuropening, bleef even staan. 'Ze mogen publiekelijk dan tot het Oog van Jade behoren, veel familieleden van de Keda zijn betrokken bij de Blauwe-Wielpartij. Als ze zich zo diep in het Spel van de Raad hebben begeven - en daar lijkt dat gegeven op te wijzen - vinden ze het misschien niet echt bezwaarlijk om Desio dan nog maar een reden te geven om hen te haten.'
Mara beperkte haar reactie tot een flauw glimlachje. Vermoeid, na een inspannende middag, trok ze een al te strakke haarpen los. 'We hebben alles gedaan wat we konden zonder echt beledigend te worden.' Ze keek naar het glinsterende knopje van de haarpen in haar hand. 'Ik houd er niet van een Krijgshoofd van een clan het vuur zo na aan de schenen te moeten leggen, maar ik heb in de Hoge Raad alle steun tegen de Minwanabi nodig die ik kan vinden. Ons huis kan zich een herhaling van de bijna-ramp in Tsubar niet veroorloven.'
Ze trok een andere haarpen los en liet toen een kamermeisje het kroontje van haar hoofd halen. Haar lange haren vielen over haar schouders en rug, en ze voelde zich meteen beter op haar gemak, al had ze het nu warmer. 'Hoe ver zijn we daarmee nu gevorderd?'
Nacoya fronste haar wenkbrauwen en knipte met haar vingers om een ander dienstmeisje te roepen om de losse haren van de vrouwe te verzorgen. 'Wanneer iedereen zich houdt aan zijn beloften tegenover u zou ongeveer een derde van de raadsleden doen wat u vraagt.'
Keyoke hield rekening met het ergste, zoals hij ook op het slagveld gewend was geweest. 'Ik durf te wedden dat er een paar zullen zijn die hun woord breken, als de nood aan de man komt, vrouwe.'
Maar onzekerheden hoorden nu eenmaal bij dit spel. Mara had de valkuilen van de Tsuranese politiek al op prille leeftijd leren kennen. Terwijl de vaardige vingers van een dienstmeisje haar haren tot een comfortabele staart vlochten, trok Mara haar ellebogen tegen haar lichaam aan en liet ze haar hoofd op haar vuisten zakken. 'Maar als het sterke Krijgshoofd van de Kanazawai me zijn stem gaf, zou dat twijfelaars en anderen kunnen aanzetten om zijn voorbeeld te volgen.'
Onuitgesproken bleef haar vrees dat ze misschien iets te ver was gegaan en dat ze het huis Keda tot vijand had gemaakt. Als heer Andero zich beledigd achtte zou zelfs hun beider steun aan het Oog van Jade niet voorkomen dat hij wraak nam op de Acoma.
Maar om iets te bereiken moest je risico's durven nemen. Terwijl het dienstmeisje de vlecht afbond met een fluwelen strik, vroeg Mara om een lichtere, eenvoudiger jurk. Daarna keek ze haar adviseurs aan. 'We hebben nog veel werk om de reis voor te bereiden.' Een snelle blik naar buiten leerde dat er nog enkele uren daglicht over waren. 'Lujan, stel een escorte samen. Ajiki en de natami moeten tijdens onze afwezigheid gedegen beschermd worden. Verder moeten er balen zijde naar de genoemde pakhuizen worden gestuurd, zodat de Keda niet kan beweren dat we misbruik hebben gemaakt van ons monopolie om hun handel dwars te zitten. Dit moet ik vandaag nog regelen met de koningin van de cho-ja's.'
De stoet van de Acoma ging de Heilige Stad binnen zoals een militaire patrouille een grens van een vijand overschrijdt. Vanaf de imposante pakhuizen bij de rivier tot en met de fraaie lanen tussen de villa's en de paleis tuinen was heel Kentosani opgemaakt als een bruid voor haar huwelijksfeest. Muren waren fris geschilderd en in alle straten hingen fleurige bloemenguirlandes en kleurige lampionnen. De stad, ouder dan Sulan-Qu en een schatkamer van architectuur uit vele eeuwen, was de indrukwekkendste van het keizerrijk. Gebouwen van vele verdiepingen hoog stonden dicht bijeen, met rijk gebeeldhouwde en beschilderde balkons aan de straatzijde. Hoge, ranke lantaarns van hout en aardewerk verlichtten 's avonds de bloemengazons aan weerszijden van de lanen en de planten die in potten aan de gevels hingen. Overal waar Kevin keek werd hij getroffen door scherpe contrasten tussen mooi en lelijk. De geur van tempelwierook mengde zich met die van riolen en vervuild rivierwater. Afzichtelijke bedelaars - voorzien van een keizerlijke licentie - etaleerden open wonden en stompjes van ledematen aan de voorbijgangers, maar ze leunden daarbij met hun rug niet zelden tegen de schitterendste wandschilderingen. Groepjes van top tot teen smerige straatschoffies staken hun nek uit en wrongen zich in alle bochten om een glimp op te vangen van de grote vrouwe. Mara's waakzame gardisten hielden ze op gepaste afstand, met gebruikmaking van hun schilden en desnoods hun speerpunten. Stadse matrones, die grote manden aan stokken tussen zich in droegen, attendeerden elkaar joelend op de grote barbaarse slaaf die een kop boven de rest van het gezelschap uitstak en wiens roodgouden haar bewonderende blikken trok.
Groepjes kooplieden, tussen de drukte door zigzaggende koeriers, stoeten priesters in hun ambtsgewaden met hoofdkappen en met bungelende amuletten aan hun met kralen versierde sjerpen, jachtige huisbedienden, stadswachters in hun smetteloos witte, keizerlijke uniformen - dat alles gaf de stad een feestelijke en welvarende aanblik. Kevin was echter soldaat genoeg om ook de alerte blikken op te merken van mannen die zich op de achtergrond hielden - in schemerige portieken en hoekjes en stegen. Dat konden spionnen zijn, of in ieder geval agenten van de vijand, of anders verzamelaars van inlichtingen die voor eigen rekening werkten. Mara's gardisten namen geen enkel risico en inspecteerden elke deuropening en steeg voordat Mara erlangs werd gedragen, en Lujan hield zijn andere soldaten alert. De afgekondigde keizersvrede garandeerde wraak op degene die het zou wagen deze te verbreken, maar was geen levensverzekering voor een onvoorzichtige.
Ondanks de potentiële gevaren was het tochtje door de winkelwijken een spectaculair evenement. Slechts één persoon in het gevolg van de Acoma leek in het geheel niet onder de indruk van de pracht en praal om hem heen: Keyoke, die wegens zijn ontbrekende been in een draagkoets moest reizen, alsof hij een hoveling was, hield zijn gezicht zo onbewogen alsof het uit steen gehouwen was.
Na een poosje kwam Mara's stoet aan op het tempelplein, een enorme vierkante vlakte met wel twintig kolossale gebouwen ter ere van diverse goden en godinnen eromheen, plus de bijbehorende kloosters van de hen dienende priesters en priesteressen. Met schelpen versierde booggalerijen, geglazuurde tegels, kostbare marmeren beelden en zuilen van malachiet en onyx glinsterden in het zonlicht. Midden op het plein brandde een groot vreugdevuur, omringd door potten waarin geurige stoffen brandden, en altaren vol offergaven. Kevin liep moeizaam voort, want hij moest zowel het oeroude plaveisel in het oog houden, dat op vele plaatsen verraderlijk oneffen was geworden, als de wonderen van deze oude en vreemde cultuur om hem heen.
Mara's huis bevond zich aan een rustig pleintje dat gelegen was in een woonwijk. Het werd beschaduwd door grote, in bloei staande bomen en aan de voorzijde afgeschermd door een kostbaar betegelde muur. De meervoudige, hoog gestapelde lagen van het dak waren op alle hoeken versierd met uit hout gesneden shatravogels, en het ruime, halfronde houten portaal voor de hoofdingang kreeg schaduw door een dak van in elkaar vervlochten rode wijnranken op een houten latwerk dat met het parelmoer van duizenden zeeschelpen was bezet. Het geheel was nadrukkelijk bedoeld om te imponeren. Zoals veel oude families in het keizerrijk bezat de Acoma een onderkomen op korte afstand van het hart van Kentosani en de zetel van de keizerlijke macht. Er konden jaren voorbijgaan tussen het ene bezoek en het volgende, maar de statige, eeuwenoude huizen werden in de tussentijd deugdelijk onderhouden en waren steeds meteen beschikbaar en toegerust voor een verblijf dat desnoods weken kon duren. Elke familie die deel uitmaakte van de Hoge Raad beschikte bovendien over een appartementje in het keizerlijke complex zelf, maar de meeste edelen gaven met het oog op hun comfort en privacy de voorkeur aan een verblijf in hun veel ruimere stadshuizen.
Bij de poort van Mara's huis stond Jican haar op te wachten, met een bediende in het livrei van de Acoma naast hem. De hadonra begroette haar met een buiging. 'Alles is klaar voor uw verblijf hier, vrouwe,' en meteen daarna zwaaide de poort open. Mara werd naar binnen gedragen en pas toen Jican en de bediende achter haar aan liepen drong het tot Kevin door dat de man in het livrei Arakasi was. In de schemering onder de luifel van wijnranken liep hij tot dicht naast Mara's draagkoets. Alleen Kevin was zo dichtbij dat hij zag dat de twee een aantal woorden wisselden, zij het pas toen de hele stoet veilig binnen de ommuring van het stadshuis was en de poort achter het gezelschap was gesloten.
Toen Kevin Mara even later hielp bij het uitstappen zag hij dat ze een zweem van bezorgdheid toonde. 'Heeft Arakasi slecht nieuws gebracht?' vroeg hij.
Mara keek hem waarschuwend aan. 'Niet hier,' mompelde ze, waarna ze demonstratief de voortuin ging bekijken, die een buffertje vormde tussen het straatlawaai en het huis. 'Alles lijkt me in orde, Jican.'
Kevin bleef verwonderd over de terughoudendheid van zijn meesteres, tot Arakasi hem met een knikje attendeerde op de vele schemerige balkons aan de overkant van het pleintje. Daar kon iedereen op de loer liggen en de Midkemiër herinnerde zich van zijn eigen wereld opeens dat er mensen bestonden die heel goed konden liplezen. Braaf nam hij daarom zijn ondergeschikte positie in - een metertje achter haar - toen zijn meesteres het huis binnenging.
De entreehal rook naar geboend hout, kruiden, tapijten en oud behangsel. Overal stonden antieke meubelen, altijd liefdevol gepoetst door vele generaties bedienden. Deze residentie in Kentosani was ouder dan het landgoed van de Acoma bij Sulan-Qu. Aan de straatzijde hing voor de meeste vensters een zijden doek, maar door vensters in de achtermuur was er uitzicht op een binnentuin, waar oude bomen voor een groenige schaduw zorgden. Via een wenteltrap met rijk gedecoreerde, door ontelbare handen bijna glad gestreken leuningen kwam men op de hogere verdiepingen. De onderste etage had dikke stenen muren, alsof het oude huis aanvankelijk een soort fort was geweest, maar de bovenste drie verdiepingen waren helemaal van hout. Kevin zag het allemaal verbaasd aan, want het gebouw leek in niets op wat hij ooit eerder had gezien, aan welke zijde van de scheuring ook. Hoewel het klein was in verhouding tot het hoofdgebouw op haar landgoed, was Mara's stadshuis toch zeker zo groot als een flinke herberg in het koninkrijk. Ondanks de massieve balken en gemetselde steunmuren maakte het hele huis een ruime, open indruk.
Vanaf de balkons met hun talrijke bloembakken had men uitzicht op de binnentuin, de vijver, de fontein en de knoestige tuinman, die met dreigend opgeheven riek twee slaven commandeerde die bezig waren de betegelde tuinpaden van mos te ontdoen. Tegen niemand in het bijzonder merkte Kevin op: 'Hier is het wel uit te houden, dacht ik zo.'
Een por in zijn rug herinnerde hem aan zijn status. Hij keek om, en een beetje naar beneden, en zag het gezicht van een geërgerde Nacoya, die haar wandelstok op een niet mis te verstane manier in haar hand hield. 'Je meesteres wil een bad nemen, barbaar.'
Nu pas merkte Kevin op dat het stil was geworden op de begane grond en dat de meeste bedienden zich naar boven hadden gehaast. Arakasi was nergens te zien. Na een volgende por, en nu op een plek waar het pijn deed, zei Kevin: 'Goed, goed, grootmoedertje. Ik ga al,' waarna hij zich onbeschaamd glimlachend uit de voeten maakte.
Mara was al in haar kamers. Enkele onbekende dienstmeisjes hielpen haar bij het uitkleden. Twee andere bedienden - geen van beide was Arakasi - vulden een tobbe met heet water uit stenen kannen. Toen Mara naakt stond te wachten en een van de meisjes haar haarpennen aan het uittrekken was, voelde Kevin met zijn hand of het badwater niet te heet was. Na zijn knikje vertrokken de twee waterhalers. Mara stuurde de meisjes weg en stapte via een klein trapje sierlijk in de tobbe. Ze liet zich in het koesterende warme water zakken en sloot haar ogen toen Kevin haar wangen begon in te zepen. 'Mmm, heerlijk,' zei ze zachtjes.
Toch keek ze nog steeds bezorgd.
'Wat heeft Arakasi gezegd?' vroeg Kevin terwijl hij het stof van haar gezicht waste en de hals en de wangen van zijn geliefde teder masseerde. Even later legde hij zijn handen op haar schouders en voelde hij de spanning van haar spieren.
Mara zuchtte en blies een druppel van haar neuspunt. 'Er is voor vanmiddag een clanvergadering belegd. Iemand heeft ervoor gezorgd dat mij dat per ongeluk nooit is meegedeeld. Later vanavond zal ongetwijfeld een koerier terugkeren van ons landgoed en wel duizend keer excuus vragen.'
Kevin nam de zeep en begon haar hals en haar schouders in te wrijven, maar ze gaf geen blijk van genot. Hij vermoedde dat ze terugdacht aan dat bezoek, inmiddels allang geleden, van Jiro van de Anasati, toen deze was komen waarschuwen dat partijen binnen de clan Hadama zich zorgen maakten over de plotselinge opkomst van de Acoma. Het triomfantelijke verdrag met Tsubar zou die ongerustheid alleen maar hebben aangewakkerd. En, erger nog, Arakasi's spionnen hadden gemeld dat de jonge Jiro onlangs een bezoek had gebracht aan heer Desio.
Deze 'per ongeluk' niet afgeleverde boodschap kon heel goed met beide gebeurtenissen verband houden. Politieke verwikkelingen op Kelewan waren eindeloos vertakt, en altijd levensgevaarlijk. Kevin schudde zijn hoofd, alsof hij daarmee al die Tsuranese intriges van zich af kon zetten, en zei: 'Mijn vrouwe, clanproblemen en niet op tijd afgeleverde boodschappen zijn er ook nog na uw bad. Of wilt u uw clangenoten bestoft en bevuild onder ogen komen?'
Ze begon hard te lachen. 'Beest! Ik ben lang niet zo smerig als jij, die de hele weg in de open lucht hebt moeten lopen.'
Kevin streek met een vinger over zijn gezicht en keek er toen zogenaamd bezorgd naar. 'Hmm, zo te zien ben ik inderdaad wat zwarter in mijn gezicht dan toen we vertrokken.'
Mara greep het onbewaakte stuk zeep en wreef er meteen mee over de neus van haar minnaar. 'Dan moest je je eigen lichaam ook maar eens wassen!'
Kevin keek spijtig om zich heen. 'Ik zie helaas geen bedienden om mijn rug te schrobben, vrouwe.'
Mara pakte een spons en kneep hem leeg boven Kevins hoofd. 'Stap in de tobbe, sufferd.'
Kevin grijnsde breed, trok zijn kleren uit en deed wat hem was opgedragen. Hij ging wijdbeens achter Mara zitten en trok haar dicht tegen zich aan terwijl zijn vingers over haar lichaam gleden. Haar huid huiverde onder deze aandacht. 'Ik dacht dat je het stof en vuil van de wegen wilde afwassen,' fluisterde ze.
Zijn handen streelden nog steeds haar lichaam, nu onder water. 'Niemand heeft gezegd dat het wassen niet aangenaam mag zijn.'
Ze draaide zich half om in de ring van zijn armen en kuste haar barbaarse slaaf. En al gauw waren haar zorgen vergeten en ging ze helemaal op in de geneugten van hun minnespel.
Gekleed in formele gewaden wenkte Mara haar dragers dat ze moesten stoppen. Ze bevonden zich voor de ingang van de raadzaal. Terwijl ze omringd was door een dicht cordon van lijfwachten werd haar kleding nog snel even piekfijn op orde gebracht door een oude, gerimpelde kleedster. Lujan en een erewacht van vijf soldaten wachtten geduldig tot ze haar konden voorgaan, de zaal in. Kevin stond achter haar geopende draagkoets en kon, gehinderd als hij werd door haar met juwelen bezette kroon, geen blik werpen op de grote zaal achter haar, maar alleen op de wachtkamer ervoor. Die was op zich al prachtiger dan alles wat hij ooit in zijn leven had gezien. Het gebouw van de Hoge Raad behoorde tot de imposantste van Kentosani. Het complex was groter dan het h~le landhuis van de Acoma, met hallen en gangen die aan grote grotten herinnerden, en met stenen gewelfbogen en deurposten die rijkelijk versierd waren met beeldhouwwerk - vooral van fantastische schepsels die door vroegere generaties waarschijnlijk bedoeld waren om boze invloeden af te weren. De groteske afbeeldingen waren nog overal aanwezig, hoewel niemand meer kon zeggen wie of wat ze voorstelden, en degenen die hier kind aan huis waren en door die monsters beschermd werden, zagen die akelige koppen niet eens meer. De vloeren en plafonds waren versierd met geometrische patronen en de muren waren van boven tot onder beschilderd met historische taferelen. Op vele daarvan waren krijgers in de kleuren van de Xacatecas en de Minwanabi te zien, maar Kevin herkende hier en daar ook het groen van de Acoma. Zo overstelpend geconfronteerd met de rijke oude tradities van het keizerrijk voelde Kevin zich bijna vervreemd raken van zijn eigen cultuur.
Dit gebouwencomplex, een stadje op zich, met eigen ingangen en vergaderzalen die niet tot het paleis zelf behoorden, werd bewaakt door pelotons soldaten, die geleverd werden door alle in de raad vertegenwoordigde huizen. Overal in de gangen stonden dan ook rijen wachters in de meest uiteenlopende uniformkleuren. Alle pelotons hadden gezworen de vrede te zullen handhaven en geen partij te zullen kiezen mocht het toch ergens tot gevechten komen. Menige heer hoopte echter dat de belofte nooit in de praktijk getoetst zou worden, want volgens de Tsuranese opvattingen over eer ging trouw aan het eigen huis altijd boven zoiets abstracts als sportief spel.
Kevin raakte al in de wachtkamer de tel kwijt van het aantal kleuren en emblemen dat hij had gezien. De Tsurani die hij tijdens de oorlog had meegemaakt hadden deel uitgemaakt van homogene legers, waarin misschien twee of drie verschillende huizen onder een commandant ten strijde trokken. In deze wachtkamer alleen al zag hij echter minstens een dozijn wapenrustingen die hij niet kon thuisbrengen, maar die kennelijk behoorden bij huizen die de veiligheid van de clan Hadama garandeerden.
Een stem bij de deuropening galmde: 'De Vrouwe van de Acoma!' Er werd op twee kolossale trommels geslagen. Lujan en zijn vijf mannen liepen in ceremoniële tred naar voren, op de maat van de doffe trommelslagen, terwijl Mara en haar dragers volgden. Kevin kon nu de tamboers zien. Ze stonden aan weerszijden van de hoge toegangsdeuren en droegen een soort uniform van oude dierenvellen. De trommelstokken in hun handen waren een soort hamertjes van gesneden been en de trommels zelf bestonden uit lappen beschilderde dierenhuid die strak over bekkens - zo te zien omgekeerde rugschilden van een reuzenschildpad - gespannen waren. Kevin zag dat de driepoten waarop ze rustten hem aan de geklauwde poten van een gevederd type reuzenhagedis deden denken.
Soms was het een voordeel dat je maar een barbaarse slaaf was: niemand vond het raar dat hij zijn ogen stond uit te kijken. De raadzaal zelf maakte een overweldigende indruk. Het was een ronde zaal onder een hoge koepel, met zuilengalerijen rondom. Op de bovenste daarvan stonden glimmend gepoetste houten banken, maar de lagere hadden stoelen, die op de onderste galerijen meer weg hadden van tronen. In feite ontstonden op deze manier loges, zoals Kevin die van thuis kende - al waren deze hier oneindig luxueuzer. De schitterendste loges bevonden zich op de onderste verdiepingen, dicht bij het podium in het midden. De meeste werden aan de achterkant en opzij afgeschermd door prachtige tapijten en doeken in de kleuren van het huis - om nieuwsgierige blikken buiten te houden - en ze waren van elkaar gescheiden door brede gangpaden, waarover koeriers en bedienden zich voortrepten. De pracht en praal van de in vol ornaat uitgedoste edelen en hun entourage was duizelingwekkend. En dan was dit nog maar een bijeenkomst van een clan!
Mara had geprobeerd hem de relaties binnen de clan uit te leggen, maar Kevin had van dat uiterst ingewikkelde verhaal slechts een paar vage hoofdlijnen onthouden. In het grijze verleden hadden deze clanleden voorouders gehad die neven van elkaar waren - daar kwam het zo ongeveer op neer. Volgens gewoonten die inmiddels gedateerd waren, hoe nuttig ze misschien ooit waren geweest, hield men toch de schijn van een zekere onderlinge relatie op, al was deze nog slechts van min of meer ceremoniële aard. Toen Kevin die conclusie met zijn Midkemische nuchterheid onder woorden had gebracht, had Mara echter nadrukkelijk gezegd dat de clanloyaliteit geen fantoom was. In specifieke situaties zouden de verschillende partijen binnen een clan zich wel degelijk aaneensluiten en zij aan zij bloedig strijden om hun moeilijk te definiëren gezamenlijke identiteit te verdedigen. Juist wegens het voortbestaan en het eminente belang van deze oeroude familierelaties was het Grote Spel ontstaan, want wanneer formeel de eer van een clan aan de orde werd verklaard, het zogeheten Beroep op de Clan, kon geen enkel huis zich permitteren de banden van de bloedverwantschap te negeren.
Vanaf een podium dat iets hoger was dan de vloer onder de stoelen op de onderste galerij gaf een man in een wijd gewaad en met een hoofdtooi van groene en gele veren aan Mara's dragers het teken dat ze de draagstoel moesten neerzetten. Haar eregarde trok zich discreet een eindje achter de concentrische rijen stoelen terug. Kevin hielp zijn vrouwe bij het uitstappen en bood haar zijn arm. Hij bracht haar naar de plaats die Mara hem aanwees: een smal trapje af, naar een groene luifel, met daaronder een houten zetel waarin shatravogels waren uitgesneden. De loge eromheen was ruim genoeg voor een groot aantal adviseurs en secondanten, mocht ze daar aan behoefte hebben. Zonder acht te slaan op het gefluister om hem heen sloeg Kevin keurig zijn ogen neer, zoals het een nederige slaaf betaamde. Hij moest zich hier strikt aan het protocol houden, hoezeer het hem ook tegen de borst stuitte. De hogere galerijen boden ruimte aan wel vijfduizend mensen, wanneer dat nodig zou zijn, en de begane grond wel aan het dubbele - en iedereen die dat wilde kon hem zien.
Toen Kevin Mara op de groen gelakte stoel had geholpen stelde hij vast dat deze zich relatief dicht bij het centrale podium bevond. Die positie en het late moment van haar entree waren uiteraard statussymbolen, zoals ook kleren dat bleken te zijn. Die heer daar in de verte, met zijn versleten en verschoten jasje, moest een verarmde verwant uit Nergenshuizen wezen, maar de man die midden op het podium zat was een pauw in volle luister. Terwijl Kevin naast de zetel van zijn vrouwe op de voorgeschreven slaafse manier boog, waagde hij een blik onder zijn wimpers door.
'Mijn Heer van de Chekowara,' hoorde hij Mara op hartelijke toon vragen, 'maakt u het goed?'
De heer - Kevin herkende de naam: het was die van het Krijgshoofd van de clan - gaf haar een knikje ten antwoord. Hij was zo topzwaar beladen met het gewicht van pluimen, insignes en juwelen dat het een raadsel was dat hij niet voorover kieperde. Hoe opgedirkt hij er ook bij zat, hij had een breed, mannelijk gezicht, bijna even zwart als dat van een inboorling van Groot Kesh, het zuidelijke rijk op Midkemia. Terwijl hij zich oprichtte uit zijn onderdanige buiging fluisterde Kevin tegen Mara: 'Als jullie met elkaar verwant zijn, dan wel erg ver weg.'
Ze wierp hem een snelle blik toe - een mengeling van geamuseerdheid en ergernis. De Heer van de Chekowara toonde haar inmiddels zijn ivoor-witte tanden in een brede glimlach. 'Het gaat mij heel goed, vrouwe Mara. We heten onze doorluchtigste Regerende Vrouwe welkom op onze vergadering en nemen aan dat het u eveneens goed gaat.'
Mara beantwoordde de rituele begroeting op passende wijze en gaf vervolgens koele knikjes naar andere heren in haar nabije omgeving. Nadat hij zijn slavenpositie achter de zetel van zijn vrouwe had ingenomen, keek Kevin om zich heen of hij tekenen van ongenoegen op de gezichten kon zien, maar als er al lieden teleurgesteld waren doordat Mara toch nog op tijd was gearriveerd, dan liet niemand daar achter die onbewogen Tsuranese maskers iets van merken. Bijna zeventig families hadden afgevaardigden naar deze vergadering gestuurd en er waren er verschillende die verantwoordelijk konden zijn voor het feit dat Mara's uitnodiging naar het verkeerde adres was gestuurd. Kevin werd zich eens te meer bewust van de enorme omvang van het keizerrijk, want hij herinnerde zich dat de Hadama in feite slechts een van de kleinere clans was, hoeveel eer de Acoma inmiddels ook had verworven. Uit hoeveel machtige huizen moest een grote clan dan wel bestaan? Volgens Kevins ruwe schatting telde deze bijeenkomst toch zeker vijfhonderd heren, adviseurs, bedienden en slaven, plus nog een even groot aantal soldaten buiten de grote zaal. Wanneer alle machtigen van het keizerrijk bijeen waren moest deze enorme, luisterrijke zaal tot de nok toe gevuld zijn, stelde Kevin zich voor.
Mara toonde zich niet in het minst geïntimideerd. 'Het doet me groot genoegen te kunnen beraadslagen met mijn neven tijdens deze eerste clanvergadering waaraan ik deelneem na de mantel van de Acoma te hebben omgehangen.'
De glimlach van de Heer van de Chekowara werd nog wat breder. 'Veel eer en prestige hebt u het huis Acoma bezorgd sedert de voortijdige dood van uw vader, vrouwe Mara. U hebt trots in onze harten gebracht.'
Bij deze woorden stampten vele heren op het podium met hun voeten op de vloer, bij wijze van instemming. Anderen riepen Mara felicitaties toe. 'Zo is het! Veel eer!' en 'Groot succes!'
Kevin boog zich naar voren om Mara's buitensjaal aan te nemen, een zijden doek waarop het embleem van haar huis geborduurd was. 'Deze knaap is een verkoper van slangenolie,' fluisterde hij.
Mara fronste haar voorhoofd onder haar formele make-up en riskeerde toen een gesiste reprimande. 'Ik weet niet wat slangenolie is, maar het klinkt als een belediging. Ga bij Lujan en de garde staan tot ik je nodig heb.'
Kevin vouwde de sjaal over zijn arm en liep over het trapje naar boven. Vanaf zijn plek bij de gardisten hield hij de verdere voortgang van de ceremonies nauwlettend in het oog. De Heer van de Chekowara opende de bijeenkomst met ogenschijnlijk informele mededelingen van sociale aard, zoals een reeks geboorten, verlovingen en huwelijken, alsmede een langere rij in memoriams. Slechts weinig van de overledenen waren van ouderdom gestorven: de frase 'eervol gevallen in de strijd' kwam dikwijls voor. Kevin verbaasde zich over de glasheldere akoestiek in de zaal. Sprekers die verkozen hun stem niet te dempen waren tot op de hoogste galerijen duidelijk te verstaan. Kevin luisterde gefascineerd naar het rijzen en dalen van de kabbelende stroom omfloerste herdenkingswoorden voor de notabele overledenen van de clan. 'Die opgeblazen kalkoen daar op het podium is zo oprecht als een relli,' mompelde hij tegen Lujan.
De bevelhebber van de Acoma verroerde zich niet, al was aan het samentrekken van de kraaienpootjes om zijn ogen te zien dat hij inwendig grinnikte. Beseffend dat hij van een Acomo-soldaat tijdens de uitoefening van zijn plicht ook niets beters mocht verwachten, ging Kevin dichter bij de dragers staan. Die Tsuranese slaven waren niet veel beter, maar ze lieten tenminste merken dat ze je hadden gehoord, al was het maar door je wezenloos aan te staren. Elke reactie was beter dan dat bevroren masker van de soldaten, vond Kevin.
Tijdens het gadeslaan van het drukke komen en gaan van bedienden achter de loges van de heren van de Hadama viel hem op een gegeven moment iets vreemds op. Het personeel leek geen oog te hebben voor de talloze prachtige muurschilderingen, op een na: de afbeelding van een weinig opvallende man. Het was een oude schildering, zoals alle andere, maar deze was niet lang geleden opnieuw geschilderd. De reden daarvoor was ook duidelijk: bijna iedereen die erlangs liep raakte de man even aan, vaak gedachteloos, automatisch. Kevin stootte de slaaf naast hem aan. 'Waarom doen ze dat?'
De slaaf keek ongelukkig. 'Wat?' fluisterde hij, alsof op praten de doodstraf stond.
'Die schildering aanraken.' Kevin wees.
'Dat is een heer van vroeger. Hij was Dienaar van het Keizerrijk. Het brengt geluk hem aan te raken.' De slaaf kroop weer in zijn schulp, alsof hij met zijn cryptische antwoord nu echt alles wel had uitgelegd. Kevin wilde een nadere toelichting vragen, maar een waarschuwende blik van Lujan hield hem tegen. Hij richtte zijn aandacht weer op het podium.
Van politieke discussies was geen sprake, zo te horen. Toen de lijst van overledenen was afgewerkt werden er verversingen rondgedeeld. Af en toe stond een van de heren op om naar de Heer van de Chekowara of een van de andere clanleden toe te lopen en een gesprekje te voeren. Velen verdrongen zich ook rond Mara's zetel, en diegenen gedroegen zich allemaal beleefd, zo niet vriendelijk. Kevin wachtte tot de voorzitter iedereen weer tot de orde zou roepen, of iets dergelijks, maar er gebeurde niets van die aard. Toen het al donker begon te worden pakte de Heer van de Chekowara zijn korte ceremoniële staf en bonkte een paar keer hard op de houten vloer. 'Hiermee verklaar ik de vergadering van de clan Hadama voor beëindigd,' verkondigde hij met galmende stem, en daarna verlieten alle heren, van laag tot hoog (en in die volgorde), de zaal, ieder na een laatste eerbiedige buiging in de richting van de Heer van de Chekowara.
'Wat een rare bijeenkomst!' zei Kevin hardop.
Een van Mara's gardisten maande hem met een dringende blik tot zwijgen. Kevin antwoordde met zijn welbekende onbeschaamde glimlach, maar zag toen tot zijn verrassing dat die gardist Arakasi was, die, nu in volle wapenrusting, op en top een soldaat leek. De vermomming was zo perfect dat Kevin tot dan toe niets in de gaten had gehad. Hij was erg benieuwd waarom de persoonlijke aanwezigheid van de spionnenmeester noodzakelijk was geacht, maar op dat moment zag hij dat Mara hem wenkte. Ze had haar buitensjaal weer nodig.
Kevin liep achter Mara's draagkoets toen ze met haar stoet door de schemerige straten trok. De lantaarnopstekers hadden hun ronde al gemaakt, waardoor er in dit keizerlijke kwartier vele goudkleurige lampen brandden. Terwijl ze terugkeerden naar Mara's huis kwam de spionnenmeester naast Kevin lopen. De laatste was slim genoeg om de man niet bij name te noemen, maar beperkte zich tot: 'Zijn we daar binnen iets wijzer geworden?'
Arakasi marcheerde met zijn hand op het gevest van zijn zwaard, en hij zag er capabel en levensgevaarlijk uit, hoewel insiders wisten dat hij niet overweg kon met een zwaard. 'Veel.'
Geprikkeld door die beknoptheid, drong Kevin aan: 'Zoals?'
De eregarde liep over een brede stoep die op gezette afstanden aan weerszijden werd verlicht door hoog opvlammende nachtvuren. Even verderop voegde zich een peloton van Mara's soldaten bij hen, om hun meesteres in het donker extra bescherming te bieden, indien dat nodig mocht zijn. Arakasi antwoordde pas toen ze verschillende straten verder waren en het eigenlijke keizerlijke kwartier achter zich hadden. 'Vrouwe Mara's clangenoten hebben duidelijk gemaakt dat ze een redelijke mate van steun kan verwachten,' zei hij met gedempte stem, 'mits ze met haar allianties de andere huizen niet in gevaar brengt. Als haar vijanden haar in ernstige problemen brengen, zal ze een Beroep op de Clan moeten doen om hulp te krijgen, maar de uitkomst van een dergelijke oproep kan niet bij voorbaat gegarandeerd worden.'
Het was duidelijk te zien dat de Midkemiër er nog steeds geen touw aan kon vastknopen.
'Het gaat om de eer van de clan,' herhaalde Arakasi, aan wie het onbegrip natuurlijk niet ontging. 'Barbaar dat je bent.' Er klonk geen veroordeling of minachting in die woorden. Geduldig zorgde de spionnenmeester voor nadere uitleg. 'Om haar clangenoten mee te krijgen in een oorlog moet vrouwe Mara elke heer, van de hoogste tot de minste, ervan overtuigen dat niet alleen zijzelf en haar huis, de Acoma, beledigd zijn, maar de clan Hadama als geheel.'
Kevin zoog de geurige lucht naar binnen. Ze kwamen langs de tempelwijk, waar hun stoet even voorrang moest geven aan een kleine karavaan die offergaven kwam brengen: zware kratten die aan leren riemen aan draagstokken werden voortgezeuld door slaven. Ze bevatten kostbare metalen, die aanvankelijk als buit waren meegebracht van de barbarenwereld, maar inmiddels door de Hoge Secretaris van de keizer tot gift aan de tempels waren bestempeld. Kevin wachtte tot de stoet, die werd begeleid door in keizerlijk witte wapenrusting gehulde bewakers, voorbij was, en vroeg toen: 'En dat betekent?'
Arakasi gaf een tikje op zijn zwaard. 'Een Beroep op de Clan is moeilijk wanneer de families politiek zo verdeeld zijn als in onze clan het geval is. Een huis dat een ander huis aanvalt moet goed duidelijk maken dat het die ene vijand aanpakt, en niet de clangenoten van dat huis. Er worden vaak geschenken uitgedeeld om dat te onderstrepen.' Arakasi zweeg even. 'Heer Desio is de laatste tijd erg royaal geweest,' zei hij toen fijntjes.
Kevin grinnikte waarderend. 'Wat je bedoelt te zeggen is het volgende,' vertaalde hij. 'Betrek ons er niet bij, tenzij je gaat winnen, want anders houdt de Minwanabi er misschien mee op ons om te kopen. Maar als je zeker weet dat je ze kunt verpletteren, zullen we ons graag bij je aansluiten om ons deel van de buit in te pikken.'
Voor het eerst zolang Kevin zich kon herinneren zag hij de spionnenmeester breeduit grijnzen. Hij grinnikte even en begon toen zelfs hardop te lachen. 'Zo zou ik het nooit hebben uitgedrukt,' gaf Arakasi toe, 'maar dat is precies wat ze haar hebben duidelijk gemaakt.'
'Verdomme,' zei Kevin hoofdschuddend, 'en ik zag alleen een schijnheilige sociale bijeenkomst!'
Mara stak haar hoofd naar buiten. 'Nu begrijp je misschien waarom ik hem in mijn buurt houd,' zei ze tegen Arakasi. 'Hij heeft soms een... frisse kijk op de dingen.'
Arakasi hernam zijn militaire pose, maar er bleef een vrolijke glinstering in zijn ogen. 'Mee eens, meesteres.'
'Ik geloof niet dat ik jullie ooit echt zal leren begrijpen,' zei Kevin. Hij moest wegduiken om een jiga te ontwijken; de vogel had kennelijk aan een poelier weten te ontsnappen. Ze waren in de woonwijk aangekomen, waar minder lantaarns stonden. 'Ik heb de hele tijd heel goed staan kijken en luisteren, maar de enige discussie die verhit genoeg leek om van enig belang te zijn klonk vooral als een meningsverschil over landhervorming.'
'In de raad,' legde Arakasi gewillig uit, 'gaat het vooral om de dingen die niet worden gezegd, om de heren die niet worden benaderd, om wie zich op de achtergrond houdt, en wie met wie wordt gezien. Zulke dingen wegen zwaarder dan woorden. Het feit dat de Heer van de Chekowara niet van zijn podium stapte om vrouwe Mara persoonlijk geluk te wensen met haar grensverdrag was buitengewoon onthullend. De clan zal haar leiding niet volgen. En al dat gedrang rond de zetel van de Heer van de Mamogota bewees dat twee fracties binnen de clan hem steunen, tegen onze vrouwe in. Niemand hecht serieuze waarde aan die onzinsuggestie van land voor de boeren. De Progressieve Partij heeft buiten de clan Hunzan geen enkele invloed, en heer Tuclamekla van die clan is toevallig een goede vriend van Mamogota. Het idee van landschenkingen was al morsdood voordat het hier werd ingebracht.'
'Dus je vermoedt dat die verkeerd geadresseerde uitnodiging een ideetje van deze Mamo-dinges was?' opperde Kevin.
'Dat hopen we,' antwoordde Arakasi, 'want Mamogota heeft in elk geval niets te maken met de Alliantie voor de Krijg. Hij mag dan Desio's cadeautjes aanpakken, hij is geen vriendje van de Minwanabi.'
Kevin schudde verwonderd zijn hoofd. 'Jullie geesten kronkelen als palingen in een emmer snot. Nee, vergeet het maar,' zei hij snel toen Arakasi liet blijken dat de beeldspraak hem ontging; 'Ik bedoel alleen maar dat ik een oude knar zal zijn tegen de tijd dat ik jullie cultuur een beetje begin te snappen.'
Daarna spraken de slaaf en de spionnenmeester niet meer met elkaar tot ze thuis waren. Kevin hielp zijn vrouwe in de binnentuin uit haar draagkoets. Hij vroeg zich nog steeds af of hij deze mensen, wier leven en lot hij deelde, wel ooit zou begrijpen. Toen Mara zijn hand vastpakte en hem glimlachend aankeek, en hij haar mooie donkere ogen zag, was hij sprakeloos. Het Tsuranese leven mocht dan een raadsel voor hem zijn, maar deze vrouw was meer dan dat. Zij was een mysterie en een wonder.