7 Doelwit

 

Mara verroerde zich.

Haar hand raakte een warme huid en ze schrok wakker. In het grauwe licht van voor zonsopgang zag ze Kevins lichaam als een samenstel van grijze en zwarte vlekken. Hij sliep niet, maar had zich op een elleboog opgericht en lag naar haar te kijken. 1e bent erg mooi,' zei hij.

Mara glimlachte slaperig en nestelde zich in de holte van zijn elleboog. Ze voelde zich moe, maar tevreden. In de maanden dat Kevin nu haar bed deelde had ze nieuwe aspecten van zichzelf ontdekt: een sensuele, gevoelige kant, die tot dan toe verborgen was gebleven. De genoegens die ze nu deelde met de barbaar maakten van de wreedheden tijdens haar huwelijk een onaangename, maar vaag geworden droom. Haar vingers speelden met de krulhaartjes op zijn borst. Ze was hun ochtendgesprekjes na het liefdesspel evenzeer gaan waarderen als haar beraad met haar adviseurs. Op manieren die ze niet ten volle begreep leerde ze veel van hem. Zijn aard was veel geslotener dan ze op grond van haar aanvankelijke indrukken had vermoed. Zijn drukke, extraverte manier van doen was een cultureel bepaald buitenlaagje, begreep ze nu. Kevin bleef opmerkelijk en beslist met opzet vaag over zijn vroegere leven en zijn familie, en over zijn toekomst - waar ze hem vaak naar vroeg - zei hij ook niets, alsof hij plannetjes verborgen wilde houden. Hoezeer hij ook verschilde van geboren Tsuranese mannen, Mara meende toch te kunnen vaststellen dat hij een complex en rijk karakter bezat, en het verbaasde haar dat zo iemand een gewoon soldaat kon zijn. Ze vroeg zich zelfs af of er onder haar eigen soldaten misschien mannen met een dergelijk potentieel te vinden zouden zijn.  

Kevin zei iets, waardoor ze uit haar mijmeringen werd gerukt.

Ze glimlachte toegeeflijk. 'Wat zei je?'

'Dat jouw wereld toch wel erg rare contrasten kent,' herhaalde hij.

Een ongewone klank in zijn stem trok haar aandacht. 'Wat zit je dwars?'

'Ben ik zo doorzichtig?' Kevin leek een beetje in verlegenheid gebracht, maar even later zei hij: 'Ik moest denken aan de armenwijken in Sulan-Qu.'

'Waarom?' Mara fronste haar voorhoofd. Ze probeerde hem gerust te stellen. 'Jij zult heus nooit honger hoeven te lijden.'

'Honger?' Hij was duidelijk verrast. Hij zweeg even, haalde diep adem en staarde haar onderzoekend aan. Tenslotte leek hij tot een besluit te komen. 'Nooit van mijn leven heb ik zo grote aantallen mensen zien lijden,' zei hij.

'Maar in jullie Koninkrijk der Eilanden zullen toch ook wel arme mensen wonen?' zei Mara op effen toon. 'Hoe kunnen jullie goden anders duidelijk maken dat ze misnoegd zijn over iemands gedrag dan door hem in zijn volgende leven een ellendig bestaan te geven?'

Kevin verstijfde. 'De goden? Wat hebben de goden te maken met ziekte, uitgehongerde kinderen, wreedheid? En hebben jullie nooit gehoord van de waarde van goede werken en liefdadigheid? Bestaan er geen aalmoezen op deze wereld? Zijn alle Tsuranese edelen geboren wreedaards?'

Mara duwde zichzelf omhoog tot ze rechtop zat. 1e bent een vreemde man,' zei ze met een stem waarin een tikkeltje paniek doorklonk. Hoe vrijmoedig ze ook omging met sommige tradities, de almacht van de goden had ze nooit ter discussie gesteld. Wie zoiets ketters durfde te beweren vroeg gewoon om zijn ondergang! Mara besefte dat andere edelen misschien wat minder strikt in de leer waren, maar zelf was ze een vrome volgeling van het geloof van haar voorouders. Als het lot haar niet de Regerende Vrouwe van haar huis had gemaakt, zou ze haar leven hebben gewijd aan de contemplatieve eredienst voor de godin Lashima. De uiteindelijke waarheid was dat de goden decreteerden hoe het keizerrijk in elkaar behoorde te zitten. Wie daar vraagtekens bij durfde te plaatsen ondermijnde het hele concept van eer, welk concept het fundament van de Tsuranese samenleving vormde. De gehele orde in het keizerrijk was gebaseerd op een mandaat vanwege de goden, en alleen daardoor werd verzekerd dat alles zin had, en dat trouwe dienst uiteindelijk beloond werd, en dat edelen het recht hadden om te heersen, en dat het Spel van de Raad bepaalde beperkingen kende, waardoor het nooit in een compleet bloedbad eindigde.  

Met zijn ene terloopse opmerking had de barbaar de grondvesten van Mara's wereldbeeld ter discussie gesteld.

Ze bewaarde haar zelfverzekerde air, hoewel ze van binnen verscheurd werd door een hele reeks alarmerende gedachten. De genoegens die Kevin haar bezorgde konden nooit opwegen tegen deze gevaarlijke nieuwe ontwikkeling in zijn opvattingen! Zulke godslasterlijke onzin mocht hij nooit hardop uitspreken, vooral niet binnen gehoorsafstand van Ajiki. De jongen was gewend geraakt Kevin op zijn woord te geloven, maar de toekomstige Heer van de Acoma mocht bij het bevechten van glorie voor zijn huis noch nu, noch later bevangen worden door twijfel! Als het zo uitkwam vroom beweren dat de goden eisten dat bepaalde huizen bestreden werden was een ding, maar suggereren dat succes alleen te danken was aan intelligentie en bekwaamheid en misschien een snuifje toeval en een tikkeltje geluk... dat was ondenkbaar, dat was een morele doodzonde. De Vrouwe van de Acoma voelde zich klem gezet. Ze had maar één optie, en die koos ze dan ook.  

'Ga weg,' snauwde ze. Zelf stond ze meteen op en begon driftig in haar handen te klappen. Hoewel de zon nog niet op was en de buitenluiken nog gesloten waren, verschenen er op haar commando meteen twee dienstmeisjes en een mannelijke bediende.  

'Ik wil gekleed worden,' beval Mara. Het ene meisje haastte zich weg om een jurk uit te zoeken en het andere begon met een borstel en een kam de haren van haar meesteres te fatsoeneren. De man, oud en vergrijsd in jarenlange trouwe dienst, opende de luiken en begon het bed op te maken. Hij vertrok geen spier bij het zien van Kevin en deed tijdens zijn werkzaamheden alsof hij blind en doof was.  

Mara stak haar armen in de mouwen van een roodachtige zijden jurk die de meid voor haar ophield. Ze draaide zich om en zag dat Kevin daar naakt stond, met zijn broek en hemd over een arm en een verblufte uitdrukking op zijn gezicht. De vrouwe bleef ongenaakbaar kijken. De blik in haar donkere ogen was ijzig en strak. Jican zegt dat het ontginnen van nieuwe weiden voor mijn nidra's niet goed opschiet. Dat komt vooral door jouw landgenoten, die aan een stuk door zeuren en klagen over de portie werk die hun wordt opgedragen.' Het meisje met de kam begon vakkundig aan de constructie van een ingewikkelde vlecht. Mara praatte op effen toon verder, hoewel haar hoofd nu voortdurend een eindje naar links of rechts werd getrokken. 'Ik wil dat jij de leiding op je neemt. De lente nadert snel en het aantal nidra's zal sterk toenemen. Je krijgt zeggenschap over mijn opzichters en de autoriteit om dingen te veranderen die je niet bevallen. In ruil daarvoor zullen je landgenoten hun luiheid van zich af zetten. Ze gaan bomen hakken en struiken ruimen, en ze zorgen ervoor dat de nieuwe weiden beschikbaar zijn voor het eerste kalf geboren wordt. Je mag hun geven wat ze nodig hebben, en voor mijn part verwennen, mits ze hun werk goed doen. De nieuwe weiden moeten klaar zijn op de dag van het Lentefeest. Voor elke dag dat het later is zal ik een van de mannen, door het lot gekozen, laten ophangen.'

Kevin leek verbaasd, maar hij knikte. 'Zal ik vanavond terugkeren of...'

' Je zult in het kamp bij de arbeiders moeten blijven.'

'Wanneer zal ik dan...'

Mara onderbrak hem koel. 'Als ik zin heb om je te laten roepen. Ga nu.'

Kevin maakte een buiging. Zijn gezicht verried onbegrip en kwaadheid. Nog steeds met zijn kleren over zijn arm verliet hij de kamer. De soldaat die voor de deur op wacht stond knipperde niet eens met zijn ogen toen de barbaar de gang in kwam. De Midkemiër keek de passieve soldaat echter aan alsof deze zojuist iets had gezegd en begon toen spottend te lachen. 'Nee, ik kan ook geen touw aan haar vastknopen,' bekende hij gefrustreerd. De soldaat keek Kevin aan, maar reageerde verder niet.

Mara kon Kevins opmerking duidelijk verstaan en ze hoorde ook de pijn in zijn stem. Tot haar ergernis voelde ze tranen opkomen en had ze even de neiging hem terug te roepen. Ze wist echter het decorum te bewaren. Wat de minnares misschien kon worden toegestaan moest aan de Vrouwe van de Acoma ontzegd worden. Als vrouwe mocht Mara zich niet door haar hart laten leiden.

Ze durfde zich bijna niet te bewegen, of zelfs maar te zuchten, bang dat ze haar zelfbeheersing zou verliezen en in huilen zou uitbarsten. Een vrouwe van een groot huis huilt nu eenmaal niet, en zeker niet om de woorden van een slaaf. Met een klein stemmetje vroeg ze om een ontbijt. Ze slikte haar verdriet weg, hoewel ze besefte hoezeer ze Kevin had gekwetst om zichzelf te redden. Toen het ontbijt gebracht was, kreeg Mara bijna geen hap door haar keel. Ze staarde wezenloos voor zich uit en haar bedienden liepen op hun tenen om haar niet te storen en wachtten, zonder te oordelen over het gedrag van hun meesteres, op haar volgende opdracht. Uiteindelijk liet Mara het dienblad weghalen. Ze besloot haar innerlijke woelingen met kracht te onderdrukken. Om te beginnen moest ze maar eens vergaderen met haar adviseurs, nu meteen!  

Ze kwamen bijeen in haar werkkamer. Keyoke was alert als altijd. Zijn officierspluimen waren de enige versiering van zijn eenvoudige, vaak gedragen wapenrusting. Hij was al op patrouille geweest en zijn sandalen waren nog dauwnat en vuil. Nacoya, die 's morgens meestal uitsliep, maakte een diepe buiging en fleurde zichtbaar op toen ze zag dat Kevin ontbrak. Kennelijk was de vrouwe eindelijk weer bij haar verstand en had ze de lange barbaar weggestuurd. Mara ergerde zich toen ze de zelfvoldane uitdrukking op het gezicht van de oude vrouw zag en had haar graag een klap op haar gerimpelde wang gegeven, maar meteen daarna schaamde ze zich voor die kinderachtige aanvechting. Het wachten was nu nog op haar hadonra. Ze wilde juist een bediende sturen om hem te zoeken toen hij arriveerde, een beetje buiten adem. Hij boog diep en verontschuldigde zich uitvoerig voor zijn late komst. Toen Mara zich opeens realiseerde - een beetje laat - dat ze iedereen buiten alle schema's om had opgetrommeld, wuifde ze zijn excuses weg. 'Ik wil een lijst van al onze bezittingen die naar jullie mening kwetsbaar zijn voor manipulaties van de kant van onze vijanden,' begon ze. 'Er zijn zeker nog wel andere belangen dan alleen onze zijdehandel die Desio zou kunnen schaden, hetzij door onder te prijs te verkopen, hetzij door de gilden om te kopen die de kwaliteit van onze producten moeten beoordelen. Of er zijn markten die hij compleet kan overvoeren, handelsroutes die hij kan afsluiten, agenten die kunnen worden omgekocht, kopers die gechanteerd kunnen worden. Hij kan boten laten zinken, karren beroven, pakhuizen in de fik zetten. Niets van dit alles mogen we laten gebeuren.'

'Het lijkt me niet helemaal Desio's stijl,' zei een droge stem vanuit de deuropening die naar de tuin leidde. Arakasi stapte naar binnen. Hij was een donkere vlek tegen de achtergrond van het mistige grijze ochtendlicht.

Mara kon haar verrastheid maar nauwelijks verbergen. Keyoke en de wachters in de gang haalden hun handen weer van hun wapenen af. De spionnenmeester maakte een buiging en nam plaats tussen de andere adviseurs, en de frons in zijn voorhoofd kondigde aan dat hij nog meer te zeggen had. Mara gebaarde dat hij zijn gang kon gaan.  

De spionnenmeester vouwde zijn langvingerige handen op zijn schoot. 'Alis de jonge Heer van de Minwanabi natuurlijk nog niet lang genoeg aan de macht om echt een eigen stijl ontwikkeld te hebben,' vervolgde hij, alsof zijn plotselinge opduiken de gewoonste zaak van de wereld was. Hij streek peinzend over de lange koopmansvlecht die hij speciaal ten dienste van zijn recentste vermomming had gecultiveerd. 'Eén ding is echter duidelijk, namelijk dat er iets is waar Desio grote sommen geld aan spendeert. De markten van hier tot Ambolina worden overstroomd door aanbod van de Minwanabi en uit de schaarse informatie die ik van mijn spion in Desio's dienst heb gekregen leid ik af dat de opbrengsten worden besteed aan geschenken, gunsten of andere vormen van omkoperij.'  

Mara beet geagiteerd op haar lip. 'Omkoping? Wie? Met welk doel?' vroeg ze zich hardop af. 'Er moet een manier zijn om dat te ontdekken.'

Nu meldde Keyoke zich met zijn diepe stem. 'Vanmorgen hebben mijn soldaten een vreemde herder opgepakt, die zich op de nidraweiden aan onze grens met de Tuscalora ophield. Ze hebben hem meegenomen voor ondervraging, maar hij stak liever zijn dolk in zijn hart dan de naam van zijn meester te noemen.'  

Arakasi kneep zijn ogen tot spleetjes, misschien om beter te kunnen nadenken, maar Nacoya zei meteen: 'Dat zal wel een spion van heer Jidu zijn geweest. Hij laat steeds nagaan of wij onze brug over het ravijn wel goed bewaken.' De Eerste Adviseur keek erbij alsof alleen al het denken aan de zuiderbuur van de Acoma haar een vieze smaak in de mond gaf. 'Hun chocha-oogst is bijna klaar voor de markt en inmiddels moet zelfs Jidu's halfgare hadonra hebben gesnapt dat hij op Mara's brug tol moet betalen voor zijn karren.'

De spionnenmeester sprak haar tegen. 'Ik zou er maar niet op rekenen dat die herder een spion van Jidu was.'

Mara knikte. 'Ik neem je ingevingen altijd ernstig, Arakasi.' Tegen Keyoke voegde ze eraan toe: 'We moeten een patrouille sturen om de grenzen van heer Jidu's land te bewaken - discreet, natuurlijk. Zijn krijgers zijn goed, maar ze beseffen misschien onvoldoende hoe goed het mijn vijanden zou uitkomen als Jidu's oogsten in brand werden gestoken.'  

Keyoke knikte, en met zijn handen roerloos op het gevest van zijn zwaard begon hij alvast na te denken over deze delicate opdracht. Heer Jidu van de Tuscalora mocht dan laks zijn in het betalen van zijn schulden, zijn soldaten waren eersteklas krijgers.

Jican kwam bedeesd met een advies. 'Heer Jidu huurt losse werkkrachten uit Neshska in om bij de oogst te helpen, als die tenminste overvloedig is, zoals dit jaar. Misschien kunnen enkele van onze krijgers zich vermommen als chochaplukkers. De opzichters kennen echt niet alle gezichten, en aangezien onze mannen geen betaling krijgen kan hun aanwezigheid dagenlang onopgemerkt blijven.'  

Keyoke amendeerde het voorstel. 'Beter, en ook meer in overeenstemming met onze soldateneer, kunnen we zogenaamde legeroefeningen houden in de weiden die aan heer Jidu's land grenzen. Een paar van onze eigen plukkers kunnen ondertussen in Jidu's werkvolk infiltreren. Ze kunnen ons waarschuwen als er problemen dreigen, en dan zijn we meteen bij de hand.'  

Mara knikte resoluut. 'Laat het zo gebeuren.' Daarna stuurde ze haar adviseurs weg. Ze beloofde Jican dat ze de financiële overzichten die hij voor haar had meegebracht meteen na het middagmaal zou bestuderen.

Vervolgens trok Mara zich terug in de tuin - eigenlijk zonder doel, wat niets voor haar was. Misschien zocht ze troost, of een opkikkertje, maar de paden tussen de bloeiende kekali's leken akelig leeg in het bleke ochtendlicht. Bovendien begon het alweer ergerlijk heet te worden. Terwijl ze door de tuin liep, moest de vrouwe onwillekeurig denken aan de nachten die ze in de armen van Kevin had doorgebracht. Haar gevoelens op die momenten hadden haar steeds volkomen juist en terecht geleken, en zijn afwezigheid nu deed haar pijn, alsof ze een stuk van zichzelf miste. Ze kon wel duizend smoesjes bedenken om hem te laten halen - een paar vragen beantwoorden, even met Ajiki spelen, een toelichting geven bij dat obscure spel dat zijn volk speelde en dat knekelbeentje heette ...  

Mara's ogen waren beneveld door opkomende tranen, en daardoor struikelde ze over een steen op het pad. Maar toen veranderde haar zelfmedelijden in kwaadheid. Ze had geen smoesjes nodig! Ze was Mara, de Regerende Vrouwe van de Acoma, en ze kon met haar slaven doen wat ze wilde, zonder iemand verantwoording schuldig te zijn. De gedachte bracht haar tot kalmte en nuchterheid. Ze moest vasthouden aan haar besluit. Na de dood van haar vader en broer had haar huis aan de rand van de ondergang gestaan. Ze mocht niets doen waarmee ze het ongenoegen van de goden riskeerde. Als ze faalde, als ze haar voorgeslacht beschaamde wegens een simpele liefdesaffaire, zouden alle Acoma-getrouwen, vanaf de keukenhulpjes tot en met de Eerste Adviseur, daarvoor moeten boeten. Ze mocht noch hun jarenlange trouwe dienst, noch de eer van haar familienaam opofferen ter wille van een liaison met een slaaf. Nacoya had gelijk gehad. Kevin was een gevaar voor haar. Ze kon hem maar het beste ijskoud aan de kant zetten.  

Die verdomde barbaar, dacht ze geïrriteerd. Waarom kon hij maar niet leren zich gewoon als een Tsuranese slaaf te gedragen? Waarom kon hij zijn gevaarlijke, giftige opvattingen niet uit zijn hoofd zetten? Verdriet mengde zich met haar ergernis. En zelfverwijt. Ik ben de Regerende Vrouwe, ik behoor te weten wat ik moet doen! Maar ze moest zichzelf bekennen dat ze het niet wist. 'Verdomme!' zei ze hardop.

De bediende bij de tuindeur reageerde. 'Vrouwe?'

Mara onderdrukte een bits antwoord. 'Laat mijn zoon en zijn kindermeisje roepen. Ik wil even met hem spelen.'  

De man maakte een buiging en haastte zich weg. Mara's stemming klaarde meteen op. Niets was geschikter om haar op te monteren dan het rumoerige lachen en schreeuwen van haar zoontje, als hij achter insecten aan rende of zomaar door de tuin holde tot hij buiten adem was.  

 

Desio sloeg met zijn vlezige vuist zo wild op het tafelblad dat een kandelaar kantelde en een tiental jaden snuisterijen op het vloertapijt viel. Een nerveuze bediende schoot toe om ze op te rapen en Eerste Adviseur Incomo deed een stap opzij om hem de ruimte te geven.

'Mijn heer,' zei hij sussend, 'u moet geduld hebben.'

'Maar Mara staat op het punt een vazal te krijgen!' brulde hij. 'Die luie idioot, Jidu van de Tuscalora, heeft niet eens in de gaten wat hem te wachten staat!'

De bediende stond op, de jaden sierbeeldjes tegen zijn borst geklemd, en Desio koos dat moment om nogmaals op de tafel te timmeren. Incomo keek naar het rood aangelopen gezicht van zijn meester en naar het gestuntel van de zenuwachtige bediende die de beeldjes op hun plaats terugzette, en hij moest een zucht van ergernis onderdrukken. Hij had meer dan genoeg van de lange, vruchteloze dagen binnenshuis met deze meester, wiens brein geen spoort je van subtiliteit bezat. Tot neef Tasaio terugkeerde kon Incomo echter weinig doen en moest hij Desio's gezwam verdragen.  

'Konden we maar een overval regelen om zijn chochaoogst in brand te steken,' klaagde de Heer van de Minwanabi. 'Dan zou Jidu op de rand van bankroet staan en zouden wij hem kunnen redden met een lening die hem aan ons verplicht. Waar heeft die dikkop de voorzichtigheid vandaan om spionnen onder zijn werkvolk te mengen? Nu kunnen we het niet riskeren, want als het uitlekt is dat slecht voor onze reputatie in de raad.'

Incomo nam niet de moeite een ander, nog belangrijker bezwaar onder woorden te brengen, namelijk dat het beleid om Mara straks naar Dustari gestuurd te krijgen zoveel omkoopgeld kostte dat andere grote uitgaven problematisch werden. Bovendien was Jidu een wel zeer dubieuze kandidaat voor een lening, met zijn reputatie van gokker, drinker en hoerenloper. Als Jidu een lening kreeg van de Minwanabi zou Mara hem trouwens vast en zeker ruïneren, zodat hij helemaal niks zou kunnen terugbetalen. En dat zou ze ook doen als de rol van de Minwanabi onbekend zou blijven. Dan kwam het probleem dus volgend jaar alsnog. Incomo wilde geen adem verspillen aan het naar voren brengen van al die argumenten en bereidde zich al voor op het verduren van een volgende litanie van klachten, toen er vanuit de deuropening een nieuwe stem klonk.

'De spionnen onder de arbeiders werken niet voor heer Jidu, maar voor Keyoke,' zei Tasaio terwijl hij naar binnen kwam. 'Zij zijn ook de reden waarom tweehonderd krijgers van de Acoma zogenaamde oefeningen houden bij de grenzen met Jidu's land.'

'Keyoke!' herhaalde Desio. Zijn gezicht liep nog roder aan. 'De bevelhebber van Mara's leger?'  

Tasaio's toch al flauwe glimlachje vervaagde bijna helemaal na deze retorische vraag. 'Het is in het belang van de Acoma dat de Tuscalora een rijke chochaoogst heeft,' bracht hij zijn heer in herinnering.  

'Mara is te uitgekiend,' mopperde Desio, nu een nuance minder verhit. Toen de bediende klaar was met het neerzetten van de jaden beeldjes en zich opgelucht had teruggetrokken liet de gezette heer zich op zijn kussens zakken. 'We kunnen niet simpelweg iemand sturen om de bevelhebber te vergiftigen. Dat zou vrijwel zeker een mislukking worden - het is ons zelfs niet gelukt bij de herders te infiltreren. Uit wat we inmiddels weten over Mara's slagleider Lujan kunnen we trouwens afleiden dat we misschien weinig zouden opschieten met Keyoke's dood. Hij is nog jong en bezit die rang pas kort, maar hij schijnt heel competent te zijn. Ik zou zeggen dat ook hij gedood moet worden, maar hij bewaakt de kamers van de vrouwe zelf.' Desio zat zich weer op te winden. 'En als ik een moordenaar zo verdomd dicht in haar buurt zou krijgen liet ik natuurlijk niet die Lujan, maar Mara zelf afmaken!'  

'Precies,' zei Tasaio instemmend. Voordat Desio kon voortgaan met zijn klaagzang deed de krijger de mantel uit die hij over zijn wapenrusting droeg, wierp die een toegesnelde bediende toe, maakte een vlekkeloze buiging voor zijn neef en ging op een paar kussens zitten. 'Mijn heer,' zei hij toen, 'er heeft zich een nieuwe ontwikkeling voorgedaan.'

Incomo's gezicht klaarde op. Hij bewonderde de tact waarmee Tasaio de ongedurige woede-uitbatsting van zijn heer en meester had weten om te buigen tot nieuwsgierige aandacht. Tasaio ontblootte zijn witte tanden in een glimlach. 'Ik heb met zekerheid de identiteit van Mara's drie spionnen vastgesteld.'  

Desio bleef even stil. De laatste woede verdween van zijn gezicht en maakte plaats voor verbazing. 'Prachtig,' zei hij zachtjes. En met meer blijdschap dan Incomo sedert de dood van Desio's vader in zijn stem had horen klinken herhaalde de jonge heer het. 'Prachtig!' Hij klapte in zijn handen. 'Dit moet gevierd worden, neef!' Toen de bediende was vertrokken om een bijzonder dure en lekkere sa-wijn te halen liet Desio zich op zijn kussens zakken en keek hij Tasaio opgetogen, met voorpret in zijn ogen aan. 'Hoe ben je van plan deze verraders te straffen, neef?'

Tasaio glimlachte nog steeds. 'We zuilen ze als pionnen van onszelf gebruiken om valse rapporten naar de Acoma te sturen en Keyoke's dood te regelen.'  

'Aha!' Desio beantwoordde de glimlach van zijn neef bij het vooruitzicht van wat er te gebeuren stond. Keyoke zou worden gedood, dat bevattelijke onderdeel van het al maanden geleden ges mede plan zou nu tenminste eindelijk eens worden uitgevoerd. Hierdoor zou Mara gedwongen zijn haar troepen persoonlijk te commanderen wanneer deze naar de grensstreek werden gestuurd. En dan zou Tasaio haar kunnen vinden en doden. Hij balde zijn vuisten. Zijn genot was bijna seksueel, zo intens was het. 'Ik verheug me al op het hoofd van die Acoma-teef hier op de vloer voor me! We zuilen die spionnen vanmiddag nog die valse informatie voeren.'

Incomo had moeite om zijn ergernis te onderdrukken, maar Tasaio liet van een eventueel misnoegen over de kortzichtigheid van zijn neef niets blijken. 'Neef,' zei de krijger op effen toon, 'hoe bevredigend ook ik het zou vinden om dat meteen vandaag te doen, we moeten geduld hebben tot het moment precies rijp is. Als we Mara's spionnen nu gebruiken verraadt dat onze kennis en zijn we daarna ons voordeel kwijt. Deze mensen zijn geen simpele omgekochte bedienden, maar mannen die op hun manier vurig trouw zijn aan het huis Acoma. Zoals soldaten hebben zij vrede gesloten met de goden en zijn ze bereid meteen te sterven als dat nodig is. Zou Mara ontdekken dat wij ze ontmaskerd hebben, dan laat ze zich gewoon van die drie ontdoen. En zij zuilen veel liever op haar bevel sterven dan haar vertrouwen beschamen. Misschien zouden ze proberen te vluchten naar de veiligheid van haar landgoed, maar het is waarschijnlijker dat ze zich in hun zwaard storten. Mocht hun moed daartoe niet toereikend zijn, dan zouden we het beperkte genoegen kunnen smaken ze te executeren, maar voor de rest zou de Minwanabi er niets beter van worden.'

Incomo had nog een bijkomend argument.- 'Gegeven het feit dat Mara hier maar liefst drie spionnen heeft, zou haar spionnenmeester natuurlijk zijn uiterste best doen om ons snel een paar vervangers op ons dak te sturen. En dan zou het ons heel wat tijd kosten om die vervolgens weer op te sporen.'

Tasaio sprak zijn neef dringend toe. 'Ik zou tot de herfst niets openlijks doen. Pas tegen die tijd zal ik genoeg krijgers naar Dustari hebben gesmokkeld om een goede kans te hebben tegen het leger waarmee de Xacatecas en de Acoma de nomaden zuilen bestrijden. Laat Mara zich maar de hele zomer afvragen wat we nu eigenlijk van plan zijn. Ze zal 's nachts liggen te zweten in het donker, en spionnen sturen, maar niets wijzer worden. Zuilen we proberen haar positie op de graanmarkten te ondermijnen? Gaan we haar bondgenoten in de raad een voor een bewerken en van haar afpikken? Zijn we van plan al haar pakhuizen in de fik te steken? Ze kan zelf wel duizend manieren bedenken waarop we haar kunnen kwellen, en ze zal van allemaal woelend wakker liggen!' Tasaio boog zich naar voren. Er vonkte nu vuur in zijn amberkleurige ogen. 'En tenslotte, na de oogst, als ze uitgeput is van de zorgen, en haar nutteloze spionnen en adviseurs ten einde raad zijn, dan slaan we genadeloos toe.' Hij klapte een keer in zijn handen om het abrupte van dat toeslaan - als een zwaardslag - te illustreren. 'Keyoke sterft, plus een compagnie van Mara's beste soldaten. En misschien sneuvelt ook haar eerste slagleider, Lujan. Dan heeft het huis Acoma geen ervaren militaire leiding meer. Welke andere officier Mara ook aanwijst om de pluimen van opperbevelhebber te dragen, de man zal een functie krijgen waarvoor hij niet getraind is. En bij troepen die dertig jaar onder een en dezelfde commandant hebben gediend zal dat beslist tot onzekerheid, misschien zelfs chaos leiden.' Tasaio keek Desio recht aan en straalde zelfvertrouwen uit. 'Wel, neef, neem eens aan dat wij die chaos een handje helpen? Neem eens aan dat datzelfde leger door de Hoge Raad naar Dustari wordt gestuurd nog voordat Keyoke's as goed en wel koud is?'  

Desio's ogen lichtten op. Hoewel het plan hem even vertrouwd was als een gebed, veegde de gloedvolle herhaling zijn laatste twijfels weg. Ook zijn woede verdween. Incomo besefte heel goed hoe knap Tasaio zijn meester ook nu weer wist te manipuleren. Telkens wanneer hij opgewonden was, of in twijfel verkeerde, werd Desio instabiel en impulsief en was hij een gevaar voor het huis. Die onbezonnen, bloedige eed aan de Rode God was daarvan een goed voorbeeld. Maar Tasaio wist de zaken door zijn tact en slimheid altijd weer ten goede te keren. Tot nu toe.

Desio begon schuddebuikend te grinniken en tenslotte luid te schaterlachen. 'Neef,' hijgde hij tussen de lachstuipen door, 'je bent briljant, briljant!'

Tasaio boog bescheiden zijn hoofd. 'Alles voor uw eer, mijn heer, en voor de triomf van de Minwanabi.'

 

De zomer kwam en de zijde stalen van de Acoma verstoorden de traditionele markten in het zuiden grondig. De agenten van de gilden uit het noorden werden er volledig door verrast. Niet langer konden ze B-kwaliteit in het zuiden wegens het ontbreken van concurrentie van de hand doen voor de prijzen van A-kwaliteit. De hoeveelheid bestellingen bleek een triomf voor de Acoma en was in heel het keizerrijk het gesprek van de dag. Voorzien van genoeg opdrachten om de cho-ja's wel vijf jaar druk aan het werk te houden, had Jican wel kunnen dansen - maar hij hield zich in, want zijn meesteres was erbij. Inéén klap was de fmanciële positie van de Acoma veranderd van uiterst zorgelijk in uiterst riant. Van een befaamd en gedegen, maar niet erg kapitaalkrachtig huis was de Acoma opeens veranderd in een van de rijkste huizen van het centrale keizerrijk, met genoeg liquide middelen om eventuele bedreigingen af te weren.  

Mara moest glimlachen om de uitgelatenheid van haar hadonra. Deze overwinning op de zijdemarkt was het eindpunt van een langdurige planning, maar ze kreeg weinig tijd om van de welverdiende feestvreugde te genieten. Nog geen uur nadat ze het bericht van de veilingen had ontvangen kwam er een tweede koerier met nieuws: haar zuiderbuur, Jidu van de Tuscalora, meldde zich in eigen persoon en verzocht om een onderhoud. Waarschijnlijk wilde hij Mara zijn vazalschap aanbieden om zijn huis voor een fmanciële debacle te behoeden.

Dit veroorzaakte een koortsachtige activiteit. Mara liet haar adviseurs optrommelen om heer Jidu samen met haar in de grote zaal te ontvangen. Achter het podium liet ze een eregarde in ceremonieel tenue opstellen. Door Nacoya rechts van haar en Keyoke en Lujan links van haar te laten plaatsnemen hield de vrouwe zich keurig aan het protocol. De dikke Jidu presenteerde zich in een staatsiepak van bleekblauwe zijden stoffen en een wolk van dure parfums. Vroeger zou Mara's Tsuranese ziel genoten hebben van de aanblik van een tegenstander die voor haar op de knieën moest, vooral omdat Jidu na de dood van haar echtgenoot had geprobeerd haar af te blaffen alsof ze een onnozel tienermeisje was. Hoewel zij en haar garde bovendien waren aangevallen op bevel van deze buurman, en Mara bij die gelegenheid bijna gedood was, voelde ze toch nauwelijks een triomf bij het vernederen van deze man, die meer dan dubbel zo oud was als zijzelf. Misschien was Mara in het afgelopen jaar volwassener geworden. Zeker had het kennis nemen van Kevins merkwaardige opvattingen haar veranderd. Waar ze vroeger waarschijnlijk alleen de glorie voor het huis Acoma zou hebben gezien, zag ze nu wel degelijk ook de haat in heer Jidu's zwaar opgemaakte ogen toen hij haar zijn respect betuigde. En hoorde ze de bijklank van woede in zijn stem. En voelde ze intuïtief hoe hij zich schaamde voor deze vernederende situatie, waarvan hij wist dat ze zijn eigen schuld was. Met verkrampte schouders, en ogen waarin een onuitsprekelijke gefrustreerdheid fonkelde, gaf heer Jidu openlijk en hardop toe dat hij afhankelijk was van de genade van de Acoma.

Mara wenste bijna dat ze de situatie zou kunnen omdraaien: Jidu zijn eer laten redden, dankzij een genereus gebaar van de Acoma, en daardoor zijn dank en zijn vrijwillige steun winnen. Terwijl Jidu knarsetandend zijn laatste zinnen stamelde moest ze opeens denken aan de beschuldiging die Kevin haar die laatste ochtend dat ze elkaar hadden gezien voor de voeten had geworpen: zijn alle Tsuranese edelen geboren wreedaards?  

Toch was lankmoedigheid tegenover iemand als heer Jidu een riskante zaak. Binnen de intriges van het Grote Spel kon eigenlijk alleen door de onaantastbaar sterken genade worden verleend. Als kleinere, zwakkere partijen het deden werd het gezien als lafheid. De Heer van de Tuscalora mocht dan laks zijn in financiële zaken, hij had sterke krijgers en beschikte zelf over militaire talenten. Gezien zijn ongeneeslijke geneigdheid om veel te veel geld te spenderen kon hij waarschijnlijk gemakkelijk worden omgekocht door een vijand, dus Mara kon het zich niet permitteren hem aan haar zuidelijke grens maar zijn gang te laten gaan. Als haar vazal zou Jidu echter geen bondgenootschappen kunnen sluiten buiten de Acoma om. De eer van zijn huis zou in de handen van Mara komen te liggen, of die van haar opvolgers, in elk geval zo lang heer Jidu in leven bleef. Dat zou zelfs inhouden dat hij niet meer de vrijheid zou hebben om zich in zijn zwaard te storten, tenzij Mara hem toestemming had gegeven om te sterven.  

'U sluit harde en gevaarlijke overeenkomsten, vrouwe Mara,' waarschuwde de Heer van de Tuscalora. Zou het huis Tuscalora werkelijk gereduceerd worden tot een pion in het machtsspel van de Acoma, dan zouden zijn clanleden en volgelingen binnen de Gele-Slangpartij bepaald niet graag meer met Mara willen onderhandelen, puur uit wrok omdat een van de hunnen door de Acoma zo onder de duim werd gehouden.  

'Het Grote Spel is nu eenmaal gevaarlijk,' repliceerde Mara. Haar woorden waren geen platte gemeenplaats. Arakasi hield haar goed op de hoogte van de lopende intriges. Als een clan of een huis samenspande tegen de Acoma zou ze daar tijdig over worden ingelicht. Haar gevoelens tegenover Jidu mochten dan ambivalent zijn, haar verstand bleef onwrikbaar bij haar eerdere beslissing. 'Ik verkies het uw eed in ontvangst te nemen, heer Jidu.'

De Regerend Heer van de Tuscalora boog zijn hoofd. Edelsteentjes op zijn kleding tinkelden zachtjes toen hij onderdanig knielde om de formele woorden uit te spreken. Op een gebaar van Mara stapte Lujan naar voren met een zeldzaam metalen zwaard van haar voorouders in zijn handen, en terwijl de eerste slagleider van de Acoma de glimmende kling van het oude zwaard boven Jidu's gebogen nek hield, sprak de heer de eed van het vazalschap uit. Zijn stem klonk hees van onderdrukte haat en zijn vuisten waren in machteloze woede gebald. Na de laatste woorden van de formule stond hij op. 'Meesteres,' zei hij, pratend alsof hij zijn mond vol vergif had, 'heb ik nu uw toestemming om te vertrekken?'  

Impulsief onthield Mara hem die toestemming. Terwijl heer Jidu rood aanliep en Mara's garde in plaats van alert nu enigszins gealarmeerd leek, woog zij haar behoefte om controle uit te oefenen af tegen haar wens om deze man niet onnodig te vernederen. 'Nog een moment, Jidu,' zei ze tenslotte. Toen hij haar achterdochtig aankeek deed Mara haar best om bij hem enig begrip op te wekken. 'De Acoma heeft bondgenoten nodig, geen slaven. Geef uw wrok over mijn overwinning op en voeg u vrijwillig bij me. Daar zullen ons beider families wel bij varen.' Ze leunde achterover in haar stoel en sprak alsof ze het tegen een vertrouwde vriend had. 'Heer Jidu, mijn vijanden zouden u niet zo vriendelijk behandelen. De Heer van de Minwanabi verlangt Tan-jin-qu van zijn vazallen.' Het ouderwetse woord dat ze gebruikte beduidde een strikte vorm van vazalschap, waarbij de heer kon beschikken over leven en dood van degenen die hem trouw hadden gezworen. Onder Tan-jin-qu zou Jidu niet alleen Mara's vazal worden, maar in feite ook haar slaaf. 'Bruli van de Kehotara heeft geweigerd die abjecte vorm van dienstwilligheid voort te zetten toen hij zijn vader opvolgde, met als gevolg dat Desio de Kehotara nu allerlei bescherming en andere oude voorrechten ontzegt. Bruli betaalt deze prijs omdat hij een zekere mate van onafhankelijkheid wil behouden. Ik doe u niet de schande aan dat ik de levens van al uw onderdanen eis, Jidu.'  

De heer gaf dit feit met een klein knikje toe, maar zijn woede en schaamte werden er niet geringer door. Hij bevond zich ook allerminst in een benijdenswaardige positie, want hij was overgeleverd aan de genade van een vrouw die hij ooit had proberen te doden. Toch was er een zekere oprechtheid in Mara's stem, die hem dwong aandachtig naar haar te luisteren.  

'Ik zal een beleid uitstippelen waar onze twee huizen allebei van profiteren,' kondigde Mara aan, 'maar de dagelijkse gang van zaken op uw landerijen blijft onder uw supervisie. De winsten van uw chochahandel blijven in uw schatkist. De Acoma zal de Tuscalora geen heffing opleggen. Ik vraag niets anders van u dan dat uw eer de onze dient.' Opeens begreep ze hoe ze deze vijand zou kunnen inpalmen. 'Mijn vertrouwen in de eer van de Tuscalora is zodanig, dat ik de verdediging van onze zuidgrens zal toevertrouwen aan uw troepen. Al onze wachters en patrouilles zullen van onze grenzen met uw land worden teruggetrokken.'

Keyoke vertrok geen spier van zijn gezicht, maar hij wreef met een vinger over zijn kin - zijn oude, geheime signaal om Mara tot voorzichtigheid te manen.

Mara stelde haar opperbevelhebber gerust met een vleugje van een glimlach. Toen richtte ze haar aandacht weer op heer Jidu. 'Ik zie dat u niet gelooft dat er tussen ons vriendschap zou kunnen bestaan. Ik zal u mijn goede bedoelingen bewijzen. Om ons bondgenootschap te vieren zullen we een nieuwe gebedspoort ter ere van Chochocan oprichten bij de toegang tot uw landgoed. Voorts zal ik u een gift van honderdduizend dimi's schenken, zodat u uw schulden kunt afbetalen en de opbrengsten van de oogst van dit jaar aan uw eigen landerijen kunt besteden.'  

Nacoya zette grote ogen op bij het horen van dat bedrag, dat een vijfde was van de opbrengst van de zijde. Mara kon het zich veroorloven royaal te zijn, maar deze eregift sloeg nogal een gat in de reserves van de Acoma. Jican zou ongetwijfeld een beroerte krijgen als hij zo'n som moest overdragen aan de spilzieke Heer van de Tuscalora.

Jidu bestudeerde Mara's gezicht, maar hoe scherp hij ook keek, hij zag niets dat erop wees dat ze hem voor de gek hield. Ze meende haar woorden oprecht. 'Mijn Vrouwe van de Acoma is genereus,' zei hij zacht.

'De Vrouwe van de Acoma probeert verstandig te zijn,' corrigeerde Mara. 'Een zwakke bondgenoot is een last, geen aanwinst. Ga nu, en weet dat de Acoma u zal helpen wanneer u een beroep op ons doet, zoals wij erop rekenen dat u onze roep zult honoreren.'

Met een sierlijk gebaar gaf Mara te kennen dat Jidu nu mocht vertrekken. De Heer van de Tuscalora verliet de zaal, niet meer vertoornd, maar lichtelijk verbijsterd door deze fortuinlijke wending in zijn lot.

Toen de laatste van zijn in het blauw geklede lijfwachten de zaal had verlaten ontspande Mara zich. Ze wreef zich in haar ogen en vervloekte haar vermoeidheid. Ze had Kevin al maanden geleden weggestuurd om leiding te geven bij het ontginnen van weideland en sindsdien had ze steeds slecht geslapen.

'Mijn mooie vrouwe, laat mij u gelukwensen met uw behendige aanpak van een buitengewoon valse straathond,' zei Lujan, na een formele buiging. 'Heer Jidu heeft nu een stevige halsband om. Hij kan nog janken en blaffen, op uw bevel, maar zal niet meer durven te bijten.'

Mara moest zich inspannen om haar aandacht erbij te houden. 'In elk geval hoeven we nu geen soldaten meer in te zetten om die vervloekte brug elke dag te bewaken.'

Keyoke barstte opeens in lachen uit. Het verraste zowel Lujan als Mara, want de oude krijger toonde maar zelden plezier.

'Wat is er?' vroeg Mara.

'Uw mededeling dat u onze troepen uit het zuiden zou terugtrekken baarde me zorgen, vrouwe,' zei de bevelhebber, en hij haalde zijn schouders op. 'Maar later begreep ik dat we na het terugroepen van onze patrouilles bij de grens met de Tuscalora verschillende compagnies beschikbaar krijgen voor versterking van kritieke punten in onze verdediging. En als heer Jidu zijn noordgrens niet meer in het oog hoeft te houden kan hij zich des te krachtiger weren aan zijn andere fronten. We hebben dus in feite én een kortere grens én ettelijke extra krijgers om deze te verdedigen.'

'En met je genereuze gift, dochter,' voegde Nacoya hieraan toe, 'kan Jidu zich veroorloven zijn soldaten goed toe te rusten. Hij kan zijn leger uitbreiden en een paar neven te hulp roepen.'  

Mara glimlachte bij het horen van de lof. 'Dat zal mijn eerste... eh... verzoek aan mijn nieuwe vazal zijn. Hij heeft goede soldaten, maar te weinig. Zodra Jidu een beetje bekomen is van zijn gewonde trots zal ik hem... vriendelijk vragen zijn bevelhebber te sturen om met Keyoke te overleggen over het verdedigen van onze gezamenlijke belangen.'

Keyoke knikte ingetogen. 'Uw vader zou trots zijn geweest op uw vooruitziende blik, vrouwe Mara.' Hij boog respectvol. 'Ik moet me nu aan mijn andere plichten wijden.'  

Mara gaf hem verlof te vertrekken. Lujan boog zijn gepluimde hoofd. 'Uw krijgers zullen vandaag allemaal op uw gezondheid drinken, schone vrouwe.' Toen verscheen er een spottend fronsje op zijn voorhoofd. 'Maar misschien moeten we een kleine patrouille op pad sturen om ons ervan te verzekeren dat heer Jidu op weg naar huis niet uit zijn draagkoets tuimelt en zijn schedel breekt.'

'Waarom zou dat kunnen gebeuren?' vroeg Mara.

Lujan haalde zijn schouders op. 'Drank kan het evenwichtsgevoel van zelfs de beste man ontregelen, vrouwe. En Jidu rook alsof hij al vanaf zonsopgang bezig was geweest.'

Mara trok verbaasd haar wenkbrauwen op. 'Kon je dat ondanks al zijn parfum dan ruiken?'  

De slagleider wees op een weinig respectvolle manier naar de schede van het voorouderlijke zwaard. 'Ik moest dat ding vlak boven zijn blote nek houden,' legde hij uit.

Mara beloonde hem met een lachje, maar haar opgewekte stemming hield geen stand. Ze stuurde haar garde weg en keerde met Nacoya terug naar haar werkkamer. Ze bracht het liefste zo weinig mogelijk tijd door in de grote zaal, omdat ze daar met Buntokapi was getrouwd, maar sinds ze haar roodharige Midkemische slaaf had weggestuurd vond ze geen rust meer in eenzame afzondering. Dag na dag stortte ze zich dus in zakelijke besprekingen met Jican, of politiek overleg met Nacoya, of in spelletjes met Ajiki, die momenteel vooral verzot was op de houten soldaatjes die haar echte soldaten voor hem sneden. Maar zelfs als ze naar zijn onbekommerde veldslagen stond te kijken - hij nam het als Heer van de Acoma op tegen hele legers van de Minwanabi - kwam Mara nooit in een fantasiewereld terecht. Desio en Tasaio mochten dan op de vloer van de kinderkamer keer op keer sneuvelen, tot luidruchtig, kinderlijk genoegen van de bloeddorstige Ajiki, maar het was in de werkelijke wereld bij lange na niet uitgesloten dat deze uitgelaten jongen straks zelf de dood zou vinden, als offer aan de Rode God.  

Als ze niet piekerde over vijanden, probeerde ze soelaas te vinden voor haar hartzeer. Nacoya had haar verzekerd dat haar verlangens na verloop van tijd vanzelf zouden luwen, maar hoewel de dagen verstreken, het droge seizoen al begonnen was en de eerste overtollige nidra's al naar de markt werden gebracht, werd Mara 's nachts nog vaak wakker met een schrijnend verlangen naar de barbaar die haar had geleerd dat liefde ook teder kon zijn. Ze miste zijn aanwezigheid, zijn onbeholpen optreden, zijn rare gedachten en vooral zijn intuïtieve aanvoelen van de momenten waarop ze het meeste behoefte had aan liefde en troost, maar als vrouwe natuurlijk te trots was om dat te laten blijken.

Zijn kracht en tederheid waren op zulke momenten als een verfrissende lenteregen op een hart dat ziedde van de problemen. Die verdomde man, dacht ze vaak. Hij had haar dieper in de val gelokt dan welke vijand ook ooit zou kunnen. In dat opzicht had Nacoya misschien wel gelijk. Hij was gevaarlijker voor haar huis dan de kwaadaardigste van haar erfvijanden, want hij was al doorgedrongen tot binnen haar persoonlijkste verdedigingslinie... 

 

Een week ging voorbij, en nog een week. Mara ging op visite bij de koningin van de cho-ja's en werd uitgenodigd voor een bezichtiging van de grotten waarin de zijdemakers druk aan het werk waren om te voldoen aan de verplichtingen die tijdens de veilingen waren aangegaan. Een van de cho-ja's begeleidde haar naar het niveau binnen de korf waar ververs en wevers de laatste hand legden aan het verwerken van de glanzende draden tot soepele lappen stof. De tunnels waren schemerig en koel na het zonlicht buiten. Zoals steeds wanneer ze een korf bezocht voelde Mara zich in een andere wereld. Vliegensvlugge cho-ja's haastten zich alle kanten op, druk in de weer met hun werk, maar ondanks het zwakke, bleke licht in de gangen en hun snelle bewegingen botsten ze nooit tegen elkaar aan. Wanneer ze haar passeerden, zelfs in de nauwste tunneltjes, voelde Mara hoogstens een vederlichte aanraking.  

De eerste kamer waarin de zijden draden werden bewerkt was lang en breed, maar zo laag dat Mara voorzichtig moest voelen of haar haarspelden het plafond niet raakten. De cho-ja die haar begeleidde zei: 'Deze spinsters hebben gespecialiseerde lichamen.' Toen Mara's ogen aan het schemerlicht gewend waren zag ze glanzende, chitineuze lijven gebogen staan over rekken waaraan ruwe zijden draden hingen. Deze cho-ja's hadden een kamvormige uitstulping achter de klauwen van hun voorpoten, plus iets wat een beetje op een menselijke duim leek. Terwijl ze op hun achterpoten zaten ontwarden ze de zijden draden, die teer en breekbaar leken, en streken ze glad, waarna hun middelste ledematen het overnamen en de dunne zijden draadjes tot dikkere draden vlochten. Deze gesponnen draden verdwenen door gaten in de wand naar een belendende werkplaats, waar ze in grote ketels dampende verfstof werden gedompeld, waarna ze in weer een volgende werkplaats door cho-ja's met grote waaiers droog werden gewuifd. Tenslotte kwamen die draden uit in een hoge, lichte kamer, met een koepelvormig plafond, waar de gekleurde draden op welhaast magische wijze tot de mooiste zijden stoffen van het keizerrijk werden geweven.

De aanblik fascineerde Mara. Hier, waar het Tsuranese protocol van weinig belang was, gedroeg ze zich als een nieuwsgierig meisje en stelde honderd vragen. Ze betastte de stof en bewonderde de kleuren en de patronen. Bij een rol kobaltblauwe stof, waarin subtiele rode en okerkleurige patroontjes geweven waren, bleef ze verlekkerd staan. Heel even stelde ze zich voor hoe mooi deze stof bij Kevins rode haar zou staan, maar toen stierf haar glimlach weer weg. Waarom dwaalden haar gedachten altijd weer af naar die verdomde barbaar? Opeens had ze geen belangstelling meer voor de lappen zijde.  

'Ik wil nu graag afscheid nemen van uw koningin,' zei ze tegen haar begeleider.

De cho-ja knikte instemmend. Hun manier van denken was heel anders dan die van mensen. Voor deze begeleider was Mara's abrupte beslissing noch onbeleefd, noch vreemd.

Ach, hoeveel simpeler moest het leven van een cho-ja wel zijn, dacht Mara. De arbeiders hadden uitsluitend te maken met het heden en met de taken die hun waren toebedeeld. Ze konden zich rustig laten leiden door hun koningin, want die had uitsluitend het welzijn van de hele korf op het oog. De glimmend zwarte schepsels werden niet gekweld door de duizend verlangens waar een menselijk lichaam naar smachtte, en in hun geest heerste ongetwijfeld rust en vrede.  

Mara keerde terug naar de kamer waarin de koningin resideerde. Vandaag hield Mara's nieuwsgierigheid zich rustig. Ze was niet van plan de koningin voor de zoveelste keer te vragen het geheim van de zijdemakerij aan haar te verklappen, noch had ze deze keer zin in haar gebruikelijke bezoekje aan de cho-jakinderkamers, waar hun grappige jonkies op broze benen hun eerste wankele stapjes probeerden te doen.

Onderweg werden ze tegengehouden door een gepluimde krijger, die een vlijmscherp gekartelde voorpoot - hun tweede, natuurlijke zwaard - dwars voor haar hield. De scherpe kant was weliswaar weggedraaid, dus het gebaar impliceerde vriendelijkheid, maar Mara begreep niet wat de bedoeling was. Cho-ja's dachten niet als individuen, maar als lid van een collectief - de gehele bevolking van een korf - en volgden simpelweg een sturend bewustzijn, dat van hun koningin. Daardoor konden ze snel reageren, maar ook angstaanjagend snel van stemming of bezigheid veranderen.

'Vrouwe van de Acoma,' zei de krijger. Hij hurkte neer en gaf haar met wuivende hoofdpluimen de buiging die hij ook voor zijn koningin maakte. Nu herkende Mara de bevelhebber van de korf, Lax'l. Gerustgesteld knikte ze hem toe, op de manier die iemand van zijn rang toekwam. 'Wat wenst uw koningin?'

Lax'l ging weer staan, en zijn standbeeldachtige roerloze houding contrasteerde fel met de jachtigheid van de stroom passanten. 'Mijn koningin verlangt niets van u, en wenst u een goede gezondheid toe. Ze heeft me gestuurd om u te berichten dat een koerier uit uw landhuis enigszins dringend uw aanwezigheid vraagt. Hij wacht boven de grond.'  

Mara zuchtte gefrustreerd. Ze had verwacht die hele ochtend vrij te zijn. Pas laat in de middag zou ze met Jican over de verkoop van nidra's overleggen. Er moest iets gebeurd zijn, al was het nu laat in de zomer en lag het Spel min of meer stil, omdat de meeste heren het druk hadden met de jaarlijkse oogst en het financiële beheer van hun landerijen. 'Dan zal ik helaas naar huis moeten,' zei Mara op spijtige toon tegen Lax'l. 'Wilt u uw koningin mijn verontschuldigingen overbrengen?'  

De bevelhebber van de cho-ja's boog zijn hoofd. 'Mijn koningin zendt u haar groeten en heeft de hoop uitgesproken dat u geen onfortuinlijk nieuws te wachten staat.' Op een teken van Lax'l werd Mara vervolgens regelrecht naar buiten gebracht. Daar stond ze eerst een poos met haar ogen te knipperen tegen het felle zonlicht, waarna ze te midden van de slaven bij haar draagkoets twee gepluimde officieren zag staan wachten. De ene was Xaltchi, een jonge man die door Keyoke nog niet lang geleden was gepromoveerd wegens zijn kwaliteiten als karavaanbewaker. De andere, wiens pluimen hoger en breder uitwaaierden, kon alleen Lujan zijn. Verbaasd dat deze hoogstpersoonlijk een boodschap kwam brengen en niet een mindere had gestuurd of gewoon een slaaf, fronste Mara haar voorhoofd. Het ging waarschijnlijk om zeer vertrouwelijk nieuws. Ze nam met verstrooide beleefdheid afscheid van de cho-ja die haar begeleidde en haastte zich naar haar slagleider, die haar naar buiten had zien komen en al met grote passen naar haar toe kwam.  

'Mijn vrouwe,' begroette Lujan haar, na een gehaaste, maar correcte buiging. Hij leidde haar naar een rustig plekje, buiten de drukte van de af en aan lopende cho-ja's. Buiten ieders gehoorsafstand, ook die van de dragers, zei Lujan: 'Vrouwe, u hebt een bezoeker. Jiro van de Anasati is momenteel in Sulan-Qu. Hij wacht op uw bericht. Zijn vader, Tecuma, heeft hem gestuurd om een kwestie te bespreken die te gevoelig ligt om aan gewone gezanten toe te vertrouwen.'  

Mara's frons werd dieper. 'Ga terug en stuur een koerier naar de stad,' instrueerde ze haar slagleider. 'Ik zal Jiro onmiddellijk ontvangen.'

Lujan bracht haar naar de draagkoets, hielp haar bij het instappen en nam met een buiging afscheid. Daarna rende hij weg over het pad dat naar Mara's landhuis leidde. De dragers namen de draagpalen op hun schouders. Begeleid door Mara's kleine militaire escorte, onder bevel van Xaltchi, volgde de stoet Lujan, zij het veel langzamer.  

'Sneller,' beval Mara van achter haar gordijntje. Ze moest moeite doen om haar bezorgdheid niet te laten doorklinken in haar stem. Voordat zij met Buntokapi van de Anasati was getrouwd, was dat oude huis de belangrijkste erfvijand van de Acoma geweest, slechts met uitzondering van de Minwanabi. Aangezien Mara vervolgens de zelfdoding van haar echtgenoot had uitgelokt, had de familie thans meer redenen dan ooit om haar te haten. Alleen hun gezamenlijke belang bij Ajiki, zoon van Bunto en kleinzoon van heer Tecuma, had tot een soort gewapende vrede tussen de beide huizen geleid. Dit was dus echt een vrede die voortdurend aan een zijden draadje hing. Tecuma zou aan een flinterdun voorwendsel genoeg hebben om Mara uit de weg te ruimen en als regent van de Acoma op te treden tot Ajiki oud genoeg was om zelf de titel van heer aan te nemen.  

Een kwestie die zelfs voor een gezworen gezant te gevoelig was zou hoogstwaarschijnlijk geen goed nieuws zijn. Mara kreeg een strak gevoel in haar maag. Ze had de intrigekunsten van haar vijanden nooit onderschat, maar doordat er de laatste tijd zo weinig concrete dreigingen waren geweest was ze misschien gevaarlijk ver naar nonchalance en laksheid afgezakt. Ze bereidde zich geestelijk voor op een moeilijk gesprek. Verder moesten er vijfhonderd gewapende soldaten in gereedheid staan, plus een erewacht van twaalf in de zaal waar ze Jiro zou ontmoeten. Als het er minder waren zou hij zich terecht beledigd voelen.

Mara liet haar hoofd op de kussens rusten. Onder haar dunne zijden jurkje transpireerde ze hevig. Het was om gek te worden, maar tussen alle plannenmakerij door, zaken van leven en dood, moest ze voortdurend aan die barbaarse slaaf denken, die nu ergens in de brandende zon andere slaven stond te commanderen bij het timmeren van bijna manshoge schuttingen, zes planken hoog, om nieuwe nidraweiden heen. Ze had genoeg andere problemen aan haar hoofd om niet ook nog te moeten bedenken wat ze hierna met Kevin zou moeten aanvangen. Misschien kon ze hem maar het beste verkopen! Dat idee zette ze echter meteen weer van zich af. Ze kon heus wel een andere klus bedenken om hem uit haar buurt te houden.

 

Mara nam haar plaats in, naast de ingang van het landhuis, toen Jiro met zijn draagkoets en escorte naderde. Haar Eerste Adviseur stond aan haar zijde. Ze zag er ongelukkig uit in haar kostbare, met juwelen overladen gewaden. Hoewel Nacoya genoot van de autoriteit die haar nieuwe positie haar had gegeven, zou ze wat sommige dingen betrof toch maar liever een kindermeisje zijn gebleven. Het dragen van staatsiekleding was een van die dingen. Als Mara minder zenuwachtig was geweest had ze waarschijnlijk geglimlacht bij de gedachte dat de oude kindermeid zich nu kribbig, maar machteloos het gefriemel en gefrutsel van kamermeisjes moest laten welgevallen - precies het gedoe dat Mara, op aandringen van diezelfde Nacoya, haar hele leven al had moeten verduren. Alleen in de tempel van Lashima was dat de jonge telg van de Acoma tijdelijk bespaard gebleven - maar die periode leek al een eeuw geleden.  

Mara keek nog eens om zich heen om te zien of alles in orde was. Te midden van de menigte bedienden, soldaten en slaven miste ze slechts een persoon. 'Waar is Jican?' vroeg ze fluisterend aan Nacoya.

De Eerste Adviseur bracht een hand naar haar hoofd om een los geraakte haarpin tot de orde te roepen. Ze deed het zo geërgerd en onbeheerst dat het wel duidelijk was dat ze uit een middagdutje was gewekt, en dan nog wel om iemand te begroeten waar ze de pest aan had. Nacoya's afkeer van Buntokapi strekte zich namelijk uit tot al zijn verwanten, en hoewel Mara wist dat de oude vrouw zich keurig aan het protocol zou houden, kon het huishouden zich maar beter alvast voorbereiden op diverse dagen van wrokkige reacties achteraf.  

'Uw hadonra is in de keuken om de koks te vertellen dat ze alleen de beste kwaliteit fruit mogen serveren,' antwoordde de voormalige kindermeid gespannen.  

Mara trok een wenkbrauw op. 'Hij is nog betuttelender dan jij! Alsof ze in de keuken niet weten wat ze moeten serveren. Het gaat toch om de eer van de Acoma?'

'Ik heb Jican gezegd dat hij een oogje in het zeil moet houden,' fluisterde Nacoya. 'De koks zouden in de verleiding kunnen komen onze Anasatische gast iets minder lekkers aan te bieden. Hun eergevoel is ietsje anders dan het jouwe, dochter.' Buntokapi had zich in de keukens dus ook niet populair gemaakt. Toch was Mara ervan overtuigd dat haar chef-kok het huis Acoma niet te schande zou maken door zoiets kinderachtigs als het aanbieden van rot fruit of een zuur vruchtendrankje - hoe graag hij dat misschien ook zou willen doen.  

Mara wierp een snelle blik op Nacoya. In stilte verweet ze zichzelf dat ze haar huisbedienden te gemakkelijk als meubelstukken was gaan zien. Het was niet eerder bij haar opgekomen dat zij Bunto's wreedheden evenzeer hadden gehaat als zij. Misschien hadden zij nog wel erger te lijden gehad onder zijn woeste terreur tijdens zijn kortstondige almacht als Heer van de Acoma. Mara besefte opeens dat ze wel eens wat meer medeleven had mogen tonen. Als zij een keukenmeisje was geweest - of haar vader of broer of minnaar - dat door Bunto met geweld naar zijn bed was gesleept, dan zou ze diens broer, deze Jiro, met liefde het allersmerigste hebben gevoerd wat ze op de mesthoop had kunnen vinden! Mara moest bijna glimlachen bij het idee. 'Help me onthouden dat ik meer aandacht moet hebben voor de gevoelens van mijn personeel, Nacoya, anders word ik even koud en onverschillig als Bunto was.'  

Nacoya beperkte zich tot een knikje. Er was geen tijd meer om te praten, want de in rood en geel geschilderde draagkoets was op het voorplein aangekomen. Mara speelde met de armband van jade en smaragd om haar pols en deed haar best er zo waardig mogelijk uit te zien terwijl Jiro's dragers de koets vlak voor haar deur lieten zakken en zijn garde zich aan weerszijden opstelde.

Op het allerlaatste moment voegde Jican zich alsnog bij hen. Hij ging naast Nacoya en Tasido staan. De laatste commandeerde als oudste slagleider Mara's erewacht. Mara wenste dat Keyoke of Lujan aanwezig was en bekeek de soldaten van Jiro's garde met samengeknepen ogen. Ze stonden er niet bepaald ontspannen bij, maar eerder alsof ze elk moment hun wapens konden trekken. Dat was eigenlijk wel te verwachten geweest, maar in deze omstandigheden zou ze liever geen stokoude, door jicht geplaagde slagleider als gardecommandant hebben gezien. In normale tijden zou Tasido allang met pensioen zijn geweest, en zijn laatste jaren in alle rust doorbrengen in een woning bij de rivier, maar momenteel kon de Acoma nog geen soldaten missen, en zeker geen ervaren officieren.

Mara had Jiro niet meer gezien na haar huwelijks dag, nu vier jaar geleden. Nieuwsgierig, maar ook voorzichtig, zag ze de jongeman uit zijn draagkoets stappen. Hij was goed gekleed, maar niet in de opzichtige stijl waaraan zijn vader de voorkeur gaf. Zijn mantel was van zwarte zijde, spaarzaam afgezet met rode tresjes. Zijn riem was smaakvol versierd met schelpen en gelakte knopjes, en hij droeg zijn haren kortgeknipt, op de soldatenmanier. Hij was langer dan zijn broer Buntokapi was geweest. Hij was ook slanker en bewoog zich aanzienlijk sierlijker. Zijn gezicht, met hoge jukbenen en een hautaine mond, leek op dat van zijn moeder. Zijn vierkante kaken voorkwamen dat hij er een beetje verwijfd uitzag, hoewel zijn handen zo delicaat waren als die van een vrouw. Het was een knappe man, afgezien van een zweem van wreedheid rond zijn ogen en zijn lippen.

Jiro's buiging was van een sarcastische perfectie.

'Welkom in het huis van de Acoma,' begroette Mara hem, zonder een spoortje van gevoel in haar woorden te leggen. Ze beantwoordde zijn buiging, maar geen tel langer dan strikt nodig was, zulks bij wijze van bits commentaar op de buitensporige omvang van zijn gewapende garde. Aangezien zij de hoogste in rang was, wachtte ze tot haar gast het gesprek officieel zou openen. Nadat Jiro een poos opzettelijk had getreuzeld in de hoop dat Mara zou blunderen door hem te vragen hoe hij het maakte, zei hij tenslotte: 'Gaat het goed met u, vrouwe?'  

Mara gaf een knikje. 'Mij gaat het goed, dank je. Gaat het jou goed, Jiro?'

De jongeman glimlachte, maar zijn blik bleef kil als die van een slang. 'Heel goed, en zo ook mijn vader, die me heeft gestuurd.' Zijn hand rustte als terloops op de schede van de dolk aan zijn riem. 'Ik kan zien dat het jou ook goed gaat, Mara, en dat je door het moederschap zo mogelijk nog mooier bent geworden. Het is jammer dat een zo aantrekkelijk iemand op zo jeugdige leeftijd weduwe moet zijn. Echt zonde.'

Hoewel zijn toon volmaakt beleefd was, grensden zijn woorden aan het beledigende. Dit bezoek was niet bedoeld om verzoening te bereiken. Zijn houding en toon naderden die van een heer die een van zijn vazallen bezoekt. Mara tilde haar rok op en stapte voor Jiro uit naar binnen, waardoor deze niets anders kon doen dan als een bediende achter haar aan lopen. Als ze hem te veel ruimte gaf voor zijn doortrapte salonspelletjes, wist hij haar misschien te manipuleren om hem langer dan alleen vanmiddag te ontvangen. Aangezien Tecuma verwachtte dat de jongen alles zou uitvissen wat hij over de Acoma te weten kon komen, moest Mara zorgen dat hij geen excuus kon vinden om in haar huis te overnachten. Bedienden hadden verfrissingen klaargezet in de grote zaal. Mara nam plaats op het podium. Ze wees Nacoya de plaats rechts van haar aan en gaf Jican de door hem vurig begeerde toestemming om zich terug te trekken. Toen wenkte ze Jiro dat hij het zich gemakkelijk mocht maken op de kussens tegenover haar. De plek die ze hem toewees was die van een gelijke, en wegens deze vrijwillige hoffelijkheid van haar kant kon hij onmogelijk protesteren tegen het feit dat Tasido en zijn gardeleden nu achter zijn rug stonden. Je eigen garde op het podium zetten werd slechts gedaan tijdens onderhandelingen tussen strijdende partijen. Aangezien dit formeel gesproken niet het geval was, moest Jiro's garde dus bij de deur blijven staan. Een van Mara's oudste bedienden bracht Jiro een kom water, om zijn handen te wassen, en een handdoek. Ook informeerde hij beleefd wat Jiro zou willen drinken, en de timing was zodanig dat de gast een poosje volledig in beslag werd genomen door futiliteiten. De Vrouwe van de Acoma nam vervolgens het woord voordat Jiro de kans had gekregen het initiatief naar zich toe te trekken. 'Aangezien een man niet zo'n kluit soldaten nodig heeft om de weduwe van zijn broer te troosten, neem ik aan dat je pa een boodschap voor me heeft?'

Jiro verstijfde. Hij herstelde zich bewonderenswaardig snel, en keek op. Mara had hard toegeslagen, en raak. Ze had de herinnering aan zijn broer, die was gestorven in het belang van de Acoma, een trap na gegeven. Verder had ze geïnsinueerd dat Jiro zijn weduwe op een veel intiemere manier wilde 'troosten' dan volgens de Tsuranese zeden aanvaardbaar was. En tenslotte had ze opgemerkt dat hij slechts een loopjongen van zijn vader was. Alles bij elkaar was het een verbaal equivalent van een oorvijg. De blik die de zoon van de Anasati haar toewierp was ijzig, en vervuld van een peilloze haat.

Mara moest een huivering onderdrukken. Aan Nacoya's strakke, bleek op elkaar geknepen lippen zag ze dat ze een fout had gemaakt. Ook begreep ze dat ze Jiro's vijandigheid had onderschat. De jongen verachtte haar met een passie die zijn jaren verre te boven ging. Nu hij daar zo kil zat te zwijgen besefte Mara dat hij op de loer zou blijven liggen als een loerende relli in een moeras, wachtend op het juiste moment, geduldig. Hij zou pas toeslaan als de val helemaal klaar was, als hij absoluut zeker was van zijn overwinning.

'Ik zal de geruchten over de voorkeuren van de vrouwe inzake haar minnaars sedert het verlies van haar edele echtgenoot niet herhalen,' zei Jiro met een zo heldere dictie dat zijn woorden, zonder stemverheffing gesproken, ook voor het personeel op de gang duidelijk verstaanbaar waren. Om te benadrukken hoe laag-bij-de-gronds hij dat onderwerp vond bracht hij nonchalant zijn glas naar zijn lippen, alsof hij zijn mond wilde spoelen. 'En inderdaad heb ik belangrijke zakelijke bezigheden in Sulan-Qu even onderbroken om hier langs te komen, op suggestie van mijn vader. Hij heeft horen praten over geheime ontmoetingen tussen bepaalde leden van de raad, welke naar zijn mening kunnen duiden op intriges die gevaar betekenen voor zijn kleinzoon, Ajiki. Jij bent de regente namens de erfgenaam van de Acoma, en daarom wil hij je een waarschuwing doen toekomen.'

'Uw woorden zijn nogal vaag,' zei Nacoya, en ze liet het cynisch klinken - de toon van een oudere vrouwen ervaren kinderverzorgster, die jongeren al heel wat onzin heeft horen uitkramen. 'Maar aangezien noch de Anasati, noch de Acoma iets te winnen heeft als Ajiki zijn erfenis misloopt, zou u misschien iets specifieker kunnen zijn.'

Jiro boog zijn hoofd, heel misschien een beetje spottend. 'Mijn vader weet er het fijne niet van, Eerste Adviseur en waarde vrouwe. Zijn bondgenoten hebben er niet rechtstreeks met hem over gesproken, hetgeen hij wijt aan grote omkoop sommen. Hij heeft echter ogen en oren op strategische plaatsen, en die zien en horen voor hem, en hij wilde graag dat je zou weten, Mara, dat partijen die de Minwanabi gunstig gezind zijn meer dan eens in het geheim bijeen zijn geweest. Van de Omechan is vernomen dat ze heer Desio openlijk hebben gecomplimenteerd met zijn zelfbeheersing na het affront door de Acoma. En hoewel de Omechan machtig zijn, moeten ze voorzichtig optreden, want in de Alliantie voor de Krijg zijn ze al bijna helemaal afhankelijk van de Minwanabi. Niet alleen de Omechan hebben Desio's koelbloedige planning toegejuicht, en die instemming is niet in het belang van je erfgename. Om kort te gaan, vrouwe, wil ik alleen maar zeggen dat je in de Hoge Raad weinig bondgenoten hebt.'  

Mara wenkte een bediende om het dienblad bij Jiro weg te halen. Hij had niets aangeraakt. Hoewel ze het jammer vond dat Jicans inspanningen om het beste fruit geselecteerd te krijgen niet beloond werden, had ze niet eens zelf het geduld om een hapje te proeven. Ze voelde zich te gespannen. De manier waarop Jiro voortdurend met spiedende oogjes om zich heen keek beviel haar niet. Het leek alsof hij alle details in zijn geest wilde prenten - de zaal, de bedienden, de soldaten, de deuren, de vensters. Als een officier die, kort voor een aanval, zo maar even in het kamp van de vijand mocht rondkijken. Jiro, die op geen stukken na zo direct van karakter was als zijn oudere broer, Halesko, bezat de capaciteiten die bij zijn ambities pasten, zoals het vermogen om zich dubbelzinnig uit te drukken. Mara probeerde te ontdekken in hoeverre hij de waarheid sprak en in hoeverre hij overdreef om haar angst aan te jagen. 'Wat je zegt is me niet geheel en al onbekend, Jiro, althans in algemene zin. Je vader had je niet uit je importante bezigheden hoeven weg te rukken als je me alleen dit te melden hebt,' zei ze, een beetje uitdagend. 'Een gezworen gezant had kunnen volstaan.'  

Jiro reageerde gemaakt nonchalant. 'Dit is een familiekwestie,' antwoordde hij. 'Mijn vader wilde dat je goed begreep dat de intrige binnen de raad diep verborgen is en heel slim in elkaar zit. Hij wilde zijn zegslieden niet in gevaar brengen door zoiets aan een gehuurde gezant toe te vertrouwen. Het zenden van een beëdigde gezant zou in de gildeboeken genoteerd worden en voor speurende vijanden dus niet onopgemerkt blijven. Desio heeft zich de toegang tot alle gildeboeken in heel Sulan-Qu gekocht. Een boodschap afkomstig van de Anasati zou veel te opvallend zijn.' Jiro vervolgde op een toon die een glimpje ironie liet doorschemeren: 'Maar niemand plaatst een vraagteken bij een oom die een vaderloos neefje opzoekt.'

'Zelfs niet als deze hiervoor belangrijke transacties moet onderbreken en het vaderloze neefje pas drie jaar oud is?' informeerde Nacoya honingzoet.

Jiro bloosde niet eens, hetgeen een blijk van grote zelfbeheersing mocht heten. 'We zijn geen van allen in een positie om beschuldigingen uit te wisselen, zoals de Eerste Adviseur van mijn broers weduwe kan weten. Het kan trouwens nooit kwaad dat Desio denkt dat we geheimen met elkaar delen. Dan kan hij zich daar het hoofd over breken.' De manier waarop hij Mara aankeek getuigde van een nerveus makende mengeling van begeerte en haat.

Mara keek Jiro langdurig zo strak aan dat hij zich wel ongemakkelijk moest gaan voelen. Zijn familie had Buntokapi als een lastige bijkomstigheid behandeld. Het was te wijten aan hun eigen nalatigheid om hem goed op te voeden dat Mara een opening had kunnen vinden om hem te exploiteren en de dood in te jagen. Hoewel ze niet trots was op het feit dat ze misbruik had gemaakt van zijn onbeholpenheid en zijn gefrustreerde begeerten, was dat precies wat ze had gedaan.

Jiro's veeleisende gezelschap moe, en gepikeerder dan ze wilde toegeven over die aangestipte roddels over Kevin, stuurde Mara aan op een afronding van het bezoek. 'Dank je voor het nieuws van Desio's omkoping van de handelsgilden. Zoiets is altijd waardevol om te weten. En ook voor je informatie over de Omechan en hun bereidheid om de Minwanabi te steunen. Je hebt je plicht tegenover je vader gedaan, niemand kan het ontkennen. Ik zou je nu niet graag langer afhouden van je gewichtige bezigheden in Sulan-Qu.'  

Jiro produceerde een spottend glimlachje en sprak de zin waarmee zij had willen eindigen: 'Tenzij ik voor mijn vertrek een maaltijd zou willen gebruiken, die je dan door je bedienden met de uiterste zorg zult laten klaarmaken?' Hij schudde van nee. je gezelschap is zonder gelijke, maar ik ben door omstandigheden gedwongen het af te slaan. Ik zal vertrekken.'  

'Zonder zelfs maar een blik te werpen op het vaderloze neefje dat u kwam opzoeken?' vroeg Nacoya, hatelijker dan ooit. Ze richtte haar slimme oogjes op haar meesteres. 'Uw gast heeft een hoge dunk van uw discretie, indien hij meent dat dit feit nooit vreemde oren zal bereiken.'

Nu veranderde Jiro wel van kleur, maar hij werd wit, niet rood, en niet uit schaamte, maar uit ergernis. Hij ging staan en maakte een kleine buiging voor Mara. 'Ik zie dat de regente van de Acoma-erfgenaam veel leert door zure oude vrouwen in haar nabijheid te houden.'

'Zij kunnen impertinente jonge mannen gemakkelijker op hun plaats zetten dan hun jongere, mooiere zusters dat kunnen,' zei Mara terwijl ze eveneens ging staan. 'Doe je vader mijn groeten, Jiro.'

Het feit dat de jonge edelman geen titel bezat die Mara aan zijn naam had behoren te laten voorafgaan zat hem kennelijk vreselijk dwars. Blij met dit plotselinge inzicht in tenminste een deel van de oorzaak van zijn frustratie leidde Mara haar gast naar buiten. Hij stapte in zijn draagkoets zonder nog een keer naar haar om te kijken en schoof de gordijntjes al dicht terwijl zij nog bezig was de obligate afscheidswoorden te spreken en hem goede reis te wensen. Toen de dragers hun hoogwelgeboren last hadden opgetild en de garde zich in twee rijen had opgesteld en begon weg te marcheren, slaakte Nacoya een zucht van verlichting. 'De goden gedankt dat je deze niet hebt getrouwd, dochter van mijn hart. Hij is veel slimmer dan goed voor hem is.'

'Hij draagt me geen vriendschap toe, dat staat wel vast.' Mara keerde terug naar de schaduwen binnen haar huis, een diepe frons op haar voorhoofd.

Nacoya keek haar meesteres onderzoekend aan. 'Wat had je dan verwacht, nadat je zijn jongere broer had gekozen in plaats van hem? Vanaf het moment dat jij en Tecuma het eens waren over je huwelijk met Buntokapi is deze jongen je gaan haten. Hij beschouwde zichzelf als de betere kandidaat voor jou en je titel. Hij zal die wrok tot en met zijn sterfbed met zich meedragen. Sterker nog, zijn haat is dubbel zo sterk, want in zijn hart begeert hij je. Hij zou je nog steeds accepteren, mits je hem maar toeliet in je bed.' De oude vrouw zuchtte. 'Toch zou hij je achteraf nog steeds doden, dochter, want dit is er een, vrees ik, die voortdurend wordt opgevreten door jaloezie.'  

Mara pakte een loshangend sliert je van haar haren vast en liet haar hand toen weer zakken. Het zeldzame metaal van haar armbanden rinkelde. 'Bij Lashima, de trots van die mannen wordt ook wel erg snel gekrenkt, zeg!' Haar ogen verrieden een verdriet dat niets te maken had met Jiro's kwaadheid over het feit dat zij hem had afgewezen.  

Nacoya stak haar vinger op. 'Jij denkt weer aan die waardeloze barbaar.'

Mara ontkende glashard. 'Kevin heeft hier niets mee te maken. Waarom komt Jiro dit hele eind en doet hij zo zijn best om me te provoceren, allemaal onder het voorwendsel dat zijn vader wat vage informatie heeft over clandestiene ontmoetingen tussen leden van de raad?'

Nu keek Nacoya geschokt. 'Mijn vrouwe, u zou er goed aan doen de waarschuwingen van heer Tecuma ernstig ter harte te nemen. Hij heeft misschien minder spionnen dan u, maar ze zijn zeker even talentvol. Vergeet nu maar dat Jiro's passies de boodschap misschien wat vertroebeld hebben. U bevindt zich in zeer ernstig gevaar.'

Mara wuifde de bezorgdheid van haar Eerste Adviseur geïrriteerd weg. 'Nacoya, ik heb genoeg echt belangrijke dingen aan mijn hoofd. Ik heb geen tijd om me met onbenulligheden bezig te houden. Als er binnen de raad belangrijke intriges gaande waren, zou Arakasi's netwerk ons dat beslist hebben gemeld.'  

Er viel zonlicht naar binnen door een halfopen venster, en in dat felle licht zag het gerimpelde gezicht van de Eerste Adviseur er opeens uit als een karikatuur van een oud besje. 'Vrouwe,' zei ze ernstig, 'u vertrouwt veel meer op Arakasi's spionnen dan goed voor u is. Het zijn maar mannen. Ze kunnen niet in Desio's geest kijken, ze kunnen niet alle gefluister achter alle gesloten deuren opvangen. Ze kunnen ieder voor zich telkens maar op één plaats tegelijk zijn. En omdat het stervelingen zijn, kunnen ze bovendien misleid of omgekocht worden.'

'Nacoya, je maakt je meer zorgen dan je plicht is. Je hebt mijn permissie om je terug te trekken en iets leuks te gaan doen.' Terwijl Nacoya zich na een stramme buiging verwijderde, begon Mara aan haar zware staatsiekleren te trekken. Ze wilde een bad en gemakkelijke kleren, en daarna misschien wat muzikanten om haar aan het lachen te maken. Haar ochtend bij de cho-ja's leek al heel lang geleden. Jiro's ijzige, berekende vijandigheid zat haar veel meer dwars dan Tecuma's bezorgdheid over intriges binnen de raad. En ze miste Kevin verschrikkelijk. Opeens snakkend naar zijn vriendelijke aanwezigheid gaf ze haar loopjongen impulsief opdracht een klerk te halen. Toen deze was gearriveerd met zijn krijtjes en een stapeltje leien maakte ze meteen korte metten met zijn beleefdheden. 'Ga naar de nieuwe weiden en bestudeer de arbeiders daar. Noteer alles wat er gebeurt en vooral wat de roodharige opzichter van de slaven doet. Ik wil alles precies weten, zodat ik de effectiviteit van hem en zijn ploeg kan beoordelen.'  

De klerk maakte een diepe buiging en pakte zijn tas weer in. Het was niet aan hem om vragen te stellen bij wat zijn meesteres wenste, maar hij had een verwonderde blik in zijn ogen, want de vrouwe hield zich nu bezig met een detail dat normaliter tot de werkzaamheden van de hadonra behoorde. In alle jaren sinds zijn leertijd had de klerk nog nooit een zo merkwaardig verzoek gekregen.