20 Onrust
Mara keek toe.
Door een open venster van haar werkkamer zag ze een koerier aankomen uit de richting van de Keizerlijke Hoofdweg in de verte. De gespierde jongeman droeg slechts een lendendoek en de rode muts die aangaf dat hij tot een commercieel koeriersgilde behoorde. Hoewel ze niet zo machtig waren als een van de grote huizen, dwongen deze gilden genoeg ontzag af om ervoor te zorgen dat hun koeriers door het rijk konden reizen zonder dat iemand het waagde ze lastig te vallen.
Toen de koerier het huis naderde liep Keyoke hem met zijn kruk tegemoet. 'Voor de Vrouwe van de Acoma!' riep de boodschapper uit.
De Adviseur voor Oorlogszaken nam de verzegelde rol perkament van hem aan en gaf de koerier een schelpmunt met het wapen van de Acoma erin gegraveerd bij wijze van symbolisch ontvangstbewijs.
De koerier boog eerbiedig. Hij bleef niet om iets tot zich te nemen, maar draaide zich meteen om en verdween bijna even snel als hij was gekomen.
Mara zag het met bezorgdheid aan. Koeriers van het Rode Gilde waren zelden de brengers van goed nieuws. De hand die ze Keyoke toestak toen hij haar het perkament kwam brengen trilde dan ook. Het zegel herkende ze meteen: dat van de Anasati. Nog voordat ze iets had gelezen wist ze het al: Tecuma was dood.
Kevin zag het vanuit de deuropening met ongeruste ogen aan. 'Is de oude heer gestorven?'
'Niet helemaal onverwacht,' zei Mara, en ze legde het korte briefje zuchtend neer. Ze wierp een snelle blik op de overzichten van haar snelgroeiende zijdehandel, waar ze zojuist nog schoon genoeg van had gehad, maar waar ze zich nu weer graag in zou verdiepen - een veilige enclave buiten de echte probleemgebieden. 'Ik ben bang dat we Nacoya's raad moeten inwinnen.'
Mara ging haar Adviseur voor Oorlogszaken voor naar de kamer tegenover de kinderkamer, waar Nacoya ook na haar promotie tot adviseur per se had willen blijven wonen. Toen ze het met bloemen beschilderde kamerscherm begon open te schuiven klonk er van binnen een schelle stem. 'Ga weg, ik heb niets nodig!'
De Vrouwe van de Acoma keek hoopvol naar Keyoke, maar deze schudde zijn hoofd. Hij ging liever een frontale strijd met drie zwaardvechters tegelijk aan dan dat hij voorop liep bij deze inval. Mara zuchtte, schoof het scherm opzij en stapte naar binnen. Nacoya sprong geschrokken op van de stapel kussens en dekens op haar slaapmat. 'Mijn vrouwe!' riep ze uit. Vergeef me! Ik dacht dat u de bediende van de heler was, met nieuwe zalfjes en drankjes.' Ze snoof en wreef met een hand over haar rode neus. 'En op ziekenbezoek zit ik ook niet te wachten.' Ze hoestte. De oude vrouw lag met koorts en een kou te bed. Haar witte haren piekten slordig alle kanten op en ze had rode kringen om haar ogen. Haar gezicht deed verder nog het meest aan verkreukeld nat perkament denken. De handen die de deken vastgeklampt hielden zagen er akelig broos uit. Bij het zien van Keyoke wist Nacoya echter toch nog authentieke verontwaardiging op te brengen. Vrouwe, wat een wreedheid om een man naar het ziekbed van een vrouw mee te brengen, zonder enige waarschuwing!' Ze bloosde erbij, maar keek Mara kwaad aan, en vervolgens de oude krijger. 'Jij, ouwe soldaat, jij had beter moeten weten! Ik laat niet naar me staren, hoor je?'
Mara knielde naast haar Eerste Adviseur op de grond en probeerde haar medeleven, dat Nacoya zo dapper afwees, niet al te duidelijk te laten blijken. Nacoya's leeftijd maakte elke ziekte een gevaar, zoals het nieuws van vandaag weer eens had aangetoond. Tot voor kort had Nacoya's frêle, pezige gestalte een ijzeren gestel verborgen en had ze onverwoestbaar geleken. Maar nu ze hier snipverkouden op haar kussens lag was de tol der jaren pijnlijk zichtbaar en zag Nacoya er zeer kwetsbaar, zeer sterfelijk uit.
Mara gaf haar een klopje op haar gerimpelde hand. 'Moeder van mijn hart, ik ben alleen hier omdat ik je raad dringend nodig heb.'
De toon waarop ze het zei rukte Nacoya los uit haar zelfmedelijden. Ze ging rechtop zitten, hoestte een paar keer en vroeg toen: 'Wat is er dan, dochter?'
'Tecuma van de Anasati is gestorven.' Mara's vingers sloten zich om de broze hand van haar adviseur. 'Hij is overleden aan de ziekte die hem de afgelopen zes maanden aan zijn bed heeft gekluisterd.'
Nacoya zuchtte. Ze kreeg een vage, naar binnen gerichte blik in haar ogen - alsof ze iets dacht, of zich herinnerde, wat alleen voor haar zichtbaar was. 'Hij weigerde nog langer te vechten, de arme man. Hij was een geduchte krijger en een waardige, genereuze tegenstander.' Nacoya's magere lichaam schokte onder haar dekens als gevolg van een nieuwe hoestaanval. Terwijl ze probeerde op adem te komen, hielp Mara haar door als eerste te spreken. 'Denk je dat ik er verstandig aan doe als ik Jiro benader?'
Nacoya's hand verstrakte in die van haar meesteres. 'Dochter, hoezeer hij je ook haat omdat je destijds zijn broer boven hem hebt verkozen, hij is niet zo geobsedeerd als Tasaio. Nu het welzijn van de Anasati op zijn schouders rust brengt die verantwoordelijkheid hem wellicht tot rede.'
Vanuit de deuropening achter Keyoke klonk opeens Kevins stem. 'Onderschat nooit de menselijke geneigdheid tot stom, onlogisch en kinderachtig gedrag.'
Nacoya keek de Midkemiër vanaf haar kussens geïrriteerd aan. Ze vond het al vervelend genoeg dat Keyoke haar in deze toestand zag, maar de aanwezigheid van een jonge man was nog veel erger. Toch kon ze niet boos blijven. Ondanks het soms vreemde gedrag van de slaaf, en zijn gebrek aan respect voor Tsuranese gewoonten, en ondanks zijn ongelegen, maar wel oprechte liefde voor Mara, had Kevin een scherp verstand:
Nacoya gaf het toe, zij het met tegenzin. 'Je... slaaf geeft je goede raad, dochter. We moeten aannemen dat Jiro onberekenbaar blijft, tot hij het tegendeel heeft bewezen. De Anasati zijn al te lang onze vijanden, al hebben ze zich nog zo eerzaam gedragen. We moeten zeer voorzichtig te werk gaan.'
'Wat zal ik doen?' vroeg Mara.
'Stuur een condoleancebrief,' stelde Kevin behulpzaam voor.
Mara en haar twee adviseurs keken hem niet-begrijpend aan.
'Een condoleancebrief,' herhaalde Kevin, maar toen begreep hij opeens dat ze dat woord niet kenden. 'Het is een gewoonte uit mijn land om nabestaanden van een overledene mee te delen dat je meeleeft met hun verlies en hun het beste wenst voor de toekomst.'
'Een vreemde gewoonte,' zei Keyoke peinzend, 'maar er zit ook wel iets zinnigs en eervols in.'
Nacoya's gezicht klaarde op. Ze keek Kevin sluw aan, haalde diep adem en zei: 'Zo'n brief zou een opening tot communicatie bieden zonder dat je iets toegeeft. Heel erg slim, zeg.'
'Tja, zo zou je het ook kunnen bekijken,' zei Kevin, verwonderd dat het basisidee van medeleven door Tsuranese geesten kennelijk meteen weer werd gehouden voor een potentiële machinatie in het Grote Spel.
In elk geval was het een idee dat Mara aansprak. 'Ik zal meteen een brief schrijven.'
Toch maakte ze nog geen aanstalten om op te staan. Ze bleef Nacoya's hand vasthouden en kneep erin, alsof ze hem niet wilde loslaten. Ondertussen staarde ze naar de schildering op een kamerscherm, alsof ze de blik van de oude vrouw wilde ontwijken.
'Is er nog iets?' vroeg Nacoya.
Mara keek ongemakkelijk om zich heen.
Het kindermeisjes-instinct had de Eerste Adviseur nooit verlaten. Ietse-pietsie plagend zei ze nu: 'Het is al jaren geleden dat je het bedeesde maagdje hebt gespeeld, dochter. Dus zeg nu maar wat je op je lever hebt, dan is het maar gebeurd.'
Mara moest vechten tegen brandende tranen. Wat ze te zeggen had bracht haar volledig van haar stuk. 'We moeten... een slimme bediende... zoeken... om een begin te maken...'
De oude kindermeid keek haar ex-pupil vernietigend aan. 'Je bedoelt dat ik een opvolger moet inwerken.'
Mara wilde haar eigenlijk tegenspreken. Nacoya had de plaats ingenomen van haar moeder, die ze nooit had gekend. Het was bijna onmogelijk zich een toekomst zonder haar voor te stellen. Hoewel het onderwerp al een paar keer terloops ter sprake was geweest, had ze tot nu toe besluiten altijd uitgesteld. Maar de mantel van gezag die ze droeg dwong haar nu in actie te komen.
Alleen Nacoya kon het onderwerp gelijkmoedig benaderen. 'Ik ben oud, dochter van mijn hart. Zelfs op warme dagen zijn mijn botten kil van binnen. Mijn plichten beginnen zwaar te drukken op mijn zwakke vlees. Laat mijn einde niet komen voordat ik met zekerheid weet dat je wijze raad aan je zijde hebt.'
'De Rode God haast zich heus niet om u te halen,' zei Kevin grijnzend. 'Daar bent u veel te gemeen voor.'
'Spot niet, jongeman!' snauwde Nacoya, maar ze moest een glimlach verbergen achter een kuchje. Het lukte haar gewoon niet een hekel aan deze barbaar te krijgen. Hij was er gewoon te knap voor, om over zijn onwankelbare trouw aan Mara nog maar te zwijgen.
'Keyoke zou...' begon Mara.
Maar de geharde krijger onderbrak haar met een tederheid die zijn soldaten nooit van hem hadden gezien. 'Ik ben bijna even oud als Nacoya, Mara.' Hij sprak haar naam uit met een liefde die elke gedachte aan gebrek aan eerbied uitsloot. 'Ik heb je vader met vreugde gediend, en de Acoma mijn zwaard en mijn been gegeven. Jij hebt mijn leven rijker gemaakt dan ik als jonge man ooit had durven dromen. Maar ik zal niet toestaan dat je toegeeft aan sentimentaliteit.' Zijn stem werd streng. 'Ik weiger de eer van Nacoya's mantel. Je moet een scherpe, sterke en jonge geest aan je zijde hebben, die je in de vele jaren nadat wij vertrokken zijn zal adviseren.'
Mara liet Nacoya's hand nog steeds niet los, en de houding van haar schouders leek alleen maar verkrampter te worden. Kevin haalde al adem om zich in de discussie te mengen, maar een rustige aanraking door Keyoke hield hem tegen.
'Wanneer een bevelhebber zijn jonge officieren traint,' zei de oude soldaat, 'is hij een stommeling als hij ze verwent of met zachte hand aanpakt. Van een adviseur, vrouwe, moet veel meer geëist worden dan alleen maar blinde gehoorzaamheid. Zo iemand moet heel goed begrijpen wat noodzakelijk is in het belang van het huis en ook de wil bezitten om aan het Grote Spel mee te doen. Ik heb geen tijd gehad om kinderen te krijgen. Zou u mij of Nacoya het genoegen willen ontzeggen onze opvolger of opvolgster op te leiden? Zo iemand zou de vreugde van mijn oude dag worden - als de zoon die ik nooit heb gehad.'
'Of de dochter?' zei Mara plagend, maar met trillende stem.
Keyoke trok een van zijn mondhoeken een miniem eindje op - zijn equivalent van een brede grijns. 'Die bent u al, mijn vrouwe.'
Mara keek hem en Nacoya om de beurt aan. De ogen van de oude vrouw brandden nu niet meer alleen van de koorts. Nacoya keek Keyoke aan alsof de twee een samenzwering hadden en Mara kreeg opeens het vermoeden dat ze de kwestie achter haar rug al uitvoerig hadden besproken.
'Heb je misschien al iemand op het oog, ouwe soldaat?'
'Ik ken iemand,' gaf Keyoke toe. 'Een goede krijger, die een snel zwaard heeft, maar toch niet echt bevredigend functioneert in de groep, omdat hij te veel denkt.'
'Zijn officieren zitten met hem in hun maag en hij houdt zijn tong niet in bedwang,' vulde Kevin hardop aan. 'Ken ik hem misschien?'
Keyoke negeerde het intermezzo en bleef Mara strak aankijken. 'Hij heeft u goed gediend, hoewel zijn taken vooral in uw buitenposten hebben gelegen. Zijn neef...'
'Saric,' onderbrak Mara hem, nieuwsgierig geworden, ondanks haar verdriet. 'De neef van Lujan. De man met de snelle tong. Je hebt hem weggestuurd omdat die twee samen...' Ze maakte de zin niet af, maar glimlachte Keyoke toe. 'Is het Saric?'
De Adviseur voor Oorlogszaken schraapte zijn keel. 'Hij heeft een zeer creatieve geest.'
'Meer dan dat, mijn vrouwe,' hielp Nacoya hem, vechtend tegen een brok in haar keel. 'Hij is werkelijk duivels slim. Hij vergeet nooit een gezicht, of een woord dat in zijn aanwezigheid is gezegd. In zekere zin doet hij me zowel aan Lujan als aan Arasaki denken.'
Hoewel ze Saric slechts kort had ontmoet, kon Mara zich de jongeman herinneren. Hij was een charmant type, moeilijk van zijn stuk te brengen, en hij had de neiging pijnlijke vragen te stellen. Het waren eigenschappen die voor een toekomstig adviseur zeker van waarde waren. Mara had ook een hoge dunk van Lujan en zijn soepelheid in het aanvaarden van innovaties. 'Het klinkt alsof jullie beiden de zaak al voor me hebben uitgezocht,' zei Mara. 'Ik geef me graag gewonnen aan jullie wijsheid.' Ze stak haar hand op om verdere discussie af te kappen. 'Laat Saric komen en begin met zijn opleiding, wat mij betreft.' Ze stond op en keek naar het rolletje perkament in haar hand. 'Ik moet Jiro een brief schrijven,' herinnerde ze zich opeens. Ze keek Kevin smekend aan. 'Wil jij me helpen?'
De Midkemiër rolde met zijn ogen. 'Liever ging ik met een relli spelen,' gaf hij toe, maar hij liep gehoorzaam achter zijn meesteres aan toen ze de kamer verliet. Keyoke bleef nog even om Nacoya een spoedig herstel toe te wensen, maar die hoffelijkheid werd alleen maar met verwensingen beantwoord - en met gehoest, dat hij nog hoorde toen hij al een paar gangen verder was.
Chumaka, Eerste Adviseur van heer Jiro van de Anasati, was klaar met het voorlezen van de brief. Ringen van glanzend parelmoer blonken aan zijn vingers toen hij het perkament oprolde en zijn jonge meester met een onbewogen blik aankeek.
Gezeten in de comfortabele grote zaal van de Anasati, keek Jiro met een ietwat onbestemde blik voor zich uit. Zijn slanke vingers trommelden verstrooid op de houten vloer naast zijn kussens. Het geluid werd zacht weerkaatst door de oude, duizend keer geboende balken en planken en deurpanelen in de statige zaal. Er hingen talloze ooit kleurige, nu half verbleekte vaandels aan de hoge wanden - vele van verslagen vijanden - en daar leek de blik van de jonge meester in hoofdzaak op gericht te zijn. 'Wat vind jij ervan?' vroeg hij zijn adviseur, zonder al te veel belangstelling, zo te horen.
'Hoe vreemd het ook lijkt, mijn heer, naar mijn oordeel is deze boodschap oprecht.' Chumaka deed een poging zich kernachtig te blijven uitdrukken. 'Uw vader en vrouwe Mara, geen vrienden van elkaar, hadden een wederzijds respect ontwikkeld.'
Jiro hield zijn vingers stil. 'Vader bezat het plezierige vermogen om de dingen te zien zoals hij ze graag wilde zien. Hij vond Mara slim, en daarom bewonderde hij haar. Dat zou jij beter moeten weten dan wie ook, Chumaka. Aan die eigenschap heb jij je positie toch te danken?'
Chumaka boog, hoewel hij betwijfelde of zijn meester hem een complimentje had gemaakt.
Jiro betastte zijn geborduurde sjerp, peinzend. 'Mara probeert ons te sussen. Waarom zou ze dat doen?'
Chumaka dacht even na over de intonatie in de stem van zijn heer. 'Wie de kwestie objectief zou bekijken, heer, zou misschien het volgende overwegen: Mara heeft het gevoel dat er geen echte reden is voor een conflict tussen uw huis en het hare. Ze suggereert dat er misschien aanleiding is om in wederzijds belang met elkaar te onderhandelen.'
Ondanks de voorzichtige woordkeus sputterde Jiro meteen tegen. 'Geen echte reden?' Zijn gezicht stond al gauw weer neutraal, maar het was duidelijk dat hij een onredelijke driftaanval had gehad. 'Is de dood van mijn broer dan geen reden?'
Chumaka legde de perkamentrol op een tafeltje. Hij bewoog zich zo voorzichtig alsof hij een koorddanser was. Het was heet en drukkend in de kamer, en hij transpireerde hevig. Buntokapi's dood was slechts een smoesje, dat wist hij maar al te goed. Als kinderen hadden die broertjes alleen maar ruzie gemaakt, waarbij Buntokapi zijn kleinere, minder potige broer Jiro vaak genoeg gepest en gekoeioneerd had. Maar Jiro had vrouwe Mara nooit vergeven dat ze zijn broer had gekozen en niet hem, ondanks het feit dat de keuze van de vrouwe werd ingegeven door ondeugden, niet deugden. Ze had de stomste gekozen, om hem des te gemakkelijker te kunnen manipuleren. Die overweging woog voor Jiro echter niet op tegen zijn broederhaat. Bunto was eerder een Regerend Heer geweest dan hij, ook al had hij er met zijn leven voor betaald, en zelfs al was Jiro tenslotte dan toch zelf Heer van de Anasati geworden. Het laatste was een troost, maar Jiro was nog lang niet vergeten dat hij als kind steeds nummer twee was geweest, na de erfgenaam, Halesko, en op een gegeven moment zelfs na die stomkop van een Bunto.
Chumaka wist wel beter dan hier tegenin te gaan. Anders dan zijn vader maakte deze jongeman zich drukker over zijn eigen gelijk dan over de subtiliteit die nodig was om winst te boeken in het Grote Spel. De Eerste Adviseur paste zijn formuleringen hier altijd zorgvuldig bij aan - zo pietepeuterig als een chef-kok bij het toevoegen van de laatste snufjes kruiden. 'Natuurlijk, mijn heer, doet die wond nog steeds pijn. Vergeef mijn ongevoeligheid, meester, maar ik doelde meer op legale relaties dan op bloedbanden. Uw broeder heeft zijn banden met het huis Anasati verbroken toen hij de mantel van de Acoma aanvaardde. Strikt formeel gesproken is het huis Anasati derhalve geen schade gedaan. Het was een Heer van de Acoma die stierf als gevolg van Mara's listen. Het was onachtzaam van me dat ik even uw persoonlijke verdriet om het verlies van een geliefde broer vergeten was.'
Jiro slikte zijn frustratie in. Zijn sluwe Eerste Adviseur had hem weer eens vastgepraat. Dat hij juist wegens dat vermogen zo waardevol was voor de familie maakte het feit zelf er niet leuker op. 'Ja, je bent erg slim, Chumaka,' zei Jiro geprikkeld. 'Op jouw manier. Maar ik heb het idee dat jij het spel evenzeer voor je eigen plezier als voor de glorie van het huis Anasati speelt.'
Chumaka vond dat het vuur nu wel erg dicht bij zijn schenen kwam, al was hij niet openlijk van een gebrek aan loyaliteit beticht. 'In alle opzichten streef ik naar de triomf van de Anasati, meester,' zei hij vlug. En om van onderwerp te veranderen: 'Zullen we Mara een antwoord sturen, heer?'
Jiro gebaarde achteloos zijn instemming. 'Ja, schrijf maar iets... passends. Maar maak tevens duidelijk dat ik haar net zo lief zou verkrachten terwijl mijn soldaten haar huis platbran... nee, laat dat allemaal maar weg.' Jiro sloeg op zijn dij, walgend van de politiek. Waarom moest een mens in de politiek verdomme subtiel zijn en zijn echte gevoelens steeds verdringen?
Er kwam opeens een glimlach om zijn lippen: hij had iets bedacht. 'Nee, bedank Mara voor haar medeleven. Maak haar voorts duidelijk dat ik me uit respect voor mijn vader zal houden aan de verplichtingen die hij is aangegaan. Ik zal geen conflict met de Acoma zoeken zolang mijn neefje in leven is.' Na een giftige pauze voegde Jiro eraan toe: 'Maar maak ook duidelijk dat ik, anders dan mijn vader, slechts een zekere spijt zal voelen als Ajiki zou sterven. Als mijn neef bedreigd wordt, zullen de krijgers van de Anasati hem niet te hulp snellen.'
Chumaka boog. 'Ik zal de boodschap in de juiste bewoordingen gieten, heer.'
Nogal bruusk stuurde Jiro zijn adviseur toen weg. Hij popelde om weer in zijn lectuur te duiken. Behalve wanneer het ging om het bevredigen van zijn passies hield de nieuwe heer zich veel liever bezig met zijn boekrollen dan met de politiek.
De adviseur van de Anasati gaf echter geen enkel blijk van teleurstelling toen hij zich naar zijn persoonlijke kamers haastte. Daar zat aan een tafeltje een klerk rijen cijfers op een lei te krassen. Hij schreef ze over uit een legger naast zijn elleboog. Op een tweede tafeltje, waarvan de schaduw over Chumaka's bedmat viel, lagen documenten die al in drie keurige stapeltjes waren gesorteerd: briefjes die niet van onmiddellijk belang waren, berichten die tamelijk snel aandacht vroegen, en urgente boodschappen.
Dat laatste stapeltje bestond deze keer slechts uit één briefje. Chumaka pakte het op en liet er snel zijn blik overheen gaan, nog voordat hij ging zitten. Hij las de tekst een tweede keer en begon toen te lachen. 'Aha, eindelijk, na al die jaren!' Hij wendde zich tot zijn klerk, een jongeman met voldoende talent om als zijn privé-hulp aangesteld te zijn. 'Hoor eens,' zei Chumaka tegen hem. 'Mara van de Acoma heeft naar menselijke begrippen veel te veel geluk gehad sinds ze aan de macht is. Hier zien we een van de redenen van dat fenomeen.'
De klerk keek zijn baas een beetje kippig aan. 'Meneer?'
Chumaka ging op zijn favoriete kussen zitten - een versleten en verschoten geval dat onder de schoonmakers bekend stond als het Erfstuk. 'Kavai, mijn agent in Sulan-Qu zag een klerk van een zaakgelastigde van de Heer van de Minwanabi een briefje doorgeven aan een bediende van de Acoma. Wat leid jij daaruit af?'
De klerk knipperde met zijn ogen. Hij voelde zich altijd beter op zijn gemak bij cijfers dan in een gesprek. 'Een spion?'
'Of verschillende!' Het ging nu om Chumaka's stokpaardje, dus hij stak nadrukkelijk zijn vinger op, als een schoolmeester. 'Maar in ieder geval weten we nu dat ik niet de enige was die een spion in het huis Minwanabi had geplaatst.' Het was overigens een herinnering die zelfs nu nog pijn deed, want de talentvolle courtisane die hij naar Jingu had gestuurd was uiteindelijk onbetrouwbaar geworden. Gelukkig had die instabiliteit niet weinig bijgedragen aan de ultieme ondergang van heer Jingu - een afloop die ook Chumaka goed was uitgekomen. In tegenstelling tot zijn meester, die een boosaardige persoonlijke wrok koesterde ten opzichte van Mara, zag Chumaka het Grote Spel simpelweg als een spel, zij het ingewikkelder en minder voorspelbaar dan de meeste andere. De tegenstander om het beduchtste voor te zijn was momenteel de Heer van de Minwanabi. Anders dan zijn voorgangers beschikte Tasaio niet alleen over de macht van een rijk en sterk huis, maar ook over het talent en de durf om daar gebruik van te maken. Hij was de gevaarlijkste man in het keizerrijk, vooral nu Axantucar hem had verslagen in de strijd om hetwit-en-goud, want zonder de verplichtingen van een Krijgsheer om hem bezig te houden kon Tasaio zijn volle aandacht aan het Spel wijden.
Chumaka begon een brief te schrijven in zijn elegante, precieze handschrift, dat niet onderdeed voor dat van een professionele klerk, en terwijl hij daarmee bezig was mijmerde hij: 'We staan tegenover een speler met een uitzonderlijk talent, of eigenlijk twee, want onze meester brandt van verlangen om zowel Mara van de Acoma als Tasaio van de Minwanabi te vernederen. We moeten kansen die zich voordoen meteen proberen aan te grijpen. Ik zal onze man in Sulan-Qu opdragen die zaakwaarnemer scherp in de gaten te houden. Misschien kunnen we zo de route van de boodschappen aan vrouwe Mara verder ontrafelen.' Hij streek met de achterkant van de schrijfveer over zijn kin. 'Ik heb een zo goede operatie niet meer meegemaakt sinds Jingu destijds het huis Tuscai vernietigde.' Hij bleef nog even langer in het verleden hangen. Jammer dat hun voortreffelijke netwerk van spionnen dat niet heeft kunnen verhinderen ... Ze zullen wel allemaal gedood zijn, of grijze krijgers geworden...' Zachtjes voegde hij eraan toe: 'Wat jammer toch, die verspilling van artistieke talenten...' Hij zuchtte diep - misschien een tikje jaloers - en zei toen hardop: 'Enfin, onze jonge meester heeft besloten dat we een driehoeksspel gaan spelen. Dat doen we dus. We zullen ons tot het uiterste inzetten. De taak is zo moeilijk dat een triomf des te zoeter zal smaken.' Met het oog op Kavai, maar toch ook voor eigen gebruik, voegde Chumaka eraan toe: 'Niet omdat Tecuma zo begaafd was, zo weten de goden, is de Anasati een van de huizen met de beste politieke connecties in het hele keizerrijk geworden. Als Jiro het voorbeeld van zijn vader zou volgen en mij ongehinderd mijn gang liet gaan...' Hij liet de rest van de gedachte onuitgesproken.
De klerk zei niets. Hij was gewend geraakt aan dit soort alleenspraken, al wist hij nooit helemaal zeker of hij al die binnensmonds uitgesproken woorden wel goed verstond. Als leerling was het niet aan hem zelfs maar een gezel te bekritiseren, laat staan een grote meester als Chumaka, zelfs niet als de Eerste Adviseur bij tijd en wijle de schijn wekte zijn eigen heer te verachten - hetgeen uiteraard onmogelijk was. Niemand met een dergelijke foute houding kon immers in een groot huis zo hoog stijgen op de ambtelijke ladder?
Chumaka rondde zijn briefje af. 'En nu nog een antwoord aan vrouwe Mara,' zei hij. 'Het moet haar duidelijk maken dat ze zich voorlopig geen zorgen over ons hoeft te maken, maar dat ze de Anasati toch ook niet tot haar vrienden mag rekenen.' Hij haalde diep adem en liet er toen zachtjes, bijna weemoedig op volgen: 'Dat zou nog eens een vrouw zijn om voor te werken, denk je ook niet?'
De klerk liet de vraag onbeantwoord.
Het peloton in het blauw geklede krijgers bereikte het bordes van het landhuis van de Acoma. Kevin zag vanuit de verte dat de soldaten van de Shinzawai salueerden en daarna plaats rust aannamen terwijl hun officier in enkele stappen de trap beklom en een charmante buiging maakte voor zijn gastvrouw. 'Heel vriendelijk van u dat u ons wilt ontvangen, vrouwe Mara.'
Kevin voelde een steek van jaloezie toen Mara warm glimlachend antwoordde: 'Hokanu, je bent hier altijd welkom.' En het humeur van de barbaar werd er niet beter op toen Mara haar adviseurs en medewerkers aan de gasten begon voor te stellen. Er stond een nieuweling naast Lujan. 'Dit is Saric,' zei Mara.
Saric leek qua uiterlijk helemaal niet op zijn neef, want hij was gespierder en donkerder dan Lujan, maar de beweging van zijn mond toen hij 'mijn heer' zei en van zijn hoofd toen hij het lichtjes boog hadden iets zeer vertrouwds. Wat dat betreft hadden Lujan en hij wel een tweeling kunnen zijn.
Transpirerend, kregelig en nog steeds misnoegd over de ruzie die hij die morgen met Mara had gehad, stond Kevin met lege handen toe te zien terwijl de vrouwe haar gast naar binnen leidde en Lujan een van zijn wachtleiders opdracht gaf de soldaten van de Shinzawai naar hun kwartieren te brengen.
Kevin wist al een week dat Hokanu, die nu de erfopvolger van zijn huis was geworden, op bezoek zou komen. Mara had cryptisch gedaan over de redenen, maar op het hele landgoed werd geroddeld dat de zoon van de Shinzawai gewoon was gekomen om Mara het hof te maken, met de bedoeling een alliantie te sluiten en dat met een huwelijk te bezegelen.
Kevin rukte kwaad een twijg van een boom en zwiepte daarmee wat bloesems van een bloeiende struik af. Het was een zo abrupte beweging dat een paar littekens op zijn rug en schouder ervan begonnen te jeuken, wat in hem het onlogische verlangen deed opkomen een zwaard te pakken en er uren lang mee te oefenen. Ondanks zijn heldhaftige verdediging van Mara tijdens de Nacht van de Bloedige Zwaarden behandelden de andere leden van het huishouden hem alsof iets dergelijks nooit was gebeurd. Zijn status als slaaf was onveranderd en hem werd niet eens een keukenmes toevertrouwd. Hoewel Mara en haar raadgevers hem nu al jaren van nabij kenden, hield hun Tsuranese geest vast aan de traditie, tegen alle logica, gevoelens en zelfs ervaringen in.
Patricks vurige wens om te ontsnappen was in de kern zo dom nog niet, moest Kevin toegeven. Hij mepte opnieuw naar de bloesems, en nog eens, en zag met grimmige voldoening hoe ze alle kanten op dwarrelden. Hij was al veel te lang niet meer bij zijn landgenoten op bezoek geweest. Zijn zelfverachting werd alleen maar groter toen hij zich realiseerde dat hij niet eens meer wist waar ze precies waren. Hij zou een opzichter moeten vragen op welke akkers ze aan het werk waren gezet.
Hij hield de boomtak in zijn hand toen hij Mara's aangenaam beschaduwde tuin verliet en naar de weiden erachter liep. Hij hoorde uit het huis achter zich haar heldere lachje opklinken en hij verbeeldde zich dat geluid telkens weer te horen tijdens zijn wandeling naar de verre nidraweide die hij jaren geleden met zijn landgenoten zelf had omheind.
Daar kropen Patrick en zijn zongebruinde ploegje Midkemiërs op hun knieën rond om matashastengels uit de grond te trekken - lastig onkruid tussen het voedzame gras dat de nidra's nodig hadden.
Kevin gooide de tak weg, klom over de omheining en liep naar de plaats waar Patrick bezig was stengel voor stengel om zijn hand te wikkelen en dan met een harde ruk uit de weerbarstige grond te trekken. Het gezicht van de breedgeschouderde ex-soldaat had in het hetere Tsuranese klimaat een kleur als van oud leer gekregen en hij hield zijn ogen permanent half toegeknepen. 'Dacht wel dat je op bezoek zou komen,' zei hij, zonder op te kijken.
Kevin knielde naast Patrick neer en begon uit solidariteit ook aan een stengel te rukken. 'Hoezo?'
'Je snijdt je vingers open als je het op die manier doet,' merkte Patrick op.
'Je moet die stengel eerst een paar keer knakken. Kijk, zo.' Hij deed het voor, met zijn eeltige, bruine handen, en keerde toen terug naar het onderwerp van gesprek. 'Je herinnert je ons bestaan nogal eens vaker nadat je hommeles hebt gehad met je dame.'
'Wat doet je denken dat ik hommeles heb gehad?' vroeg Kevin, onaangenaam getroffen. Hij begon aan een tweede stengel.
'Wel, alleen al het feit dat je hier bent, ouwe jongen.' De ex-soldaat richtte zich even op en wreef het zweet van zijn voorhoofd en slapen. Het druppelde op zijn blote schouders. 'En bovendien heeft ze een heer op bezoek, hebben we horen vertellen.'
Er klonk een kreet vanaf de andere kant van de wei en Patrick boog zich meteen weer voorover. 'De opzichter verwacht dat we werken, ouwe jongen.' Hij kroop een stukje naar voren en begon een volgende stengel te knakken. 'Is het jou ook niet opgevallen dat de planten hier er nog steeds helemaal fout uitzien?'
Kevin bestudeerde een matashastengel. 'Zoiets hebben we thuis niet.' De dunne stengel bezat brede bladeren met oranje randen en lavendelkleurige nerven.
Patrick wees naar de weiden om hem heen. 'Maar de meeste grassoorten zijn precies zoals we ze thuis hebben, nou ja, min of meer. Rijst, luzerne, timothee - al hebben de onderkruipers hier er allemaal gekke namen voor.' Hij keek Kevin aan. 'Vind je dat niet raar, ouwe jongen? Heb je je nooit afgevraagd hoe het mogelijk is dat dingen zo op elkaar kunnen lijken en toch zo verschillend zijn?'
Kevin keek beteuterd naar een snee in zijn hand. 'Ik krijg er soms koppijn van. Deze lui .. .'
'Ja, die zijn ook een raadsel,' onderbrak Patrick hem. 'Soms zijn de Tsurani wreed, maar op andere momenten zo teergevoelig als baby's. Hun aard is zo tegenstrijdig en gecompliceerd als die van een kobold.'
Kevin veegde zijn bloedende hand af aan zijn broek en pakte een volgende stengel vast.
'Je verpest je handen op die manier. Je bent niet gewend te werken,' zei Patrick plagend. Zachter voegde hij eraan toe: 'We wachten nu al een jaar sinds je terug bent, Kevin. Sommige jongens denken dat het beter is je maar achter te laten.'
Kevin zuchtte. Zijn hemd was doornat van het zweet. 'Denken jullie nog steeds aan ontsnappen?'
Patrick keek zijn landgenoot beschuldigend aan. 'Ik ben een soldaat, jongen. Ik weet niet zeker of ik liever sterf dan in de grond wroet, maar ik weet dat ik in elk geval liever vecht.'
Kevin begon zijn halsveters los te binden. 'Tegen wie dan?' zuchtte hij. 'Degenen die achter ons aan zouden komen.' Patrick trok weer een stengel uit de grond. 'Iedereen die ons zou proberen tegen te houden.
Kevin trok zijn hemd uit. De zon brandde op zijn blote rug. 'Ik heb gesproken met een aantal mannen die grijze krijgers waren voordat ze Mara trouw zwoeren. Die bergen zijn niet bepaald vriendelijk. De arme drommels die daar al verblijven hebben niet behoorlijk te eten.'
Patrick krabde aan zijn baard. 'Tja, ik geef toe dat onze prak stukken beter is sinds jij een goed woordje voor ons hebt gedaan, maar een feestmaal is het nog steeds niet.'
Kevin grijnsde. 'Wanneer heb je die dan ooit wel gegeten, ouwe mopperkont? In die kroeg in Yabon misschien?' De herinnering aan vervlogen tijden bracht bij Patrick geen glimlach op het gezicht, en zelfs geen plagerijtje als reactie. Hij draaide een volgende steel om zijn hand en trok hem met een ruk uit de grond. Het leek of de bladeren van het onkruid binnen een paar minuten verwelkten en verdorden onder de felle Tsuranese zon, maar dat gold niet voor de mannen die het met hun blote handen moesten wieden: zij konden het jaren volhouden, zij mochten jaren blijven dromen van de familie en de vrijheid die ze hadden verloren.
Kevin keek naar de bergen in de verte - een vage blauwe streep die zich aftekende tegen het onaardse groen van de hemel. 'Ik weet het,' zuchtte hij. Hij pakte een andere stengel vast. De snee in zijn hand stak genadeloos. 'Er zijn het afgelopen jaar in Kentosani een paar rare dingen gebeurd.'
Patrick spuwde. 'Er gebeuren altijd rare dingen.'
Kevin legde een hand op de schouder van zijn vriend. 'Nee, ik bedoel iets... maar ik weet niet of ik het je kan uitleggen. Het is een gevoel. Toen al die opschudding ontstond tijdens de Keizerlijke Spelen...'
'Als je soms doelt op die barbaarse magiër die een paar slaven bevrijdde, nou, dat heeft aan ons lot niets veranderd.' Patrick kroop een stukje verder.
'Dat is het punt niet,' protesteerde Kevin, die zijn hemd opraapte en Patrick volgde. 'Maar er zijn toen slaven bevrijd in een cultuur die het hele begrip vrijlating niet kent. Naar wat ik heb gehoord wonen die mannen nu in de Heilige Stad, en hebben ze allerlei baantjes, maar worden ze tot de vrije mannen gerekend!'
Patrick hield zijn handen even stil. 'Als een man hier kon wegkomen, en stroomopwaarts over de Gagajin...'
'Nee, dat bedoel ik helemaal niet,' onderbrak Kevin hem, op scherpere toon dan hij had beoogd. 'Ik wil niet dat we moeten leven als vluchtelingen. Ik bedoelde meer dat iets wat één keer is gedaan misschien ook wel eens herhaald kan worden.'
'Mag jij dan tegenwoordig soms een zwaard dragen?' vroeg Patrick verbitterd. 'Nee! En dat is precies wat ik bedoel. Jij wilt het gewoon niet inzien. Jij hebt de meesteres gered, fijn, goed zo, maar zodra de crisis over is ben jij weer gewoon een slaaf.'
De constatering raakte Kevin op een gevoelige plek en hij reageerde zijn drift af op een stengel - wat hem prompt een tweede snee in zijn hand bezorgde. Hij vloekte.
'Vergeet het nou maar, ouwe jongen,' zei Patrick kwaad. 'Die onderkruipers hier zijn zo taai als hun planten. Ze verdommen het gewoon om wat terrein prijs te geven. Ze plegen liever zelfmoord dan mee te gaan met veranderingen.'
Kevin ging staan. 'Maar de Grootheden staan buiten de wet. De Krijgsheer, nee, zelfs de keizer kan hun zijn wil niet opleggen. Nu een magiër slaven heeft bevrijd kan een van de heren misschien tegen de traditie in gaan en hetzelfde doen. Maar hoe dan ook, als je wordt opgehangen wegens een vluchtpoging ben je dood, en dat is niet mijn idee van vrijheid.'
Patrick lachte zonder vreugde. 'Nee, het mijne ook niet. Tja, ik wacht nog wel een tijdje. Maar ik kan niet zeggen hoe lang nog, hoor.'
Tevreden met dat antwoord, maar inwendig nog woest wegens Patricks botte vermelding van enkele pijnlijke waarheden, hing Kevin zijn hemd over zijn schouders. Hij nam een bundeltje van de gewiede stengels mee en gooide ze op een stapel bij de omheining. De sneden in zijn hand brandden, maar de onlustgevoelens in zijn binnenste laaiden nog veel hoger op. Zijn mede-Midkemiërs groetten hem nauwelijks, en van zijn kant had hij ook geen oog voor ze. Hij hoorde alleen maar Mara's lachje in zijn oren en stelde zich voor hoe zij Hokanu daarbij had aangekeken...
Toen het die middag te heet werd trokken Mara en Hokanu zich vanuit de tuin terug naar een weinig gebruikte zitkamer binnenshuis, die sinds het overlijden van Mara's moeder niet was veranderd. Daar, in die lichte en luchtige kamer met pastelkleurige kussens en gazen gordijnen, gebruikten ze een lichte maaltijd, waarbij ze zich met een waaier van shatraveren koelte lieten toewuiven door een slaaf. Hokanu had zijn wapenrusting vervangen door een licht huisgewaad, dat zijn fraaie lichaamsbouw goed deed uitkomen. Van nature had hij fijne botten en een sierlijke manier van bewegen, maar zijn militaire bezigheden hadden hem tevens stevigheid en spierkracht gegeven. Hij droeg een paar ringen en een enkel halssnoer van corcaraschelpen, maar de eenvoud van zijn kleren en sieraden benadrukten zijn aangeboren elegantie. Hij proefde van zijn wijn en knikte toen. 'Bijzonder lekker, vrouwe Mara. U bent een uitstekende gastvrouw;' Zijn donkere ogen keken haar aan - niet plagend of speels, zoals Kevin dat vaak deed, maar eerder met iets dieps, iets geheimzinnigs erin - iets dat Mara uitlokte tot nader onderzoek.
Ze merkte opeens dat ze automatisch was gaan glimlachen. Haar gezicht was erg mooi, zonder al te delicaat of gekunsteld te zijn, en de manier waarop hij haar aankeek wekte een intense reactie bij haar op. Intuïtief voelde Mara aan dat ze deze zoon van de Shinzawai kon vertrouwen. Dat gevoel was uniek, en zelfs verbazend, want ze had het in de politieke slangenkuil van de omgang met haar ranggenoten eigenlijk nooit eerder meegemaakt.
Beseffend dat ze zat te staren en nog niet had gereageerd op zijn compliment, verborg Mara haar blosje door snel een slok te nemen. 'Ik ben blij dat de wijn u bevalt, maar ik moet bekennen dat ik de keuze heb overgelaten aan mijn hadonra. Hij heeft daar een bijzonder talent voor.'
'Dan ben ik gevleid dat hij voor mij uw beste wijn te voorschijn heeft gehaald,' zei Hokanu vlot. Zoals hij haar aankeek leek het alsof hij meer zag dan de opmaak van haar haren en de snit van haar kleren. En het leek alsof hij over een intuïtie als die van Arakasi beschikte om rechtstreeks tot haar hart door te dringen. 'U bent een vrouwe met een instinct voor een heldere visie,' zei hij. 'Wist u dat ik uw afkeer van gekooide vogels deel?'
'Hoe weet u dat?' vroeg Mara lachend, en volledig verrast.
Hokanu draaide de wijn rond in zijn glas. 'Hoe u keek toen u vrouwe Isashani's zitkamer in het keizerlijke paleis beschreef. Ook heeft Iican ooit tegen me gezegd dat een van uw hofmakers u eens een li in een kooitje had geschonken. Die vogel hebt u al na twee weken de vrijheid teruggegeven, zei hij.'
De formulering deed Mara opeens aan haar frustrerende relatie met Kevin denken, en ze moest haar best doen om haar onbehagen niet te laten blijken. 'U bent bijzonder opmerkzaam,' zei ze.
'Ik heb iets verkeerds gezegd.' Hokanu zette zijn glas neer, boog zich op zijn kussen naar voren en legde zijn slanke hand op het tafeltje. 'Ik zou graag weten wat.'
Mara maakte een afwerend gebaartje. 'Ach, een concept dat door een van de barbaren is geïntroduceerd.'
'Hun samenleving zit vol fascinerende concepten,' zei Hokanu. Zijn mooie donkere ogen waren nog steeds op haar gericht. 'Soms lijken wij in verhouding tot hen op koppige, bijna achterlijke kinderen, die als blinden achter hun vooroordelen aan rennen.'
'Hebt u ze bestudeerd?' riep Mara uit, zo geïntrigeerd dat ze vergat op haar woorden te letten.
Het scheen Hokanu niets te kunnen schelen, want het onderwerp fascineerde hem ook. 'Er was bij de mislukte keizerlijke poging om vrede te sluiten meer aan de hand dan ons volk begrijpt.' Maar toen wuifde hij het onderwerp weg - alsof hij bang was dat zoiets politieks de intimiteit van hun gesprek zou verstoren. 'Neem me niet kwalijk. Het was niet mijn bedoeling de herinnering aan moeilijke tijden bij u op te roepen. Mijn vader heeft vernomen dat u in het keizerlijke paleis een hele nacht lang belegerd bent. Hij zei dat het de Acoma bijzonder tot eer strekt dat u het hebt overleefd.' Voordat Mara het compliment bescheiden kon afwimpelen, wierp hij haar die directe blik toe waar ze zo onthutsend weerloos tegenover stond. 'Ik zou bijzonder graag uit uw eigen mond vernemen wat er toen allemaal is gebeurd,' besloot hij.
Mara zag dat hij zijn hand over het tafelblad verschoof, en met een griezelig inzicht - een intense gevoeligheid die ze met hem leek te delen -wist ze opeens dat hij haar graag in zijn armen wilde nemen. Er ging een rilling door haar heen toen ze zich de aanraking door zijn sterke soldatenlijf voorstelde. Hij was niet slechts meer dan aantrekkelijk voor haar, hij begreep haar ook. Met hem zou ze geen last hebben van de culturele verschillen of de emotionele twistpunten die haar verhouding met Kevin vertroebelden. Waar de barbaar reageerde op haar sombere Tsuranese aard, en haar ontspanning bracht door zijn humor, zou de man die nu tegenover haar zat haar gewoon begrijpen, waaraan hij bovendien de onuitgesproken belofte van zijn bescherming zou toevoegen.
Weer besefte Mara opeens dat ze zat te staren, en dat ze snel iets moest antwoorden op zijn suggestie, anders zou deze intieme bijeenkomst nu meteen uit de hand lopen en een uitbarsting van passie worden. 'Ik herinner me een heleboel kapotgeslagen vogelkooien,' zei ze, in een geforceerde poging tot luchtigheid. 'Heer Hoppara had zich met zijn mannen bij ons gevoegd, dus toen de aanvallers zijn appartement binnenvielen troffen ze daar geen tegenstanders aan. Toen hebben ze hun woede maar gekoeld op Isashani's kooien en meubels. De volgende dag hebben bedienden van de vrouwe nog een hele tijd achter de ontsnapte vogels aan gejaagd.'
Hokanu was teleurgesteld dat ze het gespreksonderwerp uit de persoonlijke sfeer probeerde te halen, en hij keek haar met licht opgetrokken wenkbrauwen aan. Zijn ogen waren een tikje exotisch en de manier waarop hij haar nu aankeek had iets hunkerends. 'Vrouwe Mara,' zei hij zachtjes, en zijn toon deed een koude rilling over haar rug gaan, 'ik ben misschien overmoedig wanneer ik mezelf op deze wijze aan u presenteer, maar de omstandigheden in het rijk hebben veranderingen afgedwongen die niemand van ons nog maar een paar maanden geleden had kunnen voorzien.'
Mara zette haar wijnglas neer om te verhullen dat haar hand licht trilde. Ze wist, O, ze wist waarhij naar toe wilde, en de gevoelens die in haar binnenste kolkten waren bijna onbeheersbaar. Wat bedoelt u?' vroeg ze slapjes.
Hokanu had heel goed door hoezeer ze in verwarring was - alsof ze het had uitgeschreeuwd. Hij boog zich naar voren. 'Mijn broer is aan de andere kant van de scheuring achtergebleven, dus ik zal op een dag het heerserschap van mijn vader moeten overnemen.'
Mara knikte. Haar eigen emoties werden aangewakkerd door het verdriet om het plotselinge verlies van Kasumi dat ze in hem voelde. De twee jongens waren opgegroeid als broers.
'Toen ik u voor het eerst ontmoette...' Hokanu zette de herinnering aan het verdriet van zich af en produceerde een wrange glimlach. 'Ik moet bekennen, vrouwe, dat ik toen vooral spijt voelde.'
Mara was zo verrast en opgelucht dat ze spontaan in lachen uitbarstte. 'Een rare manier om een compliment te maken, Hokanu!'
Zijn glimlach verbreedde zich en aan zijn ogen was te zien dat hij zich verheugde over de plotselinge blos op. haar wangen. 'Laat het me dan vlug anders formuleren, lieftallige vrouwe. Het speet me bijzonder dat ik u pas leerde kennen ter gelegenheid van uw huwelijk.'
Mara's gezicht kreeg een bitterzoete uitdrukking bij de herinnering. 'Er was heel veel spijt verbonden met dat huwelijk, Hokanu.' En het gebeurde weer: ze wist dat ze verder geen woord hoefde te zeggen en dat hij precies begreep wat ze bedoelde.
'Mara,' zei hij, en het woord klonk zo zacht als een liefkozing, 'we hebben allebei verplichtingen tegenover onze voorouders. Ik heb van jongs af aan geweten dat het mijn taak zou zijn door een huwelijk de betrekkingen van mijn familie te verbeteren. Ik ging er simpelweg van uit dat mijn vader me zou koppelen aan de dochter van een of ander machtig heer. Maar nu...'
Mara maakte de gedachte af. 'Nu ben je zelf de aanstaande Regerende Heer van een aanzienlijk huis.'
Hokanu's opluchting was duidelijk te zien. 'Precies. En dan gelden er andere overwegingen.'
Mara voelde aan de ene kant hoop, maar aan de andere een schrijnende teleurstelling dat ze hem misschien verkeerd had begrepen. Hij gaf om haar, hij wist dat zijn aanwezigheid haar hevig beroerde, en hij was aardig. Nu was hij behoedzaam bezig zich van haar te distantiëren zonder haar gevoelens nodeloos te kwetsen. 'Ik weet dat politieke belangen wensen van het hart in de weg kunnen staan,' zei ze, om hem te helpen het probleem glad te strijken.
'Mara, toen ik je de vorige keer kwam opzoeken had ik de stille hoop dat jij misschien mijn vader zou benaderen om een huwelijk tussen ons beiden te arrangeren.' Zijn aarzeling verdween opeens als sneeuw voor de zon en er kwam een ondeugende glinstering in zijn ogen. 'De rol van tweede zoon van een Regerende Heer eiste dat stilzwijgen van mij. Maar nu ik de erfgenaam ben, kan ik een heel andere regeling voorstellen.'
Mara's glimlach bevroor. Hij was niet van plan haar hoffelijk mee te delen dat hij niet meer naar haar hand kon dingen, hij wilde haar hand juist vragen! Ze was meteen in paniek - geraakt op haar zwakste plek, gedwongen nu acuut het pijnlijke onderwerp van haar toekomst met Kevin onder ogen te zien! 'Wat had je in gedachten?' vroeg ze, vechtend om haar zelfbeheersing te bewaren.
Hokanu aarzelde, en dat was voor hem ongebruikelijk. Hij had haar verwarring bespeurd en vroeg zich af wat daarvan de oorzaak kon zijn. In elk geval moest hij nu zijn formulering aanpassen. Hij steunde onwillekeurig met zijn hand op het tafelblad - alsof zijn onderbewustzijn zich voorbereidde op een klap. 'Ik vraag dit informeel, want als je nee zegt zou ik geen publieke afwijzing wensen. Maar als je het wilt zal ik mijn vaders Eerste Adviseur formeel aan jouw Eerste Adviseur laten vragen een ontmoeting tussen jou en mij te regelen...' Opeens begon hij breed te grijnzen. 'Wat een gezwam. Trouw met me, Mara. Op een dag zal Ajiki Heer van de Acoma zijn en je tweede zoon, onze zoon, zou de mantel van de Shinzawai kunnen dragen. Ik kan niets beters wensen dan jou als vrouwe aan mijn zijde te hebben en te weten dat twee oude huizen te zijner tijd geregeerd zullen worden door twee broers!'
Mara sloot haar ogen tegen de golf van verwarring die over haar heen spoelde. Hoe goed ze Hokanu ook kende, hoe sterk ze ook werd aangetrokken door zijn charme, het idee van een huwelijk was nu eenmaal iets dat al haar gevoelens deed kolken. Ze had aangevoeld dat dit moment onontkoombaar was, maar ze had zichzelf proberen wijs te maken dat ze door Hokanu's promotie tot erfopvolger de dans alsnog zou kunnen ontspringen - omdat hij aan nog gewichtiger politieke belangen zou moeten denken. Nee, dus.
Ze voelde hoe zijn blik op haar was gericht, voelde ook dat hij begreep hoezeer zijn woorden haar innerlijk in beroering hadden gebracht. En meteen schoot hij haar te hulp - wederom op die elegante manier van hem, die haar volkomen weerloos maakte.
'Ik heb je overvallen.' Er klonk een verontschuldiging in zijn stem. 'Je moet je er niet ongelukkig door voelen. Ik zal me terugtrekken, dan kun je rustig nadenken.' Hij ging staan, een en al voorkomendheid. 'Vrouwe, wat u ook besluit, wees niet bevreesd voor mijn gevoelens in deze kwestie. Ik houd van u in alle eer, maar ik houd ook van u als persoon. Indien mijn gezelschap u geen genoegen brengt, zal ik er zelf evenmin ook maar een moment van genieten. Zoek uw eigen geluk, vrouwe Mara. Ik ben mans genoeg om het mijne te vinden.'
Sprakeloos, met haar handen samengeknepen in een verkrampte poging om haar emoties onder controle te houden, keek Mara op. Maar hij was al weg. Ze had zijn voetstappen niet gehoord. Ze keek twee keer om zich heen om met zekerheid vast te stellen dat de kamer leeg was. Met trillende hand pakte ze haar wijnglas en dronk het in een teug leeg. Toen staarde ze naar het lege glas en het blad met onaangeraakt voedsel. Voor haar geestesoog versmolt Kevins gezicht met dat van Hokanu, en ze zou het wel willen uitschreeuwen van frustratie. Ze kon niet kiezen tussen die twee, onmogelijk, en ze werd verscheurd door liefde enerzijds en eerzame politieke noodzaak anderzijds.
'Lieve goden, wat een puinhoop,' mompelde ze, en pas op dat moment realiseerde ze zich dat ze niet meer alleen in de kamer was. Hokanu was zo attent en galant geweest om haar Eerste Adviseur naar haar toe te sturen om haar in dit moment van ontreddering te steunen en te troosten.
Nacoya was nog verzwakt door haar ziekte. Ze schudde haar hoofd om aan te geven dat Mara maar beter niets kon zeggen. 'Kom,' zei de oude vrouw resoluut. 'Laten we naar je eigen kamers gaan, dan kun je die officiële kleren uittrekken. Als je op je gemak bent kunnen we praten.'
Mara liet zich als een mak schaap meenemen. Ze leek nauwelijks te zien waar ze liep. 'Zorgt er iemand voor Hokanu?' vroeg ze op doffe toon.
ja hoor, Saric. En Lujan organiseert wat wedstrijdjes tussen de soldaten.' Nacoya schoof het scherm naar Mara's kamer open en zette een half dozijn mannelijke en vrouwelijke bedienden aan het werk. 'Koel badwater,' riep ze, 'en voor daarna iets lichts en gemakkelijks om aan te trekken!'
Mara liet zich bemoederen. Een meisje begon haar zware staatsiejapon open te knopen.
'Dit is onmogelijk!' riep Mara. 'Het moment is helemaal verkeerd!'
Nacoya klakte met haar tong. 'De Shinzawai is een oud geslacht, en buitengewoon rijk aan eer, maar zijn rol in de mislukte poging om het rijk een vredesregeling op te dringen...'
Verrast door deze plotselinge overgang naar de harde realiteit van de politiek stapte Mara uit haar japon. Als verdoofd liet ze zich in de tobbe helpen. Ze rilde een beetje toen twee meisjes haar rug begonnen te sponzen. 'Wat mankeert me? Waarom kan ik niet gewoon nee tegen hem zeggen en de zaak uit mijn hoofd zetten?'
Nacoya gaf een dubbelzinnig antwoord. 'Dochter, er bestaat geen zekere manier om over het hart te regeren.'
'Mijn hart heeft hier niets mee te maken!' snauwde Mara, maar de heftigheid van haar woorden haalde hun betekenis onderuit. 'Hokanu is voor mij alleen maar een middel tot een doel!'
De Eerste Adviseur nam plaats op een kussen en sloeg haar knokige vingers om haar knieën. Ze zei niets terwijl Mara zich een bad liet welgevallen waar ze eigenlijk geen zin in had. Al gauw had ze er genoeg van. Ze ging staan en liet ze zich door de meisjes afdrogen.
Nacoya begon pas te praten toen een ander meisje Mara een lichte kamerjas had gebracht. 'Meesteres, de Shinzawai behoren tot de edelste families van het keizerrijk. Dat is al heel lang zo - in elk geval zo lang als mijn vader en ik ons herinneren. De vorige heer, Shatai, de vader van Kamatsu, was Krijgshoofd van de Kanazawai toen een Heer van de Keda de laatste keer Krijgsheer was. Niemand heeft ooit gehoord van een Shinzawai die een belofte verbrak. Hun eer is boven elke twijfel verheven.'
Mara wist dat allemaal ook wel. Terwijl een meisje haar in de kamerjas hielp, zei ze met ingehouden ergernis tegen haar voormalige kindermeid: 'Maar momenteel is hun positie dubieus?'
'Er is flink wat wrok blijven hangen sedert het mislukte vredesoverleg en de Nacht van de Bloedige Zwaarden,' gaf Nacoya toe. 'Veel families die het verlies van vaders en zonen betreuren houden vol dat die moorden niet zouden hebben plaatsgevonden als de Blauwe-Wielpartij, en vooral de Shinzawai, niet aan de wieg van de keizerlijke intriges had gestaan.'
Mara hoefde er niet aan herinnerd te worden dat wraak op de Shinzawai tot nu toe alleen was uitgebleven omdat vele huizen verzwakt waren en iedereen zich voorzichtig gedroeg. Wanneer ze zich door een huwelijk aan die familie bond zou haar dat ongetwijfeld nieuwe gevaarlijke vijanden opleveren. Nee, besloot Mara, die door Nacoya's heldere argument ook zelf weer helder was gaan denken. De kern van de zaak was iets heel anders. Hokanu was attractief genoeg. Haar innige band met Kevin was een bijkomende, zeer pijnlijke complicatie, maar Mara had zichzelf nooit de valse hoop toegestaan dat liefde een slaaf kon veranderen in een echtgenoot. De verwardheid van haar gevoelens sproot voort uit een heel andere waarheid: ze walgde van het idee de controle over haar leven aan welke Regerende Heer dan ook af te staan! Buntokapi's kortstondige heerschappij had alleen maar slechte herinneringen nagelaten, maar dat was nog niet eens alles.
Mara zuchtte en keek door een open venster naar de tuin. Het was laat in de middag en er lagen langwerpige schaduwstrepen over het pad tussen de rijen akasi's. Het rijke groene land, dat vroeger van haar vader was geweest, en voordien van zijn voorouders, had welvaart gekend sinds dit meisje het op veel te jonge leeftijd en zonder enige ervaring had geërfd. Dat succes overdenkend, besefte Mara nu een diepere waarheid, een waarheid die eigenlijk helemaal niet gecompliceerd was - veel simpeler dan alle conflicten in haar leven, vroeger en nu. Na een lang stilzwijgen zei ze tegen Nacoya: 'Bedankt voor je raad. Je mag nu gaan.'
Toen de oude vrouw na een buiging was vertrokken bleef Mara zitten mijmeren. Veel gebeurtenissen in haar leven waren een direct gevolg van het feit dat zij Regerende Vrouwe was. Maar toch - de enorme verantwoordelijkheid, de plichten, zelfs de gevaren die eruit voortvloeiden, al die dingen waren niet zo verschrikkelijk belastend geweest als ze had gevreesd toen ze haar uit Lashima's tempel waren komen halen. Sinds ze de mantel van de Acoma had aanvaard, was ze gaan genieten van haar macht en had ze het leuk gevonden haar vernuft in te zetten binnen het Grote Spel. Het waren dingen die haar de vrijheid boden om nieuwe ideeën uit te proberen. Ze vroeg zich af hoe het zou zijn om zulke beslissingen weer aan anderen over te laten. Kon zij zich tevreden stellen met het houden van vogeltjes, het borduren van kussens, het kweken van bloemen in een tuin, en wat koppelarij tussen jongelui - de gewone vormen van tijdverdrijf voor edele vrouwen? Sommige vrouwen hadden op een andere manier veel macht en maakten daar knap gebruik van. Zou zij zo kunnen worden als Isashani van de Xacatecas? Zou zij even veel genoegen kunnen beleven aan een machtige rol achter de schermen als aan haar huidige positie, in het volle licht, op de troon van de macht?
Mara zuchtte weer.
Op dat moment viel er door de vensteropening een schaduw naar binnen, gevolgd door het geluid van een vertrouwde stem. 'Ik weet wat je denkt.'
Mara keek op en zag dat Kevin haar met een ironische glimlach om zijn lippen stond aan te kijken. Zoals altijd gaf hij zijn mening zonder daartoe door haar uitgenodigd te zijn. 'Je vraagt je af hoe het zou wezen als je het vanaf nu kalm aan deed en deze jonge krijger van de Shinzawai alle zaakjes maar liet regelen.'
Mara giechelde verrast. 'Jij... monster!'
Kevin klom naar binnen, wierp zijn roodgouden haren naar achter - ze moesten nodig worden bijgeknipt - en hield zijn lippen enkele centimeters bij de hare vandaan. 'Heb ik gelijk?'
Ze kuste hem. Hokanu's charme kon ze weerstaan, maar deze man was een gif in haar bloed. 'Ja, verdomme!'
'Ik kan je precies vertellen hoe dat zou wezen. Saai.' Kevin maakte een breed gebaar met zijn arm en trok haar daarna met diezelfde arm naar zich toe. Hij kuste haar op haar rug. 'Je vindt het fijn om de baas te zijn.'
'Ik heb nooit om de mantel van de Acoma gevraagd,' zei ze, met een begin van gepikeerdheid in haar stem.
'Weet ik,' zei hij, zonder zich tot tegenspraak te laten verlokken. 'Maar dat verandert niets aan het feit dat je het fijn vindt.'
Mara veroorloofde zich een zelfgenoegzaam glimlachje. 'Niemand heeft jouw mening gevraagd.'
Ze had het niet ontkend. Voor Kevin was dit zo goed als zeker het bewijs dat hij gelijk had. En toen zij zich tevreden achterover liet leunen, tegen zijn schouder aan, dikte hij zijn conclusie meteen maar flink aan. 'De man die jou het hof maakt is geen slappeling. Zodra jullie getrouwd zijn is hij de baas, en als ik de Tsuranese tradities ook maar een beetje begrijp kun jij daarna je regentschap voor altijd vergeten.' Kevin grijnsde boosaardig. 'Kortom, ga je met hem trouwen?'
Mara draaide zich half om, pakte met beide handen zijn rode baard vast en gaf er plagend een rukje aan. 'Gek dat je bent!' Voordat het pijn kon doen liet ze hem lachend los. 'Misschien,' antwoordde ze toen. Hij zette grote ogen op. 'Maar nu nog niet,' vervolgde ze. 'De politieke timing is fout, en er zijn een paar dingetjes die eerst moeten gebeuren.'
'Zoals?' vroeg Kevin, opeens serieus en bezorgd.
Mara, die niet helemaal had begrepen dat Kevins luchthartigheid een masker voor zijn eigen onzekerheid was geweest, trok een grimmig gezicht. 'Zoals de vernietiging van Tasaio van de Minwanabi.'
De tafel was feestelijk gedekt. Papieren lampions wierpen kleurig licht om zich heen en deden de wijn in de kristallen glazen fonkelen. Het fijnste servies en het mooiste bestek waren uit de kasten gehaald, en toch lieten Mara en haar gast de laatste zoete koekjes en het bijbehorende sausje onaangeroerd. Hokanu zat ontspannen op zijn kussens, maar hij was natuurlijk niet echt relaxed. 'Ik begrijp het, natuurlijk.'
Zijn stem klonk mild, onverrast, zonder enig spoort je van wrok erin. Toch kende Mara hem inmiddels goed genoeg om te hebben gezien dat hij heel even op zijn tanden had moeten bijten toen ze zei dat ze moest weigeren, wegens strikt politieke redenen, op zijn informele huwelijksaanbod in te gaan. Hij was niet ontdaan - en zeker niet zo woedend en verbitterd als Jiro was geweest toen ze de voorkeur had gegeven aan zijn broer, noch zo demonstratief, geslagen-hondachtig gekwetst als Kevin zich tijdens sombere buien kon gedragen - maar de afwijzing deed hem echt pijn.
En natuurlijk liet zijn verdriet haar niet onberoerd. 'Alsjeblieft,' vervolgde ze, iets gepassioneerder dan ze had bedoeld. 'Je kent mijn hart toch wel?'
Hokanu keek omlaag naar zijn handen, die schijnbaar ontspannen rond een wijnglas geschulpt waren. Mara had instinctief de neiging haar handen uit te steken en zijn lange, slanke vingers te omvatten, maar dat zou wat raar zijn, zo niet ongepast... Ze had immers net gezegd dat ze niet zijn vrouw wilde worden? 'Ik... ik bewonder je meer dan je weet. Ik zou geen betere vader voor mijn kinderen kunnen wensen. Maar we regeren allebei een huis. Onze woning zou een legerkamp zijn... Waar zouden we moeten leven? In dit huis, omringd door soldaten die niet aan jou loyaal zijn? Of op het landgoed van je vader, tussen soldaten die niet aan mij loyaal zijn? Mogen we mannen die trouw hebben gezworen aan de natami van jouw familie en die van de mijne zomaar vragen iemand van een ander huis te gehoorzamen, Hokanu?'
De klank van zijn naam, zoals alleen zij die kon uitspreken, bracht een bitterzoet glimlachje om zijn lippen, en haar woorden brachten hem ertoe verrast zijn wenkbrauwen op te trekken. 'Mara, ik had aangenomen dat je bij mij op het landgoed van mijn vader zou komen wonen, en dat we iemand zouden aanwijzen om als regent voor Ajiki op te treden tot hij volwassen is.' Hokanu maakte een afwijzend gebaar, dat uitsluitend voor hemzelf bedoeld was. 'Vrouwe, vergeef me die hersenloze aanname. Ik had moeten voorzien dat uitgerekend u niet voor een zo ouderwetse, fantasieloze manier van doen te vinden zou zijn.' Hij produceerde een ironisch glimlachje. 'Ik ben juist een bewonderaar van uw vrije geest. Om van u een gewone echtgenote te maken zou zoiets zijn als het opsluiten van een li-vogel. Dat snap ik nu.'
Hij zag er prachtig uit in het veelkleurige licht van de lampions. Zijn glanzende ogen leken de peilloze diepte van de heilige poelen in de wouden te bezitten. Mara haalde diep adem om zichzelf onder controle te houden. 'Dat heb je aangenomen, Hokanu, maar dat was geen ernstige fout.' Voor ze het wist had ze opeens toch haar hand uitgestoken en op de zijne gelegd. Zijn huid voelde warm aan, alle pezen en botjes van zijn hand leken afzonderlijk voelbaar. 'Voor al dat soort problemen zou een oplossing bedacht kunnen worden, als Tasaio van de Minwanabi niet als een zwaard boven mijn nek hing. En als jij en je familie niet tot over jullie oren betrokken waren geweest bij het plan van de keizer om buiten de Hoge Raad om een vrede àf te dwingen. En als we...'
Hokanu verplaatste zijn andere hand en legde hem zacht op de hare. De uitdrukking op zijn gezicht was veranderd en toonde nu geen glimpje van verdriet of boosheid meer, maar enkel nog intense belangstelling. 'Ga door.'
'Als we ergens leefden,' begon ze aarzelend, niet precies wetend hoe ze een concept onder woorden moest brengen dat ze van Kevin had geleerd, 'waar niet alleen op papier, maar ook in de werkelijkheid wetten gelden, en waar moord niet wordt gedoogd als onderdeel van de politiek. . .' Ze zweeg, en ze voelde aan de druk van zijn hand en de aard van zijn zwijgen dat hij er precies hetzelfde over dacht als zij, dat ook hij oog had voor deze ingevreten fouten in hun cultuur, die ze in de loop van de jaren met tegenzin onder ogen had leren zien. Dit moeiteloze zielscontact verontrustte haar en met haar volgende woorden probeerde ze weer wat afstand te nemen. 'Als we leefden in een tijd waarin we wisten dat onze kinderen konden opgroeien zonder achter elke deur een mes te moeten vrezen, dan, Hokanu van de Shinzawai, zou ik zeer vereerd zijn wanneer ik je vrouw mocht worden. Er is geen man in het keizerrijk die ik liever zou zien als de vader van mijn volgende kind.' Ze wendde haar blik van hem af, bang dat ze zich nog verder zou laten gaan. 'Maar zolang de raad nog zo onrustig is, en we weten dat de dingen nu eenmaal anders zijn dan we ze zouden wensen, zou een vereniging van ons beiden een extra risico zijn voor jouw huis en voor het mijne.'
Hokanu zweeg. Hij streelde haar hand en liet hem toen los. Zij wachtte een poosje voordat ze hem weer aankeek, en hij keek haar recht in de ogen. 'U bent veel wijzer dan uw jaren doen vermoeden, vrouwe Mara. Ik zal niet doen alsof ik niet teleurgesteld ben, want dat ben ik wel. Des te meer bewondering heb ik voor uw onwrikbaarheid.' Hij hield zijn hoofd een heel klein beetje scheef. 'Uw zeldzame kracht maakt u des te begeerlijker.'
Mara voelde een vochtig waas voor haar ogen komen. 'Hokanu, een of andere dochter van een ander huis zal een zeer gelukkige vrouw worden.'
Hokanu boog zijn hoofd voor het compliment. 'Zulk een dochter zal meer nodig hebben dan alleen geluk om mijn gevoelens voor u te kunnen verdringen. Mag ik, voordat ik vertrek, weten of u tenminste welwillend staat tegenover vriendschap met de Shinzawai?'
'Zeer zeker,' zei ze, bijna duizelig van opluchting dat hij niet kwaad op haar was en haar afwijzing zo hoffelijk had geslikt. Pas nu besefte ze hoe bang ze was geweest dat ze zijn eeuwige vijandschap over zich af zou roepen. 'Ik zou die vriendschap koesteren als een waar voorrecht.'
'Zie het meer als een geschenk,' zei Hokanu. 'Een geschenk dat u volkomen waardig bent.'
Hij dronk zijn glas leeg en maakte aanstalten om afscheid te nemen. Mara hield hem nog even tegen, want ze wilde het moment van zijn vertrek graag zo lang mogelijk uitstellen. 'Als het mag, zou ik een gunst willen vragen.'
Hij was al bijna opgestaan, maar liet zich nu weer op zijn kussen zakken. Zijn donkere ogen keken haar niet achterdochtig aan - alsof ze misschien van plan was zijn zwakte uit te buiten - maar oprecht nieuwsgierig. Mara zag en herkende die blik en besefte nogmaals hoeveel ze op elkaar leken, zij en hij: beiden hadden ze een aangeboren instinct voor het Grote Spel, beiden waren ze bereid om hoog in te zetten.
'Wat zou u willen vragen, vrouwe Mara?'
Ze probeerde luchtig te doen en vroeg zich even af hoe ze dit hachelijke onderwerp het beste kon aansnijden. 'Ik heb me laten vertellen dat jullie thuis regelmatig bezoek krijgen van een Grootheid.'
Hokanu knikte. Zijn gezicht stond nu uitdrukkingsloos. 'Dat is juist.'
Daarna viel er even een wat pijnlijke stilte.
'Weet je,' vervolgde Mara, 'ik zou heel graag eens informeel met zo iemand willen praten. Als je op een of andere manier behulpzaam kunt zijn bij het regelen van een ontmoeting zou ik me bijzonder verplicht voelen.'
Hokanu kneep zijn ogen een heel klein beetje samen, maar bracht zijn nieuwsgierigheid naar Mara's motieven niet onder woorden. 'Ik zal zien wat ik kan doen.'
Toen ging hij abrupt staan, maakte een formele buiging voor haar en sprak passende afscheidswoorden. Ook Mara stond op. Ze vond het spijtig dat de intieme sfeer verbroken was. Zijn charme was nu alleen nog maar een uiterlijk vertoon dat zijn eigenlijke gedachten verhulde. Toen hij weg was bleef ze in het licht van de lampions nog een poosje staan, draaiend met het glas in haar hand. Ze kon zich zijn afscheidswoorden niet meer letterlijk herinneren, maar ze wist nog dat hij zijn emoties maar al te goed had weten te verbergen.
De kussens om het lage tafeltje heen leken opeens akelig leeg. Buiten was het donkerder dan anders.
Even later kwam Nacoya. Mara had niet anders verwacht. De instincten van de oude vrouw lieten haar nooit in de steek. Ze wierp een blik op haar meesteres en kwam toen naast haar zitten. 'Dochter van mijn hart, je ziet er ongelukkig uit.'
Mara leunde tegen de oude vrouw aan en liet zich omarmen alsof ze nog een kind was. 'Nacoya, ik heb gedaan wat ik moest doen. Ik heb Hokanu's aanzoek afgewezen. Maar ik ben bevangen door een droefheid waarvan ik de reden niet ken. Ik had nooit kunnen geloven dat ik van Kevin kon houden in de mate waarin ik van hem houd, en tegelijk zo verdrietig kon zijn over het afslaan van Hokanu's voorstel.'
Nacoya streelde Mara zachtjes over haar wang, zoals ze zo vaak had gedaan toen de vrouwe nog maar een kind was geweest. 'Dochter, het hart heeft ruimte voor meer dan een. Elk van beide mannen heeft er zijn eigen plaatsje.'
Mara zuchtte, en liet zich even troosten door de omarming van haar vroegere kindermeisje. Toen glimlachte ze triest. je hebt me altijd gewaarschuwd dat liefde een vreselijke kopzorg kan zijn. Ik geloof dat ik dat nu pas goed begin te begrijpen.'
Bij het geluid van de gongslag verstijfde Mara, en toen sprong ze op. Kevin was juist begonnen haar rug te strelen, maar deze keer was haar zachte, warme huid opeens weg. Kevin bleef in zijn eentje achter. Hij herinnerde zich opeens dat hij anders nooit wakker was geworden van de gong die haar moest wekken. Hoog tijd om de ogen te openen, dus. 'Wat is er?' vroeg hij slaperig, vanaf de bedmat om zich heen kijkend.
Het was in de kamer opeens een drukte van belang. Meiden met kammen en haarspelden en kleren waren opeens van alle kanten naar binnen gedrongen, leek het wel, en waren druk bezig Mara helemaal op haar deftigst op te tutten.
Kevin fronste zijn voorhoofd. Hij was dan wel slaperig, maar hij had de vrouwe toch echt geen opdrachten horen geven. 'Wat is er?' vroeg hij nogmaals, maar nu zo luid dat het werd gehoord.
'Er komt een Grootheid!' antwoordde Mara ongeduldig, waarna ze met een van de meisjes begon te overleggen over de sieraden die ze bij deze japon zou dragen. 'Ik denk de ijzeren halsketting, voor deze speciale gelegenheid, en de tiara van jade.'
'Op dit uur van de dag?' vroeg Kevin ongelovig terwijl hij langzaam opstond. Hij pakte zijn grijze kamerjas en trok hem aan.
'Normaal ben ik om deze tijd al een uur op!' riep Mara hem geprikkeld toe.
'Tja,' zei Kevin schuldbewust. Hij had inderdaad zijn best gedaan om haar op de bedmat te houden, en in het begin had ze aan dat streven van harte meegewerkt. 'Neem me vooral niet kwalijk.' Zijn toon was luchtig, maar hij was duidelijk gepikeerd over haar plotselinge vertrek uit zijn armen.
Mara liet haar knopen en veters over aan de meisjes. 'Grootheden hebben geen tijd om zich te laten ophouden door iemands nukken en grillen,' begon ze, op een vriendelijker toon, maar toen klonk opnieuw een gongslag. 'Genoeg! De Grootheid is er!'
De meiden lieten haar los en maakten een buiging terwijl hun meesteres even voelde of haar haren stevig genoeg waren vastgepind. Het halssnoer van zeldzaam metaal en haar tiara zouden de Grootheid voldoende duidelijk maken dat ze zijn komst niet licht opvatte.
Toen ze haar slippers had aangetrokken en naar de deuropening liep maakte haar slaaf aanstalten om haar te volgen. 'Nee. Jij mag niet mee.'
Kevin begon onmiddellijk te protesteren, maar Mara zei: 'Stil! Als deze magiër zou vinden dat jij hem op welke manier ook beledigd had, zou hij de dood van elk lid van dit huishouden kunnen eisen. En ik zou dan verplicht zijn te gehoorzamen, ongeacht de prijs. De woorden van een Grootheid zijn wet. En daarom wil ik jou, met je brutale, ongecontroleerde mond, niet inzijn buurt hebben.'
Ze kapte elke verdere discussie af en verdween naar buiten. Ze stak de binnentuin over naar een andere vleugel van het huis, waar zich een kleine, vijfhoekige kamer bevond die geen meubilair of versiering bevatte, behalve een ingelegde shatravogel van onyx in de vloer. Die kamer was tijdens haar hele leven nog nooit gebruikt, maar elk huis had een dergelijk vertrek, of alkoof of iets dergelijks - als er maar een duidelijk symbool aanwezig was. Via deze symbolen konden namelijk alle magiërs in het keizerrijk van plek naar plek reizen. Een aankomst werd traditioneel aangekondigd door een gongslag, welke via magische methoden naar de plek werd gezonden waar de magiër even later zou arriveren.
In het kamertje stonden Nacoya, Keyoke en Saric al naar een streng kijkende man in een zwart gewaad te kijken. Ze maakte een diepe buiging. 'Vergeef me, Grootheid, mijn gebrek aan promptheid om u te begroeten. Ik was nog niet geheel gekleed toen u aankwam.'
De man boog lichtjes zijn hoofd, alsof hij vond dat de zaak van weinig belang was. Hij was nogal schraal van bouwen gemiddeld van lengte. Hoewel zijn wijde gewaad zijn gestalte verhulde, had hij in zijn houding iets bekends. 'Door bemiddeling van iemand voor wie ik enige genegenheid koester werd me onder de aandacht gebracht dat u met me wenste te spreken.'
De stem zette haar op het spoor: anders, ouder, maar tegelijk qua timbre hetzelfde als die van Hokanu. Mara's ogen sperden zich ietsje verder open. Dit was niemand minder dan Fumita, de natuurlijke vader van de erf zoon van de Shinzawai. Hokanu had haar verzoek wel erg persoonlijk opgevat. Tevens bleek hieruit dat haar vermoeden juist was geweest: er bestond nog een zekere familieband tussen dit lid van de Assemblee en het huis Shinzawai.
Toch wilde Mara hier niet al te lang over speculeren. Als ze dat verkozen, waren magiërs in staat de gedachten te lezen van de mensen in hun nabijheid. Ze herinnerde zich nog al te goed welke rol dit deel van hun magie had gespeeld bij de ondergang van Jingu van de Minwanabi. Beleefd zei ze: 'Grootheid, ik heb de wijsheid van iemand zoals u nodig om het keizerrijk te dienen.'
De man knikte. 'Dan zullen we praten.'
Mara excuseerde haar adviseurs en ging de Grootheid voor naar de aangrenzende veranda, waar lage stenen bankjes stonden. Terwijl Fumita plaatsnam, kreeg Mara even de kans om hem wat beter te bekijken. Zijn haren waren donkerbruin, hier en daar al doorschoten met grijs. Zijn gezicht was hoekig, maar regelmatig van vorm, en zijn adelaarsneus krommer dan die van zijn zoon. Zijn donkere ogen leken sprekend op die van Hokanu, zij het dat die van de Grootheid totaal ondoorgrondelijk waren - alsof er een sluier voor hing.
Toen hij op een stenen bank zat nam Mara recht tegenover hem plaats. Er was slechts een smalle ruimte tussen hen beiden in.
'Waarover wilt u praten?' vroeg Fumita.
'Er is een vraag die op mij drukt, Grootheid,' begon Mara. Ze haalde diep adem en zocht naar een passend begin. 'Zoals velen was ik aanwezig bij de Keizerlijke Spelen.'
Als de Grootheid bepaalde gevoelens had over die dag, hield hij ze verborgen. Zijn intense belangstelling maakte haar echter veel zenuwachtiger dan Hokanu's directheid. Het was niet zo dat hij ontoegankelijk leek, maar hij straalde bepaald geen warm welkom uit. 'Ja?'
'Er wordt gezegd dat de Grootheid die... het centrum van de verstoringen vormde de strijders die weigerden te vechten heeft bevrijd.'
'Dat is waar.' Neutrale stem, nog steeds volstrekt vrijblijvend. Fumita wachtte kalm tot Mara verder zou praten. Het was even duidelijk als wanneer hij het wel zou hebben uitgesproken: ze moest haar gang maar gaan en zeggen wat ze op haar hart had, maar alle risico's waren voor haar eigen rekening. 'Wel, dat is wat ik mij afvraag,' zei Mara. 'Als een Grootheid slaven mag bevrijden, wie mag het dan verder nog? De keizer? De Krijgsheer? Een Regerend Heer?'
De magiër zei een hele poos niets. Tijdens dit stilzwijgen werd Mara zich opeens buitengewoon bewust van haar omgeving - misschien als een vis die opeens merkt dat hij in een vijver is afgezonderd - zoals het briesje dat waaide, en een bediende die verderop door de tuin liep, en het merkwaardig luidruchtige vegen van een bezem, ergens in een van de gangen. Het waren alledaagse dingetjes uit haar leven, maar nu de magiër zijn blik zo akelig strak op haar gericht hield leken ze iets onwerkelijks. Toen Fumita tenslotte sprak was zijn toon nog hetzelfde en klonken zijn woorden nog precies even uitdrukkingsloos en kortaf als voorheen. 'Mara van de Acoma, uw vraag zal worden voorgelegd aan de Assemblee.'
Zonder nog iets te zeggen en voordat zij de kans kreeg te antwoorden stak hij zijn hand in een zakje dat aan zijn riem hing en haalde er een metalen voorwerpje uit - een of andere talisman. Mara kreeg niet de gelegenheid om er nieuwsgierig naar te turen - als ze dat al zou hebben gedurfd - want hij wreef meteen met zijn duim over het oppervlak. Zo te zien had hij dat al heel vaak gedaan. Er klonk een zacht gezoem om hem heen en het volgende moment was de magiër verdwenen. De stenen bank was leeg en een zuchtje wind beroerde de zoom van Mara's zware staatsiejapon.
Mara zelf zat met open mond en lichtelijk ontredderd voor zich uit te staren naar de plek waar de magiër had gezeten. Ze had nooit eerder rechtstreeks met een Grootheid te maken gehad, behalve die ene keer bij het einde van heer Jingu. Deze keer had ze zelf het initiatief genomen, maar de uitkomst bevredigde haar niet. Hoe zou de Assemblee reageren? Mara huiverde, en ze wilde dat ze weer knus bij Kevin onder een deken lag.