25 Confrontatie

 

Er klonk trompetgeschal.  

Een dozijn dragers in livrei torste een platform, waarvan Mara stevig de houten leuning vasthield. Ze deed haar best om er zelfverzekerd uit te zien, maar in haar hart wist ze zeker dat ze een belachelijke aanblik bood in haar op maat vervaardigde wapenrusting van een Krijgshoofd van de Hadama. Niet gewend aan de stijfheid van kurassen en schouderstukken, en nog minder aan de bijbehorende riemen, gewrichtsbeschermers, gespen en wat al niet meer, hield ze zichzelf voor dat ze in elk geval zo recht mogelijk moest staan. Keyoke en Saric hadden gezegd dat ze bij gewone vergaderingen gerust weer in ceremoniële kleren kon verschijnen, maar tijdens haar eerste publieke optreden als Krijgshoofd van de clan diende ze toch echt in het bijpassende tenue gehesen te zijn.  

Mara begreep werkelijk niet hoe mannen in zulke harnassen nog in staat waren een zwaard te hanteren, en ze bekeek de soldaten om haar heen en achter haar met een nieuw respect. Zij werd voortgedragen aan het hoofd van het leger van de clan Hadama, bijna tienduizend man sterk, dat op weg was naar de poorten van de Heilige Stad. Aan haar voeten gezeten, zoals bij haar rang paste, probeerde Kevin eruit te zien als een gedweeë lijfslaaf, maar wegens de haag van wuivende en juichende toeschouwers aan weerszijden van de weg had hij het moeilijk zijn opgetogenheid verborgen te houden. Met zijn gezicht naar zijn meesteres gewend - zodat weinigen boven het lawaai uit konden horen wat hij tegen haar zei - riep hij verheugd: 'Ze lijken me aardig in hun schik met jou, mijn vrouwe!'  

Mara permitteerde zich een tersluiks antwoord. 'Dat is te hopen! Vrouwelijke krijgers zijn schaars in de geschiedenis van het keizerrijk, maar de weinige die er waren zijn legendarisch, bijna even uniek als de Dienaren van het Rijk.' Toen probeerde ze haar nieuwverworven roem te relativeren. 'Maar ja, elke menigte is nu eenmaal dol op spektakel. Ze zouden net zo hard juichen als er iemand anders op dit platform stond.'

'Misschien,' gaf Kevin toe. 'Maar ik denk dat de mensen voelen dat het keizerrijk in gevaar is en ze zien jou als iemand die hoop biedt.'

Mara keek naar de drukte langs de weg naar de buitenpoort van de Heilige Stad. Alle standen en beroepen waren vertegenwoordigd, van zonverbrande boeren en landarbeiders tot sjouwers, kooplieden en gildenmeesters. Ze leken oprecht in hun waardering voor de Vrouwe van de Acoma. Velen riepen haar naam, anderen wierpen haar papieren gelukstekens toe of zwaaiden ermee. Ondanks de toejuichingen bleef Mara sceptisch kijken.

'Ze weten wie je vijand is,' vervolgde Kevin, 'en ze kennen Tasaio's walgelijke karakter even goed als jij. De edelen hier spreken weliswaar geen kwaad over elkaar, bij wijze van beleefdheid, maar ik kan je verzekeren dat de gewone mensen niet zo terughoudend zijn. 'En als zwakste partij geven ze altijd de voorkeur, als ze iets te kiezen hebben, aan degene van wie ze het humaanste, genadigste beleid verwachten. Nou, ben jij dat, of de Heer van de Minwanabi?'

Mara dwong zich tot het uitstralen van een kalmte die ze niet voelde. Kevins logica leek zo geruststellend. Misschien was het wel waar wat hij zei. Maar de steun van het gewone volk zou helaas geen invloed hebben op de uitkomst van de aanstaande strijd. Hoewel ze terdege besefte dat de komende paar dagen haar ofwel de triomf, ofwel de dood zouden brengen, probeerde ze alle toekomstgedachten van zich af te zetten. Ze had simpelweg geen andere keuze. De aanval op haarzelf en haar zoon had de situatie geforceerd. Ze moest in actie komen, of anders een defensieve strategie kiezen, en maar afwachten tot haar krijgers, spionnen of lijfwachten eens een fout zouden maken, en Tasaio's zwaard alsnog haar hart zou vinden. Op de dag dat haar vader, Sezu, het slachtoffer was geworden van een door de Minwanabi gespannen valstrik, had hij verkozen zich liever dood te vechten dan zijn voorouders te beschamen door de vlucht te nemen en voortaan een leven als lafaard te leiden. Mara kon en wilde geen genoegen nemen met minder. Ze had geprobeerd de ontwikkeling te versnellen door een onderhoud met Tasaio te vragen. Als hij haar dat weigerde, moest er een confrontatie volgen. Maar nu, zonder dat ze een plan achter de hand had om haar eer of haar huis te redden, was haar zelfverzekerde houding weinig meer dan bravoure. Hoewel ze triomfantelijk aan het hoofd ging van de voltallige militaire sterkte van de clan Hadama, was haar geest een moeras vol angsten.  

'Kijk daar!' riep Kevin.

Mara werd uit haar morbide gepieker gerukt en keek in de richting die hij aanwees. Ze kreeg een brok in haar keel: er kampeerde een heel leger ten westen van de Heilige Stad. De heuvels waren een mozaïek van tenten en kleurige banieren. Kevin maakte een snelle schatting. 'Ik denk dat daar wel vijf tienduizend man gelegerd zijn!'  

Mara's gealarmeerde zenuwen kalmeerden toen ze de banieren herkende. 'Dat is een gedeelte van de clan Xacala. Heer Hoppara heeft de Xacatecas te velde gebracht. Anderen zijn hem gevolgd.'

Niet alleen Mara's bondgenoten waren komen opdagen. Ze wees naar de andere kant van de rivier. 'Kijk daar eens.'  

De weg volgde de loop van de Gagajin. Op de oever aan de oeverkant zag Kevin een ander legerkamp. De tenten daar stonden heel dicht op elkaar, zo ver de blik reikte, en overal wapperden vaandels. 'Goden, tot aan de heuvels toe! Dat moeten vijftig of zestigduizend soldaten zijn. Het lijkt wel alsof de helft van de heren in het rijk iedereen die een harnas kan dragen hierheen heeft genomen!'

Mara knikte. Haar mond stond grimmig. 'De zaak zal hier worden beslecht. Die aan de overkant horen bij Tasaio. Het is de legermacht van de clan Shonshoni, en die van de andere vazallen en bondgenoten van de Minwanabi. In de verte zie ik de banieren van de Tondora en de Gineisa. En de Ekamchi en de Inrodaka hebben zich eindelijk dan toch bij Tasaio aangesloten, zie ik.' Ze maakte een breed handgebaar. 'Ik durf te wedden dat de heren van de Keda en de Tonmargu hun tenten ten noorden van de stad hebben opgeslagen, met hun bondgenoten. Dat moeten bijna veertigduizend zwaarden zijn. En ik weet zeker dat er verder weg nog zeker honderdduizend soldaten op weg naar de stad zijn - allemaal kleine, onbelangrijke families, die voorlopig op een veilige afstand blijven, maar zich straks als lijkenpikkers bij de winnaars zullen voegen - als het tot een conflict zou komen.' Ze dempte haar stem, alsof ze bang was dat verkeerde oren haar woorden zouden horen. 'Hoe kunnen we, met al die soldaten op de been, een burgeroorlog voorkomen, zelfs als we dat zouden willen?'

Het gejuich van de menigte en de feestelijke sfeer leken opeens niet meer dan hol uiterlijk vertoon. Kevin besefte dat zijn vrouwe stond te trillen onder haar harnas. Hij haalde geruststellend zijn schouders op. 'Maar heel weinig soldaten zijn dol op doden. Geef hun een excuus, en ze worden net zo lief samen dronken, of ze knokken vriendschappelijk wat met elkaar, gewoon voor de lol. Zo is het tenminste op mijn wereld.'

Toch mocht het contrast tussen de levendige gezichten die hij zich van Midkemia herinnerde en het uitgestreken smoelwerk van zelfs de laagste bedelaar op Kelewan niet genegeerd worden. Kevin hield de gedachte wijselijk voor zich, maar hij had nog nooit lui ontmoet die zo gretig bereid waren om te sterven als deze rare Tsurani! Zo lang de mensen kalm bleven en niet begonnen elkaars moeders te beledigen, zouden deze partijen misschien in staat zijn een bloedbad te vermijden. Maar als een schreeuwlelijk zijn grote bek...

Kevin hoefde de gedachte niet af te maken en hij wist ook dat hij Mara niets hoefde te vertellen: zij zag het risico natuurlijk even goed als hijzelf. Een onverhoedse beweging met een zwaard, om iemands eer te verdedigen, en

het hele rijk zou trillen op zijn grondvesten. Kon het nog voorkomen worden? Na wat hij in de Nacht van de Bloedige Zwaarden had meegemaakt schatte Kevin de kansen niet al te gunstig in.

Toen de voorhoede de boog van de grote stadspoort naderde werd het links en rechts van de weg steeds minder druk, tot er op het laatst helemaal geen publiek meer stond. In de bevreemdende stilte en leegte stapte een peloton keizerlijke wachters op de colonne af. Mara liet haar troepen halt houden. De slagleider in zijn witte wapenrusting met gouden accenten kwam naar haar toe. 'Mara van de Acoma?' vroeg hij.

Niet gewend aan het gewicht van de gepluimde helm op haar hoofd beperkte Mara haar antwoord tot een voorzichtig knikje.

'Waarom hebt u de clan Hadama bijeengeroepen en brengt u hen allen naar de Heilige Stad?' vroeg de officier van de keizer.

Vanaf haar platform keek Mara neer op de arrogante jongeman, die zo zelfgenoegzaam genoot van zijn keizerlijke rang. 'U beschaamt het Hemelse Licht door uw gebrek aan goede manieren,' zei ze tenslotte.

De officier negeerde de reprimande. 'Vrouwe, ik zal me voor mijn daden verantwoorden wanneer Turakamu beoordeelt op welke plek van het Wiel van het Leven ik mijn volgende bestaan moet leiden.' De jongeman wierp eerst een blik op de enorme hoeveelheid troepen aan de overkant van de rivier en vervolgens, demonstratief verwijtend, op het leger dat achter Mara's platform stond opgesteld. 'Goede manieren zijn momenteel niet onze eerste zorg. Als de goden het wensen zullen velen van ons Turakamu trouwens snel genoeg onder ogen komen. Ik heb mijn bevelen.' Slecht op zijn gemak, omdat hij maar twintig soldaten achter zich had staan terwijl Mara er duizenden had, besloot hij gehaast en botweg: 'De keizerlijke bevelhebber staat erop dat ik uw reden verneem om het leger van de clan Hadama naar de Heilige Stad te brengen.'

Wanneer ze hier een punt van maakte, zou de vlam gemakkelijk in de pan kunnen slaan, realiseerde Mara zich. Ze besloot daarom dat het verstandiger was de brutaliteit maar te negeren. 'We komen voor overleg met anderen van onze rang en statuur, en met het oog op het welzijn van het keizerrijk.'

'Ga dan naar uw onderkomen, Vrouwe van de Acoma, en weet dat u keizersvrede geniet. Een eregarde van de Acoma mag u vergezellen, bestaande uit evenveel soldaten als het aantal heren van de clan Hadama dat u vergezelt. Weet echter dat het Hemelse Licht de vergaderzaal van de Hoge Raad gesloten heeft verklaard, tot hij anders beslist. Iedereen die het keizerlijke paleis wil betreden zonder keizerlijke toestemming zal als een verrader van het rijk worden beschouwd. Gaat uw gang, vrouwe.'

De jonge officier deed een paar stappen opzij om het platform met het Krijgshoofd en haar eregarde langs te laten. Alvorens zich de stad binnen te laten dragen riep Mara Lujan bij zich en gaf hem snelle orders. 'Zeg het de Heer van de Chekowara en de anderen: we zien elkaar morgen bij zonsopgang in mijn stadshuis.'

Haar opperbevelhebber boog. 'En de krijgers, meesteres?'

Voor de laatste keer liet Mara haar blik gaan over de oevers en de heuvels aan weerszijden van de rivier, en over de zee van tenten en banieren. 'Zoek de banier van de Minwanabi en leger onze mannen zo dicht mogelijk daarbij in de buurt. Ik wil dat Tasaio goed beseft dat een dolk van de Acoma op zijn keel is gericht, wat hij ook van plan moge zijn.'

'Uw wil, meesteres.' Lujan haastte zich om haar bevelen te laten doorgeven en stelde vervolgens een eregarde samen. Daarna gaf Mara haar escorte formeel het bevel haar door de stadspoort naar binnen te leiden. Terwijl de Heer van de Chekowara en de andere heren van de Hadama haar volgden, allemaal uiteraard in de juiste volgorde, naar stand en status, wenste Mara dat ze een manier wist om dat akelige holle angstgevoel uit haar maag te verdrijven. Alles zou hier worden beslist, en binnen enkele dagen, maar ze had nog steeds geen idee hoe ze moest voorkomen wat de Minwanabi had gezworen: dat zij en haar negenjarig zoontje aan de Rode God geofferd zouden worden. De wapenrusting die ze droeg woog plotseling zwaarder dan een molensteen, het gejuich van de mensen in de verte klonk opeens pijnlijk luid. Was er nog wel ergens een plaats, vroeg ze zich wanhopig af, waar ze in rust en vrede zou kunnen nadenken?

De tocht door de stad naar haar huis putte Mara uit. Ze schreef het vooral toe aan haar pessimisme en besloot dat ze de hele middag rust moest nemen. Alle afspraken werden afgezegd. Achteraf gezien stelde dit haar spionnenmeester in staat om zijn informanten in de stad op te zoeken en recente gegevens te verzamelen. Later dineerden Mara, Arakasi en Lujan met hun drieën, en namen ze allerlei plannen onder de loep om de Minwanabi dwars te zitten.  

Niemand kwam met briljante ideeën. 

 

De volgende morgen kwam de clan Hadama bijeen. Te midden van het vers gesnoeide groen van de binnen tuin verzamelden zich de prominentste Regerende Heren van de clan en een half dozijn bondgenoten in een grote cirkel bij de centrale fontein. Bij het zachte geklater van opsproeiend en vallend water nam de Heer van de Ontara het woord: 'Vrouwe Mara, heersers die geen greintje sympathie hebben voor Tasaio zullen zich samen met hem tegen de keizer keren, simpelweg omdat Ichindar de tradities aan zijn laars lapt. Zelfs velen in onze eigen clan vrezen een rijk dat wordt bestuurd door slechts één man, zelfs als die ene het Hemelse Licht is. Een Krijgsheer kan zeer dominant zijn, dat weten we allemaal, maar toch is hij niet meer dan de eerste onder zijn gelijken.' Anderen mompelden instemmend.  

Mara, die zich nog steeds merkwaardig slecht op haar plaats voelde, deed een poging om zich te concentreren. Kevins ironische commentaar op de Tsuranese politiek was in ieder geval op dit punt treffend juist: deze mannen waren veel meer verzot op hun eigen voorrechten dan dat ze afkerig waren van moord, wreedheid en verspilling. Zich opnieuw pijnlijk bewust van het feit dat haar eigen manier van denken zo ingrijpend veranderd was dat nog maar een handvol van haar gelijken haar zou kunnen begrijpen, keek Mara haar clanverwanten en bondgenoten aan. Ze zocht naar rustige en tactvolle bewoordingen. 'Zij die zich blind aan tradities vastklampen, enkel en alleen uit angst voor veranderingen, zijn dwazen. Tasaio omarmen is hetzelfde als een relli aan je borst drukken. Hij zal je warmte en je voedsel opslorpen, maar uiteindelijk zal hij je doden. Sta hem toe de macht van de keizer in te perken, en u kiest een veel gevaarlijker weg dan een absolute heerschappij door de keizer. De Heer van de Minwanabi is nog jong. Hij zou het wit-en-goud decennia lang kunnen dragen. Hij is slim, meedogenloos en, als ik vrijuit mag spreken, hij zwelgt wellustig in de pijn van anderen. Hij is als speler geslepen genoeg om de kwestie van de opvolging tot een open vraag om te vormen. Almecho en Axantucar probeerden ook al er een erfelijke functie van te maken. Zou de ambitie van Tasaio van de Minwanabi dan geringer zijn?'

Sommige heren keken elkaar ongemakkelijk aan, want zij behoorden tot degenen die geneigd waren Tasaio's aanspraak op het wit-en-goud te ondersteunen. Nu de clan Omechan voorlopig verpletterd was onder Axantucars schande, was de Minwanabi onomstreden als de meest in aanmerking komende partij voor het ambt overgebleven. De Heer van de Xacatecas was nog te jong en de Heer van de Keda was te nauw bij de Blauwe-Wielpartij betrokken om tegenwicht te kunnen bieden aan de keizer. De enige nog resterende rivaal zou de Heer van de Tonmargu kunnen zijn, mits de Anasati hem ten volle zou steunen. Dat was echter nog maar de vraag. Jiro werd niet betrouwbaar geacht: zijn eigen agenda was nog niet duidelijk, maar hij had duidelijk te kennen gegeven dat hij niet in de voetsporen van zijn vader zou treden. Kortom, niet alleen de geruchtenmachine en het volk op straat waren ervan overtuigd dat Tasaio wel de volgende Krijgsheer zou worden. De eigenlijke vraag was veeleer of hij het wit -en-goud op vreedzame wijze zou verwerven, of door een bloedige burgeroorlog.

Van alle aanwezigen was alleen de Heer van de Chekowara ontspannen genoeg om zich van de hapjes en drankjes op de bladen te bedienen. Nu veegde hij wat kruimels van zijn kin en richtte het woord tot de gastvrouw. 'Mara, in alles wat u hebt gedaan sedert de aanvaarding van de functie van Krijgshoofd hebt u een opmerkelijk talent voor improvisatie getoond. Mogen we aannemen dat u een onprettige verrassing voor Tasaio in petto heeft?'

Onzeker of deze vraag was ingegeven door verbitterdheid over het verlies van zijn vroegere positie dan wel door een eerlijk verlangen om te worden gerustgesteld, zocht Mara zijn gezicht af naar een eventueel signaal, maar het bolle gelaat van heer Benshai toonde geen enkele expressie. Mara durfde geen rechtstreeks antwoord te geven. Door haar clanleden tot blinde gehoorzaamheid aan haar wil te dwingen had ze tevens de verantwoordelijkheid voor hun voortbestaan op zich genomen. Hoewel ze nog steeds geen idee had van wat ze zou doen, wilde ze haar nieuwe bondgenoten niet verontrusten door iets van haar onzekerheid te laten blijken. Daarom koos ze voor een vastberaden tekst: 'Het zal niet lang meer duren, mijn heer, voordat Tasaio nog slechts wormen onder de grond commandeert.'

De andere heren keken elkaar aan. Aangezien het tegenspreken van een zo pertinente uitspraak een erezaak zou zijn, was er niemand die zich daarvoor meldde. Na een paar ongemakkelijke minuten stonden de heren van de clan Hadama een voor een op om afscheid te nemen van hun Krijgshoofd. Ze wisten allemaal dat Tasaio nog voor het einde van de week de stad zou binnenmarcheren en in een confrontatie met de keizer zou eisen dat de Hoge Raad in zijn macht hersteld werd. Niemand had enig vermoeden hoe Mara dat dacht te verhinderen. In elk geval had ze onvoldoende militaire kracht om het de Heer van de Minwanabi met geweld onmogelijk te maken. Maar ze had een scherp verstand, en ze had zo veel uitstraling dat zelfs Benshai van de Chekowara het niet waagde haar onder haar eigen dak tegen te spreken.

Toen Saric naar de binnentuin terugkeerde, nadat hij de laatste heer uitgeleide had gedaan, zag hij tot zijn verwondering dat de vrouwè nog bij de fontein zat. In zijn onofficiële rol van Eerste Adviseur, nu Nacoya er niet meer was, informeerde hij onnadrukkelijk of hij iets voor Mara kon doen. Het duurde een hele poos voordat ze antwoord gaf. Ze draaide haar gezicht naar hem toe - het leek hem van een schokkende bleekheid - en mompelde: 'Laat mijn kamermeisje komen, alsjeblieft.'  

Het was een ongebruikelijk verzoek. Beseffend dat hij Nacoya in bepaalde opzichten nooit zou kunnen vervangen, en inttiitief aanvoelend dat zijn meesteres nu iets verlangde dat hij niet te bieden had, vroeg Saric hulpeloos: 'Bent u ziek, vrouwe?'

Mara leek moeite te hebben met spreken. 'Mijn maag is wat van streek. Het gaat wel over.'

Maar Saric herkende naakte angst. Ze zag er opeens zeer kwetsbaar uit. Bang dat ze misschien zomerkoorts had opgelopen of, erger nog, dat het een vijand was gelukt haar voedsel te vergiftigen, deed de jonge man snel een paar stappen naar haar toe. Zijn bezorgdheid was zo evident dat Mara het opmerkte. 'Het is binnen een uurtje over,' verzekerde ze hem terwijl ze een zwak wegwuivend gebaartje maakte. 'Mijn meid weet hoe ze me kan helpen.'

Sarics gealarmeerdheid maakte plaats voor een indringende blik, waaraan de vrouwe zich stilzwijgend onttrok. Ze had niet gelogen. Ze was gaan beseffen dat haar vermoeidheid van de afgelopen dagen geen gewone vermoeidheid was geweest. En ook die misselijkheid 's morgens was een bekend symptoom van zwangerschap. Toen ze in verwachting was van Ajiki had ze de eerste negen weken geen hap van haar ontbijt binnen kunnen houden. Ze realiseerde zich opeens dat Saric lang genoeg soldaat was geweest om zwangere legertrosmeisjes te hebben meegemaakt, dus ze stuurde hem resoluut weg voordat zijn vermoedens zekerheid konden worden. Wachtend op haar meid, gaf Mara vervolgens toe aan haar verdriet. Ze liet tranen in haar ogen komen, want ze besefte dat haar gevoeligheid de laatste dagen versterkt was door de veranderingen in haar lichaam. Ze kon er nu nog aan toegeven, bij het overdenken van haar bittere lot, maar binnenkort zou de tijd komen dat ze moest handelen met... hoe had Kevin dat genoemd? Met stalen zenuwen! Ja, dan mocht haar ziel nog slechts keihard zijn. En toen ze aan haar geliefde dacht, die nu ergens binnen op haar bevelen zat te wachten, rolden dikke tranen over haar wangen.

Vooral Kevin mocht nooit ontdekken dat ze een kind van hem droeg. Dat enkele feit zou hem aan haar binden op een wijze die elke breuk een brute, wrede daad zou maken. Zijn toewijding aan Ajiki bewees hoe dol hij was op kinderen. Hoewel hij het onderwerp nooit had aangeroerd, had Mara het verlangen vaak genoeg in zijn ogen gelezen. Ze wist dat hij dolgraag een zoon of dochter van hemzelf zou willen hebben, maar ze wist ook dat zoiets volgens de mores in zijn vaderland niet licht werd opgevat. Op Kelewan was een bastaardkind van een slaaf geen bijzonder probleem. Vaak bereikten onechte kinderen van edelen hoge posities binnen hun huis. Maar voor Kevin zou een kind belangrijker zijn dan zijn eigen leven. Nee, de man van wie ze hield mocht het nooit te weten komen, en dat betekende dat haar dagen met hem nu geteld waren.

Het dienstmeisje kwam bezorgd naar haar toe. 'Wat kan ik doen, vrouwe?'

Mara stak haar hand uit. 'Help me opstaan, anders moet ik overgeven.' Ze kon de woorden slechts met moeite uitbrengen.

Toen de Vrouwe van de Acoma op wankele benen rechtop stond besefte ze dat de zwangerschap niet de enige reden was waarom ze zich ziek voelde. Ze was één bonk spanning - en het was een spanning die dreigde te knappen.  

Op een dag, hoopte ze, zou het kind in haar buik als Hokanu's zoon gelden en het tot Heer van de Shinzawai brengen. En dat hij - nu al hoopte ze op een jongetje - in feite een zoon van Kevin was, was simpelweg haar manier om haar ereschuld in te lossen tegenover deze barbaar die haar hart had veroverd en verschillende keren haar leven had gered. Zijn lijn zou in ere worden voortgezet op Kelewanese bodem, en zo zou zijn schaduw worden herinnerd en vereerd.  

Maar Mara wist dat ze om te beginnen de komende drie dagen moest overleven. Zelfs een machtige heer als Kamatsu zou zijn erfgenaam niet binden aan een huis met een zo bedreigende vijand als Tasaio. Doodsbleek nu, en niet alleen wegens maagkrampen, steunde Mara op de arm van haar kamermeisje. Ze moest een plan bedenken dat de zeker lijkende zegepalm alsnog uit de graaiende hand van de Minwanabi zou houden. Ze moest wel, anders zou dat het definitieve einde zijn van haar zoon en van Kevins ongeboren kind.

 

Roodachtig licht van de ondergaande zon viel door de grote vensters naar binnen. Tasaio van de Minwanabi troonde als een koning op een stapel kussens in de grootste, weelderigste kamer van zijn residentie bij de Heilige Stad. Anders dan de meeste andere Regerende Heren bezat de Minwanabi geen stadshuis, maar een grote villa op een heuvel vlak buiten de stad, vanwaar men een goed uitzicht had op de wijk met het keizerlijke paleis. Tasaio zat met half dichtgeknepen ogen naar het wisselen van de witte wacht voor de binnenpoort van het keizerlijke paleis in de verte te kijken, toen zijn Eerste Adviseur hem een briefje kwam brengen.

Tasaio wierp er slechts een vluchtige blik op. Incomo had moeite om zijn geduld te bewaren. 'Meester, Mara is nog maar op korte afstand van de stadspoort. Behalve haar eregarde heeft ze ook een officiële keizerlijke heraut bij zich, ongetwijfeld om ons aan de afgekondigde keizersvrede te herinneren. Na uw bericht zal ze naar het afgesproken ontmoetingspunt gaan.'  

'Haar timing zal haar niet redden.' Tasaio wreef met zijn duim over zijn kaak en keek nog steeds naar de Witte Gardisten in de verte. 'Die rare jongen die zich keizer noemt kan zichzelf nog een paar dagen voor de gek houden, maar een oproep tot keizersvrede kan mij er niet van weerhouden een vijand te vernietigen.' Na een korte pauze vervolgde Tasaio: 'Maar het kan nuttig zijn met een aanval te wachten tot we zelf een plaats en tijd kunnen kiezen. En het kan vermakelijk zijn eens te horen wat die Acoma-teef eigenlijk wil, want dat geeft me misschien nieuwe mogelijkheden om haar dwars te zitten.'  

Incomo was zeer nerveus. 'Meester, ik zou in mijn plicht tekortschieten als ik u niet waarschuwde voor deze ontmoeting. De vrouw is gevaarlijker dan alle andere heersers in het rijk, zoals ze bij vele gelegenheden heeft bewezen.'

Eindelijk wendde Tasaio zijn blik van het paleis af en keek hij zijn Eerste Adviseur aan. Kwaad. 'Ik heb een heel leger bij me, Incomo.'

'Maar wat hebt u te winnen?' vroeg de Eerste Adviseur op dringende toon, want hij herinnerde zich nog heel goed dat Tasaio's oom wegens Mara's intriges in zijn eigen huis zelfmoord had moeten plegen, ondanks alle soldaten om hem heen. 'Als de Vrouwe van de Acoma wenst te praten, kan alles wat ze zegt alleen maar in haar voordeel zijn. Wat zou de Minwanabi hierbij te winnen kunnen hebben, mijn heer?'

Tasaio trommelde met zijn vingers op een kussen naast zijn knie. 'Stuur die teef deze boodschap. Ik zal de wapenstilstand respecteren en met haar praten.' Toen hij zag hoe Incomo's gezicht betrok kneep hij zijn geelbruine ogen half dicht. 'Ik zie geen reden voor onnodige bezorgdheid. Mara en die knul zijn weliswaar op het nippertje aan de dood ontsnapt, maar zodra ik het wit-en-goud draag zijn zij de eerste van mijn vijanden die uit de weg worden geruimd.' Hij sprong op, soepel, snel, vastberaden. 'Wellicht zal ik me grootmoedig betonen. Die gekken van de clan Hadama mogen misschien verder leven, maar alleen als ze mijn vazallen worden, nadat ik de naam Acoma voor eeuwig zal hebben uitgewist.' Met een glimlachje - dat deed hij niet vaak - besloot hij: 'Je maakt je te veel zorgen, Incomo. Ik kan immers gewoon nee zeggen, ongeacht met welk aanbod Mara meent te moeten komen?'  

Incomo deed er het zwijgen toe. Hij had het akelige voorgevoel dat Tasaio's afwijzing van Mara's aanbod precies datgene zou zijn wat zij wenste. De Eerste Adviseur boog, draaide zich om en vertrok om de boodschap te laten doorgeven.

 

In de oude taal van de Szetaci werd deze wind de butana genoemd, wat zoiets als duivelswind betekende. Hij waaide dagen, soms zelfs weken achter elkaar - droge, striemende, huilende vlagen uit de bergen in de verte. In het warme seizoen konden die winden onbedekt vlees of fruit binnen een paar uur doen verschrompelen en in het koude seizoen voerden ze ijzige lucht aan, die de mensen naar binnen dreef, naar hun kachels en haarden. Wanneer de butana waaide, zei het gewone volk, werden honden dol en liepen demonen in mensengestalte over het land. Soms trokken echtgenoten schreeuwend de nacht in om nooit terug te keren of werden vrouwen zo melancholiek dat ze zelfmoord wilden plegen. Er waren ook massa's legenden over bovennatuurlijke wezens die zich tijdens butana's hadden vertoond. Een daarvan was de mythische Grijze Man, die op avonden zoals deze door het rijk zwierf. Mocht een eenzame reiziger hem tegenkomen, dan moest hij een raadsel oplossen. Had de reiziger het goed, dan kreeg hij een beloning, maar had hij het fout, dan kostte hem dat de kop. Zulke verhalen gingen er over de butana, de gure droge wind die die avond waaide.

Onder een hemel van fonkelende sterren, op een heuvel, een eindje buiten de stad, stonden twee kleine legertjes afwachtend tegenover elkaar. Toortsen knetterden en banieren wapperden in de windvlagen, en op de gespannen gezichten van de wachtenden werd een grillig spel van licht en schaduwen vertoond. Gepluimde officieren stonden roerloos een eindje voor hun troepen, en aan het hoofd van beide legertjes stond een heerser: aan de ene kant een vrouw, gekleed in glanzende groene zijde, rijk versierd met smaragden, en aan de andere kant een slanke, roofdierachtige gestalte in een gitzwarte wapenrusting, versierd met oranje-en-zwarte gespen en strikken.

Halverwege tussen beiden in stond een keizerlijke heraut te wachten. Zijn witte ambtsgewaad zag bleek in het gedempte schijnsel van een kwartmaan. Met een stem die luid genoeg was om de wind te overstemmen sprak hij beide partijen toe: 'Weet dat de keizersvrede is afgekondigd voor de stad en het land eromheen! Laat niemand zijn zwaard trekken, noch in drift, noch uit wraak! Aldus beveelt het Hemelse Licht!' Vervolgens wendde de heraut zich tot Tasaio en het legertje achter hem. 'Deze vrouwe, edel van rang en afkomst, zegt dat zij met u komt onderhandelen tot nut en welzijn van het keizerrijk. Mijn heer, erkent u dit?'

Tasaio beperkte zich tot een knikje, maar dat vond de heraut kennelijk voldoende. Toen wendde hij zich tot Mara, die met haar escorte op een weiland stond. De heraut moest zijn stem verheffen om boven de tegenwind uit te komen. 'Mijn vrouwe, deze heer erkent uw verzoek om een gesprek en uw opzet om te spreken tot nut en welzijn van het keizerrijk.'

Mara maakte een hoffelijke buiging om te laten weten dat zij het had gehoord - een heel wat beleefder geste dan het lompe gedrag van haar tegenstander.

Niet dat het de heraut op zijn gemak stelde. Zijn positie tussen twee kampen die elkaar bloedwraak hadden gezworen was hachelijk, en dat wist hij. Bij zulke oude geslachten mocht je natuurlijk wel op hun familie-eer vertrouwen, maar een enkel heethoofd onder de soldaten of officieren in hun gevolg kon een bloedbad uitlokken. Hij had al zijn ervaring nodig om zijn stem vast te laten klinken. 'Wat is de hoogste plicht?' riep hij naar iedereen die hem kon horen.

'Het keizerrijk dienen!' antwoordde iedereen, keurig zoals het hoorde.

Daarna kruiste de heraut zijn armen voor zijn borst, ten teken dat de twee partijen elkaar nu mochten naderen. Juist op dat moment liet de butana een gierend geluid horen - eigenlijk klonk het meer als kreunen - en de heraut moest zich vermannen om dat niet als een slecht voorteken op te vatten. Snel rondde hij het laatste deel van zijn taak af: 'Mijn vrouwe, mijn heer, ik zal mij een eindje terugtrekken, opdat u ongestoord met elkaar kunt spreken.'

Hij verwijderde zich met nogal ongepaste haast van Mara en Tasaio, die op slechts twee stappen van elkaar stonden.

Mara had geen zin om tegen de wind in te praten en liet daarom de opening over aan Tasaio. Geheel volgens de verwachting begon deze niet met beleefdheden of woorden van begroeting. Zijn dunne lippen leken lichtjes opgetrokken bij zijn mondhoeken en in het onzekere licht van de toortsen glansden zijn ogen als die van een sorkat. 'Mara, dit is een situatie die ik niet had verwacht.' Hij maakte een handgebaar waarmee hij de omgeving, hun beider legertjes en de wapperende banieren om hen heen aanduidde. 'Ik zou mijn zwaard kunnen trekken en dit alles nu kunnen beëindigen.'  

Mara liet zich niet intimideren. 'En de naam van je huis te schande maken?' zei ze uitdagend. 'Dat denk ik niet, Tasaio.' Haar stem kreeg een ironische klank. 'Dat zou,' vervolgde ze terwijl ze hem met haar donkere ogen recht aankeek, 'zelfs voor een Minwanabi te ver gaan.'

Tasaio lachte. Het geluid klonk onverwacht helder boven het dissonante suizen van de butana uit. Je zult ooit een waarheid onder ogen leren zien. Een man in de juiste positie kan ongestraft doen wat hij wil, Mara.' Hij bekeek haar vanonder zijn geloken oogleden. 'We verspillen tijd. Waarom ben je hier?'

'Met het oog op het welzijn van het keizerrijk,' zei ze. Jij hebt je leger en de meerderheid van de clan Shonshoni naar Kentosani gebracht. Ik geloof dat je van plan bent oorlog te voeren tegen de keizer.'

Tasaio's houding verried een zekere mate van nieuwsgierigheid, maar onder zijn beleefdheid bespeurde Mara een bijna tastbare uitstraling van haat. Ze moest vechten tegen een instinct om een stap achteruit te doen en ze had moeite om haar zelfverzekerde pose te bewaren. Ze waren als honden die voor een gevecht om elkaar heen draaiden, en ze wist dat degene die als eerste zou wijken degene was die een aanval zou uitlokken.

'Jij hebt de meerderheid van de clan Hadama bij je,' zei de Heer van de Minwanabi op een bedrieglijk lijzig toontje. 'Maar daarom beschuldig ik jou toch nog niet van verraderlijke plannen met betrekking tot ons Hemelse Licht?'  

Mara bracht het evidente onder woorden. 'Ik ben niet in een positie om het wit-en-goud te claimen.'

Tasaio boog lichtjes zijn hoofd, alsof hij een complimentje in ontvangst nam, maar zijn scherpe, katachtige ogen bleven voortdurend waakzaam op haar gericht.

De Vrouwe van de Acoma verzamelde haar moed en voegde een hatelijkheid toe. 'Kijk maar niet zo zelfingenomen, Tasaio. Je potentie als opvolger heeft helemaal niets te maken met je verdiensten, maar alles met de wanorde bij je rivalen, wegens hun relatie met Axantucar.'  

'Een detail,' snauwde Tasaio, maar toen glimlachte hij weer. 'Uiteindelijk win ik, hoe dan ook.'

'Nee.' Mara laste een korte pauze in. 'Een patstelling zou eindeloos kunnen duren. Dat zou het Hemelse Licht goed uitkomen, want tijdens het uitstel kan hij het keizerrijk steeds vaster in zijn greep krijgen. De keizerlijke regering mag dan in slaap zijn, maar ze is niet dood. In de loop van de tijd zouden steeds meer heren een beroep moeten doen op de jurisdictie van het keizerlijke hof en de keizerlijke gouverneurs, en van de macht van de Hoge Raad zou steeds minder overblijven. Zou Ichindar de kleinere heren, een voor een, bevelen hulptroepen voor zijn Keizerlijke Witten te sturen, om aldus zijn autoriteit te consolideren, dan zouden de rivier en het land tussen jouw bezittingen en de handelssteden langzaam maar zeker onder het bevel van zijn leger komen. Nu al heeft de Kanazawai zich bij de Witten aangesloten. Wie volgt? De Xacala? Hoe lang duurt het nog voordat je alleen nog een heer bent op je eigen land?'

De glinstering in Tasaio's ogen was zo fel als het licht van de sterren in de wolkenloze lucht. 1e praat over eventualiteiten, Mara, en erg onwaarschijnlijke bovendien.'

Toch was er op een subtiele manier iets behoedzaams in zijn houding gekomen. Mara probeerde dit minieme voordeeltje uit te buiten door hem uit zijn evenwicht te brengen. 'Niet zo onwaarschijnlijk, Tasaio, en dat weet je best.' Voordat hij iets kon zeggen vervolgde ze: 'Er is een andere mogelijkheid. Stel eens dat de heren van de Keda en de Xacatecas van meet af aan de Tonmargu zouden steunen?'

Dat trok onmiddellijk Tasaio's aandacht, al wist hij zijn verrastheid verder goed verborgen te houden. Hij wist dat heer Hoppara haar bondgenoot was, maar de naam van de Heer van de Keda was in dit verband iets onverwachts.

Toen Tasaio haat met zijn kille, onaangedane ogen bleef aanstaren zonder iets te zeggen vervolgde Mara: 'Ik heb een voorstel. De andere drie kandidaten voor het wit-en-goud zouden een coalitie kunnen vormen, puur om je dwars te zitten. Zelfs als ze een lijn trekken, kan hun kandidaat het namelijk niet winnen. Dat gegeven zijnde, controleer ik genoeg stemmen in de raad om de balans naar links of rechts te doen doorslaan.'

Tasaio deed alsof zijn geduld opeens op was. 'Doe dat dan, Mara. Geef het wit-en-goud aan Frasai van de Tonmargu, en ga naar huis.'

De droge wind die langs Mara's gezicht streek voelde opeens kil aan. Ze speelde een gevaarlijk spel om een hoge inzet, en ze besefte het terdege. Maar ze zag geen andere optie. Te veel levens zouden verspild worden als ze de gebeurtenissen op hun beloop liet. Ze koos zorgvuldig haar woorden. 'Het probleem is dat ik je liever dood zou zien dan in het wit-en-goud, maar dat je tevens de enige bent die voor die positie in aanmerking komt. De Heer van de Tonmargu is niet het soort man dat de keizer in zijn eigen paleis partij kan geven. We hebben dus de keus uit twee mogelijkheden: een Krijgsheer die een marionet is van de keizer... of jou.'

Op zijn hoede, en niet zo ijdel dat hij alles wat hij hoorde maar voor zoete koek slikte, dacht Tasaio hardop na. 'Als een namaak-Krijgsheer een lot zou zijn dat erger is dan de dood, maar je tegelijk mijn dood wilt zien, en liefst meteen, welke oplossing heb je dan in gedachten?'  

'Ik kan voor jou doen wat ik ook Frasai van de Tonmargu kan aanbieden: als ik het vroeg, zouden genoeg heren hun stem op jou uitbrengen om je royaal op de troon van Krijgsheer te zetten.'

Er volgden momenten van stilte, waarin het gieren van de wind een naargeestige klank kreeg. Tasaio stond roerloos, alleen zijn helmpluim bewoog zich in de felle windstoten. Zijn gezicht was nu als bevroren, een masker, en zijn beide handen rustten als versteend op het heft van zijn zwaard. Alleen zijn amberkleurige ogen leken te leven: ze brandden in hun kassen en hun blik liet Mara geen moment los. 'Stel eens even dat je gelijk zou hebben,' zei hij na een poosje nadenken. 'Leg me dan eens uit waarom mij dat iets moet kunnen schelen, vrouwe, gegeven het feit dat ik de mantel van Krijgsheer ook zonder jouw hulp kan pakken.'

Het antwoord kwam meteen, en bitter als gal, van Mara's lippen. 'Maar voor welke prijs? Wil jij het hele keizerrijk ruïneren om die prijs te pakken? Je zult winnen, ik betwijfel het niet. Weinigen zullen je steunen op grond van hun liefde voor het huis Minwanabi, maar velen wegens Ichindars inbreuk op de traditie - en om hun voorrechten te beschermen. Dus zul jij tenslotte, na een verwoestende oorlog, het wit-en-goud dragen, je zoon uithuwelijken aan een van de vele dochters van wijlen Ichindar en het tweeënnegentigste Hemelse Licht maken, waarna je benoeming tot Krijgsheer voor altijd gefiatteerd zal worden door de keizer. Maar je heerst dan over een verdeeld en verslagen volk.' Mara probeerde haar zelfbeheersing te bewaren, maar alleen al de gedachte aan de bloedige kosten van zulke eerzucht deed haar trillen van verontwaardiging. Ze moest even pauzeren om tot kalmte te komen. 'Zo'n conflict zou je trouwens ook ernstig verzwakt achterlaten,' vervolgde ze toen. 'Heb je werkelijk genoeg reserves achter de hand om je adequaat te verzetten tegen alles en iedereen die zich na een dergelijke strijd op je grenzen zouden storten? De kleinere huizen zullen als aasvliegen op je afkomen.'  

Tasaio verbrak voor het eerst zijn oogcontact met Mara. Afstandelijk, ontspannen, er heilig van overtuigd dat hij de sleutel tot Mara's grootste zwakte had weten te vinden, draaide hij zijn hoofd en nam hij zijn troepen op. Wat hij zag was een vlekkeloos leger, in strakke rijen opgesteld, klaar om onmiddellijk aan zijn opdrachten te gehoorzamen. In hun onberispelijke uniformen en stramme houding waren het militairen waar elke commandant trots op zou zijn. Overal wapperden banieren met het zwart-en-oranje van de Minwanabi in de wind. Wat Tasaio verder nog zag in het duistere decor om zijn leger heen, dat wist hij alleen. Tenslotte richtte hij zijn blik weer uitdagend op Mara. 'Ga eens verder in de veronderstelling dat je aanname juist zou zijn, vrouwe. Wat bied jij aan in ruil voor het niet pakken van wat eigenlijk al het mijne is?'  

Mara moest een woede onderdrukken die niets te maken had met zijn huis of hun bloedvete, maar alleen met haar persoonlijke eerbied voor het leven. 'Ik spreek met jou ten nutte van het keizerrijk, Tasaio. Ik ben niet zonder middelen.' Ze wenkte en er trad een ongewapende bediende uit het gelid van haar escorte. De Heer van de Minwanabi kon niet weten dat deze man in zijn onopvallende tuniek niemand minder dan Arakasi was. In een overtuigende show van onderdanigheid droeg de spionnenmeester een bundeltje naar voren. Hij bond de doek los en liet een naar conserveringsmiddelen ruikend mensenhoofd over de grond rollen, tot vlak voor Tasaio's voeten.

'Dat gezicht zou je moeten herkennen,' zei Mara - of eigenlijk schreeuwde ze het bijna. 'Kijk naar het restant van de man die jij hebt proberen te gebruiken om in mijn spionnennetwerk te infiltreren.'  

Dit maakte bij Tasaio een onverwacht hevige uitbarsting van haat los. 'Jij!' Het klonk als de grauw van een roofdier. 'Jij hebt die moorden in mijn huis bevolen! Maar alleen ikbeschik over leven of dood op het land van de Minwanabi!'  

Er was een waanzinnige gloed in zijn ogen verschenen, zoiets als een ijzige meedogenloosheid. Mara huiverde ervan, en ze voelde opeens een onuitgesproken dreiging in de lucht. De wind plukte aan haar kleren en haar ingewikkelde kapsel, en maakte het transpiratievocht op haar huid klam. Er werd geen woord gezegd, maar Mara wist instinctief dat Tasaio's belofte van een wapenstilstand aan een heel dun zijden draadje hing. Op dit moment wilde haar vijand niets liever dan haar met zijn eigen handen wurgen, waarschijnlijk bij voorkeur tijdens een brute verkrachting.

Maar daarna - de abruptheid van de verandering was weer angstaanjagend - begon Tasaio opeens zelfvoldaan te glimlachen. 'Dus je geeft toe dat je je eigen spion hebt gedood?'

Mara dwong zich tot uiterlijke kalmte, maar van binnen was ze onthutst door deze onvoorziene, acute stemmingswisselingen van een man die, ze wist het nu zeker, toch echt gestoord was. Ze knikte even. 'Meer dan een, Tasaio.'

Tasaio glimlachte nu breeduit. Zijn witte tanden glinsterden wreed. Een lang, ongemakkelijk moment waren alleen het fladderen van vaandels en het ruisen van de wind door het gras te horen. 'Dus jij hebt mijn familiezegel laten vervalsen?' vervolgde Tasaio toen. 'En de tong Hamoi betaald om jouw eigen spionnen in mijn huis te vermoorden? Vrouwe, je toont onverwachte trekjes van originaliteit.'  

Hij zei het niet dreigend of verontwaardigd, en juist dat vond Mara verontrustend. Ze betwijfelde geen moment dat zijn hart vol was van moord en erger. Toch zette ze hem verder onder druk. 'Bedenk de frustratie, Tasaio, dat je de komende jaren niet in staat zult zijn vreemden in je dienst te nemen. Je weet zo zeker als dat je me hier ziet staan, dat zich daar spionnen van mij onder zullen bevinden. Misschien kun je voor de zekerheid maar beter alle kooplieden en bezoekers en artiesten buiten de deur houden, voortaan.'

Tasaio's geduld leek opeens weer uitgeput. 'Denk je echt dat zulke zielige bedreigingen me ongerust maken, Mara?' schreeuwde hij. 'Na je dood worden al je bedienden slaven of grijze krijgers. Wat heb ik nog te vrezen wanneer ik weet dat jij voedsel voor de wormen bent?'

Mara liet haar schouders een eindje zakken - het was geen bestudeerd gebaar - en zuchtte vermoeid. 'Ik heb een voorstel.'

Tasaio deed een halve stap naar voren. Hij vertrok geen spier toen alle honderd soldaten van de Acoma tegelijk hun hand naar het gevest van hun zwaard brachten. Roekeloos in zijn minachting, zei de Heer van de Minwanabi: 'Ik heb er geen belangstelling voor, Mara. Mijn voorganger heeft Turakamu een bloedige eed gezworen dat deze vete zal eindigen met de vernietiging van de Acoma. Hoewel ik Desio's passies mis en de belofte spijtig vind, ben ik er niettemin aan gebonden. Ik moet ervoor zorgen dat het huis Acoma ophoudt te bestaan. Over alternatieven hoeft niet gesproken te worden. Er kan geen ander einde komen aan ons conflict.'

Mara voelde dat Arakasi gealarmeerd was, maar ze zag geen andere uitweg uit de impasse. 'Zou je dan... opschorting in overweging kunnen nemen?'

Tasaio knipperde verrast met zijn ogen. 'Hoe bedoel je?'

'Rust. Pauze. Uitstel. Geen einde van onze vijandschap - daarvoor zal een van beide families tot stof moeten zijn vergaan - maar een opschorting van ons conflict tot in het keizerrijk een stabiele vrede is teruggekeerd.'

'Tot nut van het rijk,' mompelde Tasaio. Hij liet het sarcastisch klinken, maar het leek alsof toch ook zijn nieuwsgierigheid was gewekt. 'Ga door.'

'Ik stel een bijeenkomst van de Regerende Heren van het rijk voor, maar in het keizerlijke paleis. Daar leggen we het Hemelse Licht onze behoefte aan een oplossing van dit conflict voor, omdat we een harde confrontatie, en daarmee een verwoestende burgeroorlog, willen voorkomen. Of zou jij een rijk willen regeren waarvan de oostelijke grens wordt geteisterd door Thurilse warlords en hun plunderende hooglanders? En waarvan de noordgrens elk jaar wordt overschreden door bloeddorstige Thunse overvallers die op scalpenjacht zijn? En waar de piraten van de Buitenposteilanden in alle kustgebieden weer lekker tekeer kunnen gaan?'

'Je schetst een onplezierig beeld,' gaf Tasaio toe. 'Als ik instem met deze bijeenkomst, lever jij dan de stemmen die ik nodig heb om me de functie van Krijgshoofd zonder bloedvergieten te bezorgen?'  

'Als jij akkoord gaat met een bijeenkomst met de keizer, in alle vrede, beloof ik mij in te spannen, met alle middelen die me ter beschikking staan, om ervoor te zorgen dat niemand de troon van Krijgsheer bestijgt vóór jou.' Mara haalde diep adem, licht huiverend. 'Daarop geef ik je mijn plechtigste eed, gezworen op de naam en de eer van mijn familie, van nu tot en met de laatste generatie van het geslacht Acoma.'  

Tasaio trok zijn wenkbrauwen op bij het horen van deze heiligste van alle eden. Er klonk een toontje van boosaardige scepsis in zijn stem: 'Gesteld dat die naam en eer voldoende zouden zijn om zo'n eed enige serieuze inhoud te geven, een hoe lange wapenstilstand heb je dan in gedachten?'

Hoewel gekwetst door een van de dodelijkste beledigingen die er waren, liet Mara zich niet provoceren tot irrationele woede. Er stond nu veel meer op het spel dan haar familienaam, meer zelfs dan alleen het lot van de edelen: als de heersers in het rijk het tot een zinloze oorlog zouden laten komen, zouden daar duizenden bedienden, kinderen, werklieden en naamloze slaven het slachtoffer van zijn. Mara was niet meer het meisje met bekrompen inzichten dat ze ooit was geweest. Nu deed ze iets wat ze nooit zou hebben gekund en gewild voordat ze onder de invloed van Kevins ideeën was gekomen: ze slikte haar familietrots in. De frase ten nutte van het rijk, en de varianten daarop, voor haar tot dan toe altijd lege, strikt rituele zinsneden, was nu de enige geldige drijfveer voor haar handelingen. Ze deed dus alsof ze geen belediging had gehoord. 'Schort de laatste aanval op tot ik naar huis ben teruggekeerd en daar de zaken van de Acoma heb geregeld,' zei ze. 'Laat ons daarna onze strijd ongelimiteerd hervatten en tot het bittere einde voortzetten.'  

Wegens haar capitulerende toon moest Tasaio hardop lachen, en hij kon het niet laten de door haar getoonde kwetsbaarheid pesterig uit te buiten. 'Je denkt ten onrechte dat je mijn antwoord wel kunt raden, vrouwe, maar je overschat mijn liefde voor het keizerrijk. Mijn eer is de mijne, niet die van de natie.' Hij keek haar aan en zocht gretig naar tekenen van wanhoop of paniek op haar gezicht. Mara kende echter zijn sadisme en ze wilde hem niet de lol doen van ook maar een vertrokken spiertje.  

Na een poosje nadenken kwam Tasaio enigszins terug op zijn woorden. 'Een snelle oplossing wat betreft mijn aanvaarding van het wit -en-goud zou me echter inderdaad wel wat probleempjes besparen.' Hij glimlachte. Weer viel het Mara op hoe moeiteloos deze waanzinnige zijn verdorvenheid achter een masker van hoffelijke manieren of militaire correctheid kon verbergen. 'Ik ga akkoord. Laat de Hoge Raad voor het oog van het Hemelse Licht bijeenkomen en een einde maken aan zijn dictatoriale heerschappij. Jij zult je bondgenoten bewerken en zodra het moment daar is, zullen zij mijn aanspraak steunen. Daarna, als dat wat het lot vereist allemaal geregeld is, zul je mijn vrijgeleide hebben tot je thuis bent en daar je zaken hebt geregeld. Wees ervan verzekerd dat ik tegen je zal opmarcheren, Mara, maar tot dan mag je de uren die je in leven blijft beschouwen als betaling voor de dienst die je het keizerrijk verleent.'

Uitgeput, triester dan ooit tevoren, bezegelde Mara haar belofte met een kleine buiging. Ze durfde zich niet af te vragen wat haar vader of broer van haar gedrag zouden hebben gevonden, als ze nog hadden geleefd. Ze kon alleen maar hopen dat een burgeroorlog hierdoor voorkomen zou worden, dat vele levens gespaard zouden blijven en dat het ongeboren kind in haar schoot misschien de tijd kreeg om geboren te worden. Als zij en Ajiki moesten sterven voor het pact dat ze zojuist had bezegeld, dan zou de koningin van de cho-ja's misschien bereid zijn dat andere kind in het geheim in leven te houden...

'Wanneer zullen we vergaderen?' vroeg Tasaio op een toon die tevredenheid verried.

'Overmorgen,' zei Mara. 'Stuur bericht aan de keizer en de raadsleden, en geef mij de tijd om de steun te verwerven die ik heb beloofd.'

'Het zal interessant zijn om te zien of de vrouwe haar belofte waar kan maken. Als haar dat niet lukt, zal ze de stad niet levend verlaten,' besloot Tasaio. Ook hij besloot met een buiginkje - het kleinst denkbare, amper meer dan een hoofdknikje. Toen draaide hij zich om, snel en soepel als een sorkat, en liep terug naar zijn escorte.

Mara keerde terug naar Lujans bescherming. Ze voelde zich neerslachtiger en wanhopiger dan ooit eerder in haar leven.

De keizerlijke heraut liet zich nu weer horen. 'De conferentie is afgelopen. Vertrekt nu allen in vrede en eer, en weet dat het de goden verheugt dat er vanavond geen bloed is vergoten.'

Terwijl Mara's officieren de bevelen voor de terugtocht gaven, vernam de Eerste Adviseur van de Minwanabi van zijn meester wat deze met Mara had afgesproken. Incomo wilde protesteren, maar Tasaio stak meteen zijn hand op. 'Ze is verslagen, Incomo.' Hij keek naar Mara's vertrekkende figuurtje en had een wetend glimlachje om zijn lippen. 'Ik heb die blik gezien in de ogen van krijgers die op het slagveld de dood verwachtten.' Hij haalde half-en-half zijn schouders op. 'Heus, ze vechten goed, en doen hun voorouders eer aan, maar ze weten dat het hun lot is te sterven. Mara weet dat ik heb gewonnen.'

'Meester,' zei Incomo bijna smekend, 'ik zou mijn plicht verzuimen als ik er niet op wees dat er onverwachte wijzigingen kunnen optreden in de situatie zoals u deze beoordeelt. Het gaat ook om andere dingen dan alleen de vraag wie het wit-en-goud mag dragen. Ichindar heeft geen zoon verwekt. Op dit moment zijn aanhangers van de Keizerlijke Partij misschien al aan het complotteren om iemand anders uit de keizerlijke lijn op de troon te zetten. Jiro van de Anasati zou hun keuze kunnen zijn. Ook Kamatsu van de Shinzawai kan bogen op verwantschap met de keizerlijke familie, en zijn zoon staat in hoog aanzien. Stel eens dat dit aanbod alleen maar...'

Tasaio maakte bits een einde aan zijn speculaties. 'Mara weet dat ik heb gewonnen! Het is voorbij!' Wrevelig, tot zijn eigen verwondering, alsof hij zich vreselijk had verheugd op iets wat achteraf eigenlijk lelijk was tegengevallen, gaf Tasaio zijn bevelhebber opdracht de troepen af te laten marcheren.

Incomo bleef treuzelend achter, met alleen het naargeestige gieren van de butana als gezelschap. Hij kon zich niet voorstellen hoe Mara dacht de komende gebeurtenissen nog naar haar hand te kunnen zetten, maar hij wist dat dit conflict nog lang niet voorbij was. In het beste geval had ze een aantal maanden gewonnen, waarin ze nieuwe intriges zou kunnen bedenken. In het ergste geval had ze ergens al een valstrik gespannen, en zou de Minwanabi daar met open ogen inlopen. Incomo stond opeens te rillen. Hij trok zijn mantel strakker om zich heen en haastte zich weg om zijn meester in te halen. Terwijl hij het smalle pad heuvelafwaarts volgde, vroeg hij zich af wat de verstandigste handelwijze zou zijn: spionnen laten uitvissen wat Mara's bedoelingen zouden kunnen zijn, of zijn onvoltooide testament annex doodsgebed alsnog afmaken. Incomo was er niet gerust op - en hij besloot het ene te doen, en het andere niet te laten.

 

De gebeurtenissen van die avond waren nog niet afgelopen met die vergadering op de heuveltop. Toen Mara in haar stadshuis terugkeerde was ze vermoeid tot in het merg van haar botten. Ze trok haar mantel uit en frunnikte aan haar kapsel, dat door de aanhoudende wind half verwaaid was, en pas toen ze daar een hele poos nogal wezenloos mee bezig was geweest, drong het tot haar door wat Saric haar probeerde te vertellen.

Tijdens haar afwezigheid was er een keizerlijke heraut op bezoek geweest. 'Wat zei hij?' vroeg Mara versuft, en aan de bezorgdheid op Sarics gezicht zag ze dat hij dat al minstens één keer had verteld.  

Tactvol legde Saric het nog eens uit. De wensen van de keizer raakten Mara als een dolksteek in haar hart. Al na Sarics eerste woorden voelde ze zich alsof ze door de grond zakte. Saric zei dat de keizer alle Midkemische slaven opkocht die eigendom waren van particuliere burgers van het keizerrijk. De woorden 'billijke prijs' en 'keizerlijke schatkist' klonken Mara als schrille, ijzige fluittonen van een nachtmerrieachtige butana in de oren. Wankel als een dronkeman waggelde ze naar de zitkamer, en ze merkte niet eens dat Saric haar daarbij ondersteunde. Het kussen waar ze zich op liet vallen voelde onecht aan en de tranen die uit haar ogen stroomden leken die van iemand anders.

Haar lichaam, haar geest, haar hart - allemaal waren het opeens open, bloedende wonden.

'Waarom?' stamelde ze verdoofd. 'Waarom?'

Saric had haar hand niet losgelaten, vooral niet omdat zij zich aan zijn warmte leek vast te klampen. Hij probeerde te troosten wat hij kon, al besefte hij dat het weinig zou helpen. Met sussende, tedere woorden probeerde hij het onverdraaglijke een draaglijk aanzien te geven. 'Er wordt gezegd dat het Hemelse Licht Kevins landgenoten zal terugverkopen aan de Midkemische koning. De oorspronkelijke scheuring is weer open - die bij de Stad op de Vlakte. Alle slaven die krijgsgevangenen waren zullen stroomafwaarts daarheen gaan en worden dan door de scheuring gestuurd.'

Mara was ineengekrompen bij het horen van de naam van haar geliefde. Nog steeds liet ze haar tranen de vrije loop. 'Maakt de keizer vrije mannen van de slaven?'

Kalm nuanceerde Saric deze gedachte. 'Uit respect voor onze goden zou men beter kunnen zeggen dat die daad is voorbehouden aan Lyam van het Koninkrijk der Eilanden.'

Mara keek naar haar witte vingers, zoals ze nu verstrengeld waren met die van haar adviseur. En zij had zich nog wel voorgenomen om stalen zenuwen te hebben! Ze voelde zich in alle opzichten verslagen. De dreiging die uitging van de Minwanabi was haar schaarse middelen eindelijk te machtig geworden, en nu zou ze bovendien Kevin verliezen. Het feit dat ze al had besloten hem in vrijheid te stellen en weg te sturen maakte daarbij geen verschil. Het onmiddellijke was wat er zo'n verwoestende klap van maakte!  

'Wanneer wenst het Hemelse Licht de slaven aan hem overgeleverd te zien?' vroeg ze, verbaasd dat haar tong nog in staat was woorden te vormen.

Saric legde al zijn medeleven in zijn stem. 'Morgen aan het begin van de middag, mijn vrouwe.'

Er was geen enkele waarschuwing vooraf geweest, helemaal niets! Mara probeerde een snik weg te slikken. Ze schaamde zich voor haar emoties en hoorde Nacoya's verwijtende stem in haar hoofd - kom, kom, een echte vrouwe weet zich te beheersen. Mara klampte zich vast aan de enige gedachte, de enige hoop die haar moed kon geven, want moed was nodig nu heel haar geluk in gruzelementen lag. En die ene hoop die ze durfde te koesteren was dat het haar via Kevins ongeboren kind toch nog zou lukken, later, veel later, om de naam van de Acoma te continueren.  

Er was trouwens nog een ander lichtpuntje in de inktzwarte duisternis: Kevin zouden de rampen bespaard blijven die moesten volgen op haar steun aan Tasaio als Krijgsheer. Als de verhalen van de barbaar over hun wetten klopten, die zogeheten Grote Vrijheid, dan zou zijn koning een vrij man van hem maken. Kevin had een respectabel bestaan in Zün voor de boeg. Hij zou geen last hebben van de waanzin en moordpartijen die hier zouden uitbarsten.

Hoe Mara ook haar best deed om zichzelf ervan te overtuigen dat haar minnaar beter af was aan de andere kant van de scheuring, de pijn in haar hart liet zich gewoon niet wegredeneren. Ze merkte opeens dat ze haar vrije hand - de andere werd nog door Saric vastgehouden - krampachtig geschulpt op haar schoot had gelegd, als om een groeiend levensvonkje binnenin alvast met alle kracht te beschermen. Maar meteen daarna drong het als in een flits tot haar door dat ze alles. wat ze die avond had gedaan voor Kevins ongeboren kind had gedaan! Zij en Ajiki waren van Tsuranese afkomst, toegewijd aan eeuwenoude tradities die eer boven het leven zelf stelden, en zij zouden zonder aarzeling liever de dood dan de schande kiezen. Maar het kleine geest je dat zich nu in haar schoot begon te ontwikkelen was half- Midkemisch, en zij, Mara, had dit geest je erkend, en had het recht op toekomstig leven van dit geest je erkend, en het recht van dit geest je om straks de idealen te koesteren die ook zijn vader koesterde. En Mara van de Acoma besefte opeens - en niet zonder angst - dat ze alweer de grenzen van haar cultuur had overschreden. Ze had meer belang gehecht aan het lot van duizenden gewone mensen in het rijk dan aan de eer van haar naam en huis. Ooit zou ze hebben geloofd dat haar vader en al haar voorouders daarover in hevige woede zouden zijn ontstoken - om over de vele Tsuranese goden nog maar te zwijgen. En nu kon ze niet eens een andere fatsoenlijke keuze bedenken!  

Verscheurd tussen tranen enerzijds en anderzijds de opluchting dat aan jaren van spanning en gevaren nu spoedig, zeer spoedig een einde zou komen, kwam Mara tot zichzelf. Ze maakte haar vingers los van die van Saric en begon onbeholpen haar ogen te deppen. 'Ik heb mijn dienstmeisje nodig,' zei ze, met nog natrillende stem. 'Kevin mag niet zien dat ik van streek ben geweest.'  

Saric stond op, boog en wilde al weggaan, maar Mara knikte van nee. 'Laat Keyoke bericht sturen dat al onze buitenwereldse slaven meteen naar de Stad op de Vlakte moeten worden gestuurd. Kies daarna een aantal van onze sterkste krijgers om Kevin te begeleiden naar de verzamelplaats die onze keizer voor de Midkemiërs heeft aangewezen. Zeg niets over dit alles, tegen niemand, behalve Lujan. Ik wil niet dat het personeel iets opvangt of zich iets laat ontvallen.' Mara zweeg even, want ze moest een brok in haar keel wegslikken. 'Mijn geliefde heeft namelijk een tegendraads en koppig karakter. Hoewel hij erg verlangt naar zijn vrijheid, kan hij het in zijn hoofd halen om ruzie te gaan maken over de manier waarop hem die wordt verleend. Dat zou echt iets voor hem zijn.'  

Hierna kon de vrouwe niet meer verder praten, maar Saric begreep wat ze bedoelde. Kevin had zich nooit onderworpen aan bevelen, tenzij uit vrije wil of onder brute dwang. Hij had bewezen dat hij een formidabele krijger was, en als het om Mara ging kon niemand voorspellen hoe hij zou reageren wanneer hij van haar gescheiden werd. Ter wille van zijn eigen veiligheid en die van de soldaten die hem naar de keizerlijke verzamelplaats zouden begeleiden was het maar beter dat Kevin niet van tevoren wist welk lot hem te wachten stond.  

Bedroefd, want ook hij was gesteld geraakt op de vreemde humor en rare levensopvattingen van de barbaar, boog Saric voor de wijsheid van zijn meesteres. Maar toen hij zich weg haastte om een van de dienstmeisjes te roepen zag hij nog een hele poos de blik in haar ogen op zijn netvlies, want nooit, nooit had hij een vrouw die hij kende triester zien kijken.

 

Die nacht was voor Mara een vreselijke, eindeloze reeks van kwellingen. Terwijl de butana over het dak gierde bedreef ze hartstochtelijk de liefde met Kevin. De laatste keer eindigde ze in tranen in zijn armen. Hij streelde haar met een tederheid die haar hart dreigde te breken. Gekwetst door haar stilzwijgen, door haar kennelijke tegenzin om haar angsten met hem te bespreken, probeerde hij niettemin zijn eigen verdriet van zich af te zetten en haar zo goed hij kon te troosten.  

Mara klampte zich aan hem vast en probeerde een opwelling van hysterie in te dammen. Haar wereld leek in te storten. Ze kon zich geen leven voorstellen zonder de tastbare aanwezigheid van de man naast haar, die haar had geleerd alles wat ze geloofde nog eens goed te bekijken, en die haar de tekortkomingen van hun cultuur en samenleving had leren zien. Kevin was meer dan een geliefde geworden, meer dan een man in wie ze vertrouwen kon stellen. Hij was het wortelstelsel van de boom van haar vastbeslotenheid. Ze moest op zijn kracht vertrouwen om het keizerrijk te veranderen en het eerbaar te maken op een nieuwe, morele manier. Zonder hem leken haar de hoogstaande doelen en de stralende perspectieven die ze in de toekomst zag - achter de tijdelijke schaduwen die Tasaio wierp - opeens grauwen glansloos geworden. Mara lag in Kevins warme omarming en luisterde naar het zachte kloppen van zijn hart, dat zich mengde met het holle klepperen van vensters in de gure wind.  

Hoewel het tegen zijn natuur inging, wist Kevin dat Mara's innerlijke ontreddering soms zodanig was dat hij maar beter geen vragen kon stellen. Op zulke momenten was zijn inlevingsvermogen juist pijnlijk voor haar -alsof het haar op een perverse manier beroofde van een excuus om lekker kwaad op hem te worden en hem desnoods de kamer uit te sturen.  

Mara onderging de tedere aanraking door zijn handen, maar het besef dat dit de laatste keer was vrat aan haar. Tenslotte viel ze uitgeput in een slaap vol rusteloze dromen. Kevin bleef wakker. Hij streelde het hoofd dat in de holte van zijn schouder rustte.

In alle jaren dat hij haar kende had hij haar nooit zo van streek gezien. En aangezien hijzelf altijd open was in het tonen van zijn passie, kwam het eenvoudig niet bij hem op dat de verborgen oorzaak van haar verdriet wel eens haar passie voor hem zou kunnen zijn.

 

De dageraad die kwam was even onwelkom als een beul. Mara vond een greintje gezond verstand in de chaos van haar gevoelens en stuurde Kevin weg voordat haar ochtendmisselijkheid zich aandiende. Daarna bracht ze ellendige momenten door met wachten op tranen die haar gezwollen ogen niet meer wilden laten vloeien. De dienstmeisjes deden onvermoeibaar hun best om haar enigszins presentabel te maken. Tegen de tijd dat ze zich publiekelijk kon vertonen was het al bijna middag. Mara kwam uit haar kamers. Ze zag dat Saric al een escorte had samengesteld, dat rustig bij de deur stond te wachten. Kevin, die geen idee had van wat de keizer had verordonneerd, stond op zijn gewone plaats naast de draagkoets. Zijn rode haren zaten op de gewone manier in de war, maar deze keer had hij ook een bezorgde uitdrukking op zijn gezicht. Bij het zien van de blik in zijn blauwe ogen stortte Mara bijna opnieuw in.

De kalme aanwezigheid van haar afwachtende soldaten en dragers redde haar. Ze deed een beroep op alles wat ze in de tempel aan zelfbeheersingstechnieken had geleerd en liep stap voor stap naar de draagkoets. Ze liet zich uit pure zelfbescherming door Lujan helpen bij het instappen - niet door Kevin - en sprak hem toe met een stem die ze zelf niet herkende als de hare: 'We moeten gaan.'  

Ze noemde geen bestemming. Het was een detail dat al door Saric was geregeld en Lujan wist wat het reisdoel was. Toch was het zo ongewoon dat het Kevin achterdochtig maakte. 'Waar gaan we vandaag naar toe?' vroeg hij, met een scherpe bijklank in zijn stem.

Mara durfde het niet aan iets te zeggen. Ze voelde dat haar ogen alweer nat waren en trok snel haar gordijntjes dicht. Het was Lujan die de dragers en de garde het teken tot vertrekken gaf terwijl Saric de Midkemiër aankeek met een duidelijke uitdrukking van spijt in zijn ogen.

'Wil iemand me misschien vertellen waarom iedereen doet alsof we naar een begrafenis gaan?' vroeg Kevin. Hij kreeg echter alleen Tsuranese uitgestreken gezichten als antwoord, en besloot toen het maar eens met provocerende grappen te proberen. Op andere dagen zouden de soldaten moeilijk in de plooi hebben kunnen blijven bij zijn extravagante gedrag, maar vandaag leek het wel alsof iedereen doof was geworden en niemand iets leuks hoorde. Er werd niet geglimlacht, laat staan hardop geschaterd.  

'Goden, iedereen is vandaag zo dood als een lijk,' mopperde Kevin, die vond dat hij een paar van zijn leukste grappen had verspild. Daarna bewaarde hij het zwijgen terwijl de stoet door de drukte van Kentosani trok en zich tenslotte in de richting van een minder nette wijk bij de zuidelijke rivieroever begaf.

Voor zich uit zagen ze een omheining van stevige, hoge planken. Kevin bleef abrupt staan, en alleen hun krijgersreflexen verhinderden dat de gardisten achter hem tegen hem op botsten. 'Zoiets heb ik al eens eerder gezien,' zei hij op beschuldigende en uitgesproken brutale toon. 'Waarom gaan we naar de slavenmarkt, Mara?'  

De soldaten van de Acoma wachtten niet op een bevel. Kevins reacties waren te onvoorspelbaar en te gevaarlijk, wist iedereen, om alles volgens het boekje te doen. Vastberaden, snel en in vlekkeloze eendracht sloten ze de Midkemiër in en pakten hem van achteren vast bij zijn polsen.

Kevin reageerde woedend, maar een halve tel te laat. De gardisten gromden van de inspanning, maar wisten hem in hun greep te houden. De mensen in de straat waren blijven staan en keken nieuwsgierig naar het opstootje. 

'Goden!' riep Kevin op een toon van ongeloof en afschuw, 'jullie gaan me verkopen!'  

Het was een uitroep die Mara's hart bijna brak. Ze schoof het gordijntje van haar draagkoets open en staarde naar de blauwe ogen die vuur schoten van sprakeloze woede. Ze kon geen woorden vinden.

'Waarom?' riep Kevin, en het klonk opeens zo dof dat Mara het gevoel had dat ze een harde klap op haar hoofd had gekregen. 'Waarom doe je me dat aan?'

Het was Lujan die antwoord gaf, maar op ruwe toon, want anders zou hij in zijn eigen stem een emotie doorklinken die bij een officier van zijn rang niet paste. 'Ze doet niet vrijwillig afstand van je, Kevin, maar op bevel van de keizer!'

'Naar de hel met dat Hemelse Licht van jullie!' explodeerde Kevin. 'Laat die klootzak van een keizer maar doodvallen!'

Er staken nu ook mensen hun hoofd door open vensters naar buiten en er waren meer passanten blijven staan. Een paar boerenvrouwen maakten tekentjes om kwaad af te weren en een zuur kijkende koopman riep dat er misschien een priester gehaald moest worden. Een van de soldaten had geen zin in een bestraffing als medeplichtige aan blasfemie en wilde Kevin een hand op zijn mond leggen - hij kende de barbaar kennelijk slecht. Kevin gebruikte het moment om gewelddadig in actie te komen. Hij rukte zich los van de twee gardisten die hem vasthielden. De mannen hadden opdracht om hun zwaarden niet te gebruiken, maar toen Lujan het groepje rond de barbaar zag hoopte hij vurig dat niemand dat vergeten zou zijn. Kevin vocht als een bezetene en alle omstanders konden zien dat deze slaaf door het dolle heen was. Mocht hij in zijn blinde razernij een van de soldaten een zwaard afpakken, dan zou de keizer zelf niet kunnen verhinderen dat hij moest sterven.  

Lujan zag de angst op Mara's gezicht, en hij stortte zich halsoverkop op de ontketende furie, die misschien wel gevaarlijker was dan een harulth. Zijn worstelaarsgreep verraste Kevin, die zijn evenwicht verloor en languit achterover op de straatkeien viel, waarna een tweede soldaat zijn gewicht bij dat van de bevelhebber voegde. De meeste mannen zouden verdoofd zijn geraakt door deze val, maar de Midkemiër leek nergens last van te hebben. Nog steeds gedreven door een blinde woede die hem bovenmenselijke krachten leek te geven, sloeg hij met ware doodsverachting om zich heen. Lujan was maar net in staat een kniestoot in zijn kruis te ontwijken. 'Kom dichter om ons heen staan,' hijgde hij naar de mannen om hem heen. 'Gebruik jullie schilden om deze worsteling af te schermen!'  

Er schampte een vuist langs zijn wang. Lujan voelde een pijnlijk gloeiende striem en vloekte, wat hij niet gauw deed. 'Verdomme, man, stop daarmee, of wil je me dwingen je te verwonden?'

Kevin gromde iets obsceens, eindigend met: '...als je tenminste een moeder had!'  

Met in zijn achterhoofd de wetenschap dat de slaaf die hij in bedwang probeerde te krijgen niet had geaarzeld zich zonder harnas op gewapende vijanden te storten, reageerde Lujan in een reflex. Wanhopig, en gedreven door bezorgdheid en bewondering voor Kevin, gebruikte hij een brute, eerloze methode die hij als grijze krijger in de bergen had geleerd. Een andere crimineel zou waarschijnlijk hebben zien aankomen wat hij van plan was, en een nette Tsuranese krijger zou zich schamen een tegenstander een volle vuistslag in zijn kruis te geven - dat zou unfair zijn. Maar Kevin zag niets aankomen, en Lujan deed het wel, dus een tel later kromp Kevin ineen van de schroeiende, withete pijn en viel hij kronkelend op het vuile plaveisel.

'Het spijt me, ouwe makker,' zei Lujan, met woorden en stembuigingen die hij exact van Kevin had overgenomen, 'maar je zult je leven in vrijheid en eer afmaken, of je dat nu wilt of niet.'

Toen ging bevelhebber Lujan staan. Hij voelde zich van binnen en buiten gekneusd. 'Bind hem vast en doe een prop in zijn mond,' beval hij kortaf. 'We mogen geen verdere incidenten riskeren.'

Vol medelijden voor zijn meesteres, die vanuit de schemering van haar draagkoets alles had moeten aanzien, hernam Lujan zijn typisch Tsuranese pose van onbewogenheid en gaf hij bevel verder te trekken.

Bij de toegangspoort van het kamp informeerde de slavenopzichter naar de wensen van de Vrouwe van de Acoma.

Mara wist enkele woorden aan haar verdoofde lippen te ontwringen. 'Deze slaaf... moet in opdracht van het Hemelse Licht naar zijn land van herkomst terug.'

Nu nog slechts een slap gewicht in de armen van de soldaten die hem vasthielden, richtte Kevin zijn blauwe ogen op haar. Zijn blik verschroeide haar ziel, maar het groeiende leven in haar schoot gaf haar kracht.

'Het spijt me,' mompelde ze, zonder zich iets aan te trekken van de onverholen nieuwsgierigheid waarmee de slavenmeester haar aanstaarde. Ze had niet de kracht om de woorden klank te geven, maar haar lippen vormden: 'Mijn geliefde.' De rest van wat ze had willen zeggen bleef in haar keel steken.  

De slavenhandelaar knikte. 'Hij is erg sterk, hoewel niet meer piepjong. Een billijke prijs zou in zijn geval...'

Mara legde hem met een handopsteken het zwijgen op. 'Nee. Stuur hem naar huis.'

Als de slavenmeester dit merkwaardig vond, dan zei hij er toch niets van. Hij had al problemen genoeg om te begrijpen waarom de keizer slaven wilde kopen om ze vervolgens naar ergens ver weg te sturen. Zijn bevelen hadden al voldoende verwarring veroorzaakt, maar als deze dame het nodig vond een vrijgevig gebaar te maken, vooruit dan maar. 'Mijn vrouwe,' zei hij, en hij maakte een diepe buiging.

Mara liet zich in haar kussens zakken. Ze had geen tranen meer, en niet eens genoeg energie over om haar gordijntjes te sluiten. De schaduw die de houten omheining over haar heen wierp leek niet alleen donker, maar ook ijskoud. Ze kon niet vergeten hoe Kevin haar had aangekeken, op dat laatste moment, toen ze tegen de slavenmeester had gezegd dat hij hem naar huis moest sturen. Tot haar laatste snik zou die aanblik haar kwellen: hoe zij hem geboeid, monddood gemaakt, had weggestuurd. Verdoofd vroeg ze zich af hoe lang Tasaio haar nog zou sparen nadat de huidige wapenstilstand afgelopen zou zijn. Hoeveel nachten zou ze nog woelend liggen te piekeren over die ene onbeantwoordbare vraag: zou Kevin haar bij wijze van verstandige daad, of misschien zelfs vrijwillig, hebben verlaten als zij het lef had gehad het hem van tevoren te vragen?  

'Vrouwe?' Lujan probeerde voorzichtig binnen te dringen in haar kolkende wereld van verdriet. 'Het is tijd om naar huis te gaan.'  

De krijgers waren onopgemerkt teruggekeerd.

Mara reageerde met een slap handgebaar. Waar, in het hele keizerrijk, zou ze zich nog ooit thuis kunnen voelen? 

 

De dag en de nacht die volgden leken niet alleen troosteloos maar ook eindeloos. Mara werd beurtelings gekweld door nachtmerries en slapeloosheid, en lag zweterig te woelen op haar mat. Op andere momenten leek Kevin naast haar te staan en met een beschuldigende blik op haar neer te kijken. De schuit die de slaven vervoerde zou inmiddels al een heel eind stroomafwaarts zijn. Tegen de tijd dat zij en Tasaio en de heren van de Hoge Raad hun problemen aan de keizer voorlegden, zou de man die ze meer dan wie en wat ook beminde ver van haar vandaan zijn, op de grond van een andere, onbereikbare wereld.  

Telkens weer schrok ze wakker, telkens weer vond haar om zich heen tastende hand alleen leegte waar ze vroeger hem had gevoeld. Of ze schoot in klamme paniek overeind omdat ze in een koortsige droom Tasaio van de Minwanabi met zijn familiezwaard in de hand over het lichaam van Ajiki gebogen had zien staan. Mara probeerde te bidden en smeekte Lashima om inspiratie voor een manoeuvre of desnoods een wonder om haar vijanden te verslaan - vijanden die meer waarde hechtten aan macht dan aan vrede, en die de natami van de Acoma ondersteboven, diep onder de grond wilden begraven, voor altijd buiten het bereik van zonlicht. Gekweld, misselijk, gaf ze haar pogingen om te slapen tenslotte op. Ze ijsbeerde door haar kamers tot het licht was en riep toen een vergadering van haar adviseurs bijeen.

De butana waaide nog steeds. De windvlagen rukten aan de luiken en schermen toen Mara, haar bevelhebber en haar plaatsvervangende Eerste Adviseur zich in haar zitkamer verzamelden.

De Vrouwe van de Acoma opende de vergadering met een stem zo hees alsof haar keel vol zand zat. 'Ik heb een dag om me voor te bereiden op de confrontatie tussen de keizer en de Minwanabi.'

'Wat hebt u in gedachten, meesteres?' vroeg Saric, met een pijnlijk optimisme.  

Mara sloot haar gezwollen ogen. Ze was uitgeput tot in het diepste van haar ziel. 'Ik heb geen plan. Tenzij jij en je neef iets hebben bedacht wat ik niet weet, gaan we dit noodlotsuur tegemoet met niets meer dan ons gezonde verstand en vernuft. Ik heb Tasaio van de Minwanabi beloofd dat niemand de troon van Krijgsheer vóór hem zal bestijgen.'  

'Dan,' zei Saric op volstrekt redelijke toon, 'moet het beleid dus zijn dat er niemand op die troon komt te zitten.'  

Even was niets anders dan het gieren van de butana te horen. Een meisje kwam een blad met chocha en zoete koekjes brengen, en vertrok toen stilletjes weer. Er scheen echter niemand belangstelling te hebben voor een slokje of een hapje.  

Mara bekeek de gezichten, die allemaal vol gekmakende verwachting naar haar waren gewend. 'Nou, hoe zullen we het eens aanpakken om een wonder voor elkaar te krijgen?' vroeg ze ietwat wrevelig.

Haar bevelhebber had een blauwe plek op zijn wang na zijn handgemeen met Kevin. 'Vrouwe, voor dat soort dingen kijken we allemaal naar u,' zei hij in volle ernst.

Mara keek hem met doffe ogen aan. 'Deze keer heb ik geen inspiratie meer, Lujan.'

Haar opperbevelhebber haalde volstrekt onaangedaan zijn schouders op. 'In dat geval gaan we die honden van de Minwanabi doden en zullen we eervol sterven.'

Mara voelde meteen een protest in zich opwellen. 'Kevin heeft...' Haar stem haperde en haar ogen schoten vol. Mara dwong zich tot zelfbeheersing en wreef met een vochtige hand over haar ogen. 'Kevin had gelijk. Wij zijn een moordzuchtig ras. We verspillen enorm veel levens door elkaar telkens maar uit te moorden.'

De butana huilde. De vensterluiken rammelden en koude tochtvlagen woeien door de kamer. Mara moest een rilling onderdrukken en zag niet meteen dat Saric het woord vroeg. Toen ze het had gezien en hem toestemming gaf, klonk er een tikkeltje ongeduld in de retorische vraag waarmee hij op haar veroordeling reageerde. 'Meesteres, is dat wel zo zeker? Het maakt toch niets uit of de Minwanabi wel of niet wordt verslagen, zo lang de keizer maar wint?'

Mara sperde haar ogen open. 'Leg eens uit.'

Saric zocht naar de juiste woorden om het concept dat hem voor de geest zweefde te verduidelijken. 'Als het Hemelse Licht zijn positie kan versterken, en in de Hoge Raad voldoende steun vindt voor zijn beoogde absolute heerschappij...'

Mara schoot overeind, waardoor haar slechts provisorisch vastgespelde haar los raakte en in golven over haar rug viel. De Vrouwe van de Acoma negeerde de meid die kwam toegesneld om de schade te herstellen, en ze trok vragend haar wenkbrauwen op. 'Dan zou hij de Minwanabi kunnen bevelen...' Ze moest vechten tegen haar instinctieve neiging om zich blindelings en met hand en tand tegen het exotische idee van een absolute heerschappij te verzetten. 'Laat me alleen,' zei ze opeens tegen haar adviseurs. Er klonk een herboren alertheid in haar stem. 'Ik heb veel om over na te denken.'  

Toen Saric met de anderen wilde vertrekken, hield Mara hem nog even tegen. 'Stuur een boodschap aan het Hemelse Licht, Saric. Smeek hem om een onderhoud. Bezweer hem bij alles wat ons heilig is dat de hele veiligheid van het keizerrijk van die ontmoeting afhangt.'

De adviseur onderdrukte zijn nieuwsgierigheid. 'Wanneer, vrouwe?' Boven het eindeloze kabaal van de butana uit riep Mara: 'Zodra hij kan, maar niet later dan een uur voor het begin van hedenmiddag.' Haar stem klonk opeens niet meer schor en mistroostig. Haar geest was druk bezig mogelijkheden tegen elkaar af te wegen. Ze schrapte alles weg wat alleen maar een vage hoop kon zijn en concentreerde zich op wat reële kansen waren. Ze had alsnog inspiratie gekregen, maar misschien net te laat. 'Als we Tasaio in zijn ambities willen dwarsbomen, heb ik elk moment extra hard nodig!'