29
Toen hij haar had ingehaald, had ze een geweer vast en trok ze de achterdeur open. Hij sprong naar haar toe en sloeg de deur dicht.
“Wat doe je in godsnaam?”
“Mijn honden beschermen. Ze worden aan flarden gescheurd. Achteruit, Burke, ik weet wat ik doe.”
Ze was zo geagiteerd dat ze hem met de kolf van het geweer tegen zijn buik sloeg en tot haar woede en verbazing sloeg hij niet dubbel maar bleef staan en duwde haar weg.
“Geef mij dat geweer.”
“Pakje eigen wapen. Het zijn mijn honden.” Door het razende geblaf heen klonk luid gebrul en gekras. “Mijn honden gaan eraan!”
“Niet waar.” Hij wist niet wat er daarbuiten was, maar aan het geluid te horen was het groter dan elke denkbare hond. Hij knipte de buitenlichten aan, pakte het pistool dat hij op haar aanrecht had gelegd en trok het uit de holster. “Blijf waar je bent.”
Later zou hij zich afvragen waarom hij ook maar een moment gedacht had dat ze hem zou gehoorzamen of naar rede zou luisteren. Toen hij met getrokken pistool in gevechtshouding de deur opende rende ze onder zijn arm door als een wervelwind naar buiten met de loop van haar geweer in de richting van het verontrustende kabaal.
Meteen werd hij bevangen door een mengeling van verwondering, angst en respect. De beer was enorm, een massieve zwarte gestalte afgetekend tegen de lappendeken van sneeuw. Zijn tanden glinsterden scherp en gevaarlijk in het licht toen hij zijn bek opende en woest naar de honden brulde.
Ze gingen in de aanval met kleine uitdagende uitvallen, grommend en bijtend. Hij zag bloedspatten op de grond en een plas die in de natte aarde zonk. In de lucht hing de doordringende geur van rauw vlees en wild beest.
“Rock, Buil! Hier! Kom hier!”
Te ver heen, dacht Nate toen Meg haar honden riep. Veel te ver heen om zelfs maar naar haar te luisteren. Ze hadden de keuze tussen vluchten of vechten al gemaakt en waren bloeddorstig.
De beer liet zijn voorpoten zakken, zijn rug kromde zich en zijn gegrom leek in de verste verte niet op wat je in Hollywoodfilms hoorde. Het was veel intenser. Wild en angstaanjagend. Echt.
Hij sloeg zijn messcherpe klauwen uit en een van de honden viel jammerlijk jankend in de sneeuw. Toen verhief hij zich op zijn achterpoten. Torenhoog en beangstigend breed. Zijn tanden dropen van het bloed en in zijn ogen glinsterde wilde vechtlust.
Nate schoot toen het beest aan wilde vallen, en schoot opnieuw toen het op alle vier zijn poten op hen afwilde rennen. Hij hoorde de explosie van Megs geweer, een keer, twee keer door zijn eigen vuur heen knallen. De beer krijste, zo klonk het Nate althans in de oren toen het bloed uit hem stroomde en in zijn vacht klitte.
Hij viel nog geen meter bij hen vandaan neer met een dreun waardoor de grond onder Nates voeten trilde.
Meg duwde haar geweer in Nates handen en rende naar de hond die naar haar toe hinkte. “Rustig maar. Niks aan de hand. Laat me eens kijken. Hij heeft je alleen maar wat schrammen bezorgd, hè? Domme, domme hond. Ik riep toch dat je moest komen?”
Nate bleef even staan om er zeker van te zijn dat de beer echt dood was terwijl Rock om het karkas snuffelde en aan het bloed rook.
Toen liep hij naar Meg die in slechts een onderbroekje en open blouse bij haar hond knielde. “Ga naar binnen, Meg.”
“Het valt wel mee.” Ze sprak Buil troostend toe. “Ik maak je beter. Hij was gelokt. Er is lokaas om het huis geplaatst, zie je. Rauw vlees.” Met een harde blik in haar ogen gebaarde ze naar de stukken aangevreten vlees aan de achterkant van het huis. “Hij heeft rauw vlees bij het huis opgehangen en waarschijnlijk ook aan de rand van het bos. Om de beer te lokken. De klootzak. Zo is het gebeurd.”
“Ga naar binnen, Meg. Je vat kou.” Hij trok haar overeind en voelde dat ze rilde. “Hou vast. Ik pak de hond.”
Ze pakte de wapens aan en floot naar Rock. Binnen legde ze de geweren op het aanrecht en ging haastig op zoek naar een deken en haar eerstehulpdoos. “Leg hem hier op,” riep ze toen Nate de hond naar binnen droeg. “Ga naast hem zitten en hou hem rustig. Dit zal hij niet leuk vinden.”
Hij deed wat ze gevraagd had, hield de kop van de hond vast en zei niets terwijl ze de wonden desinfecteerde.
“Het is niet diep, niet echt diep. Waarschijnlijk houdt hij er een paar littekens aan over. Strijdwonden, dat geeft niet. Rock, zit!” riep ze toen hij zich onder haar arm probeerde te wurmen om aan zijn makker te snuffelen.
“Ik ga hem een paar injecties geven.” Ze pakte een naald, tikte ertegen waardoor er een klein straaltje naar buiten spoot. “Hou hem stil.”
“We kunnen hem naar Ken brengen.”
“Zo erg is het niet. Hij zou niets meer kunnen doen dan ik hier. Ik geef hem een spuit om suf te worden, dan kan ik de diepere wonden hechten. Daarna geef ik hem antibioticum en wikkel hem in een deken zodat hij kan slapen.”
Ze pakte een stuk vacht beet en liet de naald erin glijden. Buil jankte zacht en keek zielig naar Nate. “Rustig maar, grote jongen, je zult je zo beter voelen.”
Hij aaide de hond terwijl Meg begon te hechten. “Dat je al die spullen in huis hebt.”
“Hier moet je wel. Stel dat je je in je been snijdt bij het houtkappen, en de elektriciteit is uitgevallen, de wegen zijn afgesloten, wat moet je dan?”
Met gefronste wenkbrauwen deed ze haar werk, haar toon was kalm en vanzelfsprekend. “Je kunt er niet op rekenen dat de dokter langskomt voor elk akkefietje. Zo, schattebout, het is bijna gebeurd. We zullen je lekker warm houden. Ik heb hier wat zalf. Daardoor geneest hij beter en het zorgt ervoor dat hij niet aan zijn wonden gaat bijten want het smaakt afschuwelijk. Nu ga ik hem verbinden. Morgen laat ik hem nakijken, maar het valt wel mee.”
Toen Buil onder een deken in slaap was gevallen met Rock naast hem pakte ze de wijnfles en zette die aan haar mond. Nu pas begonnen haar handen heftig te trillen. “Godallemachtig.”
Nate nam de fles van haar af en zette hem voorzichtig neer. Toen pakte hij haar ellebogen beet en tilde haar iets van de vloer omhoog. “Doe zoiets nooit, maar dan ook nóóït meer.”
“Hé!”
“Kijk me aan. Luister.”
Ze kon niet anders omdat zijn stem door het hele huis galmde en zijn gezicht vertrokken was van woede.
“Zulke risico’s mag je nooit meer nemen.”
“Ik moest…”
“Niet waar. Ik was erbij. Jij hoefde niet halfnaakt het huis uit te rennen om een grizzlybeer te lijf te gaan.”
“Het was geen grizzly,” riep ze terug. “Het was een zwarte beer.”
Hij zette haar neer. “Verdomme, Meg.”
“Ik kan voor mezelf en wat van mij is zorgen.”
Hij draaide zich om en uit zijn ogen straalde zoveel woede dat ze terugdeinsde. Dit was niet de geduldige minnaar; dit was niet de kille politieman. Dit was een razende man die kookte van woede.
“Jij bent nu van mij, wen daar dus maar aan.”
“Ik zal nooit hulpeloos blijven toekijken omdat…”
“Hulpeloos? Wie vraagt je om hulpeloos toe te kijken? Er is een verdomd groot verschil tussen hulpeloos toekijken en in je ondergoed het huis uit rennen als je niet weet wat je tegemoet gaat. Dat is een enorm verschil, Meg, vooral als je mij opzij wilt schuiven door de kolf van een geweer in mijn buik te rammen.”
“Heb ik…heb ik dat gedaan?” Vreemd genoeg kalmeerde zijn woede haar genoeg om naar hem te luisteren en te beseffen wat ze had gedaan. “Het spijt me, het spijt me echt. Dat had ik niet moeten doen.”
Ze drukte haar handen tegen haar gezicht en haalde een paar keer diep adem tot de angst, woede en het trillen bedaard waren.
“Ik kon er niets aan doen, ik reageerde gewoon. Ik…” Ze stak haar hand op met uitgestoken palm als vredesgebaar en pakte haar wijnglas. Ze dronk langzaam om haar schorre keel te verzachten.
“Mijn honden zijn mijn partners. Je begrijpt toch wel dat je niet aarzelt als je partner in moeilijkheden is? En ik wist wel wat me te wachten stond. Ik had geen tijd om het uit te leggen. En ik heb je nog niet verteld dat het…heel goed was en een groot verschil maakte dat jij daarbuiten bij me was. Ook al liet ik het niet merken, ik wist dat je er was en dat was belangrijk.”
Haar stem brak en ze drukte de vingers van haar vrije hand tegen haar ogen tot ze zichzelf weer in bedwang had. “Als je kwaad wilt blijven neem ik je dat niet kwalijk. Maar misschien kun je even wachten met tegen me schreeuwen tot ik wat kleren aan heb. Ik heb het koud.”
“Ik ben wel uitgeraasd.” Hij stapte naar haar toe, trok haar in zijn armen en drukte haar tegen zich aan alsof zijn leven ervan afhing.
“Kijk nou toch. Ik beef helemaal.” Ze drukte haar gezicht tegen zijn borst. “Dat zou ik niet doen als ik niet op jou kon leunen.”
“Kom, we pakken wat kleren voor je.” Hij hield zijn arm om haar heen tot ze in de woonkamer waren, toen liep hij naar de haard en legde er een nieuw houtblok op.
“Ik heb de behoefte om je te beschermen,” zei hij zacht. “Maar ik zal je er niet mee belasten.”
“Dat weet ik. Ik pas graag op mezelf, maar ik zal proberen je niet weg te duwen.”
“Goed dan. Leg nu eens uit hoe het zit met dat lokaas.”
“Beren houden van eten. Daarom moet je je afval reukloos opbergen of begraven als je kampeert en daarom bewaar je je voedsel in afgesloten dozen die je uit de buurt van je kampeerplek ophangt. Daarom maak je een bergplaats voor je voedsel op palen en neem je de ladder waarmee je bij je spullen kunt elke keer weer weg.”
Ze trok haar broek aan en streek haar haren glad. “Als beren iets eetbaars ruiken, gaan ze eropaf en ze kunnen op ladders klimmen. Je zou verbaasd staan over wat voor wezens allemaal op een ladder kunnen klimmen. Ze dwalen ook de stad in of gaan naar plekken waar mensen wonen om vuilnisbakken en nestkastjes en ga zo maar door te plunderen. Soms probeert er een je huis binnen te dringen om te zien of daar nog meer te halen valt. Meestal kun je ze afschrikken, maar soms niet.”
Ze knoopte haar blouse dicht en schoof dichter bij het vuur. “Er ligt vlees buiten op de grond en ik wed dat er ook wat plastic verpakking zal zijn. Iemand heeft het daar neergelegd in de hoop dat het een beer naar mijn huis zou lokken en je kunt er donder op zeggen dat lokaas in deze tijd van het jaar succes heeft. De beren zijn net aan het wakker worden. Ze hebben honger.”
“Dus iemand heeft lokaas geplaatst in de hoop dat jij in de val zou trappen.”
“Nee, ik niet. Jij.” Toen ze dat gezegd had draaide haar maag om. “Denk eens na. Het lokaas is vandaag geplaatst voor ik terugkwam. Als iemand dat had geprobeerd terwijl we hier waren zouden we de honden tekeer hebben horen gaan. Stel dat je hier vanavond alleen was geweest, zoals gisteravond, wat zou je dan gedaan hebben als je de honden had gehoord, zoals wij toen straks?”
“Ik zou naar buiten zijn gegaan om te kijken, maar wel gewapend.”
“Met je revolver,” zei ze met een knikje. “Misschien kun je een beer neerhalen of wegjagen met een revolver, als je geluk hebt en de kans hebt gekregen te schieten voor de beer het van je afpakt en in zijn bek stopt. Maar je zult hem voornamelijk kwaad maken. En een beer die bezig is een paar kwade husky’s uit te schakelen? Hij zou mijn honden verscheurd hebben, Nate. Waarschijnlijk zouden ze hem wel verwond hebben voor hij hen verscheurde. En als jij daar alleen buiten was geweest met een revolver zou hij jou waarschijnlijk ook verscheurd hebben. Heel waarschijnlijk. Een gewonde razende beer zou je zelfs naar binnen achterna komen. Daar rekende iemand op.”
“Als dat het geval is, maak ik iemand kennelijk heel nerveus.”
“Dat is toch de taak van de politie?” Ze wreef over zijn knie toen hij naast haar kwam zitten. “Degene die dit heeft gedaan wilde je dood of zwaargewond hebben. Dat mijn honden eraan opgeofferd moesten worden deerde hem niet.”
“Of jijzelf, als het anders was gelopen.”
“Of ik. Nou, ik ben nu echt nijdig.” Ze klopte hem op zijn dij en stond op om heen en weer te lopen. “Dat hij mijn vader heeft vermoord deed pijn. Maar hij was al jaren weg en ik kon ermee leven. Het zou genoeg zijn geweest om hem op te sporen en vast te zetten. Maar niemand moet aan mijn honden komen.”
Ze draaide zich om en zag dat zijn glimlachje terug was. “Of aan de man met wie ik ga trouwen, vooral voor hij de kans heeft gekregen een peperdure ring voor me te kopen. Ben je nog steeds kwaad op me?”
“Niet zo erg meer. Dat beeld van jou in je rode slipje en die halfopen rode blouse die opbolde in de wind terwijl je een geweer richtte zal me altijd bij blijven. Maar over een tijdje zal het eerder erotisch zijn dan beangstigend.”
“Ik ben echt stapelgek op je. Heel erg, eigenlijk. Goed.” Ze wreef hard over haar gezicht. “We kunnen dat karkas niet laten liggen. Het zal allerlei ongewenst bezoek aantrekken en de honden zullen er morgenochtend overheen rollen. Ik ga Jacob bellen om me te helpen en te kijken of hij enig spoor kan ontdekken van degene die dit geflikt heeft.”
Toen ze zijn gezicht zag liep ze naar hem toe.
“Ik zie je denken. Jacob was hier vandaag met berenvlees. Hij heeft dit echt niet gedaan, Nate. Ik kan je verschillende goede redenen geven waarom niet, behalve het feit dat het een goed mens is die van me houdt. Ten eerste zou hij mijn honden nooit in gevaar brengen. Hij geeft veel te veel om ze. Ten tweede wist hij dat ik vanavond thuis zou komen. Ik sprak hem toen ik mijn motor had gerepareerd. Ten derde, als hij jou dood zou willen, zou hij simpel een mes door je hart steken en je ergens begraven waar je nooit gevonden zou worden. Simpel, eerlijk en zonder omhaal. Dit? Dit was stiekem, laf en behoorlijk wanhopig.”
“Daar ben ik het mee eens. Bel hem.”
De volgende morgen bestudeerde Nate in zijn kantoor het meest recente bewijsmateriaal. Een paar flarden wit plastic dat er hetzelfde uitzag als het verpakkingsmateriaal dat in The Corner Store werd gebruikt, en wat vleesresten die hij had verzegeld.
En een zilveren oorbel.
Had hij die oorbel eerder gezien? Er stond hem vaag iets van bij.
Een enkele zilveren oorbel. Nu meer door mannen gedragen dan voorheen. De mode veranderde en ontwikkelde zich en nu zou niemand vreemd opkijken als iemand met een pak een oorbel droeg.
Maar zestien jaar geleden? Toen was het niet zo gangbaar, niet zo algemeen voor een man. Eerder iets voor een hippie, muzikant, artiest, motorrijder of rebel. En dit was geen onopvallend knopje of sportief ringetje, niet met dat kruis dat eraan hing.
Dat gaf ergens uitdrukking aan.
De oorbel was niet van Galloway. Hij had nogmaals naar de foto’s gekeken en Galloway was gestorven met een ringetje in zijn oor. Voorzover hij met een vergrootglas kon zien had Galloway in zijn andere oor geen gaatje gehad.
Dat zou hij voor de zekerheid met de lijkschouwer opnemen.
Hij wist dat de oorbel van de moordenaar moest zijn.
Het kleine achterstukje—hoe noemden ze dat in vredesnaam?—was er niet bij. In zijn verbeelding zag hij die onbekende persoon uithalen met de bijl, waarbij zijn oorbel losraakte en onopgemerkt op de grond viel. Terwijl hij de ijsbijl in zijn doel stootte.
Had hij daar naar het geschokte gezicht van zijn vriend staan kijken toen die slap langs die ijsmuur omlaag zakte? Was hij blijven staan om nog eens goed te kijken? Geschokt of voldaan? Opgewonden of vol walging? Het maakte niet uit, dacht Nate. De klus was geklaard.
Had hij de rugzak gepakt en doorzocht? Zinloos om voedselvoorraden of geld achter te laten, als het geld erin zat. Hij moest praktisch zijn. Overleven.
Hoelang zou het geduurd hebben voor hij merkte dat hij zijn oorbel was verloren? Te laat om terug te gaan en een te onbelangrijk detail om zich druk over te maken.
Alleen waren het altijd de details waardoor een zaak werd opgelost, en de dader achter de tralies kwam.
“Nate?”
Met de oorbel in zijn hand greep hij naar de intercom. “Ja?”
“Jacob wil je spreken,” zei Peach.
“Stuur hem maar naar binnen.”
Hij stond niet op maar leunde achterover toen Jacob binnenkwam en de deur achter zich sloot. “Ik verwachtte al dat je langs zou komen.”
“Ik heb het een en ander te zeggen dat ik gisteren niet wilde vertellen waar Meg bij was.”
Jacob droeg een leren overhemd over een verschoten spijkerbroek en aan de dunne kralenketting om zijn hals hing een gepolijste bruine steen. Zijn grijzende haar zat in een lange paardenstaart. Hij had geen oorbellen in.
“Ga zitten,” nodigde Nate uit, “en vertel op.”
“Ik blijf liever staan. Je kunt me gebruiken om hier een eind aan te maken, of ik doe het alleen. Maar dit moet afgelopen zijn.” Hij deed een stap naar voren en voor het eerst sinds Nate hem had leren kennen, zag hij onverhulde woede op zijn gezicht.
“Ze is mijn kind. Ze is langer mijn kind geweest dan dat van Pat. Het is mijn dochter. Hoe je ook over me denkt, wat je je ook afvraagt, dat moet je weten. Ik zal ertoe bijdragen dat degene die haar gisteravond in gevaar heeft gebracht opgespoord wordt, hoe dan ook.”
Nate liet zijn stoel naar voor en naar achter hellen. “Wil je een politiepenning?”
Hij zag dat Jacob zijn vuisten balde en weer heel langzaam ontspande terwijl de woede achter een raadselachtig masker verdween. “Nee, dat denk ik niet. Zo’n ding is te zwaar voor mij.”
“Goed, dan houden we je…medewerking onofficieel. Lijkt dat je beter?”
“Ja.”
“Die mensen die je vragen hebt gesteld, die je over het geld hebben verteld…Is het mogelijk dat iemand hier in Lunacy daar lucht van heeft gekregen?”
“Zeker. Mensen praten nu eenmaal, vooral blanken.”
“En als er gepraat is zou het niet vergezocht zijn, vanwege jouw connectie met Galloway en Meg, dat jij mij die informatie hebt doorgespeeld.”
Jacob haalde zijn schouders op.
“Waarom jou dan niet het zwijgen opleggen voor je iets tegen mij kon zeggen?”
Nu glimlachte Jacob. “Ik leef al lang en het is heel moeilijk om mij te vermoorden. Bij jou is dat geen van beide het geval. Wat er gisteren is gebeurd, was slordig en stom. Waarom niet jou door het hoofd schieten als je alleen bij het meer was en je met stenen laten zinken? Zo zou ik het doen.”
“Dat stel ik op prijs. De dader is niet iemand van de rechtstreekse benadering. Zelfs niet met Galloway,” vervolgde Nate toen Jacob naar het bord keek. “Dat was een moment van waanzin of hebzucht of gelegenheid. Misschien alle drie. Dit was niet met voorbedachten rade.”
“Nee.” Jacob knikte nadenkend. “Er zijn makkelijker manieren om iemand te vermoorden dan met hem te gaan bergbeklimmen.”
“Een uithaal met de bijl,” vervolgde Nate. “Een harde stoot in de borst. Daarna had hij niet het lef om de bijl uit het lijk te trekken of zich van het lijk te ontdoen. Dan zou het te dichtbij zijn gekomen. Idem dito met Max. Een zelfmoord ensceneren. Max was net zo verantwoordelijk als hij, zal hij gedacht hebben. De hond? Gewoon een hond, als afleidingsmanoeuvre, en een indirect lesje voor Steven Wise. Hij zal me nooit rechtstreeks aanvallen.” Hij schoof de oorbel over het bureau. “Herken je die?”
Jacob fronste zijn voorhoofd. “Een prul, een symbool. Niet authentiek Alaskaans. Wij hebben onze eigen symbolen.”
“Ik denk dat de moordenaar deze zestien jaar geleden is verloren. Dat hij daar niets meer van weet. Maar hij zal het zich herinneren als hij hem weer ziet. Ik heb die oorbel eerder gezien.” Nate pakte hem op en liet het kruis bengelen. “Ergens.”
Nate droeg de oorbel bij zich. Dat was niet echt volgens de regels, maar hij had hem in zijn zak toen hij naar de stad ging.
Hij zei tegen niemand iets over het voorval bij Meg en vroeg haar en Jacob om dat ook niet te doen. Een spelletje met de moordenaar, dacht hij.
In de ontluikende lente waarin de dagen langer werden en het groen bezit nam van het wit, deed hij zijn dagelijkse dingen, sprak met de inwoners van zijn stad en luisterde naar hun klachten en problemen.
En keek naar de oorlellen van alle mannen met wie hij in contact kwam.
“Ze kunnen dichtgroeien,” zei Meg op een avond.
“Wat zei je?”
“Gaatjes in je oren, of welk lichaamsdeel je ook maar hebt laten doorboren.” Ze liet haar vingers over zijn penis dansen.
“Toe zeg.” Hij kon een huivering niet onderdrukken, wat haar aan het lachen maakte. Leedvermaak.
“Ik heb gehoord dat het echt iets doet voor…je seksleven.”
“Zet dat maar uit je hoofd. Hoe bedoel je dichtgroeien?”
“Nou, dat gaatjes kunnen dichtgroeien. Als ze er nog niet lang zitten en je er niets meer in draagt gaan ze,” ze maakte een slurpend geluid, “weer dicht.”
“Dat meen je niet. Echt waar?”
“Vroeger had ik er vier in dit oor.” Ze trok aan haar linkeroor. “Ik kreeg ineens de drang en piercte er een derde en een vierde gaatje in.”
“Jij? Deed je dat zelf?”
“Tuurlijk. Ik ben toch geen watje?” Ze ging boven op hem liggen en omdat hij naakt was moest hij zich concentreren om bij het gesprek te blijven.
“Een paar weken heb ik vier gaatjes gehad maar het werd me te lastig en ik liet er twee voor wat ze waren. Ze groeiden weer dicht.” Ze knipte het licht aan en hield haar hoofd schuin. “Zie je?”
“Dat had je me wel eens kunnen vertellen voor ik bij elke man die ik tegenkwam naar zijn oorlellen keek en zelfs noteerde wie er gaatjes in zijn oren had.”
Ze wreef over zijn oor. “Het zou bij jou waarschijnlijk best sexy staan.”
“Nee.”
“Ik zou het voor je kunnen doen.”
“Geen denken aan. Niet in mijn oor of waar dan ook.”
“Flauwerd.”
“Precies, dat ben ik. Nu moet ik weer opnieuw gaan nadenken want mijn lijst is niet langer geldig.”
Ze kwam overeind, ging schrijlings op hem zitten en nam hem in zich. “Denk later maar.”
Toen hij langs The Lodge ging zag hij Hopp en Ed die vergaderden onder het genot van een buffelsalade. Hij bleef bij hun tafeltje staan. “Mag ik jullie even onderbreken?”
“Zeker, kom erbij zitten.” Hopp maakte plaats voor hem. “We hebben het over wat je ‘vertrouwenskwesties’ zou kunnen noemen. Mij bezorgt het koppijn en Ed geniet ervan. We proberen een manier te vinden om met ons budget een bibliotheek te bouwen. Door een deel van het geplande postkantoor ervoor te reserveren, tijdelijk althans. Wat vind jij?”
“Lijkt me een goed idee.”
“Daar zijn we het over eens.” Ed depte zijn lippen met een servet. “Maar we hebben iets meer speling in het budget nodig om het rond te krijgen.” Hij knipoogde naar Hopp. “Ik weet dat je dat niet wilt horen.”
“We proberen mensen erbij te betrekken, we lobbyen voor donaties voor materiaal en arbeidskracht. We krijgen boeken of vragen erom. Mensen willen graag meewerken als je ze enthousiast krijgt voor een project.”
“Ik doe mee,” zei Nate. “Als het zover is. Intussen heb ik zelf een soort vertrouwelijke vraag. Ik wilde al bij je langsgaan, Ed. Om iets over de bank te vragen; het is een flink aantal jaren geleden, dus je zult misschien in je geheugen moeten graven.”
Geen gaatje in zijn oorlel, dacht Nate toen Ed knikte.
“Als het over bankieren gaat, is mijn geheugen behoorlijk goed. Vraag maar.”
“Het gaat over Galloway.”
“Pat?” Hij dempte zijn stem en liet zijn blik door het restaurant dwalen. “Misschien moeten we dat niet hier bespreken. Vanwege Charlene.”
“Het is maar even. Volgens een bron heeft Galloway een flinke som geld gewonnen met pokeren toen hij in Anchorage was.”
“Pat was dol op pokeren,” zei Hopp.
“Inderdaad. Ik heb meermalen met hem gespeeld. Alleen voor kleine inzetten,” zei Ed. “Volgens mij won hij nooit grote bedragen.”
“Volgens mijn bron wel. Daarom vroeg ik me af of hij misschien geld naar zijn rekening hier in de stad heeft overgemaakt voor hij die klimtocht ging maken.”
“Niet dat ik weet. Zelfs geen salarischeque. In die tijd waren we heel kleinschalig, zoals ik al eerder heb gezegd.” Zijn ogen vernauwden zich terwijl hij nadacht. “Hoewel we omstreeks de tijd dat Pat vertrok een echte kluis hadden en twee parttime kasbedienden. Toch bemoeide ik me met vrijwel iedere transactie.” Hij wreef over zijn kin en leunde achterover. “Pat bekommerde zich niet om geld. Hij kwam niet in de bank om geld te deponeren, noch om op te nemen trouwens.”
“En als hij de stad uit ging om te werken? Maakte hij dan wel geld over?”
“Soms wel. Ik herinner me dat Charlene twee maanden lang, een, soms twee keer per week naar de bank toe kwam om te zien of hij iets had overgemaakt nadat hij die laatste keer was vertrokken. Als er sprake was geweest van veel geld, wat ik betwijfel, had hij het waarschijnlijk daar op de bank gezet, of gewoon in een schoenendoos bewaard.”
“Daarin ga ik met Ed mee,” zei Hopp. “Pat bekommerde zich niet om geld.”
“Mensen die rijk geboren zijn doen dat meestal niet.” Ed haalde zijn schouders op. “Kijk dan eens naar ons,” zei hij met een knipoog naar Hopp, “wij moeten het maar zien los te krijgen als we een bibliotheek willen.”
“Ik zal jullie niet langer van je werk houden.” Nate stond op. “Bedankt voor jullie tijd.”
“Hij zou zich beter met stadsaangelegenheden kunnen bezighouden.” Ed pakte hoofdschuddend zijn koffie.
“Waarschijnlijk beschouwt hij dit als zodanig.”
“We moeten gebruikmaken van 1 mei, Hopp, als we die bibliotheek willen.”
“Mee eens. Tot nu toe houdt hij het rustig. Hij moet zich er gewoon net zolang in vastbijten tot hij ervan overtuigd is dat Max Pat vermoord heeft. Ignatious is vasthoudend,” zei ze. “Zo zie ik hem de laatste tijd. Hij geeft niet op. Dat is een goede eigenschap voor een sheriff.”
Jacob had gelijk gehad: sommige mensen wilden gewoon niet met de politie praten. Zelfs met Jacob erbij had Nate er bij niemand iets uit kunnen krijgen tijdens zijn trip naar Anchorage.
Niet dat het helemaal een vergeefse tocht was geweest.
Hij was niet gegaan om Coben te spreken. Dat had hij wel moeten doen, gaf hij toe terwijl Jacob over het meer vloog. Hij had de oorbel moeten overhandigen, maar had dat nagelaten.
Hij wilde iets meer tijd. Iets meer tijd om verbanden te leggen.
Hij liet zijn schouders zakken toen het vliegtuig op het water was geland. “Bedankt dat je mee bent gegaan. Wil je dat ik het vliegtuig vastmaak? Ga je mee?”
“Weet je hoe dat moet?”
“Momenteel is het een boot met vleugels. Ik weet hoe ik een boot aan een aanlegsteiger moet vastmaken.”
Jacob knikte naar Meg die hen tegemoet kwam. “Je hebt andere bezigheden.”
“Ja, inderdaad. Tot straks dan.”
Hij stapte op een drijver, hopend dat hij niet zijn evenwicht zou verliezen en een figuur zou slaan door in het water te vallen. Gelukkig stapte hij veilig op het ene uiteinde van de steiger net toen Meg op het andere stapte.
“Waar gaat hij naartoe?” riep ze toen Jacob weggleed.
“Hij had nog iets te doen.” Hij pakte haar hand beet. “Je bent vroeg terug.”
“Nee, jij bent laat. Het is bijna acht uur.”
Hij keek op naar de lucht die nog net zo helder was als op het middaguur. “Ik ben er nog niet aan gewend. Vrouw van me, staat het eten klaar?”
“Ha ha ha. Je mag een paar elandburgers op de grill leggen.”
“Elandburgers, mijn lievelingskost.”
“Ben je nog iets te weten gekomen in Anchorage?”
“Nee, niets met betrekking tot mijn onderzoek. En hoe was jouw dag?”
“Ik was zelf ook even in Anchorage. En omdat ik er toch was, ben ik even naar een winkel gegaan waar ze toevallig trouwjurken verkopen.”
“O, ja?”
“Haal die grijns van je gezicht. Ik wil nog steeds geen grootse bruiloft. Gewoon een knalfeest hier thuis. Maar ik wil wel een puntgave jurk. Zo een waarvan je ogen uit je hoofd rollen.”
“Heb je er een gevonden?”
“Daar kom je nog wel achter.” Ze stapte voor hem uit op het terras en gaf hem een smakkende zoen. “Ik heb mijn elandburger graag doorbakken en het broodje licht geroosterd.”
“Oké. Maar voor we gaan eten, ik heb zelf ook wat bruiloftsinkopen gedaan.”
“O ja?”
“O ja.” Hij haalde een doosje van een juwelier uit zijn zak. “Raad eens wat hierin zit?”
“Voor mij. Geef hier.”
Hij deed het deksel open en zag tot zijn plezier haar ogen bijna uit haar hoofd rollen toen ze de geslepen solitaire geflankeerd door kleinere fonkelende diamantjes in een platina ring zag.
“Wauw!” Ze pakte de ring uit het doosje, hield hem omhoog en sprong van het terras. Juichend danste ze door de tuin.
“Vind je hem mooi?”
“Schitterend!” Lachend danste ze in kringetjes naar hem toe. “Dit, sheriff Burke, is een ring. Hoeveel heb je ervoor moeten dokken?”
“Jezus, Meg.”
Ze bleef maar als een waanzinnige lachen. “Weet ik, dat hoor ik niet te vragen. Hij is prachtig, Nate, werkelijk het einde. Superdecadent, maar daarom juist perfect. Helemaal perfect.”
Ze stak haar hand uit en liet de ring in zijn geopende hand glijden. “Goed, schuif hem aan mijn vinger, snel.”
“Sorry, kunnen we het niet iets waardiger doen?”
“Die grens hebben we volgens mij al overschreden.” Ze bewoog ongeduldig met haar vingers. “Kom, geef op.”
“Gelukkig heb ik niet mijn hersens gepijnigd om een poëtische tekst te bedenken voor dit moment.” Hij liet de ring om haar vinger glijden waar hij adembenemend fonkelde. “Pas maar op dat je je niet verwondt aan die steen.”
“Wanneer denk je dat ik uit elkaar spat?”
“Pardon?”
“Ik ga steeds meer van je houden. Wanneer denk je dat ik zoveel van je hou dat ik uit elkaar spat?” Ze pakte zijn hoofd tussen haar handen, een gebaar waar hij altijd helemaal warm van werd. “Ik weet niet of ik de volmaakte vrouw voor je ben, Nate, maar jij bent dé volmaakte man voor mij.”
Hij pakte haar hand met de ring en drukte er een kus op. “Als we ooit uit elkaar spatten doen we het samen. Kom, we gaan elandburgers bakken.”
“Wat zijn dit?”