13

Carrie ging op weg naar de krant langs The Lodge om een paar broodjes ei met bacon op te pikken. Ze was eerst verbaasd en toen licht geërgerd dat Max er niet was toen ze wakker werd. Het was overigens niet de eerste keer dat hij ‘s nachts terug naar de krant ging en daar in slaap viel. Of dat hij ‘s-morgens vroeg vertrok voordat zij of de kinderen op waren.

In dat geval liet hij echter altijd een lief of gek briefje achter op zijn kussen.

Vanochtend was er geen briefje geweest, en toen ze naar de krant belde nam hij niet op.

Dat was niets voor hem. Maar hij was de laatste paar dagen niet zichzelf geweest. Dat begon haar ook dwars te zitten.

Er broeide een enorm verhaal, nu het lijk van Patrick Galloway was gevonden. Het vermoedelijke lijk van Pat Galloway, corrigeerde ze zichzelf. Ze moesten beslissen hoe ze het verhaal zouden brengen, hoeveel ruimte ze het wilden geven, en of ze naar Anchorage moesten als het lijk omlaag werd gebracht.

Ze had haar oude foto’s al tevoorschijn gehaald en er verschillende van Pat apart gelegd. Ze wilden zijn foto bij het verhaal plaatsen.

Evenals foto’s van de drie jongens die hem hadden ontdekt. Ze wilde hen interviewen, of in elk geval Steven Wise, die uit Lunacy kwam. Eigenlijk wilde ze liever dat Max dat deed omdat hij een betere interviewer was dan zij.

Max wilde er niet over praten. Hij had haar zelfs een keer afgesnauwd toen ze erover begon.

Het was hoog tijd dat hij naar de kliniek ging om zich eens helemaal te laten nakijken. Als hij niet goed at of sliep speelde zijn maag vaak op. Nu ze daarover nadacht, was dat ook het geval sinds dat bericht over Galloway.

Misschien was het omdat ze van dezelfde leeftijd waren, bedacht ze toen ze voor The Lunatic parkeerde. En omdat hij Galloway gekend had. Ze waren bevriend geraakt in de maanden dat Max in Lunacy was voor Pat…was verdwenen. Waarschijnlijk beter om het woord ‘verdwenen’ aan te houden tot ze alle feiten kenden.

Toch begreep ze niet waarom Max zijn midlifecrisis of wat het ook mocht zijn op haar botvierde.

Als het erop aankwam had zij Pat langer gekend dan Max en haar humeur leed er niet onder. Natuurlijk vond ze het erg voor Charlene en Meg, zij zouden ook geïnterviewd moeten worden, en ze zou hen zo snel mogelijk persoonlijk condoleren.

Maar het bleef nieuws. Het soort nieuws dat zij en Max zouden moeten onderzoeken en optekenen voor de krant. Lieve hemel, zij hadden hier het voordeel dat het om iemand uit hun stad ging. Dat kon betekenen dat hun artikelen werden opgepikt door de persagentschappen.

Goed, ze zou zelf een afspraak bij de dokter voor hem maken, en dan zorgen dat hij er ook heen ging. Ze hadden veel werk te doen vanwege het verhaal over Galloway en hun plannen om de Iditarod te verslaan. Het was al eind februari. Ze moesten er vaart achter zetten als ze de deadline wilden halen.

Haar man moest in topconditie zijn en dat zou ze hem toeschreeuwen als het nodig was.

Ze stapte uit met de zak broodjes waar de geurige damp van afsloeg en die al onder de vetvlekken zat. Toen ze de zachte lichtgloed achter in hun kantoor zag schudde ze het hoofd. Max was natuurlijk weer achter zijn bureau in slaap gevallen.

“Carrie.”

“Hallo, Jim.” Ze bleef op de stoep staan om een paar woorden met de barkeeper te wisselen. “Wat ben je vroeg.”

“Ik had wat boodschappen nodig.” Hij knikte naar The Corner Store. “De weersvoorspelling is goed en ik wilde gaan vissen.” Hij wierp een blik op het verlichte raam bij de krant. “Daar zit nog iemand die vroeg begonnen is.”

“Je weet hoe Max is.”

“Hij heeft een neus voor nieuws,” zei hij terwijl hij op de zijne tikte. “Goedemorgen, Professor. Is de schoolbel al gegaan?”

John bleef bij de andere twee staan. “Bijna. Ik ben komen lopen, nu dat weer mogelijk is. Volgens de radio wordt het vandaag misschien net boven het vriespunt.”

“Het wordt lente,” zei Carrie. “En dit ontbijt wordt koud. Ik kan het maar beter naar binnen brengen en Max wakker porren.”

“Weet je al iets meer over Galloway?” vroeg John.

Carrie pakte haar sleutels uit haar zak. “Als er nieuws is komt het in onze volgende editie. Fijne dag.”

Toen ze binnen was deed ze de lichten aan. “Max! Opstaan!” Ze klemde de zak broodjes tussen haar tanden om haar handen vrij te hebben, trok haar jas uit en hing hem op. Haar handschoenen stopte ze in de ene zak en haar muts in de andere.

In een gewoontegebaar dofte ze haar geplette haar op met haar vingers.

“Max!” riep ze opnieuw en ze bleef bij haar bureau staan om haar computer aan te zetten. “Ik heb ontbijt meegenomen, hoewel ik niet snap waarom ik zo aardig ben terwijl jij de laatste tijd zo chagrijnig bent als een beer met constipatie.”

Ze zette de zak neer, liep naar het koffiezetapparaat en droeg de kan naar de badkamer om hem met water te vullen. “Broodjes ei met bacon. Ik heb buiten even met Magere Jim en de Professor gepraat. Hoewel, de Professor had ik al in The Lodge gezien toen hij nog aan zijn havermout zat. Hij zag er opgewekt uit voor de verandering. Misschien denkt hij dat Charlene met hem zal trouwen nu ze weet dat haar oude vlam niet meer leeft. Arme dwaas.”

Ze zette het apparaat aan en pakte papieren borden en servetten voor de broodjes. Zacht neuriede ze ‘Tiny Dancer’, het Elton John-nummer dat ze onderweg naar de krant op haar favoriete classic-rock-zender had gehoord.

“Maxwell Hawbaker, ik snap niet hoe ik het bij je uithoud. Als je nog langer zo sloom en chagrijnig blijft, ga ik op zoek naar een jonge levenslustige vent. Let maar op.”

Met een bord in elke hand liep ze naar Max’ kleine kantoor achterin. “Maar voor ik bij je wegga om me door een vijfentwintigjarige dekhengst te laten bespringen, sleur ik je naar de kliniek om…”

Ze bleef in de deuropening staan en haar handen vielen slap langs haar lichaam. De broodjes vielen een voor een op de grond. Door het geraas in haar oren heen hoorde ze gegil.

Nate zat aan zijn tweede kop koffie terwijl hij met Jesse hun project van die ochtend, een Legokasteel, besprak. De eerste kop koffie had hij bij Meg gedronken en in gedachten was hij nog steeds bij haar.

Vandaag zou ze naar het noorden vliegen om goederen af te leveren en dan naar Fairbanks om spullen te kopen voor de mensen hier. Voor haar prijs van vijf procent boven op de aankoopprijs hoefden zij niet naar een van de steden te gaan, wat ‘s winters niet altijd mogelijk was, en het inkopen, vervoer en de bezorging aan haar overlaten.

Het was een klein maar vast deel van haar inkomen, had ze hem verteld.

Die ochtend had hij ook haar kantoor gezien. Het had net zo’n uitgesproken stijl als de rest van het huis, en was ingericht voor comfort en efficiency.

Er stond een stevig bureau en een grote zwarte computer met een breed flatscreen. Een lederen bureaustoel, herinnerde hij zich, een ouderwetse staande klok en aan de muur veel kunstzinnige potloodschetsen in zwarte lijsten.

Verder een enorme plant, iets wat eruitzag als lange groene tongen, in een rode glanzende pot, spierwitte archiefkasten en voor het raam aan een koord een stervormige kristallen zonnevanger.

Hij vond het zowel vrouwelijk als praktisch.

Ze hadden niets afgesproken. Plannen maken was niks voor haar, en daar kon hij mee leven. Hij had tijd nodig om na te denken. Hoe ze al dan niet verder zouden gaan.

Zijn ervaring met vrouwen was gering. Misschien zou daar door haar verandering in komen. Of misschien was het iets tijdelijks. Het was alsof er van alles in hem ontwaakte na een lange slaap. Hoe wist hij wat echt was? Of als het echt was dat hij het zo kon houden?

Als hij dat tenminste wilde.

Het beste was nu om koffie te drinken, te ontbijten en een plastic kasteel te bouwen met een kind dat blij was met zijn gezelschap.

“Het moet een brug hebben,” zei Jesse. “Een op-en-neer-brug.”

“Ophaalbrug?” Nate concentreerde zich. “Misschien kunnen we dat voor elkaar krijgen. Met wat vislijn.”

Jesse keek stralend naar hem op.

“Graag, sheriff.”

Hij zag dat Roses gezicht van pijn vertrok toen ze zijn bord neerzette. “Gaat het?”

“Ik heb wat last van mijn rug. Dat had ik ook met dit mannetje.” Ze woelde door het haar van haar zoon.

“Misschien moet je naar de dokter.”

“Ik heb vandaag een afspraak. Jesse, laat sheriff Burke ontbijten zolang het nog warm is.”

“We hebben vislijn nodig voor de brug.”

Ze liet haar hand op zijn hoofd rusten. “We zullen ervoor zorgen.”

Ze keek op toen Magere Jim naar binnen kwam lopen. “Jim?”

“Sheriff! Sheriff! Kom. Snel. Naar de krant. Max…O, god!”

“Wat is er gebeurd?” Maar hij stak zijn hand op nog voor hij was uitgesproken. Aan Jims lijkbleke gezicht en grote glazige ogen zag hij dat het erg was. En naast hem zat het kleine joch met zijn roze mondje geopend toe te kijken. “Wacht even.”

Hij stond op en pakte zijn jas. “Buiten.” Hij greep de bevende man bij zijn arm en trok hem mee de deur uit. “Wat is er aan de hand?”

“Hij is dood. God, jezus allemachtig. Max is dood. Doodgeschoten. Zijn halve hoofd…zijn halve hoofd is weg.”

Nate trok Jim omhoog toen hij door zijn knieën dreigde te zakken. “Max Hawbaker? Heb jij hem gevonden?”

“Ja. Nee. Ik bedoel, ja, het is Max. Carrie. Carrie heeft hem gevonden. We hoorden haar gillen. Ze ging naar binnen en de Professor en ik stonden nog even buiten te praten en toen begon ze te gillen alsof ze vermoord werd. We renden naar binnen en…en…”

Nate trok hem mee over het trottoir. “Hebben jullie iets aangeraakt?”

“Hè? Ik geloof het niet. Nee. De Professor zei dat ik u moest halen, om naar The Lodge te gaan en u te halen. Dat heb ik gedaan.” Zijn adamsappel bewoog snel op en neer. “Ik denk dat ik moet overgeven.”

“Niks ervan. Je gaat naar het bureau. Daar vertel je Otto wat je mij net hebt verteld en dat ik een camera nodig heb, een aantal zakjes, een paar plastic handschoenen en politietape. Zeg maar gewoon dat ik spullen nodig heb voor de plaats delict. Kun je dat onthouden?”

“Ik…ja. Ik zal het doen. Nu meteen.”

“En blijf daar. Blijf op het bureau tot ik er ben om met je te praten. Praat met niemand anders. Haast je.”

Nate zette koers naar de krant. Zijn hersens werkten op de automatische piloot, de plaats delict ‘schoonhouden’ was het belangrijkste. Voorzover hij wist waren er nu twee burgers ter plekke, wat betekende dat dat al niet meer het geval was.

Toen hij de deur opentrok zag hij John geknield op de grond bij Carrie die hartverscheurend snikte. John had zijn buitenkleding nog aan minus zijn handschoenen en hield een glas water bij Carries lippen. Toen hij opkeek en Nate zag verscheen er iets van opluchting op zijn geschokte gezicht.

“Goddank. Het is Max. Daar achter.”

“Blijf hier. Hou haar hier.”

Hij liep naar het achterste kantoor. Hij rook het. Je kon het altijd ruiken. Nee, corrigeerde hij zichzelf, dat was niet zo. In de ijsgrot waar Galloway lag zou de dood niet te ruiken zijn. De natuur zou de geur bedekt hebben.

Max Hawbakers dood kon hij echter ruiken nog voor hij hem zag. Net zoals hij de gebakken eieren en bacon van de twee broodjes rook die op de grond net over de drempel lagen.

Zijn blik ging de kamer rond: de deuropening, hoe het lijk erbij lag, het pistool, de aard van de verwonding. Het zag eruit als zelfmoord.

Maar hij wist dat de eerste conclusie op een plaats delict vaak niet de juiste was.

Hij liep naar binnen en zorgde ervoor dat hij aan de randen van de kamer bleef, waarbij hij het patroon van de bloedspatten op de stoel, het computerscherm en het toetsenbord bekeek.

En de plas bloed uit de hoofdwond die het bureau had doordrenkt en op de vloer was gestroomd voor de dood de hartpomp had stopgezet.

Verschroeide huid door kruitdamp, zag hij. De loop van de .22 had waarschijnlijk tegen de slaap gedrukt. Geen wond aan de andere kant. En in tegenstelling tot Jims gebrabbelde verklaring was het gezicht vrijwel intact. De kogel had een relatief klein gat achtergelaten voor hij de hersens had doorboord en heen en weer was geketst als een flipperbal.

Waarschijnlijk was Max al dood voor zijn hoofd op het bureau was gevallen.

Toen hij de kleurspiralen van de Screensaver zag pakte hij een pen uit zijn zak en ging zo dichtbij staan dat hij daarmee op de muis kon klikken.

Het document verscheen op het scherm.

Nate las het met half dichtgeknepen ogen en keek vervolgens met diezelfde blik naar het lijk van de man die beweerde Patrick Galloway te hebben vermoord.

Hij liep terug naar de deur en gebaarde Otto te wachten toen die door de voordeur naar binnen rende. Nate liep naar Carrie en knielde net als John naast haar.

“Carrie.”

“Max. Max.” Ze sloeg haar ogen op die rood en ontzet waren. “Max is dood. Iemand…”

“Ik weet het. Ik vind het zo erg voor je.” Hij pakte haar hand beet. “Ik ga nu doen wat er gedaan moet worden. Ik wil dat jij naar het bureau gaat en daar op me wacht.”

“Maar Max…Ik kan Max niet alleen laten.”

“Je kunt hem echt aan mij toevertrouwen. Ik zal alles verzegelen. John zal je in je jas helpen. En dan zullen hij en Otto je erheen brengen. Ik kom ook zodra ik hier klaar ben. Ga nu maar en wacht op mij.”

Ze staarde hem met doffe ogen aan, nog altijd in shock. “Op je wachten.”

“Ja.” Ze zou doen wat hij zei. De shock en het afgrijzen zouden haar gedwee maken. Zolang het duurde. “Otto?”

Nate stond op en liep weer naar het achterste kantoor.

“Allemachtig,” zei Otto zacht.

“Ik wil dat je hen allebei naar het bureau brengt. Is Jim er nog?”

“Ja.” Hij slikte hoorbaar. “Jezus, sheriff.”

“Zorg dat ze daar blijven en hou hen bij elkaar vandaan. Laat Carrie aan Peach over. Ik wil dat je Peter belt en zegt dat hij meteen hierheen komt.”

“Ik ben hier nu. Peter kan op het bureau de boel in de gaten houden terwijl…”

“Ik wil dat jij verklaringen afneemt. Dat kun jij beter dan Peter. Begin met Jim. De dokter moet ook komen. Bel Ken. Hij moet erbij zijn. Ik wil niet dat er fouten worden gemaakt en ik wil dat er niets naar buiten wordt gelekt tot we deze plek hebben verzegeld en de verklaringen hebben opgenomen. Gebruik een bandrecorder. Vermeld de datum en de tijd en maak ook aantekeningen. Hou iedereen daar, in afgezonderde ruimten tot ik terug ben. Duidelijk?”

“Ja.” Hij wreef over zijn mond. “Waarom zou Max in vredesnaam zelfmoord plegen? Dat is het toch? Zelfmoord?”

“We zullen eerst de plaats delict en de getuigen afwerken, Otto. Eén ding tegelijk.”

Toen hij alleen was pakte hij de camera die Otto had meegenomen om alle details vast te leggen. Hij schoot een filmrol vol, deed een nieuwe in het toestel en schoot die ook vol.

Daarna pakte hij een notitieblok en noteerde details. Dat de achterdeur niet op slot was, de makelij en het kaliber van het pistool, de letterlijke weergave van het bericht op het beeldscherm. Hij maakte een ruwe schets van het kantoor, met de positie van het lichaam, de lamp, de fles whisky en de ene beker.

Met zijn handschoenen aan rook hij aan de fles en de beker toen Peter binnenkwam.

“Pak de politietape, Peter. Ik wil dat je de voor- en achterdeur verzegelt.”

“Ik ben zo snel mogelijk gekomen…” Peter onderbrak zichzelf toen hij bij de deur was.

Toen hij groen werd, snauwde Nate hem toe: “Hier niet! Als je moet kotsen doe je het buiten, en neem die tape met je mee.”

Peter keek naar de muur en ademde door zijn mond. “Otto zei dat Max zelfmoord had gepleegd, maar ik dacht niet…”

“Dat weten we nog niet. Wat we wel weten is dat Max dood is. Op dit moment is dit een plaats delict en die wil ik verzegelen. Niemand mag hier binnen behalve de dokter. Begrepen?”

“Ja, sheriff.” Peter viste de gele tape uit de doos spullen die Otto bij elkaar had gekwakt en liep wankelend terug naar buiten.

“De staatsjongens zullen je willen meenemen, Max,” zei hij zacht. “Het ziet ernaar uit dat jij het ze op een presenteerblaadje aanreikt, met een strik. Misschien is dat wel precies wat je wilde. Alleen geloof ik niet zo in strikken.”

Hij liep naar buiten en belde met zijn handschoenen aan naar brigadier Coben in Anchorage.

“Ik wil niet dat het lijk hier blijft tot je uit Anchorage kunt komen vliegen,” zei hij nadat hij Coben in grote lijnen op de hoogte had gebracht. “Je weet inmiddels wat je aan me hebt. Je weet dat ik bevoegd ben. Ik heb de plaats delict verzegeld en alles vastgelegd. Er is een dokter onderweg. Ik verzamel bewijsmateriaal en laat het lichaam naar de kliniek vervoeren. Alles wat ik heb staat tot je beschikking zodra je hier bent.”

Hij wenkte Ken verder toen de dokter naar binnen liep. “En ik verwacht dezelfde samenwerking bij het Galloway-onderzoek. Dit is mijn stad, brigadier. We willen dit allebei oplossen maar we moeten het gereedschap samen gebruiken. Ik wacht op je.”

Hij hing op. “Ik wil graag dat je naar het lijk kijkt. Kun je me bij benadering vertellen wanneer de dood is ingetreden?”

“Dus het is waar. Max is dood.” Ken schoof zijn bril dichter voor zijn ogen. “Ik heb nog nooit zoiets hoeven doen, maar waarschijnlijk kan ik je een schatting geven.”

“Dat is goed. Trek deze aan.” Nate gaf hem een paar plastic handschoenen. “Het is geen prettig gezicht,” waarschuwde hij.

Ken liep het kantoor in en moest zich zichtbaar vermannen. “Kogel-wonden heb ik wel eens behandeld, maar zoiets nog nooit, zeker niet als ik het slachtoffer kende. Waarom heeft hij zich dit in vredesnaam aangedaan? Winters kunnen mensen depressief maken, maar hij heeft meer winters meegemaakt. Ergere dan deze. Hij leed niet aan depressies. Dat zou Carrie me hebben verteld, en anders zou ik het zelf wel gemerkt hebben.” Hij wierp Nate een zijdelingse blik toe.

“Het is nog nooit mij me opgekomen om zelfmoord te plegen. Te veel rompslomp. Mocht ik van gedachten veranderen, laat ik het jou als eerste weten.”

“Voel je je beter de laatste tijd?”

“Soms wel. Ben je er klaar voor?”

Ken rechtte zijn rug. “Ja, dank je.” Hij liep naar het bureau. “Mag ik hem aanraken? Verplaatsen?”

Nate had de foto’s en had met plakband een omtrek van het lijk gemaakt, bij gebrek aan beter. Hij knikte.

Ken boog zich naar voren en tilde een van Max’ handen op. Kneep in de huid. “Het zou beter gaan als hij in de kliniek was en ik hem naakt kon onderzoeken.”

“Dat komt later. Geef me een ruwe schatting.”

“Nou, als ik teruggrijp op mijn studententijd en de kamertemperatuur en de mate van rigor in aanmerking neem, schat ik tussen de acht en twaalf uur. Dat is een zeer ruwe schatting, Nate.”

“Dus dat komt neer op ergens tussen negen uur ‘s-avonds en een uur ‘s-morgens. Goed. Misschien kunnen we dat iets verder specificeren met Carries verklaring. Ik zal Peter om een lijkzak sturen. Ik wil dat jij het lijk op een veilige plek bewaart, waar het koud is.”

“Ik heb een ruimte die we als provisorisch mortuarium gebruiken als we een sterfgeval hebben.”

“Dat is prima. Praat hier met niemand over. Hou hem verborgen tot ik er ben.”

Hij overzag het vervoer van het lijk en printte het briefje op de computer voor hij die uitzette. Toen hij de boel had afgesloten ging hij terug naar het bureau.

Hopp klampte hem aan.

“Ik moet weten wat er aan de hand is, verdomme.”

“Daar ben ik nog mee bezig. Het enige wat ik je kan vertellen is dat Max Hawbaker dood is aangetroffen aan zijn bureau op de krant. Blijkbaar door een pistoolschot in het hoofd om het leven gekomen. Mogelijk zelf toegebracht.”

“O, god. O, godverdomme! Mogelijk?” Ze deed haar best om hem bij te houden en trok aan zijn mouw toen hij haar voorbijliep. “Wat bedoel je met mogelijk? Denk je dat hij vermoord is?”

“Dat heb ik niet gezegd. Ik ben het aan het onderzoeken, Hopp. De staatspolitie is op de hoogte gebracht en zal hier over een paar uur zijn. Als ik meer weet zal ik het aan je doorgeven. Laat me mijn werk doen.” Hij trok de deur van het bureau open. En deed hem voor haar neus dicht.

In de arctische hal nam hij de tijd om zijn buitenkleding uit te trekken en zijn hoofd helder te maken. De zon was inmiddels op en de dag zo helder als was voorspeld.

Vandaag zou Galloway worden teruggebracht, dacht hij. En misschien zouden ze hierheen vliegen om het lijk van zijn moordenaar mee te nemen. Twee vliegen in één klap.

Dat zou hij nog wel eens zien.

Hij opende de binnendeur en trof John aan die op een van de wachtstoelen de pocket van Watership Down aan het lezen was. John stond op, stopte het boek in zijn achterzak zonder aan te geven waar hij was gebleven. “Peach is met Carrie in jouw kantoor. Otto is met Jim in een cel. Niet opgesloten,” vervolgde hij snel. Toen zuchtte hij. “Het is moeilijk om helder te denken.”

“Heeft Otto je verklaring opgenomen?”

“Ja. Er viel niet veel te vertellen. Ik ben uit The Lodge vertrokken en naar school gewandeld. Toen ik Jim en Carrie zag, ben ik even blijven staan om een praatje te maken. Carrie had een zak broodjes bij zich, en het licht in Max’ kantoor was aan. Je zag de gloed door het raam. Ze ging naar binnen en Jim en ik bleven nog even staan praten. Hij ging wat aas halen. Om te vissen. Hij wrijft het graag onder mijn neus omdat ik niet jaag of vis.”

Hij wreef over de linkerkant van zijn gezicht alsof het pijn deed. “Even later hoorden we Carrie gillen. We renden naar binnen, en toen zagen we hem. Max.”

Hij sloot zijn ogen en haalde een paar keer diep adem. “Het spijt me. Ik heb nog nooit een dode gezien…niet voor ze…geprepareerd waren om gezien te worden.”

“Neem rustig de tijd.”

“Ik, eh, trok Carrie achteruit. Ik wist niet wat ik anders moest doen. Ik rukte haar weg, en ik zei: “Jim, de sheriff is in The Lodge. Ga hem halen.” Carrie was hysterisch. Ik liet haar zitten en moest haar eerst tegenhouden want ze wilde terug naar Max. Toen haalde ik wat water voor haar en ben bij haar gebleven tot jij kwam. Dat is het.”

“Is iemand van jullie in het kantoor geweest?”

“Nee. Hoewel, Carrie wel. Ze stond waarschijnlijk een paar passen over de drempel. Ze had in elke hand een papieren bord. Ze had de broodjes laten vallen en stond daar maar te gillen, met een bord in elke hand.”

“Hoe snel was je bij haar nadat je haar hoorde gillen?”

“In dertig seconden, denk ik. Nate, het leek wel alsof iemand haar met een mes te lijf ging. We reageerden allebei. We vlogen naar binnen. Waarschijnlijk was het sneller dan dertig seconden.”

“Goed. Ik moet misschien nog een keer met je praten, en de brigadier van de staatspolitie die onderweg is zal dat ook willen. Zorg dat je bereikbaar bent. En ik wil dit graag onder ons houden. Ik weet dat daar weinig kans op is, maar het zou prettig zijn.”

“Ik ga naar school.” Verstrooid keek John op zijn horloge. “Ik ben al te laat maar misschien zal het me afleiden. Ik ben daar bijna de hele dag.”

“Bedankt voor je hulp.”

“Hij leek altijd zo normaal,” zei John toen hij zijn jas pakte. “Goedaardig, als je snapt wat ik bedoel. Altijd op zoek naar een verhaal in een stadje als dit. Plaatselijke roddel, couleur locale, geboorten, sterfgevallen. Ik dacht dat hij een tevreden man was, die zijn krantje runde en zijn kinderen opvoedde.”

“Schijn bedriegt soms.”

“Ongetwijfeld.”

Vervolgens ging Nate naar Jim die lohns verhaal bevestigde. Toen hij de man had weggestuurd ging hij op het bed naast Otto zitten.

“Peter is in de kliniek. Daar blijft hij voorlopig. Hij is wat van slag en ik heb hem nogal hard aangepakt. Ik wil dat jij een buurtonderzoek doet. Begin met het krantenkantoor, praat met mensen uit de buurt. Vraag of iemand een pistoolschot heeft gehoord, gisteravond. Voorlopig houden we het tussen negen uur ‘s-avonds en een uur ‘s-morgens. Ik wil weten of iemand Max of iemand anders in de omgeving van het gebouw heeft gezien. Wanneer, waar, wie. Als iemand een auto heeft gehoord, of stemmen, of wat ook maar, dan wil ik het weten.”

“Komt de staatspolitie?”

“Ja.”

Otto’s gezicht kreeg een koppige uitdrukking. “Volgens mij klopt dat niet.”

“Of het klopt of niet, ze zijn er nu eenmaal bij betrokken. Geef Peter een uur, en laat hem dan meedoen met het buurtonderzoek. Ken zal het lijk achter slot en grendel houden. Heb je Carrie gesproken?”

“Geprobeerd. Ze zei niet veel.”

“Geeft niet. Ik zal nu met haar praten.” Hij stond op. “Otto, kende Max Pat Galloway?”

“Dat weet ik niet.” Hij fronste zijn wenkbrauwen. “Ja, hij kende hem zeker. Het is lastig om zo ver terug te denken. Volgens mij kwam Max hier in de zomer voor Pat verdween. Is vermoord,” corrigeerde hij zichzelf. “Max werkte voor een krant in Anchorage en wilde zijn eigen krant, in een kleine stad. Dat is in elk geval het verhaal.”

“Goed. Begin met het buurtonderzoek.”

Toen Nate bij de deur van zijn kantoor was dacht hij dat hij gezang hoorde. Nee, het leek meer op neuriën, om een baby in slaap te krijgen. Toen hij de deur opende zag hij Carrie uitgestrekt op een deken op de grond met haar hoofd in Peach’ brede schoot. Peach streelde haar haar en neuriede.

Toen Nate binnenkwam keek ze op. “Meer kon ik niet doen,” fluisterde ze. “Het arme mens is er kapot van. Ze slaapt. Ik…eh, vond toevallig wat zanax in je bureau. Ik heb haar een halve pil gegeven.”

Hij deed alsof hij haar gêne niet opmerkte. “Ik moet met haar praten.”

“Hij is bijna wreed om haar wakker te maken. Maar goed, waarschijnlijk is ze wat kalmer dan toen Otto het probeerde. Wil je dat ik erbij blijf?”

“Nee, maar blijf wel in de buurt.”

Toen hij op de vloer zat, pakte Peach zijn pols beet. “Ik hoef waarschijnlijk niet te vragen of je een beetje voorzichtig met haar wilt zijn. Je weet wel hoe gevoelig het ligt. Maar toch…” Haar stem stierf weg en ze streelde Carrie over haar wang. “Carrie? Liefje, wakker worden.”

Carrie opende haar ogen, ze stonden wazig en dof. “Wat is er?”

“Nate moet je spreken. Kun je rechtop zitten?”

“Ik begrijp het niet.” Als een kind wreef ze in haar ogen. “Ik heb gedroomd…” Ze keek naar Nate en de tranen sprongen haar in de ogen. “Het was geen droom. Max. Mijn Max.” Toen haar stem brak, pakte Nate haar hand.

“Het spijt me, Carrie. Ik weet dat dit moeilijk is en het spijt me. Wil je wat water? Iets anders?”

“Nee. Nee. Niets.” Ze ging rechtop zitten en begroef haar gezicht in haar handen. “Niets.”

Nate ging staan en hielp Peach overeind. “Ik ben vlakbij als je me nodig hebt,” zei ze en ze verliet het kantoor en sloot de deur zacht achter zich.

“Wil je een stoel, of blijf je liever waar je bent?”

“Het lijkt wel of ik nog steeds droom. Alles zweeft in mijn hoofd.”

Het leek hem beter dat ze op de vloer bleef zitten en hij ging naast haar zitten. “Carrie, ik moet je een paar vragen stellen. Kijk me aan. Hoe laat is Max gisteren van huis weggegaan?”

“Dat weet ik niet. Ik wist niet dat hij weg was tot ik vanmorgen opstond. Ik was kwaad. Hij laat altijd een briefje voor me op zijn kussen achter als hij ‘s nachts of ‘s-morgens vroeg naar de krant gaat.”

“Wanneer heb je hem voor het laatst gezien?”

“Ik zag…vanmorgen…ik zag…”

“Nee.” Opnieuw pakte hij haar hand en probeerde haar af te leiden van dat beeld. “Daarvoor. Was hij met het avondeten thuis?”

“Ja. We aten chili. Max had gekookt. Hij is trots op zijn chilirecept. We hebben allemaal samen gegeten.”

“En wat deden jullie toen?”

“We hebben tv-gekeken. Ik althans. De kinderen keken even, toen ging Stella bellen met een van haar vriendinnen en Alex ging computeren. Max was rusteloos. Hij zei dat hij een boek ging lezen, maar dat deed hij niet. Ik vroeg hem wat er was en hij snauwde tegen me.”

Er drupte een traan uit haar oog die een eenzaam spoortje op haar wang achterliet. “Hij zei dat hij met iets bezig was en of ik hem verdomme geen vijf minuten met rust kon laten. We kregen ruzie. Toen de kinderen naar bed waren zei hij dat het hem speet. Hij zat met iets. Maar ik was nog steeds kwaad en zei dat hij het maar moest bekijken. Toen we naar bed gingen hebben we nauwelijks iets tegen elkaar gezegd.”

“Hoe laat was dat?”

“Om halfelf, denk ik. Nee, dat is niet waar. Toen ging ik naar bed, en hij mompelde iets in de trant van dat hij op bleef om naar CNN te kijken. Ik luisterde niet echt omdat ik kwaad was. Ik ging expres vroeg naar bed omdat ik niet bij hem wilde zijn. Nu is hij er niet meer.”

“Hij was dus om halfelf nog thuis. Heb je hem horen weggaan?”

“Ik ben meteen naar bed gegaan en ben in slaap gevallen. Toen ik vanmorgen wakker werd zag ik dat hij niet naar bed was geweest. Hij trekt altijd de lakens aan het voeteneind los. Daar word ik gek van. Ik dacht dat hij uit wraak misschien op de bank had geslapen, maar daar was hij ook niet. Ik bracht de kinderen naar Ginny. Het was haar beurt om naar school te rijden. O, god. Mijn god, de kinderen!”

“Maak je geen zorgen. Er wordt op hen gepast. Ik zal jullie allemaal thuisbrengen als we hier klaar zijn. Jij bent dus naar de stad gegaan.”

“Ik besloot hem te vergeven. Je kunt niet kwaad blijven op Max. En ik wilde een afspraak voor hem maken bij de kliniek voor een algeheel onderzoek. Hij heeft de laatste paar dagen bijna niet gegeten. Ik heb een ontbijtje voor ons gehaald en toen ben ik naar de krant gereden. Ik zag Jim en John, en toen ging ik naar binnen en vond hem. Ik vond hem. Hoe heeft iemand Max zoiets kunnen aandoen?”

“Carrie, liet hij de achterdeur bij de krant ooit open?”

“Continu. Hij vergat altijd af te sluiten. Waarom zou ik? zei hij. Als iemand echt naar binnen wilde, zou hij de deur wel intrappen.”

“Had hij een handvuurwapen?”

“Ja. Meerdere. Net als iedereen.”

“Een .22 Browning?”

“Ja. Ja. Ik moet naar mijn kinderen.”

“Zo meteen. Waar lag dat pistool?”

“In het handschoenenkastje van zijn jeep. Hij gebruikte het meestal om te schijfschieten. Soms ging hij onderweg naar huis even wat blikjes schieten. Dan was hij met een verhaal bezig, zei hij.”

“Heeft hij het ooit met je over Patrick Galloway gehad?”

“Natuurlijk. Iedereen heeft het de laatste tijd over hem.”

“Ik bedoel over hemzelf en Galloway.”

“Waarom zou hij? Ze kenden elkaar maar kort toen Pat vertrok.”

Nate dacht na. Ze was naaste familie en moest het weten. En dat kon maar beter meteen. “Op zijn computer stond een briefje.”

Ze wreef haar tranen weg. “Wat voor briefje?”

Nate stond op en opende het dossier dat op zijn bureau lag. “Ik laat je een uitdraai lezen. Het zal niet meevallen, Carrie.”

“Laat zien.”

Nate gaf het aan haar en wachtte af. Hij zag dat het beetje kleur in haar gezicht weer wegtrok. Maar in haar ogen verdween de doffe gloed en ze begonnen te fonkelen.

“Dit klopt niet. Dit is waanzin. Dit is een leugen!” Alsof ze het wilde bewijzen sprong ze overeind en scheurde de uitdraai in stukken. “Dit is een walgelijke leugen en jij moest je schamen. Mijn Max heeft nog nooit een vlieg kwaad gedaan. Hoe durf je? Hoe durf je te beweren dat hij iemand vermoord heeft en zelfmoord heeft gepleegd!”

“Ik laat je alleen maar zien wat er op zijn computer stond.”

“En ik zegje dat het een leugen is. Iemand heeft mijn man vermoord en jij kunt maar beter je werk doen en uitzoeken wie dat is. Degene die mijn Max heeft vermoord heeft deze leugen in zijn computer gezet, en als je het ook maar een seconde gelooft, kun je naar de hel lopen!”

Ze rende het kantoor uit en even later hoorde hij haar snikken.

Hij liep haar achterna en zag haar in Peach’ armen. “Zorg dat zij en de kinderen naar huis worden gebracht,” zei hij zacht en ging zijn kantoor weer in.

Lange tijd bleef hij daar staan kijken naar de papiersnippers op de grond.