16

Nate was niet verbaasd toen hij ontdekte dat Bing Karlovski een strafblad had. Het was geen schok om te lezen dat hij was veroordeeld voor zwaar lichamelijk geweld, verzet bij arrestatie en verstoring van de openbare orde tijdens dronkenschap.

Mensen natrekken op de computer, of hij nu wel of niet officieel een zaak had, was standaardprocedure. Patrick Galloway mocht dan gestorven zijn toen Nate nog een broekie was, maar Max Hawbaker was gestorven terwijl hij sheriff was.

Daarom trok hij Bing na. Ook trok hij Patrick Galloway na en printte zijn strafblad voor kleine drugsovertredingen en het betreden van verboden gebied.

Hij werkte gestaag zijn lijst af, ontdekte dat Harry Miner geregistreerd stond voor openbare dronkenschap en vernieling. Ed Woolcott was als minderjarige veroordeeld. Rijden onder invloed. Max had een paar overtredingen begaan: bezit van verdovende middelen en openbare dronkenschap.

John Malmont twee overtredingen: rijden onder invloed. Jacob Itu had geen strafblad en Mackie senior had een stapel aanhoudingen voor rijden onder invloed, lichte en zware geweldpleging en vernielingen.

Hij spaarde zijn hulpsheriffs niet en zag dat Otto in zijn jeugd een paar keer in de fout was gegaan met openbare dronkenschap en geweldpleging, en dat de aanklachten waren ingetrokken. Peter was, zoals hij verwacht had, brandschoon.

Hij maakte aantekeningen en voegde die bij zijn dossier.

Hij hield zich zo veel mogelijk aan de regels. Het probleem was echter dat hij als sheriff van een klein stadje in een onderzoek niks te zeggen had als de staatspolitie erbij betrokken was.

Het leek hem wijs, of tenminste beleefd, om alles via Coben te laten gaan. Niet dat het veel uitmaakte, concludeerde hij toen hij ophing, omdat geen van zijn vragen beantwoord kon worden. Nog niet.

Anchorage was een echte stad, wat inhield dat het alle vertragende bureaucratie en wachttijden van een stad had. Sectieresultaten: nog niet binnen. Labresultaten: idem dito.

Dat de sheriff van Lunacy intuïtief wist dat Maxwell Hawbaker was vermoord, was van weinig belang.

Hij kon de makkelijkste weg kiezen en zich erdoor de put in laten slepen. Alleen had hij nu al te lang de makkelijkste weg gekozen. Het alternatief was om zijn status als underdog te gebruiken om de situatie het hoofd te bieden.

Gezeten aan zijn bureau, met het zicht op de sneeuw die zacht en gestaag viel, kon hij niet bedenken hoe.

Hij had weinig tot geen hulpbronnen, weinig tot geen autonomie, personeel zo groen als gras en bewijsmateriaal dat onmiskenbaar naar zelfmoord wees.

Dat betekende niet dat het hopeloos was, maande hij zich toen hij opstond om door de kamer te ijsberen. Naar zijn prikbord liep om de zaak te bestuderen. Om diep in de gekristalliseerde ogen van Patrick Galloway te kijken.

“Jij weet wie je dit heeft aangedaan,” zei hij zacht. “Dus eens zien wat je me kunt vertellen.”

Parallel onderzoek, besloot hij. Zo zou hij te werk gaan. Alsof hij en Coben afzonderlijk onderzoek deden dat langs dezelfde lijnen liep.

Liever dan zijn hoofd naar buiten steken ging hij naar zijn bureau en gebruikte de intercom. “Peach, bel The Lodge en zeg tegen Charlene dat ik haar wil spreken.”

“Wil je dat ze hierheen komt?”

“Ja. Ik wil dat ze hier komt.”

“Nou, het ontbijt is nog niet afgelopen en ze heeft Rose naar huis gestuurd. Ken denkt dat de baby iets eerder komt dan verwacht.”

“Zeg dan dat ik wil dat ze zo snel mogelijk komt, en dat het niet lang hoeft te duren.”

“Oké, Nate, maar zou het niet beter zijn als jij er gewoon heen ging en…”

“Peach. Ik wil dat ze hier komt vóór de lunch. Duidelijk?”

“Al goed, al goed. Je hoeft me niet af te snauwen.”

“En laat me weten wanneer Peter terug is van patrouille. Hem moet ik ook spreken.”

“Wat ben je spraakzaam vandaag.”

Ze brak af voor hij iets terug kon zeggen.

Hij wenste dat hij betere foto’s van de sneeuwschoenafdrukken had. Toen hij naar de stad was gereden, de camera had opgehaald en weer terug naar Megs huis was gereden, was er verse sneeuw gevallen. Hij wist niet wat een stel sneeuwschoensporen hem zou vertellen, en hij wist nog niet of hij ze op zou prikken.

Maar het was zijn prikbord, hoe dan ook.

Hij tastte in het duister, net zoals hij de avond ervoor in het bos had rondgestruind. Als je echter volhield kwam je uiteindelijk ergens. Hij pakte een paar punaises en prikte zijn foto’s op het kurkbord.

“Sheriff.” Blijkbaar had Peach zijn hint opgevangen, want ze klonk heel formeel door de intercom. “Rechter Royce is hier en wil u graag spreken als u het niet te druk hebt.”

“Goed.” Hij pakte de buffeldeken die hij naar zijn kantoor had meegenomen als geïmproviseerde afdekking van zijn bord. “Laat hem naar mijn kantoor komen,” zei hij en hij drapeerde de rood met zwartgeruite deken over het bord.

Rechter Royce was vrijwel kaal, maar droeg de dunne grijze haren die zijn kale kruin omkransten lang. Hij had een bril met jampotglazen op zijn spitse neus die zo krom was als een vleeshaak. Hij had wat beleefd een welvarend postuur heet, met een brede borst en een dikke buik. Op zijn negenenzeventigste galmde zijn stem net zo krachtig en imposant als tijdens de tientallen jaren waarin hij de rechtbank had voorgezeten.

Zijn dikke poepbruine corduroybroek zwaaide langs zijn benen toen hij Nates kantoor in liep. Erop droeg hij een bijpassend corduroy jasje en een lichtbruin overhemd. In zijn rechteroor droeg hij een misplaatste gouden ring.

“Goedemorgen, rechter. Koffie?”

“Daar zeg ik geen nee tegen.” Met een diepe zucht liet hij zich op een stoel zakken. “We hebben een probleem.”

“Blijkbaar is het het probleem van de staatsautoriteiten geworden.”

“Maak mij niets wijs. Twee klontjes suiker in de koffie, graag. Geen melk. Carrie Hawbaker is gisteravond bij me langs geweest.”

“Ze heeft het moeilijk.”

“Als je je man met een kogel door het hoofd vindt, ja, dan heb je het moeilijk. Ze is kwaad op je.”

Nate gaf hem de koffie. “Ik heb hem niet door het hoofd geschoten.”

“Nee, dat dacht ik ook niet. Maar een vrouw in zo’n staat aarzelt niet om de boodschapper neer te schieten. Ze wil dat ik mijn invloed aanwend om jou uit je functie te laten ontzetten en het liefst de stad uit te jagen.”

Nate ging zitten en staarde naar zijn eigen koffie. “Hebt u zoveel invloed?”

“Misschien wel. Als ik druk zou uitoefenen. Ik ben hier al zesentwintig jaar. Ik was een van de eerste gekken in Lunacy.” Hij blies op zijn dampende koffie en nam een slok. “Ik heb nog nooit in mijn leven een fatsoenlijke kop koffie gehad.”

“Ik ook niet. Wilt u dat ik ontslag neem?”

“Ik ben lastig. Dat krijg je als je bijna tachtig bent, dus ik oefen. Maar ik ben niet stom. Het is niet jouw schuld dat Max dood is, de arme sloeber. Ook niet jouw schuld dat er een briefje op zijn computer stond met de mededeling dat hij Pat Galloway heeft vermoord.”

Zijn ogen achter zijn dikke brillenglazen waren bijzonder alert toen hij naar Nate knikte. “Ja, dat heeft ze me verteld, en ze wil te graag geloven dat jij dat briefje getikt hebt zodat je de zaak zonder kleerscheuren kunt sluiten. Daar komt ze wel overheen. Het is een verstandige vrouw.”

“En waarom vertelt u me dit?”

“Het kan misschien even duren voor ze zich herinnert dat ze verstandig moet zijn. Intussen kan ze proberen je het moeilijk te maken. Hierdoor zal ze haar verdriet beter kunnen verwerken. Ik ga een sigaar opsteken.” Hij haalde een dik exemplaar uit het zakje van zijn overhemd. “Je mag me er een boete voor geven als je wilt.”

Nate trok een la open en leegde er de inhoud van een blikje veiligheidsspelden in. Toen stond hij op, liep ermee naar de rechter en gaf het hem als asbak.

“Kende u Galloway?”

“Zeker.” De rechter pufte de sigaar tot leven en vulde de kamer met de subtiele stank. “Ik mocht hem wel. Hij was populair. Niet bij iedereen, blijkt nu.” Hij wierp een blik op de gedrapeerde deken. “Zit daar je prikbord onder?”

Toen Nate niet antwoordde trok hij aan zijn sigaar en dronk wat koffie. “Ik heb ooit moordzaken gevonnist, honderd jaar geleden. In mijn togaperiode. Tenzij je denkt dat ik No Name beklommen heb toen ik over de zestig was en een man die stukken jonger was dan ik heb vermoord, kun je mij van je lijst van verdachten strepen.”

Nate leunde achterover. “U hebt een paar aantekeningen voor geweldpleging.”

Royce tuitte zijn lippen. “Je hebt je huiswerk gedaan. Een man die hier al zo lang woont als ik en nooit een robbertje heeft gevochten, kan niet echt een boeiend mens zijn.”

“Misschien niet. Iemand die hier al zo lang als u woont zou waarschijnlijk die berg kunnen beklimmen als hij alles op alles zette. En een ijsbijl tegenover een ongewapende man vlakt het leeftijdsverschil uit. In theorie.”

Royces lippen krulden zich grijnzend om zijn sigaar. “Daar heb je wel gelijk in. Ik hou van jagen en ben een paar keer met Pat eropuit geweest, maar ik klim niet. Nooit gedaan. Dat kun je verifiëren als je rondvraag doet.”

Het hoefde maar één keer geweest te zijn, dacht Nate, maar hij sloeg de verklaring in zijn hoofd op. “Wie wel? Wie klom er wel met Pat?”

“Max, voorzover ik me herinner, in het eerste seizoen dat hij hier was. Ed waarschijnlijk, en Hopp, zij allebei een paar keer, makkelijke tochten in de zomer, zou ik zeggen. Harry en Deb. Zij klimmen allebei graag. Bing is een paar keer geweest. Jacob en Pat gingen vaak samen klimmen, ook vaak op trektocht en kamperen, of als team gidsen voor betalende klanten. Verdomme, meer dan de helft van de bevolking van Lunacy gaat ooit de bergen op. Maar meer nog toeristen. Pat was een goede klimmer, naar ik gehoord heb. Hij verdiende een deel van zijn inkomen, hoe karig dat ook was, als berggids.”

“Een winterklim. Wie van de mensen hier zou in staat zijn geweest ‘s winters die berg op te gaan?”

“Je hoeft er niet zozeer toe in staat te zijn als wel de elementen te willen uitdagen.” Hij pufte nog eens aan zijn sigaar en nam een slok koffie. “Mag ik dat bord nog zien?”

Aangezien Nate geen reden kon bedenken om dat te weigeren stond hij op en trok de deken weg. De rechter bleef even met getuite lippen zitten. Toen hees hij zijn enorme gestalte uit de stoel en ging dichterbij staan.

“De dood berooft je meestal van je jeugd. Je verwacht niet dat hij die conserveert. Pat had veel talenten. Die verspilde hij voornamelijk, maar toch had hij nog genoeg in zijn mars om iets van zichzelf te maken. Hij had een knappe, ambitieuze vrouw en een slim, ontzettend leuk kind. Hij had hersens en talent. Het probleem was dat hij liever de rebel uithing, dus dat alles heeft hij grotendeels verspild. Een man moet behoorlijk dichtbij komen om op die manier een ijsbijl in de borst van een ander te rammen, hè?”

“Dat denk ik wel.”

“Pat was geen vechter. Eerder een hippie. Jij bent te jong om die tijd te hebben meegemaakt, maar Pat was het type dat voor al die onzin ging. Make love not war, bloemen in je haar en een joint op zak.” De rechter snoof verachtelijk. “Toch kan ik me niet voorstellen dat hij daar bleef staan en Dylan of iets dergelijks citeerde als iemand met een ijsbijl op hem afkwam.”

“Als hij wist wie het was, hem vertrouwde en het niet serieus nam, misschien wel. Er zijn veel mogelijkheden.”

“En daar is Max er een van.” Hoofdschuddend keek de rechter naar de foto’s van Max Hawbaker. “Ik zou het nooit gedacht hebben. Op mijn leeftijd verbaast weinig me nog, maar ik zou het nooit gedacht hebben van Max. Fysiek gesproken had Pat hem als een vlieg kunnen wegslaan. Wat jij zelf ook hebt bedacht,” zei de rechter even later.

“Het is lastig om vliegen weg te slaan die met een dodelijk wapen op je afkomen.”

“Dat is waar. Max was een redelijke klimmer, maar ik vraag me af of hij goed genoeg was om zonder de hulp van een ervaren iemand als Pat in februari af te dalen. Ik vraag me af hoe hij dat heeft klaargespeeld en hoe hij ermee kon leven terwijl hij hier woonde, met Carrie trouwde, zijn kinderen opvoedde, wetende dat Pat daarboven was, dat hij verantwoordelijk was voor zijn dood.”

“Het argument zal zijn dat hij er niet mee kon leven.”

“Dat komt goed uit, hè? Pats lijk wordt door stom toeval ontdekt en een paar dagen later bekent Max en pleegt zelfmoord. Legt niets uit, maakt er weinig woorden aan vuil. Alleen: ik heb het gedaan, sorry. Paf.”

“Komt inderdaad goed uit,” zei Nate.

“Maar jij gelooft het niet.”

“Voorlopig hou ik me op de vlakte.”

Toen de rechter vertrokken was, maakte Nate nog wat aantekeningen. Hij zou nu nog een aantal mensen moeten ondervragen, inclusief de burgemeester, de plaatsvervangend burgemeester en enkelen van de meest vooraanstaande inwoners van de stad.

Op zijn notitieblok schreef hij: ‘piloot’ en omcirkelde dat. Galloway was volgens zijn informatie naar Anchorage gegaan om te zien of hij wat winterwerk kon doen. Was dat ook gelukt?

Als Galloway eerlijk was geweest tegen Charlene en zonder meer van plan was om na een paar weken terug te komen zou dat het tijdstip van de moord brengen op februari.

Een gok, maar uitgaande van die theorie zou het mogelijk zijn, als er tijd en speurwerk aan besteed werd, om te bewijzen dat Max in die periode niet in Lunacy was geweest.

Mocht dat zo zijn, waarom dan niet?

Mocht dat zo zijn, was hij dan alleen weggegaan? Hoelang was hij weggeweest? Was hij alleen teruggekomen of met een metgezel?

Hij zou Carries geheugen moeten testen om op die vragen antwoord te krijgen. Nu zou ze weinig toeschietelijk zijn. Misschien zou ze met Coben praten, maar als de lijkschouwer bepaalde dat bet zelfmoord was, zou Coben dan de moeite nemen om op de zaak door te gaan?

Er werd geklopt, en Nate was nog niet opgestaan om het bord weer te bedekken of Peter kwam binnen. “Wilde je me spreken?”

“Ja. Doe de deur dicht.”

“Ja, meneer, eh…sheriff.”

“Kun jij een reden bedenken waarom iemand in het bos bij Megs huis in het donker zou sneeuwschoenwandelen?”

“Pardon?”

“Ik ga maar op mijn intuïtie af, maar ik denk niet dat veel mensen voor de sport in het donker het bos in gaan om te sneeuwschoenwandelen.”

“Eh, misschien als je naar iets of iemand toe wilt, of niet kunt slapen. Ik begrijp de vraag niet.”

Nate gebaarde naar het bord. “Die sporen trof ik gisteravond aan toen ik aan het oefenen was en de honden voor het slapen uitliet. Ik volgde ze vanaf de weg, ongeveer vijfentwintig meter van Megs huis en naar de rand van het bos via de achterkant van haar huis.”

“Weet je zeker dat het niet jouw sporen waren?”

“Heel zeker.”

“Hoe weet je dat ze ‘s-avonds zijn gemaakt? Iedereen kan daar heen zijn gegaan. Misschien om te jagen of een wandeling te maken vanaf het meer.”

Dat klonk aannemelijk, moest Nate toegeven. “Meg en ik waren buiten op de avond dat Max stierf. We zaten in haar heetwatertobbe.”

Peter keek beleefd naar de muur en schraapte zijn keel. “Juist.”

“Toen we in de tobbe zaten werden de honden onrustig. Ze renden het bos in. Ze blaften alsof ze iets geroken hadden, zo heftig dat Meg op het punt stond ze terug te roepen, maar ineens werden ze rustig. Voor je aanvoert dat ze een eekhoorn de boom in hebben kunnen jagen of een eland achternazaten, ik heb een plek gevonden die eruitzag alsof ze daar in de sneeuw hadden liggen rollen, en de sporen van de sneeuwschoenen gaven aan dat iemand daar was blijven staan. Ik ben verdomme geen Daniel Boone, Peter, maar ik kan de pijltjes volgen.”

Hij tikte op de foto’s. “Iemand is het bos in gegaan, ver genoeg van Megs huis om onopgemerkt te blijven. Toen is die persoon doelgericht in een vrij rechte lijn naar de achterkant van haar huis gelopen, alsof hij of zij de omgeving kende. Het gedrag van de honden geeft aan dat ze deze persoon kenden en hem of haar als ongevaarlijk beschouwden. Toen is die persoon aan de rand van de bomen blijven staan.”

“Als, ik, eh…aan het wandelen was en toevallig jou en Meg…in de heetwatertobbe zag zitten, zou ik waarschijnlijk, zeg maar, aarzelen om mezelf bekend te maken. Waarschijnlijk zou ik me uit de voeten maken en hopen dat jullie me niet gezien hadden. Anders zou het gênant zijn.”

“Het lijkt mij sowieso veel minder gênant om niet in het donker om haar huis te dwalen.”

“Klopt.” Met een blik op de foto’s beet Peter op zijn lip. “Misschien was het iemand die vallen aan het zetten of controleren was. Het is in feite Megs eigendom, de directe omgeving van haar huis, bedoel ik, maar misschien was het een stroper. Ze zou het niet oké vinden, vanwege haar honden. Ik wed dat ze muziek aan had staan.”

“Ja.”

“Dus misschien is er iemand alleen maar om te kijken naar haar huis gelopen, vooral als het om vallen ging.”

“Oké.” Het klonk aannemelijk. “Zou jij met Otto daarheen willen gaan om te kijken of je vallen kunt vinden? Zo ja, dan wil ik graag weten wie ze gezet heeft. Ik wil niet dat de honden iets overkomt.”

“We gaan er meteen op af.” Zijn blik ging weer naar het bord. Hij mocht een groentje zijn, maar traag van begrip was hij niet. “Denk je dat iemand haar bespioneerde? Iemand die met dit alles te maken heeft?”

“Volgens mij is het de moeite waard om dat uit te zoeken.”

“Rock en Buil zouden niet toestaan dat iemand haar iets deed. Ook al zouden ze de…persoon als vriend beschouwen. Als iemand iets dreigends in haar richting zou doen, zouden ze aanvallen.”

“Dat hoor ik graag. Zodra je meer weet over die vallen, geef het dan aan me door.”

“Eh, sheriff? Ik denk dat je moet weten dat Carrie Hawbaker continu aan de telefoon hangt en met heel veel mensen praat. Ze zegt dat jij Max zwart wil maken om er zelf beter van te worden. De meeste mensen weten dat ze van streek is en niet helemaal zichzelf, maar bij sommigen, misschien een paar mensen die er moeite mee hadden dat hier iemand van buiten is aangesteld, blijft het hangen.”

“Ik zal er rekening mee houden, maar ik waardeer het dat je open kaart speelt.”

Peters donkere ogen stonden bezorgd en zijn gezicht had iets fels. “Als de mensen wisten hoeveel moeite je doet om achter de waarheid te komen, zouden ze misschien inbinden.”

“Laten we nu gewoon ons werk doen, Peter. De politie is nu eenmaal nooit populair.”

En bij Charlene was zijn populariteit ook flink gedaald, besefte Nate toen ze een halfuur later zijn kantoor binnenstormde.

“Ik zit tot over mijn oren in het werk in The Lodge,” begon ze. “Rose is niet in staat om tafels te bedienen of wat ook maar. En ik stel het niet op prijs dat je me hier laat komen alsof ik een of andere misdadiger ben. Ik ben in de rouw, godallemachtig, en ik verdien wat respect.”

“Ik heb niets dan respect voor je, Charlene. Als je er wat aan hebt, schrap dan mijn kamer van het schoonmaakschema tot alles weer normaal is. Ik kan het zelf wel.”

“Dat zal nauwelijks iets uitmaken wanneer de halve stad langskomt om te roddelen over mijn Pat en die arme Carrie. Denk je soms dat zij meer recht op verdriet heeft dan ik, omdat Max zelfmoord heeft gepleegd?”

“Het is geen competitie.”

Ze gooide haar haar naar achteren en stak haar kin naar voren. Het zou hem niet verbaasd hebben als ze was gaan stampvoeten, maar ze sloeg slechts haar armen over elkaar.

“Als je zo’n toon tegen me aanslaat heb ik je niets te zeggen. Denk maar niet dat ik toesta dat je die houding aanneemt omdat je met Meg naar bed gaat.”

“Ga zitten en hou je mond.”

Haar mond viel open en haar wangen werden vuurrood. “Wie denk je wel dat je bent?”

“Ik denk dat ik de sheriff ben en als je niet snel inbindt en je gedraagt, stop ik je in de cel tot je dat wel doet.”

Haar koraalrood gestifte mond opende en sloot zich als van een gup. “Dat kun je niet doen.”

Waarschijnlijk niet, dacht Nate, maar hij had geen zin meer in spelletjes. “Wil je hier zitten mokken en de gekwetste vrouw uithangen? Dat liedje ken ik en het is oud en afgezaagd voor iedereen die het aan moet horen. Of wil je dat er iets gedaan wordt? Wil je me helpen uitzoeken wie de man van wie je zegt te hebben gehouden vermoord heeft?”

“Ik hield van hem! Die stomme egoïstische klootzak!” Ze liet zich in een stoel zakken en barstte in tranen uit.

Hij overwoog even hoe hij haar zou aanpakken. Hij liep zijn kantoor uit, greep de doos tissues die Peach op haar bureau had staan en lette niet op haar verbijsterde blik. Terug in zijn kantoor zette hij de doos op Charlenes schoot.

“Kom op, huil maar eens goed uit. En daarna wil ik dat je je vermant en een paar vragen beantwoordt.”

“Ik snap niet waarom je zo gemeen tegen me bent. Als je ook zo tegen Carrie bent geweest, is het geen wonder dat ze vreselijke dingen over je zegt. Ik wou dat je nooit naar Lunacy was gekomen.”

“Jij zult niet de enige zijn als ik eenmaal de man heb opgespoord die Patrick Galloway heeft vermoord.”

Ze hief haar betraande ogen naar hem op. “Je hebt niet eens de leiding over het onderzoek.”

“Ik ben de baas van dit bureau. Van deze stad.” De woede die in hem opborrelde gaf hem een goed gevoel, want die was terecht. De aard van het beestje als politieman, besefte hij. Dat had hij gemist.

“En op dit moment ben ik de baas over jou. Is Pat Galloway alleen vertrokken?”

“Je bent gewoon een tiran. Je bent…”

“Geef antwoord op mijn vraag, verdomme.”

“Ja! Hij heeft een rugzak gepakt, in de truck gegooid en is vertrokken. En ik heb hem nooit, nooit meer gezien. Ik heb ons kind alleen opgevoed, en zij toont geen greintje dankbaarh…”

“Had hij een afspraak met iemand?”

“Dat weet ik niet. Dat heeft hij niet gezegd. Hij zei dat hij op zoek ging naar werk. We waren bijna blut. Ik was het zat om de eindjes aan elkaar te knopen. Zijn familie had geld, maar hij wilde niet eens overwegen…”

“Charlene. Hoelang was hij van plan weg te gaan?”

Ze zuchtte en begon het vochtige tissuetje aan stukken te scheuren. Om kalm te worden, dacht Nate.

“Een paar weken, een maand hooguit.”

“Heeft hij nooit gebeld of geschreven?”

“Nee, en daar was ik ook kwaad om. Hij had na een week of twee moeten bellen, om me te laten weten hoe het ervoor stond.”

“Heb jij geprobeerd hem te bereiken?”

“Hóe?” wilde ze weten, maar haar tranen waren opgedroogd. “Ik heb het Jacob gevraagd, telkens weer. Pat vertelde hem altijd meer dan mij, maar Jacob zei dat hij niet wist waar hij was. Misschien heeft hij hem alleen maar gedekt.”

“Vloog Jacob toen nog regelmatig?”

“Hoe bedoel je?”

“Of hij regelmatig heen en weer vloog, zoals Meg nu.” Ze haalde haar schouders op, maar Nate vroeg door. “Was hij, of wie je maar kunt bedenken, de stad uit, gedurende een week of tien dagen in februari dat jaar?”

“Hoe moet ik dat in vredesnaam weten? Ik hou niet bij waar mensen zijn en het is zestien jaar geleden. Deze maand,” vervolgde ze, en hij zag dat ze zojuist beseft had dat dat een soort jaardag was.

“Zestien jaar geleden is Pat Galloway verdwenen. Ik wed dat je als je je best deed, je heel wat uit die weken zou herinneren.”

“Ik moest zwoegen om de touwtjes aan elkaar te knopen, zoals meestal. Ik moest Karl vragen of ik meer uren in The Lodge kon werken. Ik maakte me veel drukker om mezelf dan om wat andere mensen wel of niet deden.”

Maar ze leunde achterover en sloot haar ogen. “Ik weet het niet. Jacob vertrok ongeveer gelijk met hem. Dat herinner ik me omdat hij langskwam voor Pat op de dag dat Pat vertrok en zei dat hij hem naar Anchorage zou hebben gevlogen als hij geweten had dat hij daarheen ging. Ik geloof dat hij Max en nog een paar man zou vliegen. Harry. Harry wilde een lift naar Anchorage voor een nieuwe bevoorrader of zoiets. Of misschien was dat het jaar daarna, of ervoor. Zeker weet ik het niet, maar ik geloof dat het toen was.”

“Goed.” Hij maakte wat aantekeningen op zijn gele notitieblok. “Nog iemand?”

“Het was een lange winter. Lang en zwaar. Daarom wilde ik dat Pat wat werk deed. In de stad was niets te doen; er waren geen toeristen. The Lodge was vrijwel onbezet, en Karl gaf me allerlei klusjes om me wat te laten verdienen. Hij was een lieve man, zorgde voor me. Sommige mensen gingen jagen, anderen hielden zich gedeisd en wachtten op de lente. Max was bezig de krant van de grond te krijgen en joeg op adverteerders en mensen die een verhaal hadden. Niemand nam hem serieus in die tijd.”

“Was hij de hele maand in de stad?”

“Dat weet ik niet. Vraag het Carrie. Zij zat toen achter hem aan. Wat kan het jou schelen?”

“Ik heb het toezicht over dit bureau, over deze stad, over jou.”

“Je hebt Pat niet eens gekend. Misschien klopt het wel wat er gezegd wordt. Je wilt gewoon naamsbekendheid krijgen voor je teruggaat naar waar je vandaan komt.”

“Ik hoor nu hier.”

Hij beantwoordde een paar telefoontjes, waaronder nog een schoorsteenbrandje en een klacht over de broertjes Mackie die de weg blokkeerden met een omgeslagen Jeep Cherokee.

“Het was niet expres.” Jim Mackie stond in de dicht vallende sneeuw aan zijn kin te krabben en keek met een scheve blik naar de jeep die op zijn kant lag als een oude man die een dutje deed. “We hebben hem voor een prikkie gekocht en wilden hem naar huis slepen. Er moet een nieuwe motor in, dan moet hij gespoten worden en dan verkopen we hem weer.”

“Of we houden hem,” zei zijn broer, “we kunnen er een sneeuwploeg aanhangen en Bing concurrentie geven.”

Nate stond in de ijskoude sneeuw en nam de schade in ogenschouw. “Jullie hebben geen trekhaak of enig standaard sleepmateriaal. Jullie dachten zeker dat jullie dit wrak vijfendertig kilometer konden verslepen met een paar roestige kettingen aan jullie truck bevestigd met wat, ballingdraad?”

“Het liep gesmeerd.” Bill fronste zijn voorhoofd. “Tot we in die voor terechtkwamen en hij omrolde als een hond die voor dood gaat liggen, ging het prima.”

“We waren aan het kijken hoe we hem weer omhoog konden krijgen. Daar hoeft de hele stad zich toch niet tegenaan te bemoeien?”

Nate hoorde een wolf huilen, een griezelige oerkreet in het spookachtig duister. Het herinnerde hem eraan dat hij op een besneeuwde landweg aan de rand van het binnenland van Alaska stond met een paar zwakbegaafden.

“Jullie blokkeren het verkeer en verhinderen de sneeuwploeg om de weg vrij te maken voor mensen die zo verstandig zijn om voorzichtig te rijden. Als dit vijf kilometer in tegenovergestelde richting was gebeurd, had de brandweer niet kunnen uitrukken in een noodgeval. Bing zal dit ding overeind hijsen en het naar jullie huis slepen. Jullie betalen hem de standaardprijs…”

“Godskolere!”

“En de boete voor het verslepen van een voertuig zonder juist gereedschap en gevarendriehoek.”

Bill keek zo beduusd dat Nate niet verbaasd zou zijn geweest als hij in tranen was uitgebarsten. “Hoe moeten wij hier in vredesnaam winst op maken als jij ons een boete komt geven en wij die nietsnut van een Bing voor de sleep moeten betalen?”

“Dat is inderdaad de vraag.”

“Verdomme.” Jim schopte tegen de kale achterband van de jeep. “Het leek zo’n goed idee.” Toen begon hij te grinniken. “We zullen hem goed opknappen. Misschien wil jij hem wel kopen voor het bureau. Er kan makkelijk een sneeuwploeg aan hangen. Zou goed van pas komen.”

“Stel het voor aan de burgemeester. Nu moet dit ding van de weg.”

Bing, zijn werkmaat Pargo, de beide Mackies en Nate klaarden de klus met vereende krachten. Toen de jeep overeind stond sleepte Bing hem weg, en Nate probeerde de knopen uit zijn rugspieren los te rollen.

“Hoeveel hebben jullie ervoor betaald?”

“Tweeduizend.” Bills ogen begonnen te glinsteren. “Contant.”

Nate berekende in grote lijnen wat het zou kosten om het vehikel rijklaar te maken en hoeveel Bing hun voor de sleep zou vragen. “Ik laat het deze keer bij een waarschuwing. De volgende keer dat jullie ondernemingszin krijgen, neem dan een sleepkabel mee.”

“Je bent een goeie, sheriff.” Beide Mackies sloegen hem op de rug waardoor hij bijna voorover in de sneeuw viel. “We hebben een hekel aan politie, maar jij deugt wel.”

“Bedankt.”

Hij reed de korte afstand terug naar de stad en daar zag hij dat David Rose voor de kliniek uit hun truck hielp stappen.

“Alles goed?” riep hij.

“De baby komt eraan,” riep David terug.

Nate sprong uit zijn auto en pakte Roses andere arm. Ze ademde met korte snelle slootjes maar glimlachte naar hem met haar glanzende donkerbruine ogen.

“Het gaat wel. Het komt allemaal goed.” Ze leunde tegen haar man toen Nate de deur opende. “Ik wilde niet naar het ziekenhuis in Anchorage. Ik wil dat dokter Ken de bevalling doet. Maak je maar geen zorgen.”

“Jesse is bij mijn moeder,” zei David. Hij zag wat bleekjes, dacht Nate. En voelde zichzelf ook wit wegtrekken.

“Wil je dat ik blijf, iets doe?” Zeg alsjeblieft nee. “Iemand bel?”

“Mijn moeder is onderweg.” Rose liet zich door David uit haar jas helpen. “De dokter zei bij mijn laatste controle dat het elk moment kon gebeuren. Hij had dus gelijk. Vier minuten,” zei ze tegen Joanna, die zich naar hen toe haastte. “Regelmatig en hevig. De vliezen zijn ongeveer een kwartier geleden gebroken.”

En dat, besloot Nate, was zo’n beetje alles wat een man, ook al was hij sheriff, wilde horen.

“Ik laat jullie alleen.” Hij nam Roses jas aan van David en hing hem op. “Bel als…wat ook. Peter is even weg, maar ik kan hem bellen als je wilt.”

“Bedankt.”

Ze liepen naar achteren om te laten gebeuren waar hij niet aan wilde denken. Hij viste zijn telefoon uit zijn zak. Die ging over terwijl hij hem vasthad.

“Burke.”

“Sheriff? Met Peter. We hebben geen vallen gevonden, geen spoor. Als je wilt zoeken we verder, eh, breiden we de omtrek uit.”

“Nee, laat maar. Kom terug. Je zus is bezig je voor de tweede keer oom te maken.”

“Rose? Nu? Is het goed met haar? Is ze…”

“Toen ik haar zag, ging het prima met haar. Ze is nu in de kliniek. David is bij haar. Jesse is bij zijn moeder, en jouw moeder is onderweg.”

“Ik ook.”

Nate stopte de telefoon weer in zijn zak. Waarschijnlijk kon hij beter even wachten tot er wat familie gearriveerd was. Hij kon net zo goed in de wachtkamer van de kliniek zitten nadenken over sporen in de sneeuw.

En wat hij tegen Meg zou zeggen wanneer ze terug was in Lunacy.