27
Charlene hield van de lente in Alaska. Ze genoot van de lengende dagen die steeds langer werden tot het alleen nog maar licht was.
Ze stond in haar kantoor bij het raam; haar werk lag onaangeroerd op haar bureau en ze keek naar buiten. Het was druk op straat. Mensen die liepen, reden, kwamen en gingen. Inwoners en toeristen, mensen van buiten die boodschappen deden of gezelschap zochten. Veertien van haar twintig kamers waren gereserveerd en ze zou de volgende week drie dagen vol zijn. Daarna zou het felle bijna eindeloze licht mensen aantrekken als vliegen naar de stroop.
In april en mei had ze keihard gewerkt en daarna de hele winter door.
Ze hield van haar werk, ze vond het fijn als haar zaak vol mensen was met alle lawaai en de rommel die daarbij kwamen. Ze vond het fijn dat ze geld uitgaven.
Ze had hier iets opgebouwd, of niet soms? Ze had gevonden wat ze zocht, voor een groot deel in elk geval. Ze keek naar de rivier. Daar voeren nu boten, laverend tussen de smeltende ijsschotsen.
Achter de rivier lagen de bergen. Wit en blauw, met aan de voet groen dat zich langzaam begon te verspreiden. Witte toppen, eeuwig wit in die vreemde bevroren wereld.
Ze had nooit een berg beklommen. Was dat ook niet van plan.
De bergen hadden haar nooit gelokt. Andere dingen wel. Pat bijvoorbeeld. Zijn lokroep had haar als duizend trompetten toe geschald toen hij in haar leven kwam. Nog geen zeventien was ze, herinnerde ze zich, en nog maagd. Had ze niet vastgezeten in die vlakke velden van lowa, wachtend tot iemand haar zou plukken?
Typisch een boerenmeisje uit het middenwesten, dacht ze nu, dat wanhopig naar ontsnapping verlangde. Toen was hij gekomen, had uit die duffe aarde allemaal stofwolken op laten waaien met zijn motor, en hij had er zo spannend, exotisch en…anders uitgezien.
O, wat had ze hem verleidelijk gevonden, herinnerde ze zich. Op kille lenteavonden was ze stiekem uit huis geslopen om naar hem toe te gaan, om naakt met hem over het zachte gras te rollen, vrij en zorgeloos als een jong hondje. En zo ontzettend verliefd. Die brandende verzengende liefde die je misschien alleen kon voelen als je zeventien was.
Toen hij wegging was ze met hem meegegaan, had haar thuis, familie en vrienden achtergelaten en was weggerend van alles wat haar bekend was, naar een andere onbekende wereld, achter op een Harley.
Ach, was ze maar weer zeventien en zo roekeloos.
Ze hadden geleefd. Wat hadden ze geleefd! Ze waren gegaan waar ze wilden, hadden gedaan wat ze wilden. Door akkers en woestijn, steden en dorpen gezoefd.
En uiteindelijk hadden alle wegen hiernaartoe geleid.
Er waren dingen veranderd. Wanneer was die verandering begonnen? vroeg ze zich af. Toen ze besefte dat ze zwanger was? Ze waren in de zevende hemel geweest dat er een baby op komst was. Maar toen ze hier kwamen was het veranderd. Toen ze hem verteld had dat ze wilde blijven.
Prima, Charley, geen punt. We kunnen hier een tijdje blijven.
Een tijdje was een jaar geworden, toen twee, toen tien, god, god, wat was zij veranderd. Ze had tegen die prachtige roekeloze jongen geduwd en aan hem getrokken, had tegen hem gezeurd en hem op zijn nek gezeten om toch eens volwassen te worden, om te worden waar hij voor gevlucht was: verantwoordelijk, gesetteld. Gewoon.
Hij was gebleven. Meer voor Meg, wist ze, meer voor de dochter die sprekend op hem leek dan voor de vrouw die hem dat kind had geschonken. Hij was gebleven, maar had zich nooit gesetteld.
Dat had ze hem kwalijk genomen. En ze had het Meg kwalijk genomen. Hoe kon ze ook anders? Het zat niet in haar om anders te zijn. Zij had al het werk moeten doen, toch? Zij moest zorgen dat er eten op tafel kwam en dat ze een dak boven hun hoofd hadden.
En ze wist dat als hij wegging om tijdelijk ergens te werken en die ellendige bergen te beklimmen, hij naar de hoeren ging.
Mannen begeerden haar. Ze kon elke man krijgen. En de enige die ze echt wilde ging naar de hoeren.
En waren die bergen niet ook gewoon hoeren? Koude witte hoeren die hem van haar weg hadden gelokt? Tot hij op een ervan was gebleven en haar had achtergelaten.
Maar ze had het overleefd. Ze had veel meer gedaan dan overleven. Ze had hier gevonden wat ze wilde. Grotendeels.
Nu had ze geld. Ze had haar eigen plek. Ze had mannen, jonge stevige lichamen in de nacht.
Waarom was ze dan zo ongelukkig?
Ze hield er niet van haar leven te analyseren, om diep in zichzelf te kijken en zich dan druk te maken om wat ze daar zou kunnen tegenkomen. Ze wilde léven. Bewegen, doorgaan. Je hoefde niet te denken als je bleef dansen.
Ze draaide zich om, licht geïrriteerd omdat er op haar deur werd geklopt. “Binnen.”
Ze trok haar gezicht in de plooi en toen ze John zag verscheen automatisch haar zwoele glimlach. “Hé, kanjer. Is de school uit? Ik wist niet dat het al zo laat was.” Met een hand haar haren gladstrijkend keek ze naar haar bureau. “En ik mijn tijd maar verspillen met dagdromen! Het wordt tijd dat ik eens ga kijken wat voor lekkers Dikke Mike als dagschotel heeft gemaakt.”
“Ik wil je spreken, Charlene.”
“Tuurlijk, schat. Voor jou heb ik altijd tijd. Ik zal thee zetten, gezellig.”
“Laat maar.”
“Schat, wat zie je er ernstig uit.” Ze liep naar hem toe en ging met een vinger over zijn wangen. “Maar je weet dat ik het leuk vind als je serieus bent. Het is zo sexy.”
“Niet doen,” zei hij en hij pakte haar handen beet.
“Is er iets?” Haar vingers klemden zich om de zijne. “O god, is er weer iets? Is er weer iemand dood? Dat kan ik niet meer aan. Ik geloof niet dat ik dat kan verdragen.”
“Nee. Dat is het niet.” Hij liet haar handen los en stapte achteruit. “Ik wilde je vertellen dat ik aan het eind van het trimester vertrek.”
“Ga je op vakantie? Ga je op reis net als Lunacy op zijn best is?”
“Ik ga niet op vakantie. Ik vertrek.”
“Waar heb je het over? Vertrekken? Voorgoed? Onzin, John.” Haar flirterige glimlach verdween en ze voelde een scherpe pijnscheut in haar buik. “Waar wil je dan heen? Wat wil je doen?”
“Er zijn heel wat plekken waar ik nog nooit geweest ben, en ik heb veel dingen nooit gedaan. Daar ga ik heen. Dat ga ik doen.”
Toen ze naar zijn vertrouwde gezicht opkeek zonk de moed haar in de schoenen. Degenen die belangrijk voor je zijn verlaten je, fluisterde een stemmetje in haar. “John, je woont hier. Je werkt hier.”
“Ik kan overal wonen en werken.”
“Maar je kunt toch niet zomaar…Waarom? Waarom doe je dit?”
“Ik had het jaren geleden al moeten doen, maar ik zat hier vast. Het is makkelijk om richtingloos door te leven. Je leven te verspillen. Nate kwam me vorige week op school opzoeken. Hij zei een aantal dingen die me aan het denken zetten en waardoor ik terugkeek op…te veel jaren.”
Ze wilde dat ze woede voelde, ze wilde schreeuwen en dingen kapotgooien. Daar werd ze altijd rustig van. Maar er was alleen een doffe neerslachtigheid. “Wat heeft Nate hiermee te maken?”
“Hij was de beslissende factor. Zeg maar de steen in de rivier die de verandering teweegbracht. Je drijft met de stroom mee, Charlene, als water in een rivier, en misschien heb je niet voldoende in de gaten wat er voorbijgaat.”
Hij raakte haar haar aan en liet zijn handen weer zakken. “Dan valt er een steen in de rivier, waardoor er een rimpeling ontstaat. Er verandert iets. Misschien weinig, misschien veel. Maar niets is ooit weer hetzelfde.”
“Ik weet nooit wat je bedoelt als je zo praat.” Ze trok een pruillip, draaide zich om en schopte tegen haar bureau. Hij moest erom glimlachen. “Water en stenen en rivieren. Wat heeft dat ermee te maken dat je hier ineens binnenkomt om me te vertellen dat je weggaat. Je vertrekt. Kan het je helemaal niet schelen hoe dat voor mij is?”
“Veel meer dan goed voor me is. Ik hield van je vanaf het eerste moment dat ik je zag. Dat weet je.”
“Maar nu niet meer.”
“Jawel. Toen, nu, en alle jaren daartussenin. Ik hield van je toen je met een ander was. En toen hij weg was dacht ik: nu zal ze naar mij komen. Dat deed je ook. Naar mijn bed althans. Je gaf me je lichaam, maar trouwde met iemand anders. Zelfs hoewel je wist dat ik van je hield trouwde je met iemand anders.”
“Ik moest op mezelf passen. Ik moest praktisch zijn.” Nu smeet ze iets kapot, een kristallen zwaantje. De scherven gaven haar geen voldoening. “Ik had het recht om aan mijn toekomst te denken.”
“Ik zou goed voor je geweest zijn en ik zou voor je gezorgd hebben. En ook voor Meg. Maar jij wilde iets anders. Jij koos dit.” Hij spreidde zijn handen om aan te geven dat hij The Lodge bedoelde. “Je hebt het verdiend. Je hebt hard gewerkt. Je hebt iets opgebouwd. En toen Karl nog leefde kwam je toch naar mij. Dat liet ik toe. Je kwam naar mij en naar anderen.”
“Karl was niet op seks uit, niet echt. Hij wilde een partner, iemand die de zorg voor hem en The Lodge op zich nam. Ik heb me aan mijn kant van de afspraak gehouden,” zei ze fel. “We hadden een afspraak.”
“Je hebt je best gedaan voor hem en deze plek. En toen hij overleden was, heb je het hier verder opgebouwd. Ik weet niet meer hoe vaak ik je gevraagd heb met me te trouwen, Charlene, en hoe vaak je nee hebt gezegd. Hoe vaak ik moest toezien dat je met iemand anders meeging of alleen bij mij in bed glipte als er niemand anders voorhanden was. Ik heb er genoeg van.”
“Ik wil niet trouwen, dus daarom ga je er zomaar vandoor?”
“Je bent een paar avonden geleden met die man naar bed geweest. Die van de jachtgroep. Groot met donker haar.”
Ze stak haar kin vooruit. “Nou, en?”
“Hoe heette hij?”
Ze opende haar mond en besefte dat ze dat niet wist. Ze kon zich zijn gezicht niet herinneren, laat staan zijn naam, herinnerde zich nauwelijks het gegraai in het donker. “Wat kan het mij schelen,” snauwde ze. “Het was alleen maar seks.”
“Je zult nooit vinden wat je zoekt, niet met onbekende mannen die een stuk jonger zijn dan jij. Maar als je door wilt zoeken, kan ik je niet tegenhouden. Dat is altijd al duidelijk geweest. Maar ik zal niet meer degene zijn op wie je altijd terug kunt vallen.”
“Ga dan.” Ze pakte een stapel papieren van haar bureau en gooide die in de lucht. “Het kan me niet schelen.”
“Dat weet ik. Als het je wel kon schelen, echt, bedoel ik, zou ik niet gaan.”
Hij liep de kamer uit en sloot de deur achter zich.
Het licht was betoverend. Nate kon er niet genoeg van krijgen, hoelang de dag ook duurde, hij wilde meer. Hij voelde hoe het doordrong tot in zijn botten en hem energie gaf.
Hij had al dagen geen nachtmerrie meer gehad.
Hij werd wakker met licht, en overdag werkte en liep hij erin. Hij dacht erin en at erin; hij zwolg erin.
Elke avond zag hij de zon achter de bergen ondergaan en wist dat hij over een paar uur weer zou opgaan.
Er waren nachten dat hij uit Megs bed opstond en met de honden ging wandelen om te zien hoe het licht de nacht overwon.
Nog altijd voelde hij de wond die klopte onder de littekens op zijn lichaam, maar hij dacht dat de pijn hem nu beter maakte. Hij hoopte vurig dat dat zo was. Het was een soort acceptatie van wat hij had verloren en een opening naar de toekomst.
Voor het eerst sinds hij uit Baltimore was vertrokken belde hij Jacks vrouw Beth.
“Hoe is het met jou en de kinderen?”
“Goed. Het gaat goed. Het is een jaar geleden sinds…”
Dat wist hij. Vandaag een jaar geleden.
“Vandaag is een beetje moeilijk. We zijn vanmorgen naar zijn graf geweest om bloemen neer te leggen. De eerste keren van alles zijn het moeilijkst. De eerste vakantie, eerste verjaardag, eerste trouwdag. Maar je leert ermee leven en het wordt iets makkelijker. Ik dacht…ik hoopte dat je vandaag zou bellen. Ik ben heel blij dat je dat gedaan hebt.”
“Ik wist niet zeker of je me wel wilde spreken.”
“We missen je, Nate. Ik, en de kinderen. Ik maak me zorgen om je.”
“Met mij gaat het ook goed. Beter.”
“Vertel eens hoe het daar is. Vreselijk koud en stil?”
“Vandaag is het zo’n vijftien graden. En rustig…” Hij keek naar zijn bord. “Ja. Ja, het is vrij rustig. We hebben wat overstromingen gehad. Niet zo erg als in het zuidoosten maar genoeg om ons bezig te houden. Het is prachtig hier.”
Hij draaide zich om naar het raam. “Je kunt het je niet voorstellen. Je moet het zien, en dan nog is het onvoorstelbaar.”
“Zo te horen gaat het goed met je. Daar ben ik blij om.”
“Ik had niet gedacht dat ik het hier zou redden.” Waar dan ook. “Ik wilde het wel. Het kon me niet echt schelen tot ik hier was. Toen ik hier was wilde ik het ineens. Maar ik dacht niet dat het zou lukken.”
“En nu?”
“Ik denk dat het lukt. Beth, ik heb iemand leren kennen.”
“O?” Er klonk een lach door in haar stem en hij sloot zijn ogen om haar beter te horen. “Is ze geweldig?”
“Spectaculair, in veel opzichten. Volgens mij zou je haar mogen. Ze lijkt op niemand die ik ooit gekend heb. Ze is piloot.”
“Piloot? Zo eentje die als een maniak in zo’n klein vliegtuigje scheurt?”
“Zoiets ja. Ze is prachtig. Niet letterlijk, maar toch wel. Ze is grappig en sterk en waarschijnlijk is ze gek, maar dat past bij haar. Ze heet Meg. Megan Galloway en ik ben verliefd op haar.”
“O, Nate. Ik ben zo blij voor je.”
“Niet huilen,” zei hij toen haar ontroering hoorde.
“Nee, het is goed. Jack zou je op allerlei manieren plagen, maar hij zou ook blij voor je geweest zijn.”
“Goed, ik wilde je het gewoon vertellen. Ik wilde even met je praten en zeggen dat je misschien een keer met de kinderen hier kunt komen. Het is hier ideaal voor een zomervakantie. In juni wordt het pas tegen middernacht donker en ze zeggen dat het dan meer schemer is dan echt donker. En ze zeggen ook dat het warmer is dan je zou denken. Ik zou willen dat je het kon zien, en Meg leerde kennen. Ik wil jou en de kinderen graag zien.”
“Ik beloof dat we op de bruiloft komen.”
Hij lachte een beetje gegeneerd. “Zover ben ik nog niet.”
“Ik ken je, Nate. Dat komt heus wel.”
Glimlachend beëindigde hij het gesprek. Dat was het laatste wat hij had verwacht. Hij liet het bord onbedekt, min of meer als symbool dat hij openlijk onderzoek pleegde, en liep zijn kantoor uit.
Het was nog steeds een schok om Peter met zijn mitella te zien. De jonge hulpsheriff zat aan zijn bureau met één hand te typen.
Bureauwerk. Papierwerk. Een politieman, en dat was de jongen, kon zich op die manier dood vervelen.
Nate liep naar hem toe. “Wil je er even uit?”
Peter keek op, een vinger van zijn goede hand boven het toetsenbord. “Pardon?”
“Wil je dat ik je een tijdje achter dat bureau weghaal?”
Zijn gezicht lichtte op. “Ja, baas!”
“Dan gaan we een eindje lopen.” Hij pakte een mobilofoon. “Peach, hulpsheriff Notti en ik gaan op voetpatrouille.”
“Eh, Otto is ook al op weg,” zei Peter.
“Hé, wie weet viert de misdaad wel hoogtij. Peach, jij bent nu de baas.”
“Ja, sheriff,” zei ze giechelend. “Wees voorzichtig, jongens.”
Nate pakte een licht jasje van een haak. “Wil je die van jou?” vroeg hij Peter.
“Nee. Alleen Lower 48’ers hebben op een dag als deze een jas nodig.”
“O, ja? Nou, goed dan.” Opzettelijk hing Nate het jasje terug.
Buiten was het fris en bewolkt. Waarschijnlijk kwam er regen en ongetwijfeld, dacht Nate, zou hij er spijt van krijgen zijn jasje achtergelaten te hebben.
Maar hij zette de pas erin op het trottoir en liet de vochtige wind door zijn haar blazen. “Hoe gaat het met je arm?”
“Best goed. Ik denk niet dat ik die mitella nodig heb maar het heeft geen zin om tegen Peach en mijn moeder in te gaan.”
“Vrouwen kunnen nogal bezorgd zijn als een man neergeschoten wordt.”
“Zeg dat wel. En als je probeert, zeg maar, te doen alsof er niets aan de hand is dan krijg je het helemaal te verduren.”
“Ik heb het nog niet echt met je over het voorval gehad. Aanvankelijk vond ik dat ik fout was om je daar mee naartoe te nemen.”
“Hij kreeg het op zijn heupen toen ik uit de auto stapte. Ik heb het aangewakkerd.”
“Een eekhoorn die een nootje liet vallen was genoeg om hem door het lint te laten gaan, Peter. Ik zei dus dat ik eerst vond dat ik je niet mee had moeten nemen. Maar in werkelijkheid is het anders. Je bent een goede politieman. Dat heb je bewezen. Je lag op de grond. Je was gewond en niet helder, maar toch dekte je me.”
“Jij had de situatie in de hand. Je had geen dekking nodig.”
“Dat had best wel het geval kunnen zijn. Als je samen met iemand in een ontvlambare situatie bent, moet je honderd procent op elkaar kunnen rekenen.”
Zoals Jack en ik, dacht ik. Dus ging je naar binnen, de steeg in, wat er ook in het donker op je wachtte.
“Ik wil dat je weet dat ik je vertrouw.”
“Ik…ik dacht dat je me bureauwerk liet doen omdat je me weg wilde werken.”
“Ik liet je bureauwerk doen omdat je gewond bent. Terwijl je in functie was, Peter. Er komt een eervolle vermelding op je cv om hoe je tijdens het incident hebt gehandeld.”
Peter bleef staan en keek hem aan. “Een eervolle vermelding?”
“Die heb je verdiend. Het zal in de volgende vergadering in het stadhuis worden vermeld.”
“Ik weet niet wat ik moet zeggen.”
“Je kunt er maar beter stoïcijns onder blijven.”
Bij de hoek van de straat staken ze over en liepen de andere kant op. “Ik moet je nog iets vertellen, en dat ligt gevoelig. Het heeft te maken met het onderzoek dat ons bureau instelt. De moorden.”
Hij ving Peters blik op. “Wat de staatspolitie ook heeft beslist, wij beschouwen het als moorden. Ik heb van meerdere personen verklaringen waar ze op de tijdstippen in kwestie waren. De meeste van die verklaringen kunnen echter niet worden geverifieerd, althans niet tot mijn tevredenheid. Dat geldt ook voor die van Otto.”
“O, maar sheriff, Otto is…”
“Een van ons. Dat weet ik. Maar ik kan hem niet uitsluiten omdat hij een van ons is. Er zijn veel mensen in deze stad, of in de buurt, die de gelegenheid hadden die drie misdaden te plegen. Het motief is een ander verhaal. Het motief van de twee wijzen naar Galloway. Wat was het motief voor zijn moord? Was het een crime passionel, was het om er iets door te winnen, of om iets toe te dekken? Kwam het door drugs? Misschien een combinatie van dat alles. Maar wie het ook was, hij wist het.”
Nate liet zijn blik over de straten en trottoirs dwalen. Soms wist je wat er in het donker op je wachtte. “Pat kende hem goed genoeg om in de winter met zijn moordenaar en Max te klimmen. Alleen zij drieën. Hij kende zijn moordenaar zo goed dat hij een rollenspel met ze deed, terwijl ze daarboven waren onder die barre omstandigheden.”
“Ik begrijp niet wat je bedoelt.”
“Hij hield een logboek bij. Dat droeg hij bij zich, en het is daar gebleven. Coben heeft me er een kopie van gegeven.”
“Maar als hij een logboek bijhield, dan…”
“Hij heeft zijn gezelschap nergens met namen genoemd. Ze deden een soort spel, dat mij overigens zegt dat als hij toen daar niet was vermoord, hij tijdens een andere klim was gestorven, tenzij hij anders was gaan leven. Ze rookten wiet en namen speed. Ze speelden Star Wars. Galloway als Luke, Max als Han Solo en de ironie wil dat degene die Galloway heeft vermoord de rol van Darth Vader had. De berg werd die ijswereld waar ze zich bevonden.”
“Hoth. Ik ben fan van die films,” zei Peter met een schouderschokje. “Ik verzamelde de poppetjes en zo toen ik klein was.”
“Ik ook. Maar dit waren geen kleine jongens. Het waren volwassen mannen en op een bepaald moment liep het spel uit de hand. Galloway schreef dat Han, volgens mij is dat Max, zijn enkel verwondde. Ze lieten hem met wat proviand in een tent achter en klommen verder.”
“Dat bewijst dat Max hem niet vermoord heeft.”
“Ligt eraan hoe je het bekijkt. Je zou kunnen beweren dat Max hen volgde, hen inhaalde in de ijsgrot en door het lint ging. Ook kun je beweren dat Max Vader was en allebei zijn vrienden vermoordde. Dat zijn niet mijn persoonlijke overtuigingen maar het zijn theorieën. En de staat accepteert de tweede.”
“Dat meneer Hawbaker beide mannen heeft vermoord? En toen alleen beneden is gekomen? Onmogelijk.”
“Hoezo?”
“Nou, ik weet dat ik een jongetje was toen dat allemaal gebeurde maar meneer Hawbaker stond nooit bekend vanwege zijn, en…dapperheid, of onafhankelijkheid. Je zou beide eigenschappen moeten bezitten om alleen af te dalen.”
“Mee eens. Verderop in het logboek schreef Galloway dat ‘Darth’ tekenen vertoonde van, laten we zeggen krankzinnigheid, razernij, roekeloosheid, achterdocht. Er waren veel drugs in het spel en ik heb gelezen dat het een bijverschijnsel kan zijn van de stress, hoogteziekte, de roes die sommige bergbeklimmers krijgen als ze zo hoog zijn.”
Nate zag Deb uit The Corner Store komen om Cecil uit te laten. De hond droeg een felgroen truitje.
“Galloway maakte zich zorgen om de geestelijke gesteldheid van zijn maat,” vervolgde hij terwijl hij en Deb naar elkaar zwaaiden. “Om hen allemaal veilig beneden te krijgen. Zijn laatste fragment was in de ijsgrot geschreven. Daar is hij nooit uit gekomen, dus maakte hij zich terecht zorgen. Maar hij was niet bezorgd genoeg om zich te beschermen. Er waren geen sporen van worsteling op het lijk. Zijn eigen ijsbijl zat nog aan zijn riem. Hij kende zijn moordenaar, net zoals Max hem kende. Net zoals Yukon de man kende die hem de keel doorsneed. Wij kennen hem ook, Peter.” Hij zwaaide naar rechter Royce die met een sigaar tussen zijn tanden naar KLUN beende. “Alleen weten we nog niet wie het is.”
“Wat moeten we doen?”
“Analyseren wat we weten. We blijven alles laag voor laag analyseren tot we meer weten. Ik vertel Otto nog niet over het logboek. Nog niet.”
“Godsamme.”
“Dit is zwaar voor je. Het gaat om mensen die je je hele leven, of al heel lang hebt gekend.”
Hij gaf een knikje naar Harry die op het trottoir voor The Corner Store stond te roken en met Jim Mackie praatte. Tegenover hen liep Ed met ferme pas naar de bank, maar hij bleef staan om iets tegen de postbeheerder te zeggen die haar stoep schoonveegde.
Dikke Mike kwam uit The Lodge en jogde naar alle waarschijnlijkheid naar De Italiaan voor zijn dagelijkse portie vakjargon met Johnny Triviani. Zijn dochtertje dat op zijn schouders zat schaterde het uit.
“Allemaal mensen, maar een van hen hier op straat of in deze gebouwen en huizen of in een huisje buiten de stad, is een moordenaar. Als het moet, slaat hij nogmaals toe.”
Hij ging elke avond naar Meg. Ze was niet altijd thuis. Ze kreeg meer opdrachten naarmate het weer warmer werd. Ze hadden echter een onuitgesproken overeenkomst dat hij na zijn werk naar haar ging. Hij zorgde voor de honden en deed wat in en om het huis.
Langzaamaan liet hij de weinige spullen die hij had bij haar. Nog een onuitgesproken overeenkomst. Hij hield zijn kamer in The Lodge aan maar meer om zijn dikke winterkleren in op te bergen. Die had hij ook naar Meg kunnen meenemen. Maar dat zou een grens zijn. De officiële ‘we wonen samen’—grens.
Hij zag de rook uit haar schoorsteen kringelen voor hij de bocht om ging en zijn hart sprong op. Haar vliegtuig was echter niet op het meer en Jacobs pick-up stond op de oprit.
De honden kwamen het bos uit rennen om hem te begroeten en Rock had een van de enorme botten waar ze graag op knauwden. Het zag er vers uit en hij liet de honden er enthousiast om het hardst aan trekken toen hij naar binnen ging.
Voor hij halverwege de keuken was rook hij bloed. Automatisch ging zijn hand naar de kolf van zijn pistool.
“Ik heb vlees meegenomen,” zei Jacob zonder zich om te draaien. Er lagen een paar dikke bloederige stukken vlees op het aanrecht. Nates hand ontspande zich.
“Ze heeft tegenwoordig niet veel tijd om te jagen. De beren zijn wakker. Het is goed vlees om te stoven, of voor gehaktbrood.”
Berengehaktbrood, dacht Nate. Wat een wereld. “Ze zal er vast blij mee zijn.”
“We delen wat we hebben.” Jacob ging kalm door met berenvlees in keukenpapier te verpakken. “Ze heeft je verteld dat ik in de tijd nadat haar vader was weggenomen, veel bij haar was, hè?”
“Weggenomen? Een interessante bewoording.”
“Zijn leven is hem toch ontnomen?” Jacob was nu klaar met inpakken, hij pakte een zwarte viltstift en schreef de datum op het papier. Het was zo’n huiselijk gebaar dat Nate even met zijn ogen knipperde.
“Ze heeft het je verteld, maar jij vertrouwt haar geheugen niet, of haar hart.”
“Ik vertrouw haar.”
“Ze was een kind.” Jacob waste zijn handen in de gootsteen. “Ze zou zich kunnen vergissen, of me willen beschermen omdat ze van me houdt.”
“Inderdaad.”
Jacob droogde zijn handen af en pakte de pakjes vlees op. Toen hij zich omdraaide zag Nate dat hij een amulet om zijn hals droeg. Een donkerblauwe steen op zijn verschoten denim overhemd.
“Ik heb met mensen gesproken.” Hij liep naar de wasruimte waar Meg een kleine vrieskist had staan. “Mensen die niet zo graag met de politie praten. Mensen die Pat en Two-Toes kenden.” Hij legde de pakjes in de vrieskist. “Deze mensen die met mij willen praten en niet met de politie hebben me verteld dat Pat toen hij in Anchorage was, geld had. Meer geld dan gewoonlijk.”
Hij sloot de vrieskist en liep terug naar de keuken. “Ik neem een whisky.”
“Hoe kwam hij aan dat geld?”
“Hij had een paar dagen in een conservenfabriek gewerkt en een voorschot op zijn salaris gekregen, is me verteld. Hij pokerde graag.”
Jacob goot een flinke bel whisky in zijn glas. Toen hield hij met een vragend gezicht nog een glas op. “Nee, dank je.”
“Dat geloof ik wel, want hij speelde graag, en hoewel hij vaak verloor beschouwde hij dat als…de prijs voor het vermaak. Deze keer had hij blijkbaar niet verloren. Degenen die ik heb gesproken, zeggen dat hij veel had gewonnen. Volgens sommigen tienduizend, volgens anderen twintig, en volgens weer anderen zelfs meer. Het kan zijn dat het steeds meer wordt hoe vaker het gezegd wordt, maar men is het erover eens dat hij geld had gewonnen met pokeren.”
“Wat deed hij met het geld?”
“Dat weet niemand, of, niemand zegt het te weten. Maar sommigen zeggen dat ze hem voor het laatst hebben zien drinken met een paar mannen. Dat is niet ongebruikelijk, daarom kan niemand zeggen wie de mannen waren. En hoe zouden ze zich dat moeten herinneren na zo lang?”
“Er was een hoer.”
Er krulde een klein glimlachje om Jacobs lippen. “Die is er altijd.”
“Kate. Ik heb haar niet kunnen opsporen.”
“Kate de Hoer. Ze is gestorven, een jaar of vijf geleden. Hartaanval,” vervolgde Jacob. “Ze was een enorme vrouw en rookte twee en soms wel drie pakjes Camel per dag. Niemand was verbaasd toen ze zo jong stierf.”
Weer een doodlopende straat, dacht Nate.
“Hebben die mensen die wel met jou maar niet met de politie praten nog iets gezegd?”
“Sommigen zeggen dat Two-Toes Pat en nog twee of drie mannen, meer niet, naar de berg heeft gevlogen. Sommigen zeggen dat het Denali was, anderen No Name, weer anderen Deborah. De details zijn niet duidelijk maar men herinnert zich het geld, de piloot, de klimtocht en twee of drie metgezellen.”
Jacob nam een slok whisky. “Het kan natuurlijk ook dat ik lieg en dat ik erbij was.”
“Dat is waar,” beaamde Nate. “Het zou lef vergen. Een man die een beer doodschiet heeft lef.”
Jacob glimlachte. “Een man die een beer doodschiet eet goed.”
“Ik geloof je. Maar misschien lieg ik.”
Nu lachte Jacob en hij dronk de rest van het glas whisky leeg. “Inderdaad. Maar aangezien we in Megs keuken zijn en ze van ons allebei houdt kunnen we doen alsof we elkaar geloven. Ze heeft meer licht in zich. Ze heeft altijd een stralend aura gehad, maar nu is het nog stralender en ze neemt jouw schaduwen weg. Ze kan goed voor zichzelf zorgen. Maar…”
Hij nam het glas mee naar de gootsteen, spoelde het om, zette het in het druiprek en draaide zich om. “Wees goed voor haar, sheriff Burke. Anders schiet ik jou dood.”
“Begrepen,” antwoordde Nate toen Jacob wegliep.