25

Er zaten elf laatstejaars op de cursus Klassieke Engelse literatuur. Negen van hen waren wakker. John liet de twee snurkers hun middagslaapje doen terwijl een van degenen die wakker waren de woorden van Shakespeare verhaspelde bij het lezen van de Out, damned spot-scène uit Macbeth.

Hij had al genoeg aan zijn hoofd en de discussie over Macbeth leiden was daar maar een klein onderdeel van.

Hij had dit soort discussies al vijfentwintig jaar geleid, sinds de eerste keer dat hij nerveus voor een klas vol leerlingen was gestapt.

Toen was hij maar een paar jaar ouder geweest dan zij. En misschien onschuldiger en enthousiaster dan de meerderheid.

Hij had grootse en meeslepende romans willen schrijven, vol allegorieën over la condition humaine.

Hij had echter niet op een zolderkamertje willen sterven, daarom gaf hij les.

Hij had wel geschreven en hoewel zijn romans niet zo groots of meeslepend waren als hij had gehoopt, waren er wel een paar uitgegeven. Zonder lesgeven was hij misschien niet op een zolderkamertje gestorven, maar hij zou geen dikke boterham gehad hebben.

Hij had de eisen, en god helpe hem, de geneugten, van lesgeven overweldigend gevonden voor de intellectuele jongeman die zo graag grootse romans had geschreven. Daarom had hij de sprong gewaagd, de dappere dwaze sprong, en was naar Alaska gevlucht. Daar zou hij ervaring opdoen en een simpel leven leiden en de mensheid bestuderen in die primitieve omgeving, die uitgestrekte open eenzame vlakte. Hij zou romans schrijven over moed en vasthoudendheid, dwaasheden en triomfen.

Toen was hij in Lunacy beland.

Hoe had hij als jongeman van nog geen dertig kunnen weten wat ware obsessie was? Hoe had hij, idealistisch en meelijwekkend als hij was, kunnen begrijpen dat een plek, een vrouw hem kon ketenen? Hem vrijwillig verankerd konden houden hoe zijn behoeften ook ontkend en genegeerd werden?

Hij was verliefd geworden, geobsedeerd geraakt, hij was er niet langer zeker van of daar verschil tussen bestond, op het moment dat hij Charlene voor het eerst zag. Haar schoonheid was als een gouden wilg, haar stem als sirenenzang. Haar ongeremde roekeloze seksualiteit, alles aan haar betoverde en overrompelde hem.

Ze was andermans vrouw en de moeder van andermans kind. Het maakte niets uit. Zijn liefde, als dat het was, was niet de pure en romantische liefde van een dappere ridder voor een jonkvrouw, maar de hete hartstocht van een man voor een vrouw.

Was hij er niet van overtuigd dat ze Galloway de deur zou wijzen? Hij was onverschillig. Egoïstisch. Zelfs als John niet verblind door liefde was geweest, was hem dat duidelijk en hij vond het weerzinwekkend.

Dus was hij gebleven en hij had gewacht. Hij had zijn leven drastisch veranderd en gewacht.

Nu, na alles wat hij had gedaan, nadat hij al zijn plannen en hoop had laten varen, wachtte hij nog steeds.

Zijn studenten werden steeds jonger en de jaren waren vervlogen zonder dat hij het gemerkt had. Hij kon nooit meer terugkrijgen wat hij had weggegooid, wat hij had verspild.

En nog steeds was het enige wat hij wilde niet van hem.

Hij keek naar de klok en zag dat er weer een dag voorbij was. Toen zag hij vanuit zijn ooghoek een beweging en ontdekte dat Nate tegen de deurpost van zijn klaslokaal leunde.

“Jullie verslag over Macbeth wil ik vrijdag hebben,” zei hij, wat een koor aan gekreun ontlokte. “Kevin, ik weet wanneer Marianne het voor je schrijft. Degenen van jullie die in het jaarboekcomité zitten: vergeet niet dat er morgen om halfdrie een vergadering is. Zorg dat je zo nodig vervoer naar huis regelt. Jullie kunnen gaan.”

Er volgde het lawaai van geschuif met stoelen waaraan hij zo gewend was dat hij het allang niet meer hoorde.

“Wat is dat toch met middelbare scholen,” zei Nate, “dat je als volwassen man klamme handen krijgt?”

“Dat we één keer die hel hebben overleefd, betekent nog niet dat we ons niet haarscherp herinneren hoe afgrijselijk het was.”

“Dat zal het zijn.”

“Volgens mij ging het jou goed af,” zei John terwijl hij een stapeltje papieren in zijn aftandse aktetas stopte. “Je uiterlijk en houding zijn oké. Ik denk dat leren een makkie voor je was en dat je populair was bij de meiden. Atletisch ook. Wat waren je hoofdvakken?”

“Sport.” Nates lippen krulden zich. “Ik was altijd goed in hardlopen. En jij?”

“De klassieke studiebol. Degene die de sportscore voor de rest van de klas verpestte.”

“Was jij dat? Ik had een bloedhekel aan je.” Met zijn duimen in zijn broekzakken slenterde Nate het lokaal in, en keek naar de aantekeningen op het bord. “Zo, Macbeth! Ik snapte Shakespeare alleen als iemand anders het las. Voordroeg, bedoel ik, zodat ik de woorden kon horen. Die man moordde voor een vrouw, klopt dat?”

“Nee, uit ambitie op aandringen van een vrouw. En het zaad was geplant door drie anderen.”

“Hij kwam er niet mee weg.”

“Hij boette met zijn eer, met het verlies van de vrouw van wie hij krankzinnig veel hield, met zijn leven.”

“Wie kaatst…”

John knikte en trok een wenkbrauw op. “Wil je het over Shakespeare hebben, Nate?”

“Nee. We onderzoeken de gebeurtenis van gisteravond. Ik moet je een paar vragen stellen.”

“Over Yukon? Ik was in het stadhuis toen het gebeurde.”

“Hoe laat kwam je daar aan?”

“Een paar minuten voor zeven.” Hij keek verstrooid om toen een paar van de bevrijde scholieren lachend door de gang renden. “Ik geef een buitenschoolse Hitchcock-cursus voor de hoogste klassen. De leerlingen die meedoen krijgen extra punten. Er zijn ongeveer tien inschrijvingen.”

“Ben je tussen zeven en tien naar buiten geweest?”

“Ik ben in de pauze naar buiten gegaan om te roken en wat punch te drinken die het comité van de lagere school verkocht. Wat beter te drinken was toen ik er wat bij had gegoten.”

“Waar zat je?”

“Achterin, aan de andere kant van mijn leerlingen. Ik wilde niet dat ze zich ongemakkelijk zouden voelen of mij met vragen zouden overladen. Ik maakte aantekeningen over de films.”

“In het donker?”

“Inderdaad. Alleen wat hoofdpunten die ik in een discussie te berde wilde brengen. Ik zou je graag willen helpen maar ik zou niet weten hoe.”

Hij liep naar het enige raam in het lokaal om het rolgordijn te laten zakken. “Toen Otto binnenkwam en we wisten wat er gebeurd was, ben ik teruggegaan naar The Lodge. Ik was van streek. Wij allemaal. Charlene, Magere Jim en Dikke Mike hadden dienst.”

“Wie waren er?”

“O, Mitch Dauber, Cliff Treat, Mike de dronkelap. En een paar wandelaars.” Terwijl hij sprak controleerde hij het lokaal en raapte gevallen pennen, proppen papier en een haarspeld op.

“Ik bestelde iets te drinken. Even later kwamen Meg en Otto en toen we wat rustiger waren, gingen we pokeren. Daar waren we nog mee bezig toen jij binnenkwam.”

Nate knikte en borg zijn notitieblok op.

John gooide de proppen in de prullenbak en legde de andere spullen in een schoenendoos die op zijn bureau stond. “Ik ken niemand die een hond zoiets aan zou doen. En zeker niet Yukon.”

“Niemand kan zich dat kennelijk voorstellen.” Nate liet zijn blik door het klaslokaal gaan. Het rook naar krijt. En die mengeling van pubergeuren: kauwgom, lipgloss en gel. “Neem je ooit vakantie tijdens het schooljaar? Even ertussenuit?”

“Af en toe. Ik noem het oppeppers. Hoezo?”

“Ik vroeg me af of je in februari 1988 toevallig zo’n oppepper hebt genomen.”

Johns ogen achter zijn brillenglazen kregen een koele blik. “Daar vraag je me wat.”

“Doe eens je best.”

“Moet ik een advocaat bellen, sheriff Burke?”

“Dat laat ik aan jou over. Ik wil alleen een beeld krijgen van waar iedereen was en waar iedereen mee bezig was toen Patrick Galloway werd vermoord.”

“Is dat niet de taak van de staatspolitie? Hebben die trouwens hun conclusies al niet getrokken?”

“Ik trek graag mijn eigen conclusies. Je moet toegeven dat het geen geheim is dat je Charlene, laten we zeggen, al lang zeer toegenegen bent.”

“Inderdaad.” John zette zijn bril af en begon hem traag en grondig te poetsen met een zakdoek uit de zak van zijn jasje. “Dat is inderdaad geen geheim.”

“Ook toen ze nog met Galloway was.”

“Ik was gek op haar, ja. Daar had ik weinig aan want nog geen jaar nadat Galloway was verdwenen, trouwde ze met iemand anders.”

“Nadat Galloway was vermoord,” corrigeerde Nate.

“Ja.” Hij zette zijn bril weer op. “Was vermoord.”

“Heb je haar ten huwelijk gevraagd?”

“Ze zei nee. Elke keer dat ik haar vroeg zei ze nee.”

“Maar ze ging wel met je naar bed.”

“Je stelt wel erg persoonlijke vragen.”

“Ze ging met je naar bed,” vervolgde Nate, “maar ze trouwde met iemand anders. Ze ging met je naar bed terwijl ze met iemand getrouwd was. En jij was niet de enige.”

“Dat is privé. Voorzover iets dat kan zijn in een plaats als deze. Ik wil het er niet met jou over hebben.”

“Liefde heeft iets ambitieus, nietwaar?” Nate tikte met een vinger op het exemplaar van Macbeth dat nog op Johns bureau lag. “Mannen begaan er moorden om.”

“Mannen begaan sowieso moorden. Meestal hebben ze er niet eens een excuus voor nodig.”

“Dat is ook weer waar. Soms komen ze ermee weg. Meestal niet. Ik zou het op prijs stellen als je je gedachten eens over die februarimaand liet gaan en me laat weten of je iets te binnen schiet.”

Toen hij bij de deur was draaide hij zich om. “O ja, heb je ooit een van de boeken gelezen waar Hawbaker aan begonnen was?”

“Nee.” Hoewel zijn toon rustig was broeide in zijn ogen een stille woede. “Hij deed er geheimzinnig over. Zoals veel schrijvers in spe. Ik had de indruk dat hij er meer over sprak dan dat hij daadwerkelijk schreef.”

“Nu blijkt dat hij toch aan een paar romans begonnen is. Ik heb de kopieën. Ze gaan allemaal over hetzelfde. Er is een thema, zogezegd.”

“Ook dat is niet ongebruikelijk bij een beginneling. Zelfs een ervaren schrijver zal een thema van verschillende kanten belichten.”

“Zijn thema is het overleven van de mens in de natuur, en het overleven van elkaar. Of niet overleven. Uiteindelijk blijven er altijd drie mannen over, ongeacht hoeveel er in het begin waren. Het verhaal waar hij het verst mee is gekomen, gaat over drie mannen die in de winter een berg beklommen.”

Nate liet munten in zijn broekzak rinkelen toen John niet reageerde.

“Hij had maar een paar hoofdstukken af, maar er waren aantekeningen voor de rest, een soort resumé, of bepaalde scènes die hij erin wilde zetten. Drie mannen die een berg beklimmen. Twee komen er terug.” Nate zweeg even. “Veel romans zijn autobiografisch, hè?”

“Sommige wel,” zei John zonder een spier te vertrekken. “Vaak is dat zo bij debutanten.”

“Vind je dat niet interessant? Het zou nog interessanter zijn om erachter te komen wie die derde man was. Goed, ik zie je nog wel. Laat me weten of je je kunt herinneren waar je was in die maand.”

John bleef staan tot hij Nates voetstappen niet meer door de gang hoorde galmen. Toen ging hij aan zijn bureau zitten en zag dat zijn handen beefden.

Nate ging naar een informele vergadering in het stadhuis. Hij deed het met opzet en was niet verbaasd toen het gesprek stokte op het moment dat hij in de deuropening verscheen.

“Excuses dat ik zomaar kom binnenvallen.” Hij bestudeerde de mensen van het stadsbestuur, mensen die hij inmiddels kende. Meer dan een had een gegeneerde uitdrukking. “Ik kan wachten tot jullie klaar zijn.”

“Volgens mij zijn we wel zo’n beetje uitvergaderd,” zei Hopp.

“Daar ben ik het niet mee eens.” Ed plantte zijn bergschoenen stevig op de grond en sloeg zijn armen over elkaar. “Ik vind dat we niets hebben opgelost, en ik vind dat we moeten doorvergaderen, net zolang, het spijt me, sheriff, tot we een oplossing hebben.”

“Ed.” Deb boog zich naar voren. “We hebben het er tig keer over gehad. Laten we er alsjeblieft over ophouden.”

“Ik stem ervoor dat we doorgaan.”

“O, krijg wat, Ed.” Joe Wise stond op.

“Joe.” Hopp priemde met een vinger naar hem. “Dit is een informele aangelegenheid, maar dat betekent niet dat we elkaar voor alles en nog wat gaan uitmaken. Aangezien Ignatious hier is en zijn naam ter sprake is gekomen, laten we dan ook vragen wat hij te zeggen heeft.”

“Mee eens.” Ken stond op en schoof een stoel bij in de kring die ze hadden gevormd. “Ga zitten, Nate. Luister,” zei hij voor iemand kon protesteren, “dit is onze sheriff. Hij hoort hieraan deel te nemen.”

“Het zit zo, Ignatious, we hebben het over de laatste gebeurtenissen. En hoe jij daarmee omgaat.”

“Oké. Ik neem aan dat sommigen van jullie niet tevreden zijn met hoe ik ermee omga.”

“Eh…het zit zo…” Harry krabde zich op het hoofd. “Er heerst ontevredenheid hier in de stad omdat er sinds we jou in dienst hebben genomen meer problemen zijn dan ooit. Zo ziet het eruit, niet dat ik begrijp hoe dat met jou te maken kan hebben, maar toch ziet het er zo uit.”

“Misschien is het een verkeerde beslissing geweest.” Ed stak zijn kin vooruit. “Dat zeg ik je recht in het gezicht. Misschien is het een verkeerde beslissing geweest om jou aan te nemen, en wie dan ook, die van buiten is.”

“Er waren goede redenen om iemand van buiten aan te nemen,” zei Walter Notti. “Sheriff Burke doet het werk waarvoor hij is aangenomen.”

“Dat mag dan zo zijn, Walter, dat mag dan zo zijn. Maar…” Ed hief zijn handen. “Misschien zien de wat minder rechtgeaarde elementen van deze stad het als een soort uitdaging. Zodat ze actiever worden, zeg maar. Mensen hier houden er niet van om gecommandeerd te worden.”

“We hebben ervoor gestemd om politie te hebben,” bracht Hopp hem in herinnering.

“Dat weet ik, Hopp, en ik heb vóórgestemd, hier in deze kamer. Ik zeg niet dat Nate de schuld heeft van hoe het is gelopen. Ik zeg alleen dat het een verkeerde beslissing was. Onze schuld.”

“Ik hoef de Mackies heel wat minder vaak te hechten sinds Nate hier is,” zei Ken. “Er zijn veel minder slachtoffers van vechtpartijen of huiselijk geweld. Vorig jaar is Mike de dronkelap twee keer binnengebracht met onderkoelingsverschijnselen nadat hij bewusteloos op straat was aangetroffen. Dit jaar drinkt hij zich nog steeds laveloos, maar hij slaapt zijn roes veilig in de cel uit.”

“Ik vind niet dat we de sheriff er de schuld van kunnen geven dat je spullen zijn gestolen, Ed, of dat je hut beklad is.” Deb spreidde haar handen. “Het is niet de schuld van de wet dat Hawleys banden werden doorgesneden, of dat er ruiten ingegooid zijn bij de school en dat soort dingen. Ik vind dat het aan de ouders te wijten is omdat ze niet streng genoeg voor hun kinderen zijn.”

“Mijn hond is niet door een kind gedood.” Joe wierp Nate een verontschuldigende blik toe. “Ik ben het met Deb eens, en met wat Walter en Ken daarvoor zeiden, maar Yukon is niet door een kind gedood.”

“Nee,” zei Nate. “Het was zeker geen kind.”

“Ik vind het geen vergissing dat we je hebben aangenomen, Nate,” vervolgde Deb, “maar ik vind dat we allemaal verantwoordelijkheid voor deze stad dragen, en dat we moeten weten hoe jij ermee omgaat. Wat je doet om erachter te komen wie dat soort dingen doet, en wie Yukon heeft gedood.”

“Prima. Bij sommige van de incidenten waren hoogstwaarschijnlijk jongeren betrokken. De ingegooide ruiten van de school in elk geval, en omdat een van hen zo dom was om zijn zakmes achter te laten weten we wie het zijn. Ik heb gisteren met hen en hun ouders gesproken. De schade zal vergoed worden en ze worden allebei drie dagen geschorst, en geloof me, dat zullen geen leuke dagen voor hen worden.”

“Heb je ze niet in staat van beschuldiging gesteld?” vroeg Ed.

“Het waren kinderen van negen en tien, Ed. Ik dacht niet dat ik die in een cel moest opsluiten. Veel van ons,” zei hij met Eds strafblad als jeugddelinquent in zijn achterhoofd, “doen als we jong zijn domme dingen of komen in aanraking met de politie.”

“Misschien hebben ze nog meer op hun geweten,” zei Deb.

“Nee. Ze moesten nablijven van hun onderwijzers en toen hebben ze een paar ruiten ingegooid. Ze zijn echt niet helemaal naar Eds hut gegaan en ze zijn ook niet ‘s nachts uit huis geslopen om drie kilometer naar Hawley te lopen en zijn banden door te snijden en zijn truck met verf te bespuiten. Willen jullie mijn mening? Jullie problemen zijn niet begonnen sinds ik hier ben. Jullie problemen begonnen zestien jaar geleden toen iemand Patrick Galloway vermoordde.”

“Dat was voor iedereen een schok,” zei Harry met een knikje naar alle aanwezigen. “Zelfs voor degenen onder ons die hem niet kenden. Alleen begrijp ik niet wat dat te maken heeft met wat we hier bespreken.”

“Toch wel. En op die manier ga ik er ook mee om.”

“Dat snap ik niet,” zei Deb.

“Degene die Galloway heeft vermoord, is hier nog. Degene die Galloway heeft vermoord,” vervolgde Nate toen iedereen door elkaar begon te praten, “heeft ook Max Hawbaker vermoord.”

“Max heeft zelfmoord gepleegd,” onderbrak Ed hem. “Hij heeft zelfmoord gepleegd omdat hij Pat had vermoord.”

“Iemand wil dat je dat gelooft. Ik geloof het niet.”

“Dat is onzin, Nate.” Harry schoof zijn stoel met beide handen achteruit. “Klinkklare onzin.”

“Onzinniger dan dat Max Pat vermoord zou hebben?” Deb wreef met haar hand over haar hals. “Onzinniger dan dat Max zelfmoord zou hebben gepleegd? Ik weet het nog zonet niet.”

“Stilte!” Hopp hief beide handen en riep boven het kabaal uit: “Stil even, verdomme! Ignatious.” Ze haalde diep adem. “Jij zegt dat iemand die we kennen twee moorden heeft gepleegd.”

“Drie.” Hij liet een fonkelende blik door de zaal dwalen. “Twee mannen en een oude hond. Mijn bureau heeft het in onderzoek en zal daarmee doorgaan tot de dader is geïdentificeerd en gearresteerd.”

“De staatspolitie…” begon Joe.

“Wat de bevindingen en mening van de staatsautoriteiten ook mogen zijn, mijn bureau blijft onderzoek doen. Ik heb gezworen deze stad te dienen en te beschermen, en dat zal ik ook doen. Een onderdeel van het onderzoek is dat elk van jullie een verklaring zal moeten afleggen van waar jullie gisteravond tussen negen en tien waren en wat jullie deden.”

“Wij?” bulderde Ed. “Ga je ons ondervragen?”

“Inderdaad. Bovendien wil ik weten waar iedereen was in februari 1988.”

“Jij…jij!” Ed stokte, greep de rand van zijn stoel beet en schoof zichzelf naar voren. “Ben je van plan ons te ondervragen alsof we verdachten zijn? Dat is belachelijk. Niet te geloven. Ik laat mij of mijn gezin en buren hier niet aan blootstaan. Je gaat je boekje te buiten.”

“Ik vind van niet. Maar jullie kunnen ervoor stemmen om mijn contract te beëindigen en me uit te kopen. Toch zal ik de dader opsporen. Dat is een ding dat zeker is.” Hij stond op. “Ik zal de dader opsporen. Dus jullie kunnen vergaderen, stemmen en discussiëren. Jullie kunnen mijn penning innemen. Ik zal toch de dader opsporen. Die persoon is de enige die zich druk om mij moet maken.”

Hij beende weg met achterlating van een hoop verontwaardigde stemmen en verongelijkte gezichten.

Hopp haalde hem op het trottoir in. “Ignatious, wacht even. Wacht even,” riep ze toen hij door bleef lopen. “Verdomme!”

Hij bleef staan en liet de sleutels in zijn zak rammelen.

Met een kwade blik trok ze haar jas dicht. “Je weet in elk geval hoe je een vergadering moet opvrolijken.”

“Ben ik ontslagen?”

“Nog niet, maar ik weet zeker dat je populariteit daarbinnen niet is gestegen.” Ze trok de halflange donkerblauwe jas dicht. “Je had het wel wat tactvoller kunnen brengen.”

“Moord maakt altijd kortsluiting met mijn gevoel voor tact. Bovendien liep ik een vergadering binnen waarin mijn professionaliteit in twijfel werd getrokken.”

“Oké, oké, dat was misschien niet zo geslaagd.”

“Als jij of iemand anders vindt dat ik mijn werk niet goed doe had je ermee naar mij moeten komen.”

“Daar heb je gelijk in.” Ze kneep in de brug van haar neus. “We zijn allemaal van streek en allemaal gespannen. En nu heb je ons dit voor de voeten gegooid. Niemand wilde graag denken dat Max het onzegbare gedaan heeft, maar het was een stuk makkelijker om mee te leven dan wat jij suggereert.”

“Ik suggereer het niet. Ik zeg het, recht voor zijn raap. Ik zal erachter komen wat er is gebeurd, hoe lang het ook duurt, en wie ik daarbij ook op de tenen trap.”

Ze pakte haar sigaretten en aansteker uit haar jaszak. “Dat is duidelijk.”

“Waar was jij zestien jaar geleden, Hopp?”

“Ik?” Haar ogen werden groot. “Allemachtig, Ignatious, je denkt toch niet echt dat ik met Pat No Name heb beklommen en een ijsbijl in hem heb geramd? Hij was twee keer zo groot als ik.”

“Maar niet twee keer zo groot als je man. Je bent een vastberaden type, Hopp, en je hebt hier veel gedaan om de visie van je man te beschermen. Misschien zou je ook van alles doen om zijn goede naam te beschermen.”

“Dat is buitengewoon laag van je. En buitengewoon laag ten aanzien van een man die je niet eens hebt gekend.”

“Ik kende Galloway ook niet. Jij wel.”

Met een woedend gezicht stapte ze achteruit. Ze draaide zich om en liep terug naar het stadhuis. De deur sloeg met een harde klap achter haar dicht.

Nate wist dat er geroddeld zou worden, daarom vond hij het beter zijn neus te laten zien. Hij ging eten in The Lodge. Uit de blikken maakte hij op dat wat hij tijdens de vergadering had gezegd al via de tamtam door Lunacy werd verspreid.

Dat was prima. De boel moest nodig wakker worden geschud.

Charlene bracht hem eigenhandig de Zalm Speciaal en ging tegenover hem zitten. “Je hebt de mensen aardig aan het schrikken gemaakt.”

“O, ja?”

“Mij ook.” Ze pakte zijn koffie, nam een slok en trok haar neus op. “Ik begrijp niet dat iemand dit zonder suiker kan drinken.”

Hij schoof het bakje suikerzakjes naar haar toe. “Ga je gang.”

“Dank je.” Ze scheurde twee zakjes Sweet ‘n Low open, goot ze in de koffie en roerde.

Ze droeg een glanzende grijze blouse die haar weelderige vormen benadrukte en had haar haar in een staart gebonden zodat haar zilveren oorbellen rinkelden. Toen ze het lepeltje naast de beker had gelegd nam ze een slok.

“Dat is beter.” Ze nam de beker in twee handen en boog zich naar Nate toe. “Toen ik het voor het eerst hoorde van Pat leek het wel of ik gek werd. Ik had je geloofd als je me had verteld dat Magere Jim die ijsbijl in hem had geramd, en hij kwam hier pas een jaar of vijf nadat Pat was verdwenen. Maar ik ben gelukkig weer mezelf.”

“Goed zo,” zei Nate, die gewoon doorat.

“Misschien doordat ik hem hier kan begraven als de grond zover is. Ik mag je, Nate, ook al wilde je niet met me naar bed. Ik mag je zo graag dat ik je wil zeggen dat je niemand een dienst bewijst met al dit gedoe.”

Hij smeerde boter op een broodje. “En wat bedoel je met ‘al dit gedoe’, Charlene?”

“Dat weet je heus wel, dat je beweert dat we een moordenaar in ons midden hebben. Als daar genoeg over gefluisterd wordt, gaan mensen het misschien geloven. Dat is slecht voor de zaken. Toeristen zullen wegblijven als ze bang zijn dat ze wel eens in hun bed vermoord zouden kunnen worden.”

“Cissy?” riep hij met zijn ogen op Charlene gericht. “Mag ik nog een kop koffie? Dus daar gaat het om, Charlene? Om geld. Om jouw winst- en verliesrekening.”

“We moeten hier de kost verdienen. We moeten…”

Ze onderbrak zichzelf toen Cissy een beker op tafel zette en die volschonk met koffie. “Verder nog iets, Nate?”

“Nee, dank je.”

“Het loopt hier ‘s zomers goed. Dat moet wel als we niet de hele winter van de bijstand willen leven, en de winter is lang. Ik moet praktisch zijn, Nate. Pat is er niet meer. Max heeft hem vermoord. Dat verandert niets in mijn houding tegenover Carrie. Eerst had ik daar moeite mee maar ik sta het mezelf niet toe. Zij heeft haar man ook verloren. Maar Max heeft Pat vermoord. God weet waarom, maar het is zo.”

Ze pakte haar beker en nam een slok terwijl ze uit het donkere raam keek. “Pat heeft hem meegenomen die berg op, in een wilde bui, neem ik aan. Max wilde een verhaal of artikel of iets dergelijks en Pat dacht natuurlijk dat hij een paar dollar aan een avontuur kon overhouden. Je kunt gek worden van de berg. En dat is ook gebeurd.”

Toen hij niets zei raakte ze zijn hand aan. “Ik heb nagedacht, zoals je had gevraagd. En ik weet nog dat Max die winter bijna een maand niet kwam. Misschien nog langer. Toen was dit de enige plek in kilometers omtrek waar je een warme maaltijd kon krijgen, en hij was een vaste klant. Ik bediende hem bijna elke avond. Maar toen kwam hij niet.”

Verstrooid stak ze haar hand uit en brak een stukje van Nates broodje af. “Hij liet een paar keer bestellingen bezorgen,” zei ze al kauwende. “We bezorgden niet, nog steeds niet, maar Karl had een klein hartje. Hij bracht de bestellingen zelf naar de krant. Hij zei dat Max een ongezonde en maffe indruk maakte. Ik schonk er niet echt aandacht aan. Ik maakte me druk om Pat en deed alles om de eindjes aan elkaar te knopen. Maar jij vroeg of ik me iets kon herinneren, en toen ik nadacht herinnerde ik me dat.”

“Juist.”

“Je luistert niet naar me.”

“Ik heb elk woord gehoord.” Hij keek haar aan. “Wie kwam er die maand nog meer niet?”

Ze slaakte een zucht van ongeduld. “Dat weet ik niet, Nate. Ik dacht alleen aan Max omdat hij dood is. En omdat ik me ineens herinnerde dat Carrie en ik die zomer allebei trouwden. De zomer nadat Pat was verdwenen. Daarom dacht ik eraan.”

“Goed. Denk dan nu eens over de mensen die nog leven.”

“Ik denk over jou.” Lachend hief ze haar hand op. “O, maak je niet dik. Een vrouw mag best fantaseren over een knappe man.”

“Niet als hij van haar dochter houdt.”

“Heb je het over liefde?” Ze trommelde met haar vingers op tafel. “Tjonge, jij bent echt zelfdestructief. Eerst die vergadering zodat iedereen je scheef aankijkt en je Ed en Hopp nijdig hebt gemaakt, en nu zeggen dat je van Meg houdt. Ze heeft nog nooit langer dan een maand een man gehad sinds ze wist wat ze ermee moest doen.”

“Dan staat het record tot nu toe op mijn naam.”

“Ze zal een stuk uit je hart rukken en het in je gezicht smijten.”

“Mijn hart, mijn gezicht. Wat maakt jou dat uit, Charlene?”

“Ik verdien het veel meer dan zij.” Haar oorbellen dansten en glinsterden toen ze haar hoofd achterover gooide. “Meg heeft niets of niemand nodig. Nooit gehad ook. Langgeleden heeft ze mij ook duidelijk gemaakt dat ze mij niet nodig had. Voor je het weet zal ze jou duidelijk maken dat ze jou ook niet nodig heeft.”

“Wie weet. Of misschien draait het eropuit dat ik haar gelukkig maak. Misschien zit dat je dwars. Het idee dat zij gelukkig wordt en jij dat niet kunt bereiken.”

Hij pakte haar pols beet voor ze de koffie in zijn gezicht kon smijten. “Denk na,” zei hij zacht. “Een scène is veel gênanter voor jou dan voor mij.”

Woest sprong ze op en ze beende weg de trap op.

Voor de tweede keer die dag hoorde Nate een deur met een klap dichtslaan.

Terwijl de klap nog nagalmde, at hij zijn bord leeg.

Hij reed naar Meg in de hoop dat dat hem zou ontspannen en dat zijn hoofd weer helder zou zijn tegen de tijd dat hij er was. De bewolking van de afgelopen dagen was overgedreven en de sterren schitterden aan de donkerblauwe hemel. Boven de bomen zweefde een dun maantje en dicht bij de grond hing een glinsterende mistlaag. De takken waren kaal, zag hij. De sneeuw lag nog dik op de grond maar de takken hadden hem al afgeschud.

De weg was gedeeltelijk overstroomd en hij moest langs de barricade door vijfentwintig centimeter water manoeuvreren.

Hij hoorde een wolf huilen, eenzaam en indringend. Misschien was die op jacht naar voedsel. Of naar een maatje. Wolven doodden alleen om te eten. Niet uit wraak, of zomaar.

Als ze paarden, had hij gelezen, bleven ze voorgoed bij elkaar.

Het geluid stierf weg terwijl hij verder reed.

Hij zag de rook uit Megs schoorsteen oprijzen en hoorde haar muziek. Lenny Kravitz deze keer, die met jankende gitaren pijn en verdoemenis bezong.

Hij zette zijn auto achter haar truck en bleef zitten. Dit wilde hij, besefte hij, misschien wel liever dan goed voor hem was. Thuiskomen. De dag afwerken en dan van zich afschudden en thuiskomen bij muziek en licht, bij een vrouw.

Dé vrouw.

Huisje, boompje, beestje, had Meg gezegd. Nou, hij was verkocht. Dus als het erop uitdraaide dat hij een stuk van zijn hart in zijn gezicht gesmeten kreeg, was dat zijn eigen schuld.

Ze opende de deur toen hij aan kwam lopen en de honden renden naar buiten en sprongen om hem heen. “Hallo. Ik vroeg, me al af of je de weg naar mijn deur zou vinden, vanavond.” Ze hield haar hoofd schuin. “Je ziet er afgepeigerd uit. Wat is er zoal gebeurd?”

“Vrienden gemaakt, mensen beïnvloed.”

“Kom binnen, drink wat en vertel.”

“Lijkt me een goed plan.”