12

Ze vond het niet naar om stil in het donker te liggen. Het was zelfs prettig, vooral nu ze helemaal ontspannen was na de seks.

Ze hoorde de honden binnenkomen en zich met hun gebruikelijke geharrewar op de grond aan het voeteneind van het bed nestelen.

De staande klok in haar kantoor aan het eind van de gang sloeg negen uur.

Te vroeg om te slapen, dacht ze. En te loom om op te staan.

Het perfecte tijdstip dan, om iets van haar nieuwsgierigheid over de man naast haar te bevredigen.

“Waarom bedroog ze je?”

“Hè?”

“Je vrouw. Waarom ging ze vreemd?”

Ze voelde dat hij ging verliggen en iets bij haar vandaan schoof. Een psychiater zou daar wel een theorie over hebben, dacht ze.

“Waarschijnlijk gaf ik haar niet wat ze wilde.”

“Je bent goed in bed. Beter dan goed. Wacht even.”

Ze glipte uit bed, en omdat ze wat informatie uit hem los wilde peuteren pakte ze een peignoir. “Zo terug,” zei ze en ze ging naar beneden om de fles wijn en schone glazen te pakken.

Toen ze terugkwam stond hij met zijn broek aan bij de haard en gooide er een vers houtblok op. “Misschien moet ik…”

“Als je volgende woord ‘gaan’ is, vergeet het maar. Ik ben nog niet met je klaar.” Ze ging op bed zitten en schonk de glazen vol. “Het is tijd voor dat lange droeve verhaal, Burke. Je kunt net zo goed met haar beginnen, want zij is waarschijnlijk de spil.”

“Dat weet ik eigenlijk niet.”

“Je was getrouwd,” drong Meg aan. “Ze bedroog je.”

“Daar is zo’n beetje alles mee gezegd.”

Ze liet zich niet afschepen, hield haar hoofd schuin en reikte hem een glas aan. Hij aarzelde maar liep terug en ging naast haar op bed zitten. “Ik maakte haar gewoon niet gelukkig. Het valt niet mee om met een politieman getrouwd te zijn.”

“Waarom niet?”

“Omdat…” Eens zien, dacht hij. “Het werk laat je geen ogenblik met rust. Het zijn asociale werktijden. Meestal als je iets plant, moet je het afzeggen. Je komt laat thuis nietje gedachten nog bij een zaak. Als je op moordzaken zit sleep je de dood soms met je mee, ook al wil je dat niet.”

“Dat is duidelijke taal.” Ze nam een slok wijn. “Vertel eens. Was je al politieman toen ze met je trouwde?”

“Ja, maar…”

“Nee, nee, ik stel hier de vragen. Hoelang kenden jullie elkaar voor jullie de stap waagden?”

“Dat weet ik niet. Een jaar.” Hij nam een slok wijn en keek naar het vuur. “Twee, bij nader inzien.”

“Was ze traag van begrip? Stom?”

“Nee. Jezus, Meg.”

“Ik wil alleen maar zeggen dat ze anders niet meer dan een jaar met een politieman om had kunnen gaan zonder te weten wat dat inhield.”

“Goed, oké. Maar dat wil niet zeggen dat je het hele stelsel leuk moet vinden of ermee wilt leven.”

“Tuurlijk, iedereen mag van gedachten veranderen, altijd. Dat is niet verboden. Ik wil alleen maar zeggen dat ze wist wat ze aan je had toen ze met je trouwde. Dus dat ze dat als excuus gebruikte om vreemd te gaan of jou de schuld te geven dat het niet werkte, gaat niet op.”

“Ze is met die klootzak met wie ze me bedroog getrouwd, dus…”

“Goed, ze werd verliefd op iemand anders. Dat soort dingen gebeuren nu eenmaal. Alleen is het haar verantwoordelijkheid. Jou de schuld geven van haar daden is gemeen en goedkoop.”

Hij keek haar aan. “Hoe weet je dat ze dat deed?”

“Omdat ik naar je kijk, schat. Heb ik het mis?”

Hij nam een grote slok wijn. “Nee.”

“En jij liet het toe.”

“Ik hield van haar.”

Haar prachtige ogen werden donker van medeleven toen ze zijn wang aanraakte en met haar hand in zijn verwarde haar woelde. “Arme Nate. Dus ze brak je hart en gaf je een trap na. Hoe ging het verder?”

“Ik wist dat het niet goed zat, maar ik deed er niets aan, dus dat is mijn schuld. Ik dacht dat het wel over zou gaan. Ik had meer mijn best moeten doen.”

“Had ik maar dit, had ik maar dat.”

Hij lachte ondanks zichzelf. “Je bent onverbiddelijk.”

Ze schoof naar hem toe en kuste hem op de wang. “Zo. Jij schonk niet genoeg aandacht aan de barsten in het ijs, wat je volgens jou wel had moeten doen. En toen?”

“De barsten werden groter. Ik dacht dat ik een tijdje vrij moest nemen, dat we de stad uit moesten om elkaar weer te ontdekken. Iets dergelijks. Ze had geen interesse. Ik wilde kinderen. Daar hadden we over gesproken voor we trouwden, maar haar enthousiasme was bekoeld. Daar kregen we ruzie om. We hadden om heel veel dingen ruzie. Het was niet allemaal haar schuld, Meg.”

“Dat is het nooit.”

“Op een dag kwam ik thuis. Een rotdag. Ik zat op een zaak, schietpartij vanuit een auto. Een vrouw en haar twee kinderen dood. Zij zit op me te wachten en zegt dat ze wil scheiden, dat ze er doodziek van is om te zitten wachten tot ik eens een keer thuiskom. Ziek dat haar behoeften, verlangens en plannen altijd op de tweede plaats komen, enzovoort. Ik scheld, zij scheldt en dan blijkt dat ze verliefd is op iemand anders, onze advocaat nota bene, en ze hebben al maanden een verhouding. Ze gooit het er allemaal uit. Ik heb haar emotioneel in de kou laten staan, ik heb nooit aandacht voor wat zij nodig heeft, verwacht van haar dat ze op het laatste moment altijd alles omgooit. Ik ben er toch nooit voor haar dus ze wil dat ik mijn spullen pak. En ze is zo vriendelijk geweest om het meeste al in te pakken.”

“Wat deed je toen?”

“Ik vertrok. Ik kwam net thuis nadat ik me met de zinloze moordpartij op een zesentwintigjarige vrouw en haar kinderen van acht en tien had beziggehouden. En nadat Rachel en ik een uur tegen elkaar hadden geschreeuwd, was ik helemaal leeg. Ik pakte de auto, reed een tijdje rond en belandde bij mijn partner. Ik heb een paar nachten bij hem op de bank geslapen.”

Zoals Meg het zag, had de vrouw, Rachel, op de bank van een kennis moeten slapen na een flinke schop onder haar kont om haar de deur uit te helpen. Maar ze hield haar mond.

“En toen?”

“Ze had de scheidingspapieren aangevraagd; ik ging met haar praten. Voor haar was het echter voorbij en dat maakte ze duidelijk. Ze wilde niet langer met me getrouwd zijn. We zouden onze bezittingen verdelen en dat was dat. Ik was trouwens toch al met mijn werk getrouwd, dus zij was overbodig. Dat was wat ze zei. Einde verhaal.”

“Dat denk ik niet. Wanneer iemand als jij een emotionele douw krijgt treurt hij daar een tijd om. Maar dan wordt hij kwaad. Waarom was je dat niet?”

“Wie zegt dat ik dat niet was?” Hij stond op, zette zijn glas weg en liep naar de haard. Naar het raam. “Kijk, het was een rotjaar. Een lang rotjaar. Twee eigenlijk. Mijn moeder kreeg lucht van de lopende scheiding en dat was helemaal fijn. Ze walste als een tank over me heen.”

“Waarom?”

“Ze mocht Rachel. Bovendien was ze er altijd op tegen dat ik bij de politie zat. Mijn vader stierfin functie toen ik zeventien was; daar is ze nooit overheen gekomen. De vrouw van een politieman zijn, daar kon ze goed mee omgaan. Maar de weduwe van een politieman zijn lag haar niet. Ze heeft me nooit vergeven dat ik in zijn voetsporen wilde treden. Ergens in haar hoofd dacht ze dat ik door Rachel en ons huwelijk zou veranderen. Dat gebeurde niet, en wat haar betrof had ik het verpest. Daar was ik een tijd kwaad om, en ik heb mezelf in mijn werk begraven.”

“En toen?”

Hij keerde het raam de rug toe en ging weer naast haar zitten. “Rachel hertrouwde. Ik weet niet waarom me dat zo aangreep, maar het was wel zo en ik denk dat het te merken was. Jack, mijn partner, stelde voor er eens uit te gaan om een paar borrels te pakken. Jack was een echte gezinsman. Hij zou naar huis zijn gegaan, naar zijn vrouw en kinderen, maar ik was depressief, hij was mijn partner, dus hij nam een paar biertjes met me en liet me mijn hart luchten. Hij had thuis moeten zijn in plaats van midden in de nacht met mij in een bar. Hij had thuis in bed naast zijn vrouw moeten liggen, maar nee. We lopen de bar uit en we zien, een halve straat verderop, een drugsdeal. Die vent begint te schieten en wij zetten de achtervolging in. De steeg in, ik word geraakt.”

Neergeschoten, dacht ze. “Daar zijn de littekens op je been en rechterzij van.”

“Ik val neer na het schot in mijn been, maar ik roep naar Jack dat het niet ernstig is. Ik vraag om assistentie met mijn mobiel. En ik kom overeind en hij schiet Jack neer. In borst en buik. Jezus. Ik kan niet naar hem toe. Het lukt niet en de schutter komt terug. Hartstikke gek, opgefokt. Volkomen gestoord om terug te komen in plaats van te vluchten. Hij raakt me nog een keer, niet meer dan een schampschot. Een stekend gevoel onder mijn ribben. Ik heb mijn revolver op hem leeggeschoten. Ik kan het me niet herinneren, maar dat is me verteld. Ik herinner me dat ik naar Jack kroop en hem zag sterven. Ik herinner me hoe hij naar me keek, dat hij mijn hand pakte en mijn naam zei, als, wat maakt het ook uit? En dat hij de naam van zijn vrouw zei toen hij het besefte. Dat spookt elke nacht door mijn hoofd.”

“En dan geef je jezelf de schuld.”

“Hij had daar niet hoeven zijn.”

“Ik zie het anders.” Het liefst zou ze hem tegen zich aan drukken en als een kind wiegen. Ze wist dat ze er niet aan moest toegeven omdat hij zich dan voor haar zou afsluiten. Daarom bleef ze naast hem zitten en legde alleen haar hand op zijn been. “Elke beslissing die iemand neemt heeft consequenties. Jij zou daar ook niet zijn geweest als je vrouw thuis op je had zitten wachten. Daarom kun je haar en de man met wie ze vreemdging net zo goed de schuld geven. Of de man die Jack heeft doodgeschoten, want je weet dat hij de ware schuldige is.”

“Dat weet ik allemaal. Ik heb het allemaal eerder gehoord. Maar het verandert niets aan wat ik om drie uur ‘s nachts of drie uur ‘s middags voel. Of wanneer die gedachten ook maar beginnen te spoken.”

Hij kon het haar net zo goed allemaal vertellen, wat het ook kostte.

“Ik belandde in een gat, Meg, een groot afschuwelijk zwart gat. Ik heb geprobeerd eruit te klimmen en soms lukt het me bijna, dan ben ik vlak bij de rand. Dan lijkt het wel of tentakels zich naar me uitstrekken om me weer omlaag te trekken.”

“Volg je therapie?”

“Dat heeft mijn afdeling voor me geregeld.”

“Medicatie?”

Hij schoof ongemakkelijk heen en weer. “Daar hou ik niet van.”

“Chemie kan nuttig zijn,” zei ze, maar hij glimlachte niet.

“Ik word er prikkelbaar van, of paniekerig of vervreemd van mezelf. Ik kan niet werken met medicatie, en als ik niet zou kunnen werken, zou het helemaal zinloos zijn. Ik kon ook niet in Baltimore blijven. Kon elke dag die confrontatie niet meer aan. Het zoveelste lijk, de zoveelste zaak, allemaal zaken waar Jack en ik samen aan hadden gewerkt. Iemand anders aan zijn bureau zien zitten. Weten dat hij een vrouw en kinderen achterliet die van hem hielden, en als ik het was geweest dat er niemand achter was gebleven.”

“Daarom ben je hier.”

“Om mezelf te begraven. Maar er gebeurde iets. Ik zag de bergen. Ik zag het licht. Het noorderlicht.”

Toen hij naar haar keek en haar vage glimlachje zag besefte hij dat ze hem begreep. Hij hoefde niet meer te zeggen en daarom kon hij juist meer zeggen.

“En ik zag jou. En bij alles had ik dezelfde reactie. Iets in me wilde weer leven. Ik weet niet hoe het verder zal gaan en of het goed is voor jou. Is het wel slim om op mij in te zetten?”

“Ik hou wel van een gok. We zullen wel zien hoe dit afloopt.”

“Ik moet gaan.”

“Heb ik niet gezegd dat ik nog niet klaar met je was? Ik zal je vertellen wat we moeten doen. We gaan naar buiten en gaan een tijdje in de hete tobbe zitten, daarna komen we weer hier terug om naakt te rollebollen.”

“Naar buiten gaan? Buiten? In een tobbe water terwijl het buiten ijskoud is?”

“In de tobbe merk je dat niet. Kom op, Burke, doe eens stoer. Laat je stimuleren.” En spoel wat van die somberheid van je af, dacht ze.

“We kunnen in bed blijven en elkaar hier stimuleren.”

Ze rolde bij hem vandaan. “Je zult er geen spijt van krijgen,” beloofde ze en trok hem omhoog.

Ze had gelijk. Hij genoot ervan. De krankzinnig koude buitenlucht, de pijnlijke plons in heet water, de ontzettend sexy sensatie om naakt met haar onder een met sterren bezaaide hemel en dat magische verschietende noorderlicht te zitten.

Stoom dampte en steeg van het water op en de honden spurtten er weer vandoor. Het enige nadeel was dat hij zich weer uit de tobbe zou moeten hijsen en door de felle kou naar binnen moest rennen, en de mogelijkheid van een hartaanval.

“Doe je dit vaak?”

“Een paar keer per week. Het is goed voor de bloedsomloop.”

“Zeg dat wel.”

Hij zakte wat dieper in het water en keek omhoog. Het noorderlicht was adembenemend. “O, geweldig. Gaat dit je ooit vervelen? Raak je er ooit aan gewend?”

Ze volgde zijn voorbeeld en genoot van de kou die over haar gezicht gleed terwijl haar lichaam was ondergedompeld in warmte. “Ik ben er in zoverre aan gewend dat het me bezitterig maakt. Alsof het van mij is en maar een paar andere geluksvogels. De meeste avonden ga ik naar buiten om te kijken. Dan is er niemand buiten en alles is stil. Ja, dan is het alsof het van mij is.”

Die avond waren er lichtpaarse bundels, donkerblauwe vlekken en rode sluiers. De muziek die Meg voor de gelegenheid had opgezet was Michelle Branch die gepassioneerd zong over licht dat in het donker scheen.

Ontroerd pakte hij haar hand in het warme water en verstrengelde zijn vingers met de hare. “Dit is perfect,” zei hij zacht.

“Het komt aardig in de buurt.”

Hij baadde zich in het licht, de muziek en het warme water. “Zou je het erg vinden als ik verliefd op je word?”

Even zei ze niets. “Dat weet ik niet. Misschien.”

“Het zou kunnen gebeuren. Dat is een openbaring voor me. Dat ik nog genoeg leven in me heb om die kant uit te gaan.”

“Ik zou zeggen dat je nog heel wat leven in je hebt. Aan de andere kant weet ik niet of ik eraan toe ben.”

Hij keek haar aan en glimlachte. “We zullen er wel achter komen.”

“Misschien moet je je op het moment concentreren, ervan genieten. Niet vooruitkijken.”

“Doe jij dat? In het heden leven?”

De rode kleuren werden dieper en domineerden het zachtere lila. “Ja.”

“Dat geloof ik niet. Je kunt niet je eigen bedrijf runnen zonder vooruit te kijken, te bouwen aan je toekomst.”

De beweging van haar schouders rimpelde het water. “Zaken zijn zaken. Leven is leven.”

“Jawel. Maar niet voor mensen zoals jij en ik. Werken is ons leven. Dat is deels ons probleem en deels onze kracht. Afhankelijk van hoe je het wilt zien.”

Ze keek hem doordringend aan. “Zo, dat is me nogal een warmwaterfilosofie.”

Hij volgde haar blik naar de honden die luid blaften in de bossen. “Gaan ze altijd zo tekeer?”

“Nee. Waarschijnlijk hebben ze een vos of een eland opgejaagd.” Maar haar voorhoofd bleef gefronst tot de honden rustig werden. “Het is nog te vroeg in het seizoen voor beren. En Rock en Buil kunnen vrijwel alles aan. Ik zal ze zo terugroepen.”

Hij had een paar brokken vers vlees meegenomen. De honden kenden hem dus hij was niet bang. Toch kon je maar beter op alles voorbereid zijn. Hij was hier en hield het huis in de gaten vanonder de beschutting van de bomen, want hij geloofde in goede voorbereiding.

Hij wist niet wat het inhield dat de sheriff en de dochter van zijn oude vriend in de warmwatertobbe klotsten. Misschien was het gunstig. Een verhouding zou hen allebei bezighouden.

Hoe dan ook, hij had geen hoge pet op van de politieman. Hij was slechts een boegbeeld dat dronkaards inrekende en gevechten suste. Van hem had hij weinig te vrezen.

Aan de andere kant, hij was ervan uitgegaan dat het lijk niet meer gevonden zou worden en had jaren geleden de hele geschiedenis uit zijn hoofd gezet. Het was iemand anders overkomen. Het was nooit gebeurd.

Het zou nooit een probleem zijn.

Maar nu was het dat wel.

Hij zou het oplossen.

Hij was ouder nu, en kalmer. Hij was voorzichtiger geworden.

Er moesten wat dingen worden opgelost. Als een daarvan toevallig Meg Galloway zou zijn, was dat jammer, maar hij moest zichzelf beschermen.

Waarschijnlijk was het het beste om daar meteen mee te beginnen.

Hij legde zijn geweer over zijn schouder en keerde de honden die het vlees opschrokten de rug toe.

Hij had alles voorbereid. In het donkere kantoor kon hij niets ontdekken wat hij gemist had. Ze moesten natuurlijk praten. Dat was niet meer dan redelijk. Hij was een redelijk man.

Toch was het riskant voor hem om hier op dit tijdstip van de avond te zijn. Als iemand hem had gezien, moest hij redenen en excuses gaan verzinnen. Een plausibele reden bedenken om zich eruit te praten, dacht hij glimlachend.

Het was zo lang geleden dat hij iets riskants had gedaan. Zo lang geleden dat hij bergen had beklommen en groots had geleefd. De smaak daarvan bracht die oude opwinding tot leven.

Daarom hadden ze hem ooit Darth genoemd. Omdat hij meedogenloos was en graag risico’s nam. Dat dreef hem tot roekeloosheid en de hoogste toppen. Dat had hem ertoe gedreven een vriend te doden.

Toen was hij echter een ander geweest, hield hij zichzelf voor. Hij was een andere man. Wat hij nu deed was niet voor de lol of uit nieuwsgierigheid. Het was om de onschuldige man die hij inmiddels was te beschermen.

Daar had hij het recht toe.

Dus toen zijn oude vriend door de achterdeur binnenkwam wachtte hij kalm. Ijzig kalm.

Max Hawbaker schrok toen hij de man achter zijn bureau zag zitten. “Hoe ben je binnengekomen?”

“Ie weet toch dat je meestal de achterdeur openlaat?” Ontspannen en soepel stond hij op. “Ik wilde niet buiten op je staan wachten. Iemand had me kunnen zien.”

“Goed, goed.” Max trok zijn jas uit en gooide hem naast zich. “Het is waanzin om midden in de nacht hier op de krant af te spreken. Je had bij mij thuis kunnen komen.”

“Dat had Carrie kunnen horen. Je hebt haar nooit iets verteld. Dat heb je gezworen.”

“Nee, ik heb het haar nooit verteld.” Max streek met een hand over zijn gezicht. “Jezus, je zei dat hij was gevallen. Je zei dat hij door het lint ging en het touw doorsneed. Dat hij in een kloof was gevallen.”

“Dat weet ik. Ik kon je de waarheid niet vertellen. Het was al erg genoeg, vind je niet? Jij was gewond en half buiten zinnen toen ik bij je terugkwam. Ik heb je het leven gered, Max. Ik heb je omlaag gebracht.”

“Maar…”

“Ik heb je het leven gered.”

“Ja. Oké, ja.”

“Ik zal alles uitleggen. Pak die fles whisky die in je la ligt. We hebben een borrel nodig.”

“Al die jaren. Al die jaren was hij daarboven. In die grot.” Hij had inderdaad een borrel nodig en pakte twee koffiebekers en een fles Paddy uit zijn la. “Wat moet ik nu denken? Wat moet ik doen?”

“Hij probeerde me te vermoorden. Ik kan het nog steeds nauwelijks geloven.” Ik moet me er op een geloofwaardige manier uit praten, dacht hij opnieuw.

“Pat? Probeerde Pat…”

“Luke, weet je nog? Skywalker, de Jedi-ridder. Hoe meer drugs hij nam, hoe gekker hij werd. Het was geen spelletje meer. Toen hij bij de top was wilde hij omlaag springen en hij had ons bijna allebei meegesleurd.”

“God, o, god.”

“Naderhand zei hij dat hij het als grap had bedoeld, maar ik wist dat het niet zo was. We daalden af, abseilend langs de wand, en hij haalde zijn mes tevoorschijn. Allemachtig, hij was bezig mijn touw door te snijden, lachend. Ik was net bij de richel toen hij het had doorgesneden. Ik ging ervandoor.”

“Niet te geloven.” Max sloeg de whisky achterover en schonk zich nog eens in. “Ik weet niet wat ik hoor.”

“Ik geloofde het ook niet toen het gebeurde. Hij was gek geworden. Door de drugs, de hoogte, verdomme, ik weet het niet. In paniek bereikte ik de ijsgrot. Woedend was ik. Hij kwam achter me aan.”

“Waarom heb je me hier nooit iets over verteld?”

“Ik dacht niet dat je me zou geloven. Daarom koos ik voor de makkelijkste uitweg. Jij zou hetzelfde hebben gedaan.”

“Dat weet ik niet.” Max streek door zijn dunner wordende haar.

“Jij hebt wel de makkelijkste uitweg gekozen. Toen je dacht dat hij gevallen was stemde je toe om je mond te houden. Je stemde toe om niets te zeggen, tegen niemand. Patrick Galloway had de benen genomen, naar onbekende bestemming. Einde verhaal.”

“Ik weet niet wat me bezielde.”

“Drieduizend was een leuk bedrag voor je krant, niet soms?”

Max werd rood en tuurde in zijn glas. “Misschien had ik dat geld beter niet kunnen aannemen. Ik wilde gewoon alles achter me laten. Ik wilde hier iets opzetten. Zo goed kende ik hem niet, niet echt, en hij was er niet meer. Daar konden we niets aan veranderen, dus het maakte niet zoveel uit. En jij zei, jij zei dat er een onderzoek zou komen als we iemand zouden vertellen dat we op de berg waren geweest, dat hij daar gestorven was.”

“Dat zou ook gebeurd zijn. Het zou uitgekomen zijn dat we drugs hadden gebruikt, Max, dat weet je. Je kon je niet veroorloven nog eens voor drugs opgepakt te worden. Je kon je niet veroorloven dat de politie zich zou afvragen of jij, of een van ons beiden, verantwoordelijk was voor zijn dood. Hoe hij ook gestorven is, dat geldt nog steeds, of niet soms?”

“Ja. Maar hoe…”

“Ik moest mezelf verdedigen. Hij kwam met zijn mes op me af. Hij wilde me te lijf gaan. Hij zei dat de berg een offer verlangde. Ik probeerde weg te komen, maar dat lukte niet. Toen pakte ik de ijsbijl en…” Hij omvatte de beker met beide handen en deed alsof hij dronk. “O, god.”

“Het was zelfverdediging. Ik zal voor je getuigen.”

“Hoe dan? Je was er niet bij.”

Max nam grote slokken whisky; over zijn slaap liep een klein straaltje zweet. “Ze zullen er zeker achter komen dat we op die berg zijn geweest. Er loopt een onderzoek. De staatspolitie is erbij betrokken, het is onvermijdelijk. Ze zullen in het verleden gaan graven. Misschien sporen ze de piloot wel op die ons naar de berg heeft gebracht.”

“Dat denk ik niet.”

“Het lijkt op moord, en ze zullen graven. Als ze diep genoeg graven, komen ze te weten dat wij erbij waren. Mensen hebben ons met hem in Anchorage gezien. Misschien herinneren ze zich dat wel. Het is beter om er nu mee voor de dag te komen, het hele verhaal te vertellen en uit te leggen wat er gebeurd is. Voor ze een van ons, of ons allebei aanklagen voor moord. We hebben onze reputatie, positie, beroep. Jezus, ik heb Carrie en de kinderen. Ik moet het aan Carrie vertellen, haar alles uitleggen voor we naar de politie gaan.”

“Wat denk je dat er met onze reputatie en positie gebeurt als dit uitkomt?”

“Dat overleven we wel, als we naar de politie gaan en alles vertellen.”

“Wil jij het op die manier doen?”

“We moeten wel. Het is niet uit mijn gedachten geweest sinds ze hem gevonden hebben. Ik heb het helemaal uitgedacht. We moeten naar de politie gaan voor ze naar ons toe komen.”

“Misschien heb je gelijk.” Hij zette de beker neer en stond op alsof hij achter Max’ stoel ging ijsberen. Hij haalde een handschoen uit zijn zak en schoof die om zijn rechterhand. “Ik heb wat meer tijd nodig. Om na te denken. Om alles op een rijtje te zetten voor het geval…”

“Laten we nog een dag wachten.” Max pakte de fles. “Dan hebben we allebei nog wat tijd. En we gaan eerst naar Burke, zorgen dat hij achter ons staat.”

“Denk je dat dat zal lukken?” Zijn stem klonk zacht, een tikje geamuseerd zelfs.

“Ja. Dat denk ik wel.”

“Ik ga liever voor een andere aanpak.” Hij greep Max’ rechterhand van achteren beet en klemde die om de kolf van het pistool met zijn eigen hand eroverheen. Toen sloeg hij zijn linkerarm om Max’ hals en zette de loop tegen zijn slaap. Zijn oude vriend viel half achterover en hapte naar adem. Toen haalde hij de trekker over.

De explosie weergalmde in de kleine kamer en zijn hand trilde ervan. Toch zorgde hij ervoor dat Max’ verslapte vinger op de trekker lag. Vingerafdrukken, dacht hij. Zijn hoofd was helder hoewel hij beefde. Kruitdamp. Hij liet Max los zodat zijn hoofd op het bureau viel, het pistool kletterde naast de stoel op de grond.

Voorzichtig zette hij met zijn gehandschoende hand de computer aan en vroeg het document op dat hij had getypt terwijl hij in het kantoor op Max zat te wachten.

Ik kan er niet langer mee leven. Zijn geest is teruggekomen om me op te jagen. Ik heb spijt van wat ik heb gedaan, spijt om iedereen die ik pijn heb gedaan. Vergeef me.

Ik heb Patrick Galloway vermoord. En nu zal ik hem in de hel tegenkomen. Maxwell Hawbaker

Kort maar krachtig. Hij sloeg het op en liet de computer aanstaan. Het licht van het scherm en de bureaulamp schenen op het bloed en de grijze blubber.

Hij propte de bebloede handschoen in een plastic tas, en stopte die in zijn jaszak voor hij hem aantrok. Daarna trok hij andere handschoenen aan, zette zijn muts op en deed zijn das om. Hij pakte de koffiebeker, het enige in de kamer wat hij zonder handschoen had aangeraakt.

Hij liep naar de badkamer, goot de whisky in de wastafel en spoelde die met water om. Toen veegde hij de beker schoon en zette hem terug in het kantoor.

Max’ ogen keken hem starend aan en daardoor proefde hij ineens gal in zijn keel. Hij slikte het echter weg en dwong zichzelf om te blijven staan en alle details in zich op te nemen. Toen hij er zeker van was dat hij niets over het hoofd had gezien ging hij naar buiten zoals hij naar binnen was gekomen.

Hij nam de zijstraten en zorgde dat zijn sjaal zijn gezicht bedekte en zijn muts omlaag was getrokken voor het geval er ergens iemand die niet kon slapen uit het raam keek.

Boven hem waaierde het noorderlicht uit.

Hij had gedaan wat hij moest doen, hield hij zich voor. Nu was het voorbij.

Toen hij thuis was boende hij de geur van kruitdamp en bloed die om hem heen hing weg, en dronk een glas whisky terwijl hij toekeek hoe de oude handschoen in het haardvuur verbrandde.

Nu was er niets meer over, dus kon hij alles gewoon uit zijn gedachten bannen.

Hij sliep de slaap der onschuldigen.