3

Misschien was het simpelweg te koud, misschien had iedereen zijn beste beentje voorgezet, of misschien had het vakantiegevoel zich in die week tussen Kerstmis en Oud en Nieuw genesteld, maar het was bijna middag toen het eerste telefoontje binnenkwam.

“Nate?” Peach stond bij zijn deur met een paar breinaalden en een knot paarse wol in haar handen. “Charlene uit The Lodge heeft gebeld. Kennelijk hebben een paar jongens ruzie gekregen tijdens een spelletje pool. Ze zijn aan het vechten.”

“Oké.” Hij stond op, en viste een kwartje uit zijn zak terwijl hij naar buiten liep. “Kop of munt,” zei hij tegen Otto en Peter.

“Kop.” Otto legde zijn Field & Stream opzij en Nate gooide het muntje op.

Hij liet het met een klap op de rug van zijn hand neerkomen. “Munt. Goed, Peter, jij gaat met me mee. Een beetje stennis in The Lodge.” Hij pakte een mobilofoon en hing die aan zijn riem.

In de gang hees hij zich in zijn buitenkleding. “Als het nog niet afgelopen is wanneer we er zijn,” zei hij tegen Peter, “wil ik dat je me meteen vertelt om wie en wat het gaat. Of het bijvoorbeeld iets is wat fout kan aflopen, of wat we met wat krasse taal kunnen oplossen.”

Hij liep de deur uit, de ijzige kou tegemoet. “Is dat de mijne?” vroeg hij, knikkend naar de zwarte jeep bij de stoep.

“Ja, sheriff.”

“En dat snoer uit die paal is zeker verbonden met de standkachel?”

“Dat zul je nodig hebben als de jeep ergens langere tijd staat. Achterin ligt een Mylardeken, als die op de motor ligt houdt hij de warmte zo’n vierentwintig uur vast. Maar soms vergeten mensen hem eraf te halen en dan krijg je oververhitting. Er liggen ook startkabels achterin,” vervolgde hij toen hij de stekker eruit trok. “Verder vuurpijlen en een eerstehulpdoos en…”

“Daar hebben we het nog wel over,” onderbrak Nate hem en hij vroeg zich af of hij vuurpijlen en een eerstehulpdoos nodig zou hebben om Lunatic Street af te rijden. “Eens zien of we heelhuids bij The Lodge kunnen komen.”

Hij ging achter het stuur zitten en stak de sleutel in het startslot. “Stoelverwarming,” merkte hij op. “God bestaat.”

Bij daglicht zag de stad er anders uit. Op de een of andere manier kleiner, dacht Nate toen hij over de dicht opeengepakte sneeuw reed. Roet had het wit bij de stoepranden zwart gemaakt, de etalageruiten glommen niet bepaald en de kerstversieringen zagen er wat sleets uit in het zonlicht.

Het was geen ansichtkaart, tenzij je verder keek naar de bergen, maar dit was bijna saai te noemen.

Ruig was een beter woord, vond hij. Het was een vestiging uitgehouwen in ijs, sneeuw en rots, langs een kronkelende rivier, geflankeerd door bossen waar hij zich zonder al te veel fantasie dolende wolven in kon voorstellen.

Hij vroeg zich af of er ook beren waren, maar dacht dat hij zich daar pas zorgen over hoefde te maken als het lente werd. Tenzij er niets klopte van die winterslaapverhalen.

In nog geen twee minuten waren ze van het politiebureau naar The Lodge gereden. Hij zag in totaal tien mensen op straat, passeerde een ronkende pick-up, een forse terreinwagen en telde drie geparkeerde sneeuwscooters en een paar ski’s, die tegen de zijmuur van De Italiaan stonden.

Blijkbaar hielden de mensen in Lunacy geen winterslaap.

Hij liep voor Peter uit door de hoofdingang van The Lodge.

Het gevecht was nog steeds aan de gang. Dat hoorde hij duidelijk aan de kreten van aanmoediging—“Schop hem in z’n vette reet, Mackie!”—en de doffe ploffen en het gekreun. Zo te zien hadden zich wat toeschouwers uit Lunacy verzameld, bestaande uit vijf man in flanel, waarvan er een bij nader inzien een vrouw bleek te zijn.

Omringd door hen rolden twee man met halflang bruin haar over de vloer die elkaar met hun vuisten bewerkten. Het enige wapen dat hij zag was een afgebroken biljartkeu.

“Dat zijn de broertjes Mackie,” zei Peter tegen hem.

“Broers, zei je?”

“Ja. Een tweeling. Ze knokken al met elkaar sinds ze in de baarmoeder zaten. Ze halen zelden naar iemand anders uit.”

“Juist.”

Nate baande zich een weg door de dicht opeengepakte drom mensen. Het geschreeuw verstomde tot gemompel toen ze hem zagen en hij de bovenste Mackie van de onderste Mackie aftrok.

“Ophouden nou. Blijf liggen,” beval hij, maar Mackie nummer twee was al opgesprongen en haalde uit. Zijn vuist kwam vol op de kaak van zijn broer terecht.

Red River, stommeling!” riep hij, waarna hij met opgeheven vuisten een overwinningsdansje uitvoerde toen zijn broer in Nates armen in elkaar zakte.

“Peter, doe iets, verdomme!” zei Nate toen zijn ondergeschikte stokstijf bleef staan.

“O, sorry, sheriff. Jim, hou je gemak.”

In plaats daarvan bleef Jim Mackie in zijn Wolverines op en neer springen onder het gejuich van de toeschouwers.

Nate zag dat er geld van hand wisselde maar vond het beter er niets van te zeggen.

“Hier.” Nate duwde de bewusteloze man tegen Peter aan en stapte naar de kampioen. “De hulpsheriff heeft je een bevel gegeven.”

“O, ja?” Hij grinnikte met een brutale glans in zijn bruine ogen zijn bloederige tanden bloot. “Nou en? Ik hoef geen bevelen aan te nemen van die klojo.”

“Zeker wel. Ik zal je laten zien waarom.” Nate draaide de man om, duwde hem tegen de muur, trok zijn handen op zijn rug en boeide hem in nog geen tien seconden.

“Hé!” was het enige wat de kampioen daartegenin had te brengen.

“Als je lastig bent ga je de cel in, onder andere wegens verzet bij arrestatie. Peter, neem die andere mee naar het bureau als hij bijkomt.”

De toeschouwers, die kennelijk geen uitgesproken loyaliteit hadden, betuigden nu hun steun aan Nate met gejoel en gefluit toen hij Jim Mackie naar de deur werkte.

Nate bleef staan toen hij Charlene uit de keuken zag komen. “Wil je aangifte doen?” vroeg hij.

Ze keek hem aan en knipperde met haar ogen. “Ik…eh, verdraaid, dat weet ik niet. Niemand heeft me dat ooit eerder gevraagd. Wat voor aangifte?”

“Ze hebben daar het een en ander vernield.”

“O. Ach, ze betalen er altijd naderhand voor. Maar ze hebben wel een paar toeristen weggejaagd die hier wilden lunchen.”

“Bill is begonnen.”

“Kom, kom, Jim, jullie zijn allebei begonnen. Steeds weer. Ik heb toch gezegd dat ik niet wil dat jullie hier komen vechten en de boel op stelten zetten zodat mensen vluchten. Ik wil niet echt aangifte doen. Ik wil alleen dat deze onzin stopt. En schadevergoeding.”

“Oké. Kom mee, Jim.”

“Ik zie niet in waarom ik…”

Nate loste het voor hem op door hem de kou in te duwen.

“Hé, verrek, ik moet mijn jas nog aan.”

“Die zal hulpsheriff Notti meenemen. Stap in de auto, of blijf staan en bevries. Wat je wilt.” Hij trok het portier open en duwde Jim naar binnen.

Toen Nate achter het stuur zat had Jim iets van zijn waardigheid herwonnen ondanks zijn bloederige mond en opgezette oog. “Zo behandel je mensen niet. Dat deugt niet.”

“Ik vind dat het niet deugt om je broer knock-out te slaan terwijl iemand anders hem vasthoudt.”

Jim had het fatsoen om met een schuldbewuste blik zijn kin op zijn borst te laten zakken. “Ik had mezelf niet in de hand. Ik werd driftig. En die hufter maakte me zó kwaad! U bent toch die nieuwkomer die hier sheriff is geworden?”

“Je bent snel van begrip, Jim.”

Jim bracht de rit naar het bureau mokkend door. Hij sjokte braaf mee toen Nate hem mee naar binnen nam.

“Hier komt Lower 48,” zei hij zodra hij Otto en Peach zag, “hij begrijpt niet hoe het hier in Lunacy gaat.”

“Waarom leg jij het hem niet allemaal uit?” Er glinsterde iets in Otto’s ogen. Waarschijnlijk leedvermaak.

“Ik heb de verbandtrommel nodig. Kom mee naar mijn kantoor, Jim.”

Nate nam hem mee naar binnen, duwde hem op een stoel, en nadat hij een handboei had losgemaakt, maakte hij die vast aan de stoelleuning.

“O, kom op! Als ik wilde vluchten zou ik dit stoeltje gewoon meenemen.”

“Ongetwijfeld. Dan zou ik diefstal van politie-eigendom aan je lijst toevoegen.”

Jim mokte verder. Hij was een benige man van een jaar of dertig met een warrige bos bruin haar en een smal gezicht met ingevallen wangen. Zijn ogen waren bruin en het linker was flink aan het opzwellen van een van de vuistslagen. Zijn lip was opgezet en bloedde.

“Ik mag je niet,” deelde hij Nate mee.

“Dat is niet strafbaar. De orde verstoren, bezittingen vernielen en geweld plegen wel.”

“Als hier iemand zijn stompzinnige broer een paar meppen wil verkopen, gaat niemand dat wat aan.”

“Dat gaat nu niet meer op. Hier zal van nu af aan een man respect tonen voor privé-eigendom en publiek eigendom. Hij zal respect tonen voor de officieel aangestelde wetshandhavers.”

“Peter? Dat iele mannetje?”

“Hulpsheriff heet dat van nu af aan.”

Jim blies een diepe zucht uit waardoor het bloed uit zijn mond spatte. “Allemachtig, ik ken hem al van voor zijn geboorte.”

“Als hij een penning draagt en tegen je zegt dat je moet ophouden, hou je op, of je hem nu wel of niet in vitro hebt gekend.”

Jim zag er tegelijkertijd geboeid en verbijsterd uit. “Ik heb geen flauw idee waar u het over hebt.”

“Dat is duidelijk.” Nate keek naar Peach die binnenkwam.

“Hier is de verbandtrommel en een ijskompres.” Ze wierp Jim het kompres toe en zette de trommel voor Nate op het bureau. Toen zette ze haar handen in haar zij. “Jim Mackie, je wordt er ook niet slimmer op, hè?”

“Bill was begonnen.” Blozend drukte hij het ijs tegen zijn bloedende lip.

“Dat is jouw versie. Waar is Bill?”

“Peter brengt hem mee,” zei Nate. “Als hij bijgekomen is.”

Peach snoof. “Je moeder is in staat je nog een blauw oog te geven als ze borg voor je moet betalen.” Met die voorspelling liep ze weg en trok de deur achter zich dicht.

“Jezus! U gaat me toch niet in de gevangenis zetten omdat ik mijn eigen broer een dreun heb verkocht?”

“Dat kan ik wel. Misschien zal ik je matsen omdat dit mijn eerste werkdag is.” Nate leunde achterover. “Waar ging de ruzie over?”

“Nou, moet u luisteren.” Jim ging er eens goed voor zitten en sloeg zijn handen op zijn knieën. “Die hersendode hufter zei dat Stagecoach de beste western aller tijden is, terwijl iedereen weet dat het Red River is.”

Nate zei een paar seconden niets.

“En dat was het?”

“Welallejezus!”

“Ik wil het alleen maar weten. Jij en je broer sloegen aan het knokken omdat jullie het niet eens waren over de relatieve verdiensten van Stagecoach tegenover Red River in John Waynes oeuvre.”

“In zijn wat?”

“Jullie hadden ruzie om films van John Wayne.”

Jim ging verzitten. “Ja, eigenlijk wel. We zullen het goedmaken met Charlene. Kan ik nu gaan?”

“Jullie maken het goed met Charlene en jullie betalen een boete van honderd dollar élk omdat jullie de orde hebben verstoord.”

“O nee, hè. U kunt niet.”

“Dat kan ik wel.” Nate boog zich naar Jim toe en boorde zijn koele kalme grijze ogen in de zijne. Jim verschoof slecht op zijn gemak in zijn stoel. “Jim, luister naar me. Ik wil niet dat jij of Bill knokt in The Lodge. Of waar dan ook trouwens, maar op dit moment houden we het op The Lodge. Er is daar een klein jongetje dat er vaak zit.”

“Nou, verrek, Rose neemt Jesse altijd mee naar de keuken als er heibel is. Bill en ik zouden dat joch met geen vinger aanraken. We zijn gewoon, u weet wel, heetgebakerd.”

“Dan moet je inbinden als je in de stad bent.”

“Honderd dollar?”

“Je kunt het binnen vierentwintig uur aan Peach betalen. Zo niet, dan zal ik de boete verdubbelen voor elke dag dat je te laat bent met het nakomen van die verplichting. Als je niet wilt betalen, kun je de komende drie dagen in onze uitgelezen accommodatie hier doorbrengen.”

“We betalen wel.” Hij sputterde wat, ging verzitten, zuchtte. “Maar allemachtig, Stagecoach!”

“Zelf vind ik Rio Bravo erg goed.”

Jim opende zijn mond en sloot hem weer. Het was duidelijk dat hij even nadacht over de consequenties. “Dat is een verdraaid goede film,” zei hij even later, “maar het is geen Red River.”

Als ordeverstoringen hier de norm waren, vond Nate dat hij misschien wel de juiste beslissing had genomen door naar Lunacy te gaan. Familieruzies waren de laatste tijd waarschijnlijk zijn topprioriteit.

Hij was niet op zoek naar uitdagingen.

Dat waren de broertjes Mackie ook niet geweest. Zijn confrontatie met Bill was vrijwel hetzelfde verlopen als die met Jim, hoewel Bill gepassioneerd en opvallend gearticuleerd voor Stagecoach had gepleit. De stomp in zijn gezicht had hem veel minder gedaan dan de gotspe dat zijn favoriete film werd afgekraakt.

Peter stak zijn hoofd om de deur. “Sheriff? Charlene vraagt of je naar The Lodge komt voor een gratis lunch.”

“Dat stel ik op prijs, maar ik moet die vergadering nog voorbereiden.” Bovendien was de glinstering in Charlenes ogen toen hij Jim Mackie had afgevoerd hem niet ontgaan. “Ik wil graag dat jij het afwerkt, Peter. Ga erheen, laat Charlene een lijst maken van de schade en wat het kost om alles te vergoeden. Zorg ervoor dat de Mackies die krijgen en binnen achtenveertig uur betalen.”

“Komt in orde. Je hebt het echt prima afgehandeld, sheriff.”

“Het stelde niet veel voor. Nu ga ik het verslag schrijven. Ik wil dat jij het doorleest en eraan toevoegt wat je noodzakelijk lijkt.”

Hij keek om toen hij een geraas hoorde waar de ramen van trilden. “Wat is dat? Aardbeving? Vulkaanuitbarsting? Kernoorlog?”

Grinnikend wees Peter naar het raam. “Het vliegtuig van Meg Galloway, een Beaver. Ze brengt voorraden binnen.”

Toen hij zich met een ruk omdraaide zag Nate het rode vliegtuigje dat in zijn ogen niet groter was dan speelgoed. Toen hij zich herinnerde dat hij nota bene zelf in zo’n ding had gevlogen kreeg hij een wee gevoel in zijn buik en wendde zijn blik van het raam af.

Dankbaar voor de afleiding drukte hij op de knop van de intercom toen die zoemde. “Ja, Peach.”

“Een paar jongens hebben sneeuwballen tegen de ramen van de school gegooid. Ze hebben er een gebroken en zijn weggerend.”

“Weten we wie het zijn?”

“Ja. Van alle drie.”

Hij dacht even over de volgorde van belangrijkheid. “Vraag of Otto het kan afhandelen.”

Toen hij Peters gezicht zag vroeg hij: “Is er iets?”

“Nee. Nee, sheriff.” Toen grinnikte hij. “Het is gewoon prettig om iets omhanden te hebben.”

“Ja. Het is goed om bezig te zijn.”

Hij hield zichzelf bezig tot het tijd was om naar de vergadering te gaan. Het waren voornamelijk huishoudelijke en organisatorische klussen, maar het gaf hem het gevoel dat hij zijn positie versterkte.

Hoelang het ook zijn positie mocht zijn.

Hij had voor een jaar getekend, maar hij had met het stadsbestuur een proefperiode van zestig dagen afgesproken waarin beide partijen ervan af konden zien.

Het gaf een geruststellend gevoel dat hij de volgende dag kon opstappen als hij dat wilde. Of volgende week. Als hij hier na twee maanden nog was zou hij weten of hij de contractperiode zou uitzingen.

Hij ging te voet naar het stadhuis. Op de een of andere manier leek het hem overdreven om dat kleine eindje te rijden.

De lucht had een heldere felblauwe kleur waar de witte omvang van de bergen tegen afstak alsof ze met een smal scherp mes waren geëtst. De temperatuur schommelde rond onmenselijke waarden maar hij zag een paar kinderen The Corner Store uit rennen met snoep in hun knuisten zoals kinderen dat overal ter wereld doen. Gretig en vol verwachting.

Zodra ze het trottoir op renden, verschenen er een paar handen bij de deur om het bordje van OPEN naar GESLOTEN om te draaien.

Er stonden nu meer auto’s en andere voertuigen op straat geparkeerd en over de besneeuwde weg reden er nog meer.

Het zag ernaar uit dat de vergadering in het stadhuis afgeladen zou zijn.

Even voelde hij een nerveuze kriebel in zijn maag die hij herkende van zijn cursus Spreken in het openbaar. Dat had hij nooit als keuzevak moeten nemen. Maar goed, van je fouten moest je leren.

Hij had geen moeite met normale conversatie. Als hij een verdachte moest ondervragen of een getuige moest horen, had hij daar geen moeite mee, althans in het verleden niet. Werd hem echter gevraagd om voor een gehoor te gaan staan en samenhangende zinnen uit te spreken…Het zweet liep al in een dun straaltje over zijn rug.

Doe het gewoon, maande hij zichzelf. Als je het volgende uur door weet te komen hoefje dit nooit meer te doen. Waarschijnlijk.

Hij liep naar binnen, de warmte en het geroezemoes tegemoet. Een aantal mensen stond in een hal met de grootste vis die Nate ooit had gezien. Vol verwondering keek hij ernaar en hij vroeg zich af of het misschien een soort kleine gemuteerde walvis was en hoe iemand het ding in godsnaam gevangen had, laat staan had klaargespeeld het aan de muur te bevestigen.

Door de afleiding maakte hij zich niet al te druk over het aantal mensen dat zijn kant uitkeek, en het aantal dat al in de vergaderruimte op klapstoelen zat, met hun neus naar een podium met spreekgestoelte.

“Zeezalm,” zei Hopp achter hem.

Hij bleef staren naar de enorme zilverkleurige vis die in een soort snier zijn zwarte tandvlees liet zien. “Is dat een zalm? Ik heb zalm gegeten. Ik heb zalm in restaurants besteld. Ze zijn ongeveer zó groot.” Met zijn handen gaf hij de omvang aan.

“Dan heb je dus geen Alaskaanse zeezalm gegeten. Maar eerlijk gezegd is dit echt een joekel. Mijn man heeft hem gevangen. Hij woog zesenveertig kilo en tweehonderd gram. Net niet het staatsrecord, maar wel een kanjer van een vangst.”

“Waarmee viste hij? Een vorkheftruck?”

Ze liet haar misthoornlach schallen en sloeg hem vrolijk op de schouder. “Vis jij?”

“Nee.”

“Helemaal niet?”

“Ik heb er niets op tegen, alleen ben ik er nooit toe gekomen.” Hij draaide zich om en zijn wenkbrauwen schoten omhoog. Ze had zich in een kek mantelpakje met kleine zwart-witte ruitjes gehuld. In haar oren staken parels en haar lippen waren glanzend rood gestift.

“Je ziet er…indrukwekkend uit, burgemeester.”

“Een tweehonderdjarige ziet er indrukwekkend uit.”

“Nou, ik wilde eigenlijk zeggen dat je er sexy uitziet, maar dat leek me ongepast.”

Ze glimlachte breed. “Je bent een slimme jongen, Ignatious.”

“Niet echt. Niet bepaald.”

“Als ik er sexy uit kan zien, kun jij slim zijn. Het komt allemaal neer op de presentatie. Kom, laten we van start gaan, dan stel ik je voor aan de leden van het stadsbestuur. Daarna houden we onze praatjes.” Ze nam hem bij de arm alsof ze hem door de menigte gasten van een cocktailparty loodste. “Ik hoorde dat je al te maken hebt gehad met de broertjes Mackie.”

“Het was alleen maar wat onenigheid over westerns.”

“Ik hou wel van Clint Eastwood-films. Zijn vroege. Ed Woolcott, kom hier en maak kennis met onze nieuwe sheriff.”

Hij maakte kennis met Woolcott, een hard uitziende man van in de vijftig die Nate een hand gaf. Hij had dik grijs haar dat achterovergekamd was uit zijn rimpelige gezicht. Door zijn linkerwenkbrauw liep een klein wit litteken.

“Ik bestier de bank,” zei hij tegen Nate, wat zijn krijtstreeppak en donkerblauwe das verklaarde. “Ik neem aan dat je binnenkort een rekening bij ons opent.”

“Daar zal ik voor moeten zorgen.”

“We zijn hier niet om jou aan klanten te helpen, Ed. Ik ga Ignatious verder voorstellen.”

Hij maakte kennis met Deb en Harry Miner, eigenaars van The Corner Store, Alan B. Royce, de rechter in ruste, Walter Notti, Peters vader, en sleehondenfokker, die allemaal lid waren van het stadsbestuur.

“Ken Darby, onze arts, komt zodra hij kan.”

“Dat is prima. Het zal toch wel even duren voor ik dit allemaal kan onthouden.”

Vervolgens was er Bess Mackie, een broodmagere vrouw met een bos hennakleurig haar die voor hem ging staan, haar armen over elkaar sloeg en haar neus ophaalde.

“Hebt u vandaag mijn jongens van katoen gegeven?”

“Ja, mevrouw, zo zou u het kunnen zeggen.”

Ze zoog lucht door haar dunne neusvleugels en knikte twee keer. “Goed zo. De volgende keer moet u ze met hun koppen tegen elkaar slaan, dan hoef ik het niet te doen.”

Je zou het een warm welkom kunnen noemen, alles in aanmerking genomen, dacht Nate terwijl hij wegliep om een stoel te zoeken.

Hopp loodste hem in de richting van het podium waar stoelen stonden voor haar en Nate, en voor Woolcott, die loco-burgemeester was.

“Deb zal de spits afbijten met wat aankondigingen en zo,” legde Hopp uit. “Dan neemt Ed het woord, en kondigt mij aan. Dan doe ik mijn zegje en kondig jou aan. Als je uitgesproken bent, ronden we het af. Misschien komen er nog wat vragen hier en daar.”

Nate voelde hoe de moed hem in de schoenen zonk. “Oké.”

Ze gebaarde naar een stoel, ging zelf zitten en knikte naar Deb Miner.

Deb, een kleine stevige vrouw met een knap gezicht omlijst door pluizig blond haar, stapte het podium op en ging achter het spreekgestoelte staan.

De microfoon piepte en ruiste terwijl ze hem bijstelde en toen ze haar keel schraapte galmde dat door de zaal. “Goedemiddag, iedereen. Voor we overgaan tot de orde van de dag, heb ik wat mededelingen. Het oudejaarsfeest in The Lodge zal om negen uur beginnen. The Caribous zullen live-muziek verzorgen. We zullen de pet laten rondgaan voor het amusement, dus wees gul. Volgende week vrijdag is er op school een spaghettiavond, de opbrengst gaat naar het uniformfonds voor het hockeyteam. We maken goede kans op regionale kampioenschappen, dus moeten we het team in een uniform steken waar we trots op zijn. Men kan vanaf vijf uur aan tafel. Het diner is inclusief voorgerecht, een salade, een broodje en een glas frisdrank. Volwassenen zes dollar, kinderen van zes tot twaalf vier dollar. Kinderen onder de zes eten gratis mee.”

Vervolgens ging ze over op de details van een geplande filmavond in het stadhuis. Nate luisterde met een half oor en probeerde niet geobsedeerd te raken door zijn beurt achter de microfoon.

Toen zag hij haar binnenkomen.

Door de rode parka en iets in de manier waarop ze liep wist hij dat hij naar dezelfde vrouw keek die hij de vorige avond vanuit zijn raam had gezien. Haar capuchon was teruggeslagen en ze droeg een zwarte bivakmuts op haar haren.

Dik zwart steil haar.

Haar gezicht leek heel bleek bij die twee sterke kleuren en haar jukbeenderen stonden hoog in die zwarte omlijsting. Zelfs van die afstand zag hij dat haar ogen blauw waren. Helder ijzigblauw.

Ze had een canvas schoudertas aan haar schouder en droeg een wijde mannelijke broek met gehavende zwarte laarzen.

Die ijzigblauwe ogen keken hem aan en bleven dat doen toen ze door het middenpad langs de rijen klapstoelen liep. Toen ging ze naast een atletisch gebouwde man zitten die eruitzag als een autochtone Alaskaan.

Ze zeiden niets tegen elkaar, maar Nate kreeg de indruk dat ze niet intiem waren in lichamelijke zin, maar wel vertrouwd met elkaar. Ze schudde de parka van zich af terwijl Deb van de filmavond overging op mededelingen over de aanstaande hockeywedstrijd.

Onder de parka zat een olijfgroene trui. In de trui, als Nate het goed had, stak een klein, gespierd atletisch lichaam.

Hij probeerde vast te stellen of ze knap was. Eigenlijk niet in strikte zin: haar wenkbrauwen waren te recht, haar neus ietsje scheef, haar mond te vol.

Maar zelfs terwijl hij de gebreken in zichzelf registreerde, schoot er iets door zijn buik. Interessant, was het enige wat hij kon bedenken. De afgelopen maanden was hij vrouwen uit de weg gegaan, wat in zijn gemoedstoestand niet echt een beproeving was geweest. Maar deze ijzig uitziende vrouw deed zijn bloed weer sneller stromen.

Ze opende haar tas en haalde er een bruine zak uit. Verbaasd en geamuseerd tegelijk zag Nate dat ze er een flinke hand popcorn uit te voorschijn haalde. Lustig kauwend bood ze haar metgezel wat aan terwijl Deb de mededelingen afrondde.

Toen het Eds beurt was, die neuzelde over het stadsbestuur en de voortgang die ze geboekt hadden, haalde de nieuwkomer een zilverkleurige thermosfles uit haar tas en schonk zwarte koffie in de bijbehorende beker.

Wie was ze in vredesnaam? De dochter van die Alaskaanse indiaan? Wat leeftijd betrof klopte het wel, maar hij zag geen familiegelijkenis.

Ze werd niet warm of koud van zijn blik, maar knabbelde en dronk en staarde recht terug.

Er werd geapplaudisseerd toen Hopp werd aangekondigd. Nate vermande zich en probeerde zich te concentreren.

“Ik ga geen tijd verspillen met politiek. We hebben besloten om onze stad te verzelfstandigen omdat we in de traditie van onze geweldige staat voor onszelf willen zorgen. We hebben ervoor gestemd om het politiebureau te bouwen en onze eigen afdeling samen te stellen. Er is heel wat af gediscussieerd, felle woorden zijn over en weer gevlogen, en iedereen heeft klare taal gesproken. Het resultaat was dat we een buitenstaander hebben aangesteld, een man met ervaring zonder banden met Lunacy. Opdat hij eerlijk zou zijn, opdat hij intelligent zou zijn, opdat hij zonder vooroordelen en zonder aanzien des persoons de wet zou handhaven. Dat heeft hij vandaag bewezen toen hij Jim Mackie in de handboeien sloeg omdat hij met zijn broer in The Lodge aan het vechten was.”

Dat ontlokte wat gegrinnik her en der, en de gebroeders Mackie met hun gehavende gezichten zaten te grijnzen in hun stoel.

“We hebben nog een boete gekregen ook,” riep Jim.

“Dat is tweehonderd voor de stadskluis. Zoals jullie de beest uithangen moeten jullie zelf de nieuwe brandweerwagen betalen die we nodig hebben. Ignatious Burke komt uit Baltimore, Maryland, waar hij elf jaar bij het Baltimore Police Department heeft gewerkt, acht daarvan als rechercheur. We treffen het dat iemand met zijn kwalificaties op ons, stelletje gekken in Lunacy, wil passen. Dus geef onze nieuwe sheriff een hartelijk applaus.”

Toen het publiek klapte dacht Nate: o, shit, en hij stond op. Met een hoofd zo leeg als een onbeschreven schoolbord liep hij naar het podium. Vanuit de menigte riep iemand: ‘Cheechako’.

Er klonk gemompel, geroezemoes en stemmen die zich dreigend verhieven. De irritatie die door hem heen schoot verdreef zijn nervositeit.

“Inderdaad, dat ben ik. Cheechako. Een buitenstaander. Vers vanuit de Lower 48.”

Het geroezemoes bedaarde toen hij zijn blik over het publiek liet dwalen.

“Het meeste wat ik over Alaska weet, heb ik uit een reisgids, van internet of films. Ik weet niet veel meer van deze stad dan dat het verdomd koud is, dat de broers Mackie elkaar graag in elkaar timmeren en dat het uitzicht adembenemend is. Maar ik ben ervaren in politiewerk en daarom ben ik hier.”

Wist, dacht hij. Wist, verleden tijd. En zijn handpalmen werden klam.

Hij ging blunderen—dat voelde hij—toen zijn blik die gletsjerblauwe ogen vond van de vrouw met de rode parka. Haar lippen krulden, een tikje maar, en haar ogen bleven de zijne vasthouden toen ze de zilverkleurige beker naar haar mond bracht om een slok te nemen.

Hij hoorde zichzelf spreken. Misschien was het alleen voor haar bedoeld. “Het is mijn werk om deze stad te beschermen en te dienen, en dat zal ik doen. Misschien nemen jullie het me kwalijk dat ik van buiten kom en hier de lakens uit ga delen, maar we zullen er allemaal aan moeten wennen. Ik zal mijn best doen. Jullie zijn degenen die moeten beslissen of dat goed genoeg is. Dat was het.”

Er klonk eerst aarzelend applaus, maar toen zwol het aan. Nates ogen werden weer naar de blauwe ogen van de vrouw getrokken. Zijn maag balde zich samen, ontspande zich en balde zich weer samen toen die volle mond zich aarzelend in een scheef glimlachje krulde.

Hij hoorde Hopp de vergadering sluiten. Verschillende mensen kwamen naar voren om met hem te praten en hij verloor de vrouw in de menigte uit het oog. Toen hij haar weer zag liep ze in haar rode parka via de achterdeur naar buiten.

“Wie was dat?” Hij liep achteruit tot hij Hopp op de schouder kon tikken. “Die vrouw die laat binnenkwam, rode parka, zwart haar, blauwe ogen.”

“Dat moet Meg zijn. Meg Galloway. Charlenes dochter.”

Ze had hem eens goed willen bekijken, beter dan de vorige dag toen hij bij het raam had gestaan en eruitzag als een piekerende verbitterde held uit een gotische roman.

Hij was knap genoeg voor die rol, vond ze, maar van dichtbij zag hij er eerder droevig dan verbitterd uit.

Jammer, eigenlijk. Verbitterd was meer haar stijl.

Hij had zich goed gehouden, dat moest ze hem nageven. Had de belediging—van die klootzak Bing—een andere wending gegeven, had zijn zegje gedaan en zijn praatje na een korte hapering goed beëindigd.

Als ze politie in Lunacy moesten hebben, hadden ze het slechter kunnen treffen. Haar maakte het niet uit, zolang hij zijn neus maar niet in haar zaken stak.

Aangezien ze toch in de stad was ging ze boodschappen doen en wat voorraden inslaan.

Toen ze het bordje GESLOTEN bij The Corner Store zag hangen zuchtte ze diep. Toen viste ze haar sleutelbos uit haar tas. Ze pakte de sleutel met het label CS en liet zichzelf binnen.

Nadat ze een paar dozen had gepakt liep ze door het gangpad. Graanontbijt, pasta, eieren, blikjes, wc-papier, meel, suiker. Ze zette een doos op de toonbank en vulde de andere.

Net toen ze een zak van vijfentwintig kilo hondenvoer omhooghees ging de deur open en liep Nate naar binnen.

“Ze zijn dicht,” zei Meg hijgend, terwijl ze de zak op de grond bij de toonbank zette.

“Dat zie ik.”

“Als je ziet dat ze dicht zijn, wat doe je dan hier?”

“Dat wilde ik nou net aan jou vragen.”

“Ik heb spullen nodig.” Ze liep achter de toonbank, pakte een paar dozen ammunitie en voegde die bij de rest van haar boodschappen.

“Dat leek me duidelijk, maar over het algemeen als mensen spullen nodig hebben en dat uit een gesloten winkel halen, heet dat diefstal.”

“Dat heb ik gehoord.” Vanonder de toonbank pakte ze een groot boek, en ze bladerde het door. “Ik wed dat mensen daarvoor gearresteerd worden in de Lower 48.”

“Inderdaad. Regelmatig.”

“Wil je die politiek hier in Lunacy toepassen?”

“Inderdaad. Regelmatig.”

Ze lachte even—als de mist van Hopps misthoorn—pakte een pen en begon in het boek te schrijven. “Laat me dit even afmaken, dan kun je me arresteren. Dat zijn dan drie arrestaties voor je, vandaag. Vast een record.”

Hij leunde over de toonbank en zag dat ze alle spullen in haar dozen keurig noteerde. “Ik zou mijn tijd verdoen.”

“Ja, maar tijd hebben we hier in overvloed. Verdraaid, ik ben de Murphy’s vergeten. Wil je die even voor me pakken? Murphy’s Olie-zeep, daar.”

“Oké.” Hij liep naar waar ze had gewezen, liet zijn blik over de schappen dwalen en pakte een fles. “Ik heb je gisteravond gezien, door het raam.”

Ze noteerde de zeep. “Ik jou ook.”

“Je bent piloot.”

“Onder andere.” Ze keek hem aan.

“Wat ben je nog meer?”

“Een rechercheur uit de grote stad als jij moet daar snel genoeg achter kunnen komen.”

“Ik weet al iets. Je houdt van koken. Je hebt een hond. Waarschijnlijk een stel flinke honden. Je bent graag alleen. Je bent eerlijk, althans als het je uitkomt. Je houdt van zwarte koffie en veel boter op je popcorn.”

“Niet meer dan een eerste indruk.” Ze tikte met de pen tegen het boek. “Wil je nog wat meer weten, sheriff Burke?”

Recht door zee, dacht hij. Dat had hij niet vermeld. Dan zou hij ook recht door zee zijn. “Ik zal erover denken.”

Ze glimlachte zoals in het stadhuis, haar rechtermondhoek ging eerder omhoog dan de linker. “Heeft Charlene je al besprongen?”

“Pardon?”

“Ik vroeg me af of je Charlenes speciale verwelkoming hebt gekregen, gisteravond.”

Hij wist niet wat hem meer ergerde, de vraag of de koele manier waarop ze hem aankeek terwijl ze hem stelde. “Nee.”

“Niet je type?”

“Niet echt, nee. En het voelt niet goed om zo over je moeder te praten.”

“Gevoelig, hè? Maak je geen zorgen. Iedereen weet dat Charlene het bed graag laat kraken met elke knappe vent die hier aandoet. Alleen loop ik met een boog om haar heen. Maar nu het er zo voor staat, geef ik je misschien een kans om wat verder dan de oppervlakte te komen.”

Ze sloot het boek en legde het terug. “Wil je me helpen dit in de truck te laden?”

“Zeker. Maar ik dacht dat je was komen vliegen.”

“Klopt. Een vriend en ik hebben van transportmiddel geruild.”

“Juist.” Hij hees de zak hondenvoer over zijn schouder.

Buiten stond een opvallende rode pick-up met zeildoek, kampeergerei, sneeuwschoenen en een paar blikken benzine. In de cabine hing een rek met een jachtgeweer en een buks.

“Jaag je?” vroeg hij haar.

“Hangt van het spel af.” Ze klapte en grinnikte naar hem. “Wat doe je hier in vredesnaam, sheriff Burke?”

“Nate. Ik zal het je laten weten als ik daarachter ben.”

“Oké. Misschien zie ik je op oudejaarsavond. Dan kunnen we zien of we elkaar liggen.”

Ze klom in de pick-up en draaide de sleutel om. Aerosmith schalde uit de luidsprekers en ze draaide de straat in. Toen zette ze koers in westelijke richting, waar de zon al achter de bergtoppen zakte en ze in een vlammend gouden gloed zette terwijl het licht zacht en schemerig werd.

Het was kwart over drie ‘s middags.