18
Logboekfragment • 19 februari 1988
Hij is gek geworden. Hartstikke gestoord. Te veel speed, en god weet wat nog meer. Hij heeft de hoogte, letterlijk. Ik denk dat ik hem rustig heb gekregen. Het is gaan stormen en we hebben beschutting in een ijsgrot gezocht. Wat een schitterende plek. Het lijkt wel een miniatuurtoverkasteel met ijszuilen en bogen en soms stap je plotseling in een kuil. Waren we hier allemaal maar. Ik zou wel wat hulp kunnen gebruiken om Darth terug op aarde te krijgen.
Hij heeft het waanzinnige idee in zijn kop gekregen dat ik hem heb geprobeerd te vermoorden. We hadden wat problemen en hij schreeuwde tegen de wind in naar me dat ik hem wilde vermoorden. Kwam op me af als een razende, en ik moest hem neerslaan. Dat kalmeerde hem wel. Hij werd rustiger. Hij verontschuldigde zich en lachte erom.
We rusten hier even uit om op adem te komen. We hebben een spelletje gespeeld: wat ga ik het eerst doen als ik terug ben. Hij wil biefstuk; ik een vrouw. Toen kwamen we overeen dat we allebei wilden.
Hij is nog steeds onrustig; dat zie ik. Maar verdomme, dat krijg je op deze berg. We moeten terug naar Han, afdalen. Terug naar Lunacy.
Het weer wordt helderder, maar er hangt iets in de lucht. Er staat iets te gebeuren. Het wordt tijd dat we van deze berg afkomen.
In zijn kantoor, met de deur dicht, las Nate de laatste aantekening in het klimlogboek van Patrick Galloway.
Het duurde nog zestien jaar voor je de berg afkwam, Pat, dacht hij. Er stond wel degelijk iets te gebeuren.
Drie gingen ernaar boven, dacht hij, en twee kwamen er terug. En die twee hebben zestien jaar lang hun mond gehouden.
Maar er waren maar twee mannen in die grot, Galloway en zijn moordenaar. Nate was er nu van overtuigd dat Max niet de moordenaar was geweest.
Waarom had de moordenaar Max zo lang laten leven?
Als Han Max was geweest, was Max degene die gewond was geraakt, niet ernstig, maar wel genoeg om de afdaling te bemoeilijken. Hij was het minst ervaren en gehard van de drie, zoals hij tussen de regels van Galloways logboek door dacht te kunnen lezen.
Toch had de moordenaar hem naar beneden gebracht en hem nog zestien jaar laten leven.
En Max had zijn mond gehouden.
Waarom?
Ging het om ambitie, chantage, loyaliteit? Angst?
De piloot, besloot Nate. Zoek de piloot en zie wat hij te zeggen heeft.
Hij legde de kopie van het logboek samen met zijn moordboek in een vergrendelde bureaula en stak de sleutels in zijn zak.
Toen hij naar buiten ging kwam Otto net binnen van patrouille. “Ed Woolcott zei dat iemand het slot van de hut waar hij zijn ijsvisgerei bewaart, heeft opengebroken en ervandoor is gegaan met twee hengels, zijn grondboor en een fles single malt whisky en bovendien de hut met verf heeft beklad.”
Met een roze gezicht van de kou liep Otto recht naar de koffiepot. “Waarschijnlijk kinderen. Ik zei tegen hem dat hij hier de enige is die zijn hut op slot doet, en dat kinderen juist daarom willen inbreken.”
“Hoeveel is het gestolen spul waard?”
“Hij zegt zo’n achthonderd dollar. Een StrikeMaster grondboor kost ongeveer vierhonderd.” Hij lachte schamper. “Dat is typisch Ed. Je kunt al een goede handboor oppikken voor veertig, maar hij moet het beste van het beste hebben.”
“Hebben we een beschrijving van de eigendommen?”
“Ja, ja. Als er een joch stom genoeg is om met een hengel rond te lopen waarop Eds naam in koper gegraveerd is, verdient hij het om opgesloten te worden. De whisky? Waarschijnlijk zijn ze er kotsmisselijk van geworden. Volgens mij hebben ze ergens een gat in het ijs geboord om wat te vissen en hebben ze die fles leeggedronken. Ik neem aan dat ze de spullen ergens achterlaten of stiekem terug in de hut proberen te dumpen.”
“Toch blijft het inbraak en diefstal, dus we moeten het afwerken.”
“Reken maar dat die spullen verzekerd zijn, en voor meer dan hij ervoor betaald heeft. Weet je dat hij het er met een advocaat over heeft gehad om Hawley te vervolgen omdat die hem met nieuwjaar van de weg reed? Een advocaat, godallemachtig!”
“Ik zal wel met hem praten.”
“Veel succes.” Otto ging met een kop koffie aan zijn bureau zitten en keek met tegenzin naar zijn computerscherm. “Ik moet het opschrijven.”
“Ik ga weg, ik moet iets uitzoeken.” Nate bleef even staan. “Doe jij tegenwoordig nog aan bergbeklimmen?”
“Waarom zou ik in vredesnaam zo’n berg op moeten? Ik kan ze van hieraf prima zien.”
“Maar vroeger deed je het wel.”
“Toen danste ik ook met wilde vrouwen.”
“O, ja?” Geamuseerd ging Nate op de hoek van Otto’s bureau zitten. “Je bent me er een, Otto. Van die vrouwen met strakke jurken en hoge hakken?”
De humor won het van het chagrijn. “Ja.”
“En hadden ze van die sexy splitten in de rok, aan de zijkant, zodat hun benen geil naar buiten gleden als ze bewogen?”
Otto kon niet langer kwaad blijven en glimlachte. “Dat waren me nog eens tijden.”
“Vast wel. Ik heb nooit de tango geleerd, en bergbeklimmen ook niet. Misschien moest ik dat eens doen.”
“Hou het bij de tango, baas. Dat kost je in elk geval niet je leven.”
“Sommige mensen praten over bergbeklimmen alsof het een religie is. Waarom ben jij ermee gestopt?”
“Ik kreeg genoeg van de risico’s, bevriezing en botbreuken.” Zijn ogen werden donker toen hij in zijn koffie tuurde. “De laatste keer dat ik heb geklommen, was bij een reddingsoperatie. Zes man, overvallen door een lawine. We hebben er twee gevonden. De lijken dan. Je hebt vast nooit iemand gezien die door een lawine bedolven is geraakt.”
“Nee, dat klopt.”
“Wees daar maar blij om. Het is volgende maand negen jaar geleden. Sindsdien ben ik nooit meer een berg op gegaan. En dat zal ik ook nooit meer doen.”
“Heb je ooit met Galloway geklommen?”
“Een paar keer. Hij was een goede bergbeklimmer. Verrekt goed voor zo’n zakkenwasser.”
“Mocht je hem niet?”
Otto ramde op het toetsenbord. “Als ik aan elke zakkenwasser die ik tegenkwam een hekel zou moeten hebben, zouden er niet veel over zijn. De man was in de jaren zestig blijven hangen. Een echte hippie. Te makkelijk als je het mij vraagt.”
In de jaren zestig, dacht Nate, had Otto in een oerwoud in Vietnam lopen zweten. Een dergelijke kloof tussen soldaat en hippie kon met minder stress dan een winterse bergbeklimming al tot uitbarsting komen.
“Je lult een eind weg over leven in de natuur, en de walvissen redden,” vervolgde Otto terwijl hij op de toetsen ramde, “terwijl je in werkelijkheid op je reet zit en je laat onderhouden door de staat waar je continu op afgeeft. Daar heb ik totaal geen respect voor.”
“Ik neem aan dat jullie weinig gemeen hadden, vooral niet omdat jij soldaat was geweest.”
“We waren geen drinkebroers.” Hij hield op met typen en keek op naar Nate. “Waar gaat dit eigenlijk over?”
“Ik probeer een zo duidelijk mogelijk beeld van de man te krijgen.” Toen hij opstond vroeg hij nonchalant: “Als jullie gingen klimmen, wie namen jullie dan als piloot?”
“Meestal Jacob. Die was in de buurt.”
“Ik dacht dat Jacob zelf ook wel eens de bergen op ging. Heb je ooit met hem geklommen?”
“Ja zeker. Dan lieten we ons brengen door Hank Fielding uit Talkeetna, of Two-Toes uit Anchorage, of Stokey Loukes als hij nuchter was.” Hij haalde zijn schouders op. “Er zijn genoeg piloten die een stel bergbeklimmers weg willen brengen als je samen het geld opbrengt. Als je echt wilt gaan klimmen, kun je je door Meg laten brengen, en zorg dat je een professionele gids meeneemt, niet een of andere hufter.”
“Dat zal ik doen, maar ik denk dat ik genoegen neem met het uitzicht vanuit mijn kantoor.”
“Heel verstandig.”
Hij vond het geen genoegen om zijn hulpsheriff te ondervragen, maar hij zou het gesprek in zijn aantekeningen noteren. Hij kon zich niet voorstellen dat Otto met speed in zijn lijf door het lint zou gaan en een man met een ijsbijl zou aanvallen. Aan de andere kant kon hij hem zich ook niet tangodansend met een vrouw in een strakke jurk voorstellen.
Mensen konden behoorlijk veranderen in zestien jaar.
Hij ging naar The Lodge, waar Charlene en Cissy de vroege eters bedienden. Magere Jim werkte achter de bar. En De Professor zat op zijn vaste kruk met een whisky Trollope te lezen.
“We zijn een weddenschap begonnen op Iditarod,” zei Jim tegen Nate. “Wilt u meedoen?”
Nate ging aan de bar zitten. “Wie is je favoriet?”
“Ik ga voor die jonge vent, Triplehorn. Een Aleut.”
“Hij is zo knap,” zei Cissy toen ze langskwam met lege borden.
“Het maakt niet uit hoe hij eruitziet, Cissy.”
“Voor mij wel. Doe me een Moosehead en een dubbele wodka ijs.”
“De voorkeur gaat uit naar die Canadees, Tony Keeton.”
“Hebben we een voorkeur voor Canadezen?” vroeg Nate verbaasd terwijl Jim de wodka inschonk.
“Nee. Voor de honden. Walt Notti heeft zijn honden gefokt.”
“Dan zet ik twintig in op de Canadees.”
“Biertje?”
“Koffie graag, Jim.” Terwijl Cissy en Jim drankjes verzorgden en verder kibbelden over hun favoriete mushers, knoopte Nate een gesprek aan met de man naast hem. “Hoe is het, John?”
“Ik slaap niet zo best. Nog niet, althans.” John legde een boekenlegger op de pagina van het boek waar hij was gebleven, en legde het opzij. “Ik kan dat beeld maar niet uit mijn hoofd zetten.”
“Dat is ook verdomd lastig. Jij kende Max vrij goed. Je hebt artikelen voor zijn krant geschreven.”
“Een keer per maand boekrecensies, af en toe een bijlage. Het betaalde weinig, maar ik deed het graag. Ik weet niet of Carrie doorgaat met de krant. Ik hoop van wel.”
“Ik heb gehoord dat Galloway ook het een en ander voor The Lunatic heeft geschreven. Vroeger.”
“Hij kon goed schrijven. Hij had er iets mee kunnen doen als hij er zich voor had ingezet.”
“Dat geldt voor alles, denk ik.”
“Hij was een soort natuurtalent, op meer dan één gebied.” John keek achterom naar Charlene. “Maar hij liet het allemaal waaien. Verspilde wat hij had.”
“Zijn vrouw ook, bedoel je?”
“Daar kan ik niet over oordelen. Zoals ik het zie, stak hij weinig energie in zijn relatie of wat ook maar. Hij had een paar hoofdstukken van meerdere romans liggen, tientallen aanzetten voor liedjes, god weet hoeveel nooit afgemaakt houtsnijwerk. Hij was goed met zijn handen en was heel creatief, maar bezat totaal geen zelfdiscipline, laat staan ambitie.”
Nate overwoog een aantal mogelijkheden. Drie mannen, tot elkaar veroordeeld door plaats, hobby’s, schrijven en bergbeklimmen. En twee van de drie verliefd op dezelfde vrouw.
“Misschien zou hij daar verandering in gebracht hebben, als hij de kans had gekregen.”
John wenkte Jim om zijn glas bij te vullen. “Misschien wel.”
“Heb je wel eens iets gelezen van wat hij schreef?”
“Ja. Soms gingen we samen wat drinken, of namen we iets anders geestverruimends,” zei John met een glimlachje. “En dan hadden we het over filosofie en politiek, schrijven, kortom, we namen de wereld door. Jonge intellectuelen, je kent het wel.” John hief zijn glas in een toost. “Die maar wat zweefden.”
“Heb jij bergtochten met hem gemaakt?”
“Ach ja, het avontuur. Jonge intellectuelen gaan niet naar Alaska zonder die drang. Ik heb van die tijd genoten, en zou het nooit gemist willen hebben.” Met een nostalgische glimlach nam hij een slok whisky.
“Waren jullie vrienden?”
“Ja. We konden goed met elkaar opschieten op dat intellectuele niveau, in elk geval. Ik was jaloers op hem vanwege zijn vrouw; dat was geen geheim. Ik denk dat hij dat wel leuk vond en dat het hem superieur aan mij maakte. Ik was de hoogopgeleide van ons tweeën, en toch, kijk eens wat hij had.”
Nate liet dat even bezinken en nam een paar slokken koffie. “Klommen jullie in een groep, of alleen?”
“Hm.” John knipperde met zijn ogen, als een man die uit een droom ontwaakt. Herinneringen, dacht Nate, waren ook een soort droom. Of nachtmerrie. “In groepen. Er is een soort camaraderie in waanzin. De beste tocht die ik me herinner is die in de zomer op Denali. Groepen en enkelingen kropen over dat monster als mieren over een gigantische taart. Het basiskamp was net een klein stadje op zich, en één groot feest.”
“Jij en Pat?”
“Hm, met Jacob, Otto, Deb en Harry, Ed, Bing, Max, de Hoppsjes en Sam Beaver, die twee jaar geleden is overleden aan longembolie. Eh, even kijken, Mackie senior was er ook, voorzover ik me herinner. Hij en Bing kregen weer eens mot over god weet wat, en Hopp, wijlen meneer Hopp, kwam tussenbeide. Hawley was er ook, maar hij was zo dronken dat hij zich zowat een schedelbreuk viel. We wilden niet dat hij meeging. En dan was er nog Missy Jacobson, een freelance fotografe met wie ik een korte heftige romance heb gehad waarna ze weer terugging naar Portland en met een loodgieter trouwde.”
Die herinnering bracht een glimlach op zijn gezicht. “O, Missy, met haar grote bruine ogen en rappe handjes. Wij uit Lunacy hadden echt een feestgroep. We hadden zelfs een vlaggetje dat we op de top zouden zetten voor foto’s voor de krant. Alleen heeft niemand van ons de top bereikt.”
“Helemaal niemand?”
“Nee, die keer niet. Pat wel, later, voorzover ik me herinner, maar op die klimtocht rustte een vloek. Toch waren we die nacht op het basiskamp vol goede moed. We hebben gezongen, geneukt en gedanst in dat prachtige eindeloze zonlicht. Met dat intense gevoel dat je leeft.”
“Wat is er gebeurd?”
“Harry werd ziek. Hij besefte het eerst niet, maar in de ochtend had hij koorts. Griep. Hij zei dat hij niks mankeerde en niemand ging tegen hem in. Hij hield het geen vijf uur vol. Deb en Hopp hebben hem naar beneden gebracht. Sam viel, brak zijn arm. Missy werd misselijk. Een groep die afdaalde nam haar mee terug naar de basis. Het weer sloeg om en wij die overbleven hebben tenten opgezet en kropen bij elkaar terwijl we de goden aanriepen om de storm te laten overwaaien. Dat gebeurde niet, het werd alleen maar erger. Ed werd ziek, en toen ik. Zo ging het maar door tot we ermee moesten kappen. Een miserabel einde van onze kortstondige uitspatting.”
“Wie heeft jullie naar de stad teruggebracht?”
“Pardon?”
“Hadden jullie een piloot?”
“O, ja. Ik weet nog dat we met z’n allen in dat vliegtuig zaten gepropt, ziek, dronken of pissig. Ik weet niet meer wie de piloot was. Een vriend van Jacob, geloof ik. Ik was zo ziek als een hond, dat weet ik nog heel goed. Ik heb het op een bepaald moment opgeschreven. Ik probeerde iets grappigs te schrijven voor The Lunatic”.
Hij dronk zijn glas leeg. “Ik heb het altijd betreurd dat we die vlag niet konden neerzetten.”
Nate ging er niet verder op in en liep naar Charlene. “Kun je even pauze nemen?”
“Zeker. Als Rose weer ter been is.”
“Vijf minuten maar. Zo druk is het nog niet.”
Ze stak haar opschrijfboekje in haar zak. “Vijf minuten. Als we de boel hier niet aan de gang houden, gaan de mensen naar De Italiaan. Ik kan me niet permitteren mijn vaste klanten kwijt te raken.”
Ze gingen naar de lege receptieruimte. Het geklik van haar hakken deed Nate denken aan de tango en hij vroeg zich af in hoeverre ijdelheid de overhand moest hebben als een vrouw urenlang op haar benen moest staan.
“Voorzover jij weet ging Patrick Galloway naar Anchorage om werk te zoeken, is het niet?”
“Dat verhaal hebben we al eens doorgenomen.”
“Doe maar of ik gek ben. Als hij daar aangekomen was en het in zijn bol kreeg om een berg te beklimmen, wie zou hij dan als piloot hebben ingehuurd?”
“Hoe moet ik dat in vredesnaam weten? Hij ging niet om te klimmen, maar om werk te zoeken.”
“Je hebt bijna veertien jaar met hem samengewoond, Charlene. Jij kende hem.”
“Als het niet Jacob was, als die toevallig in Anchorage was, zou het waarschijnlijk Two-Toes of Stokey zijn geweest. Maar als die allebei niet beschikbaar waren en hij er echt zijn zinnen op had gezet, dan zou hij de eerste de beste die zich als piloot aandiende hebben betaald. Of hij zou ruilhandel hebben gepleegd. Hij had geen rooie cent. Ik heb hem maar honderd dollar van ons huishoudgeld gegeven. Meer zou hij alleen maar opgezopen hebben.”
“Weet je waar die twee piloten zijn?”
“Vraag dat maar aan Jacob of Meg. Zij kennen dat wereldje, ik niet. Je had me moeten laten weten dat ze hem gingen bergen, Nate. Waarom heb je dat niet gedaan! Je had me naar hem toe moeten brengen!”
“Het had geen zin om je dat aan te doen. Echt niet,” zei hij voor ze ertegenin kon gaan. “Geloof me.”
Hij duwde haar op een bankje en ging naast haar zitten. “Luister eens even. Het heeft geen zin om hem zo te zien. Voor jou niet en voor hem niet.”
“Meg heeft hem wel gezien.”
“En daar is ze kapot van. Ik was erbij; ik weet het. Wil je echt iets persoonlijks doen? Wil je iets bijdragen? Doe dan eens iets voor je dochter. Wees eens een moeder, Charlene. Geef haar eens een keer een schouder om op te leunen.”
“Ze wil niet dat ik haar troost. Ze wil niets van me.”
“Misschien niet. Maar het kan geen kwaad om het aan te bieden, daar heb jij in elk geval wel iets aan.” Hij stond op. “Ik ga nu naar haar toe. Wil je dat ik iets tegen haar zeg?”
“Je zou kunnen zeggen dat ik de komende dagen wel wat hulp kan gebruiken, tenzij ze natuurlijk allerlei belangrijker zaken aan haar hoofd heeft.”
“Oké.”
Het was donker toen hij bij Meg aankwam. Ze zag er duidelijk kalmer en relaxter uit. Aan de kussens en de foulard op de bank te zien had ze voor de open haard een dutje gedaan.
Hij had al een strategie bedacht en gaf haar een boeket gemengde chrysanten en margrieten die hij in The Corner Store had gekocht.
“Waar heb ik dit aan te danken?”
“Ik ben tot de conclusie gekomen dat we eigenlijk achterstevoren te werk zijn gegaan. Ik heb je het bed in gekregen, of jij mij, dus die druk is eraf. Nu maak ik je het hof.”
“Dat meen je niet.” Ze stak haar neus in de bloemen. Misschien was het een cliché, maar ze was dol op bloemen, en op mannen die zo attent waren om die haar aan te bieden. “Wat is dan de volgende stap, een versierstunt in een kroeg?”
“Ik dacht eigenlijk meer aan een afspraakje, uit eten bijvoorbeeld. Maar je mag me best versieren in een kroeg. Dat vind ik ook wel leuk. Ondertussen wil ik graag dat je wat spullen inpakt en vanavond met me meegaat naar The Lodge.”
“Aha, dus tijdens deze romantische periode doen we nog wel aan seks?”
“Je kunt natuurlijk een kamer voor jezelf nemen, maar ik heb toch liever de seks. Je kunt de bloemen ook meenemen. En de honden, uiteraard.”
“Vertel me eens waarom ik mijn eigen comfortabele huis zou verlaten om met jou te neuken in een hotelkamer?” Ze draaide het boeket om en om en keek hem vanonder haar wimpers aan. “O, omdat het zo boeiend is in onze omgekeerde relatie. Het idee spreekt me wel aan, Burke, maar ik blijf toch liever hier, en we kunnen ook doen alsof we een of ander goedkoop motelkamertje gehuurd hebben. We kunnen zelfs kijken of er een pornofilm op tv is.”
“Dat klinkt geweldig, maar ik wil toch dat je met mij meegaat. Een paar dagen geleden hing er iemand bij je huis rond.”
“Waar heb je het over?”
Hij vertelde haar over de sporen.
“Waarom heb je me dat verdomme niet verteld toen het nog licht was, zodat ik het zelf kon zien?” Ze smeet de bloemen op tafel en liep naar haar parka.
“Wacht even. Het sneeuwde. Het lag wel vijftien centimeter dik. Je had niets kunnen zien. Otto en Peter hadden er trouwens al rondgestruind. Ik heb niets gezegd omdat je al genoeg te verteren had. Nu kon je tenminste even tot rust komen. Pak wat spullen, Meg.”
“Ik ga mijn huis niet uit omdat er iemand in de bossen heeft rondgezwalkt. Zelfs al was ik zo paranoïde als jij om te denken dat ik door iemand bespioneerd werd, dan nog kan ik…”
“Voor jezelf opkomen, ja dat weet ik.”
“Denk jij soms van niet?” Ze draaide zich nijdig om en liep naar de keuken.
Toen hij haar achternaliep zag hij dat ze een geweer uit de bezemkast pakte.
“Meg.”
“Hou je mond, verdomme.” Ze controleerde de patroonkamer en tot zijn schrik zag hij dat het geladen was.
“Weet je hoeveel ongelukken er gebeuren omdat gezinnen geladen wapens in huis hebben?”
“Ik schiet nooit per ongeluk. Kom mee.”
Ze trok de buitendeur open.
Het was donker en koud en hij had een boze vrouw met een geladen geweer bij zich. “Zullen we gewoon naar binnen gaan en…”
“Die tak, twee uur, drie meter naar boven, tien meter wijd.”
“Meg…”
Ze legde het geweer op haar schouder, richtte en vuurde. Het schot weergalmde in zijn hoofd. De tak knalde uiteen op vijftien centimeter van de stam.
“Goed, je kunt schieten. Hartstikke goed, gouden medaille. Kom mee naar binnen.”
Ze schoot nog een keer en de vijftien centimeter tak viel als een afgeschoten konijn in de sneeuw.
Haar adem kwam in wolken naar buiten toen ze nogmaals vuurde en vernietigde wat er nog over was.
Toen raapte ze de hulzen op, ging naar binnen en zette het geweer terug.
“Zo, mevrouw de scherpschutter, petje af,” zei Nate. “En hoewel ik niet van plan ben het ooit zover te laten komen, zal ik toch even zeggen dat het aan flarden schieten van een tak in de verste verte niet lijkt op het jagen van een kogel door vlees en bloed.”
“Ik ben niet zo’n Lower 48-vrouwtje. Ik heb elanden, buffels, kariboes, beren…”
“Heb je wel eens een mens neergeschoten? Dat is niet hetzelfde, Meg. Geloof me, het is totaal anders. Ik zeg niet dat je niet slim, of capabel of sterk bent. Maar toch wil ik graag dat je vanavond met mij meegaat. Zo niet, dan blijf ik hier. Maar je moeder kan wel wat hulp in The Lodge gebruiken, nu Rose er niet is. Ze komt om in het werk en is erg van streek vanwege je vader.”
“Charlene en ik…”
“Ik heb er ook weinig mee. Met mijn moeder. We hebben nauwelijks contact, en mijn zus met geen van ons omdat ze geen ellende aan haar kop wil. Daar kan ik inkomen.”
“Ik wist niet dat je een zus had.”
“Ze is twee jaar ouder dan ik en ze woont nu in Kentucky. Ik heb haar al…zo’n vijfjaar niet gezien. Wij Burkes zijn niet echt familieziek.”
“Heeft ze je niet opgezocht toen je neergeschoten was?”
“Ze belde. We hadden elkaar weinig te zeggen. Toen Jack was doodgeschoten en ik gewond was geraakt heeft mijn moeder me in het ziekenhuis opgezocht. Ik dacht, voorzover ik überhaupt kon denken, dat er heel misschien een kansje bestond dat er iets goeds uit al die ellende kon voortkomen. Dat het ons weer wat dichter bij elkaar zou brengen. Maar ze vroeg of ik nu wilde stoppen. Ze wilde dat ik ontslag nam bij de politie voor ze mijn graf moest bezoeken in plaats van mijn ziekenhuisbed. Ik weigerde, omdat het alles was wat ik nog over had. Toen is ze zonder nog een woord te zeggen vertrokken. Sindsdien hebben we nauwelijks contact meer gehad. Mijn baan heeft me mijn beste vriend, mijn vrouw en mijn familie gekost.”
“Niet waar.” Ze kon het niet laten om zijn hand te pakken en die tegen haar wang te drukken en te wrijven. “Je weet dat dat niet zo is.”
“Ligt eraan hoe je het bekijkt. Toch heb ik geen ontslag genomen. Ik ben hier omdat zelfs toen ik de bodem had gezien het werk me overeind hield. Misschien ben ik daarom niet nog verder gezonken, dat weet ik niet. Wel weet ik dat jij de kans hebt om het op de een of andere manier goed te maken met je moeder. Die kans zou je moeten benutten.”
“Ze had me kunnen vragen of ik wilde bijspringen.”
“Dat heeft ze gedaan. Ik geef het alleen maar door.”
Met een zucht draaide ze zich om en schopte tegen het gootsteenkastje. “Ik zal wel een keer helpen, maar denk niet dat het dan ineens voorgoed koek en ei tussen ons wordt, Nate.”
“Voorgoed is te lang om je druk over te maken.”
Hij zette haar af bij The Lodge, waarna hij terugging naar het bureau.
Daar was hij een tijd bezig met aantekeningen maken van zijn gesprekken met Otto en John. Toen zette hij de zoekfunctie op de namen van de piloten die Otto hem had gegeven.
Stokey Loukes had geen strafblad, alleen een paar verkeersovertredingen. Hij woonde in Fairbanks en werkte als piloot voor een reisorganisatie met de naam Alaska Wild. Op hun webpagina beloofden ze potentiële klanten hun het echte Alaska te laten zien. Ze zouden op wild schieten met een gids, enorme vissen binnenhalen en prachtige plaatjes kunnen schieten van The Great Alone, alles geheel verzorgd. Speciale prijzen voor groepen.
Fielding was in 1993 naar Australië verhuisd en vier jaar later een natuurlijke dood gestorven.
Thomas Kijinski, alias Two-Toes, was een ander verhaal. Nate vond verschillende registraties voor drugsbezit, rijden onder invloed, kruimeldiefstal. Hij was uit Canada gezet en zijn pilotenbrevet was twee keer ingenomen geweest.
Op 8 maart 1988 was zijn lijk in een vuilniscontainer op een dok in Anchorage aangetroffen, met meerdere messteken. Zijn portefeuille en horloge waren weg. Conclusie: beroving. De dader of daders werden nooit gevonden.
Als je dat in een ander licht ziet, dacht Nate terwijl hij de gegevens printte, was er iemand uit de weg geruimd in plaats van beroofd. Een piloot die drie mensen wegbracht en er met twee terugkwam. Een paar weken later wordt de piloot doodgestoken en bij het vuilnis achtergelaten.
Dat zette je aan het denken.
Nu hij alleen op het bureau was trok hij de doek van zijn prikbord. Hij zette koffie en viste een blik inmaakham uit de voorraadkamer om een sandwich mee te beleggen.
Toen ging hij aan zijn bureau zitten, bekeek het bord, las zijn aantekeningen en Patricks Galloways laatste logboek.
Hij bracht de lange avond door met nadenken.