17

Het was een meisje, ruim acht pond, met alles erop en eraan en dik zwart haar. Haar naam was Willow Louise, en ze was een wolk van een baby. Dat vertelde Peter hem toen hij het bureau in rende, vier uur nadat hij de kliniek was binnengestormd.

Nate was zo attent geweest om langs The Corner Store te gaan om sigaren te kopen. En toen hij daar was, kocht hij meteen een stevige multomap. Hij was legergroen in plaats van zwart, wat zijn voorkeur had, maar hij kocht hem toch, op rekening van zijn bureau.

Daarin zou hij al zijn aantekeningen en kopieën van verslagen en foto’s opbergen. Het zou zijn moordmap worden.

Hij offreerde met enige plechtigheid een sigaar aan Peter, Otto en Peach, die erom moest lachen. Het gebaar ontdooide haar kille houding jegens hem sinds hij die ochtend kortaf tegen haar was geweest.

Nadat ze elkaar op de schouder hadden geklopt en de geurige rook hadden uitgeblazen, gaf hij Peter de rest van de dag vrij.

Daarna trok hij zich terug in zijn kantoor met de perforator en het kopieerapparaat. Toen legde hij zijn moordmap aan. Samen met het bord gaf hem dat een tastbaar uitgangspunt. Het was politiewerk.

Zijn werk.

Hij was van plan om de rest van zijn dienst Anchorage te bestoken met telefoontjes, maar Peach kwam zijn kantoor in. Ze sloot de deur, ging zitten en vouwde haar handen in haar schoot.

“Is er iets?”

“Denk je dat die sporen bij Megs huis verontrustend zijn?”

“Eh…”

“Otto heeft het me verteld, aangezien jij dat niet deed.”

“Ik, eh…”

“Als je me zou vertellen wat er gaande is, zou ik niet moeilijk doen.”

“Oké, mevrouw.”

Dat ontlokte een glimlachje. “En denk niet dat ik je niet door heb, Ignatious. Je slaat die vriendelijke toon aan als je op een ander onderwerp wilt overgaan, of als je wilt dat iemand dénkt dat je meegaand bent, terwijl je dat niet bent.”

“Je hebt me door. Ik vond het gewoon de moeite waard om die sporen na te trekken, dat is alles.”

“En dat zeg je niet tegen je secretaresse omdat je misschien denkt dat ze niet slim genoeg is om door te hebben dat je zoveel mogelijk vrije tijd knus bij Meg Galloway doorbrengt?”

“Nee.” Hij keek haar aan, trommelde op de linkerhoek van zijn moordmap, en daarna op de rechterhoek. “Maar misschien wilde ik het er niet met de vrouw over hebben die me kofïïebroodjes geeft. Omdat ze het misschien verkeerd zou opvatten.”

“En Peter en Otto zouden het niet verkeerd opvatten?”

“Dat zijn mannen. Mannen denken meestal maar aan één ding…dus dat ging niet op. Sorry dat ik vanmorgen kortaf tegen je was, en het spijt me ook dat ik mijn gewaardeerde en zeer goede secretaresse niet op de hoogte heb gehouden.”

“Je bent een gladde,” zei ze na een minuut. “Maak je je zorgen om Meg?”

“Ik vraag me af wat iemand bij haar huis te zoeken heeft, dat is alles.”

“Zij zou de eerste zijn om je te zeggen dat ze heel goed op zichzelf kan passen, en dat dat altijd zo geweest is. Ik vind wel dat het nooit kwaad kan als een vrouw een integere man in de buurt heeft die een oogje in het zeil houdt. De mensen hier doen elkaar niets aan. O, er wordt natuurlijk wel eens gevochten of geroddeld, je kent het wel. Maar je kunt je hier veilig voelen; je weet dat iemand je zal helpen als er iets aan de hand is.”

Ze trok het potlood uit haar knot en liet het door haar vingers glijden. “En nu is er dit gebeurd en je vraagt je af of het allemaal maar een illusie was, dat veilige gevoel. De mensen krijgen het er benauwd van. Ze worden bang en ongerust.”

“En heel wat van die mensen zijn gewapend en willen hun eigen terrein beschermen.”

“Ja, ze kunnen wel eens gek gaan doen,” vervolgde ze met een knikje. “Wees maar voorzichtig.”

“Wie vertrouwde Max genoeg om hem zo dichtbij te laten komen, Peach? Zo dichtbij om een kogel door zijn hoofd te jagen?”

Ze draaide het potlood tussen haar vingers rond en stak het toen weer in haar knot. “Je gaat dus niet voor zelfmoord.”

“Ik ga niet voor wat het niet is.”

Ze zuchtte een paar keer diep. “Ik kan niemand bedenken die hij niet zou hebben vertrouwd. Datzelfde geldt voor mij, en zo ongeveer iedereen in Lunacy. We zijn een hechte gemeenschap. We kunnen ruziemaken en het niet eens zijn en elkaar ervan langs geven, maar we zijn hecht. Bijna familie.”

“Laat ik het anders zeggen. Met wie van degenen met wie Max bergtochten maakte in de periode dat Galloway vermist raakte, zou hij nu nog een goede band hebben?”

“Allemachtig.” Ze keek hem aan en drukte een hand tegen haar borst. “Je maakt me bang. Als je het zo zegt, ga ik me afvragen wie van mijn buren of mijn vrienden een koelbloedige moordenaar is.”

“Ik weet niet of koelbloedig het goede woord is.”

Maar dat ben je, besefte ze plotseling. Als het hierop neerkomt ben je het. “Bing, Jacob, Harry of Deb. O, jemig. Ach, Hopp of Ed, hoewel Hopp geen echte klimmer was. Mackie sr., Mike de dronkelap als hij nuchter genoeg was. Zelfs de Professor heeft een paar keer geklommen. Korte tochten in de zomer, voorzover ik weet.”

“John heeft al eeuwen een oogje op Charlene.”

“Jezusmina, Nate.”

“Ik wil alleen het beeld duidelijk krijgen, Peach.”

“Oké. Zo lang als ik me kan heugen, in elk geval. Niet dat ze hem zag staan, enfin, niet meer dan ze welke man dan ook zag staan toen ze met Pat was. Daarna trouwde ze met Karl Hidel, ongeveer een halfjaar nadat Pat was verdwenen, denk ik. Iedereen, ook die ouwe Hidel, wist dat ze hem om zijn geld trouwde, om The Lodge, maar ze was goed voor hem.”

“Juist.”

Haar blik dwaalde naar zijn prikbord. “Hoe kan ik al die mensen nu nog recht aankijken?”

“Dat is het nadeel van bij de politie zijn.”

Aan haar gezicht was te zien dat die laatste opmerking haar op een prettige manier uit het veld sloeg. “Dat zal het zijn.” Ze kwam overeind, in haar rode trui met roze valentijnhartjes langs de zoom. “Ik wil nog zeggen dat je moet weten dat ik Meg graag mag. Ik mag haar en vind haar een goed mens. Maar dat geldt ook voor jou, en ik hoop dat ze je hart niet zal breken.”

“Begrepen.”

Toen ze weg was, draaide hij om in zijn stoel en keek naar de sneeuw. Een paar weken geleden wist hij niet meer dat hij nog een hart had. Nu wist hij niet of hij blij of verontrust moest zijn met die vaststelling.

Was hij aan het herstellen, vroeg hij zich af, of gewoon stom? Misschien kwam dat op hetzelfde neer.

Hij draaide zijn stoel weer terug en ging bellen.

Die nacht kwam ze niet terug. Nate sliep in haar huis met haar honden. In haar fïtnessruimte raakte hij iets van zijn teleurstelling en een toenemende woede kwijt. De volgende ochtend, toen er alleen nog wat natte sneeuw viel, reed hij terug naar Lunacy en zijn werk.

Ze had expres geen contact met hem opgenomen. Onaardig, gaf Meg toe toen ze op Anchorage Airport in de taxi achteroverleunde. Hij zou zich waarschijnlijk druk maken. Zo te oordelen was het een man die altijd bezorgd was om het vrouwtje. Hij zou gekwetst en kwaad zijn, en dat was ook haar opzet.

Die man joeg haar de stuipen op het lijf.

Toen hij haar in haar vliegtuig zag klimmen, had ze een bepaalde blik in zijn ogen gezien. Bovendien had die blik bij haar bepaalde gevoelens losgemaakt.

Ze had geen zin in allerlei diepe gevoelens en contacten. Waarom konden mensen niet gewoon af en toe van goede simpele seks genieten zonder het te bederven met…wat dan ook. Loyaliteit, oké, dat gaf ze en verwachtte ze, zolang de lust er was. Ze was niet zoals haar moeder, die met iedereen het bed in dook. Ze was echter ook niet op zoek naar een langdurige relatie.

Dat wilde hij wel, dat had ze aangevoeld. De eerste keer toen ze in die trieste gekwetste ogen keek had ze dat geweten.

Het was geen goed idee om met een man naar bed te gaan die meer wilde of verwachtte dan seks.

Was haar leven al niet gecompliceerd genoeg zonder dat ze zich verplicht moest voelen om zich aan iemand anders aan te passen? Aan een man nota bene.

Het was slim geweest om die andere opdrachten aan te nemen, en ze hield ervan om het druk te hebben. Het was nog slimmer om een paar dagen langer bij hem en Lunacy uit de buurt te blijven. Tot rust te komen.

Tot rust te komen voor de taak die haar wachtte.

Met Nate had ze geen contact opgenomen, maar met Coben wel.

Het lijk was geborgen en naar het mortuarium in Anchorage gebracht.

Nu was ze onderweg naar het mortuarium om haar vader te identificeren.

Alleen. Dat was ook opzettelijk. Ze had haar hele leven alles alleen op haar eigen manier afgehandeld. Al zo lang ze zich kon heugen.

Daar ging ze nu geen verandering in brengen.

Als haar vader inderdaad in het mortuarium lag—en dat wist ze intuïtief—dan was hij haar verantwoordelijkheid, haar verdriet, en, vreemd genoeg, ook haar bevrijding.

Daar wilde ze niemand bij hebben, zelfs Jacob niet. De enige van wie ze onvoorwaardelijk hield.

Het was maar een formaliteit, meer een gebaar. Coben had er zich met zijn onbewogen blik van verzekerd dat ze dat wist. Patrick Galloway had een strafblad, en zijn vingerafdrukken waren opgeslagen. Officieel was hij al geïdentificeerd.

Zij was echter naaste familie en mocht hem zien om te bevestigen dat hij het inderdaad was, en om formulieren te ondertekenen en een verklaring af te leggen. Dat beschouwde ze als haar plicht.

Toen de taxi voor de deur stopte betaalde ze en vermande ze zich.

Coben was er al.

“Mevrouw Galloway.”

“Brigadier.” Ze drukte zijn koele droge hand.

“Ik weet dat dit moeilijk is en ik ben dankbaar dat u gekomen bent.”

“Wat moet ik doen?”

“Er is wat papierwerk. We zullen het zo snel mogelijk afhandelen.”

Hij hielp haar erdoorheen. Ze zette haar handtekening op de aangegeven plekken, nam haar bezoekerspasje in ontvangst en speldde dat op haar blouse.

Toen hij haar door een brede witte gang meevoerde probeerde ze aan niets te denken en niet te letten op de doordringende vage geuren die er hingen.

Hij bracht haar naar een kamertje met een paar stoelen en een tv die aan de muur was gemonteerd. Er was een raam met strakke witte rolgordijnen aan de buitenkant. Ze trok haar schouders recht en liep erheen.

“Mevrouw Galloway?” Hij raakte haar schouder aan. “Kijkt u alstublieft naar de monitor.”

“De monitor?” Verbaasd draaide ze zich om en keek naar het doffe grijze scherm. “De televisie? U laat hem toch niet via de tv zien? Jezus, dat is nog veel luguberder dan dat ik hem gewoon in het echt…”

“Het is standaardprocedure. Voor uw bestwil. Als u zover bent.”

Haar mond voelde kurkdroog aan, met een zanderige walgelijke smaak. Ze durfde niet te slikken, bang dat hij weer omhoog zou komen als een enorme stroom braaksel voor ze nog maar iets gezien had.

“Ik ben zover.”

Hij pakte een telefoon van de muur en mompelde er iets in. Toen nam hij de afstandsbediening, richtte die op het scherm en klikte.

Ze zag hem alleen vanaf het bovenste deel van zijn schouders. Ze hadden zijn ogen niet gesloten, dacht ze paniekerig. Hadden ze dat niet moeten doen? In plaats daarvan zag ze zijn starende blik, de ijsblauwe ogen die ze zich herinnerde waren vertroebeld. Zijn haar, snor en stoppelbaard waren zo zwart als ze zich herinnerde.

Zijn haar en gezicht waren niet langer met zilverachtig ijs bedekt. Was hij nog bevroren? dacht ze dof. En vanbinnen? Hoelang duurde het voor het hart en de lever en nieren van een man van vijfentachtig kilo die bevroren was geweest waren ontdooid?

Maakte het iets uit?

Haar maag kwam omhoog en haar vingertoppen en tenen begonnen te tintelen.

“Herkent u de overledene, mevrouw Galloway?”

“Ja.” Er was een echo in de kamer, of in haar hoofd. Het leek wel of haar stem eindeloos weergalmde, blikkerig en zacht. “Dat is Patrick Galloway. Dat is mijn vader.”

Coben klikte de tv uit. “Het spijt me heel erg voor u.”

“Ik ben nog niet klaar. Zet hem weer aan.”

“Mevrouw Galloway…”

“Zet hem weer aan.”

Na een korte aarzeling, deed Coben wat ze vroeg. “Ik moet u waarschuwen, mevrouw Galloway, dat de media…”

“De media kunnen me niet schelen. Ze zullen met zijn naam aan de haal gaan, of ik het erg vind of niet. Bovendien zou hij er waarschijnlijk van genoten hebben.”

Ze wilde hem aanraken, daar had ze zich op voorbereid. Waarom ze dat contact van haar huid tegen de zijne wilde, wist ze niet. Maar ze kon wachten tot ze hadden gedaan wat nodig was met zijn omhulsel. Als dat gebeurd was, zou ze hem nog een keer aanraken, de laatste keer die ze zich in haar kinderlijke koppigheid niet had gegund.

“Oké. Zet hem maar af.”

“Wilt u even alleen zijn? Zal ik wat water voor u halen?”

“Nee. Ik wil informatie.” Haar knieën knikten en ze liet zich op een stoel zakken. “Ik wil weten wat er nu gaat gebeuren, hoe jullie van plan zijn de moordenaar te pakken.”

“Het is waarschijnlijk beter om dat ergens anders te bespreken. Als u met me mee teruggaat naar…”

Op dat moment kwam Nate de kamer binnen. “Sheriff Burke.”

“Goedendag. Meg, ik wil dat je even meekomt. Jacob wacht boven.”

“Wat doet Jacob hier?”

“Hij heeft me hierheen gevlogen.” Zonder op toestemming te wachten pakte Nate haar bij de arm. Hij trok haar omhoog en liep met haar de kamer uit. “Ik breng mevrouw Galloway naar het bureau, brigadier.”

Ze zag wazig. Niet door tranen maar door de shock, besefte ze. Dat kwam omdat ze haar vader dood op dat tv-scherm had gezien, alsof zijn leven, of het einde ervan, een soapaflevering was.

Een cliffhanger, dacht ze duizelig. En wat voor een!

Daarom liet ze zich meevoeren en zei ze niets, ook niet tegen Jacob, tot ze buiten waren.

“Ik heb wat frisse lucht nodig. Even maar.” Ze trok haar arm los en liep een blokje om. Ze hoorde het drukke stadsverkeer en zag uit haar ooghoek de mensen die haar op het trottoir voorbijliepen in een caleidoscoop van kleuren.

Ze voelde de koude lucht op haar wangen en de schrale winterzon die door het dikke wolkendek scheen.

Ze trok haar handschoenen aan, zette haar zonnebril op en liep terug.

“Heeft Coben je gebeld?” vroeg ze Nate.

“Inderdaad. Omdat jij niet te bereiken was, moet je nu een paar dingen weten voor we hem opnieuw spreken.”

“Wat dan?”

“Niet iets waar ik het op het trottoir over wil hebben. Ik pak de auto.”

“Wat voor auto?” vroeg ze Jacob toen Nate wegbeende.

“Hij heeft een auto op het vliegveld gehuurd. Hij wilde niet dat je per taxi moest. Hij wilde je wat privacy geven.”

“Wat attent. Heel anders dan ik. Stil maar,” vervolgde ze toen Jacob zwijgend bleef staan. “Ik zie het aan je ogen.”

“Hij heeft op je honden gepast terwijl je weg was.”

“Heb ik daarom gevraagd?” Toen ze hoorde hoe kattig dat klonk vloekte ze. “Verdomme, verdomme, Jacob, ik ga me toch echt niet schuldig voelen omdat ik mijn leven op mijn manier leid.”

“Heb ik daarom gevraagd?” vroeg hij met een klein lachje, en toen hij zacht haar arm aanraakte, brak hij bijna door de barrière heen die ze tegen haar tranen had opgericht.

“Ik moest hem op een tv-scherm bekijken. Ik kon hem niet eens in het echt zien.”

Ze liep naar de stoeprand waar Nate in een Chevrolet Blazer stopte en stapte in. Ze rechtte haar rug en vroeg: “Wat moet ik weten?”

Hij vertelde haar over Max op de neutrale rechtstreekse manier die hij bij iedere andere burger zou hebben gebruikt als die iets over een zaak moest weten. Hij sprak verder terwijl hij doorreed en hield zijn ogen op de weg gericht, zelfs toen ze zich naar hem omdraaide om hem verbijsterd aan te kijken.

“Is Max dood? Heeft hij mijn vader vermoord?”

“Max is dood. Dat is een feit. De lijkschouwer houdt het op zelfmoord. In het briefje op zijn computerscherm beweert hij dat hij schuldig is aan de moord op Patrick Galloway.”

“Dat geloof ik niet,” zei ze emotioneel. “Jij zegt dus dat Max Hawbaker plotseling in een moordenaar is veranderd, een ijsbijl in mijn vaders borst heeft geramd, van de berg is afgeklommen en toen naar Lunacy is gewandeld? Dat is je reinste onzin. Dat is echt stompzinnige formele kletspraat om niet verder te hoeven zoeken.”

“Ik zeg dat Max Hawbaker dood is en dat de lijkschouwer heeft geconcludeerd dat hij zelfmoord heeft gepleegd. Dat heeft hij opgemaakt uit het fysieke bewijsmateriaal, en uit het feit dat er een briefje op de computer was getikt, die overigens bespat was met bloed en hersens van Max, waarin staat dat hij de moordenaar is. Als je de afgelopen dagen de moeite had genomen om iemand te bellen, zou je op de hoogte zijn geweest.”

In zijn stem klonk geen enkele emotie door en in zijn ogen viel ook niets te lezen, zag ze. Er was niets aan hem te merken. Zij was niet de enige met een muur om zich heen. “Je doet heel erg je best om geen mening te geven, sheriff Burke.”

“Het is Cobens zaak.”

Daar liet hij het bij en parkeerde op een bezoekersplaats bij de staatspolitie.

“Hawbakers dood wordt als zelfmoord aangemerkt,” zei Coben. Ze waren met zijn allen in een kleine vergaderkamer. Cobens handen lagen op een map op tafel. “Het was zijn wapen, waar alleen zijn vingerafdrukken op zaten. Op zijn rechterhand is buskruit aangetroffen. Er was geen enkel spoor van inbraak of worsteling. Op zijn bureau stonden een fles whisky en een beker met die drank erin. Uit de sectieresultaten komt naar voren dat hij voor zijn dood ruim anderhalve deciliter heeft gedronken. Alleen zijn vingerafdrukken stonden op het toetsenbord van de computer. De aard van de wond, de positie van het lijk en de positie van het wapen wijzen allemaal in de richting van zelfmoord.”

Coben zweeg even. “Kende Hawbaker uw vader, mevrouw Galloway?”

“Ja.”

“Wist u dat hij af en toe met uw vader ging bergbeklimmen?”

“Ja.”

“Weet u of ze wel eens onenigheid hadden?”

“Nee.”

“Misschien weet u ook niet dat Hawbaker in Anchorage bij de krant was ontslagen wegens drugsgebruik. Volgens mijn onderzoek was Patrick Galloway er ook niet vies van. Tot dusver heb ik geen aanwijzingen dat uw vader betaald werk had of zocht in Anchorage, of elders, nadat hij uit Lunacy vertrok met kennelijk dat doel.”

Ze wierp hem een blik toe. “Niet iedereen doet alles volgens de regeltjes.”

“Dat is waar. Blijkbaar heeft Hawbaker, van wie nog niet duidelijk is waar hij de eerste twee weken van februari van dat jaar was, Patrick Galloway ergens ontmoet en hebben ze afgesproken samen de zuidkant van No Name te beklimmen. Verondersteld wordt dat Hawbaker tijdens die beklimming, misschien onder invloed van drugs en uitputting, zijn metgezel heeft vermoord en het stoffelijk overschot in de ijsgrot heeft achtergelaten.”

“Je kunt ook veronderstellen dat olifanten vliegen,” zei Meg. “Mijn vader had Max zonder een greintje pijn uit kunnen schakelen.”

“Lichamelijk overwicht helpt niet tegenover een ijsbijl, vooral niet bij een onverwachte aanval. Niets in de grot wijst op een worsteling. Natuurlijk zullen we al het bewijsmateriaal grondig bestuderen en evalueren, maar soms, mevrouw Galloway, is het meest voor de hand liggende gewoon de waarheid.”

“En soms is dat gewoon gelul.” Ze stond op. “Er wordt altijd gezegd dat zelfmoord een laffe daad is. Misschien is dat zo. Maar ik vind toch dat er lef en vastberadenheid voor nodig zijn om de loop van een pistool tegen je hoofd te zetten en de trekker over te halen. Hoe dan ook, Max past niet in het plaatje. Beide daden zijn namelijk extreem, en dat was hij eenvoudig niet. Hij was een gewone man, brigadier Coben.”

“Gewone mensen doen elke dag de meest onvoorstelbare dingen. Ik vind het erg voor u van uw vader, mevrouw Galloway, en ik beloof u dat ik deze zaak tot de bodem zal uitzoeken. Maar voorlopig heb ik u niets meer te melden.”

“Heb je nog even voor me?” zei Nate, en tegen Jacob en Meg: “Ik zie jullie buiten.” Hij trok de deur achter hen dicht. “Wat heb je nog meer? Wat hou je voor haar achter?”

“Heb je een persoonlijke band met Megan Galloway?”

“Op dit moment is dat niet duidelijk, en bovendien niet relevant. Het is geven en nemen, Coben. Ik kan je vertellen dat er minstens tien mensen nu in Lunacy wonen die die winter met Galloway hebben kunnen klimmen. Vrienden of buren van Max, die die avond met hem in zijn kantoor kunnen zijn geweest. De conclusie van de lijkschouwer is gebaseerd op feiten, maar hij kent de stad niet, noch de inwoners. Hij kende Max Hawbaker niet.”

“En jij slechts ternauwernood.” Coben hief een hand op. “Maar ik heb bewijs dat er drie mensen op die berg waren op het veronderstelde tijdstip waarop Galloway is vermoord, en ook bewijs dat er maar twee van hen in die grot waren. Dat bewijs is volgens mij door Galloway zelf geschreven.”

Hij schoof het dossier naar Nate. “Hij hield een logboek bij van de beklimming. Ze waren daar met z’n drieën, Burke, en ik weet verdomd zeker dat Hawbaker erbij was. Ik weet niet zeker of hij de andere man in die grot was. Er ligt een kopie van het logboek in het dossier. Ik laat verifiëren dat het inderdaad Galloways handschrift is, maar zo te zien zou ik zeggen van wel. Ik laat het aan jou over of je die informatie aan zijn dochter wilt geven.”

“Jij zou dat niet doen.”

“Eigenlijk klopt het al niet om het aan jou door te spelen. Net zomin als toegeven dat je meer ervaring in moordzaken hebt dan ik en meer grip op de mensen van die stad. Lunacy is een toepasselijke naam, Burke, want volgens mij leeft er minstens één zwaargestoorde gek recht onder je neus.”

Hij vloog terug met Meg, het dossier onder zijn parka weggestoken. Als hij het had gelezen, zou hij beslissen of hij haar, of wie dan ook, erover zou vertellen.

Aangezien hij helaas niet net kon doen of hij zich niet in de lucht bevond, besloot hij zoveel mogelijk van het uitzicht te genieten.

Sneeuw. Almaar sneeuw. Bevroren water. Ijzige schoonheid met gevaarlijke diepten.

Eigenlijk wel een beetje zoals zijn piloot.

“Is Coben een zak?” vroeg ze plotseling.

“Dat vind ik niet.”

“Is dat omdat politiemensen elkaar altijd de hand boven het hoofd houden, of is het een objectieve mening?”

“Allebei, waarschijnlijk. Je bent niet per se een zak als je conclusies trekt uit bewijzen.”

“Wel als je gelooft dat Max mijn vader met een ijsbijl te lijf is gegaan. Ik had je hoger ingeschat.”

“Zie je waar hoog inschatten toe kan leiden?”

Ze liet het vliegtuig een diepe duik naar links maken, waardoor zijn maag zowat in zijn keel zat. Voor hij er iets van kon zeggen dook ze naar rechts.

“Als je wilt dat ik je cockpit onder kots, moet je vooral zo doorgaan.”

“Een politieman hoort een sterke maag te hebben.” Ze dook met zo’n snelheid omlaag dat hij niets anders zag dan die witte wereld die op hen af kwam, en zijn eigen verwrongen lijk in een verfrommeld brandend wrak.

Ze moest lachen om zijn luide gevloek en liet het vliegtuig weer omhoogschieten.

“Wil je soms dood?” riep hij.

“Nee. Jij?”

“Ooit wel, maar daar ben ik overheen. Als je die stunt nog één keer uithaalt, Galloway, sla ik je billen bont en blauw als we op de grond zijn.”

“Daar geloof ik niets van. Mannen als jij slaan geen vrouwen.”

Daar zou ik niet op rekenen.”

Ze kwam in de verleiding, gek genoeg, om de uitdaging aan te gaan. “Heb je Rachel de vreemdgangster ooit geslagen?”

Hij keek haar aan. Ze had een wilde blik in haar ogen, haar wangen gloeiden. “Het is zelfs niet bij me opgekomen, maar elke dag betreed ik nieuwe paden.”

“Je bent pissig op me. Helemaal nijdig en gekwetst omdat ik niet elk uur kusjes naar je heb geseind.”

“Vlieg nou maar gewoon. Mijn auto staat bij jouw huis. Daar heeft Jacob me opgepikt.”

“Je hoefde daar niet te zijn. Je hoefde niet mijn hand vast te houden.”

“Ik geloof niet dat ik heb aangeboden om je hand vast te houden.” Hij was even stil. “Rose en David hebben een dochter gekregen. Acht pond. Ze heet Willow.”

“O?” Haar wilde blik verzachtte zich enigszins. “Een meisje dus? Alles goed?”

“Moeder en dochter maken het uitstekend. Peach zegt dat het een schoonheid is, maar toen ik ging kijken, zag ze eruit als een boos gerimpeld appeltje met zwart haar.”

“Waarom praat je zo leuk tegen me terwijl je me in werkelijkheid wel een opdoffer wilt verkopen?”

“Ik hou het liever zo neutraal mogelijk tot je dit godvergeten vliegtuig aan de grond hebt gezet.”

“Oké.”

Toen dat eenmaal gebeurd was, pakte ze haar spullen en sprong naar buiten. Ze slingerde zoveel mogelijk over haar schouders en bukte zich om haar opgewonden honden te begroeten. “Daar ben ik weer, jongens. Hebben jullie me gemist?” Ze keek schuin omhoog naar Nate.

“Ga je me er nu van langs geven?”

“Nee. Als ik dat deed zouden je honden me verscheuren.”

“Heel verstandig van je. Je bent een verstandige man.”

“Niet altijd,” zei hij onhoorbaar terwijl hij achter haar aan naar het huis liep.

Binnen zette ze haar bagage op de grond en liep meteen naar de haard om er houtblokken en aanmaakhout in te leggen. Daarna moest ze eigenlijk terug naar haar vliegtuig. Olietank legen en het naar de schuur slepen om het op temperatuur te houden en de vleugels te bedekken.

Ze voelde zich echter verre van praktisch en efficiënt. Het was alsof ze niet zichzelf was.

“Aardig van je dat je op Rock en Buil hebt gepast toen ik weg was.”

“Graag gedaan.” Hij draaide zich om en legde het dossier voorzichtig onder zijn parka. “Heb je het druk gehad?”

“Ik neem zoveel mogelijk opdrachten aan.” Ze had het vuur aangemaakt. “Als ik iets aangeboden krijg, doe ik het. Zo kan ik mijn bankrekening weer flink spekken.”

“Goed gedaan.”

Ze liet zich in een fauteuil vallen en sloeg een been over de leuning. Haar houding was uitdagend. “Nu ben ik terug, en het is fijn je te zien, Als je tijd hebt kunnen we naar boven gaan voor een ‘welkom thuis’—vrijpartij.” Glimlachend begon ze haar blouse los te knopen. “Wedden dat ik hem bij je omhoogkrijg?”

“Dat is een slechte imitatie van Charlene, Meg.”

Haar glimlach verstrakte. “Als je niet wilt neuken, prima. Je hoeft me niet te beledigen.”

“Toch heb jij er blijkbaar behoefte aan om mij te kwetsen en te beledigen. Hoe komt dat?”

“Jouw probleem.” Ze ging staan en wilde langs hem lopen, maar hij greep haar bij de arm.

“Niets ervan,” zei hij en negeerde het dreigende gegrom van de honden. “Het is blijkbaar jouw probleem. En ik wil weten hoe dat komt.”

“Dat wéét ik niet!” Door de wanhoop in haar stem gingen de honden luider grommen. “Rock, Buil, rustig. Rustig,” zei ze kalmer. “Vriend.”

Ze knielde, sloeg een arm om elke hond en drukte hen tegen zich aan.

“Verdomme. Waarom schreeuw je niet tegen me, waarom ga je niet weg, waarom zegje niet dat ik een koud harteloos kreng ben? Waarom laat je me toch niet met rust?”

“Waarom heb je niets van je laten horen? Waarom ben je op ruzie uit vanaf het moment dat je me zag?”

“Wacht even.” Ze stond op en knipte met haar vingers tegen de honden dat ze haar naar de keuken moesten volgen. Ze pakte een pak Milk Bones en wierp beide honden er een toe. Toen leunde ze tegen het aanrecht en keek Nate aan.

Zijn wangen zijn niet meer zo hol, dacht ze. De afgelopen maand was hij wat aangekomen. Het stond hem goed, zijn spieren kwamen ook beter uit. Zijn haar was wild en sexy en iets te lang. En die ogen, kalm en hartverscheurend, droef en onweerstaanbaar, bleven recht en geduldig op de hare gericht.

“Ik hou er niet van rekenschap aan wie dan ook te moeten afleggen. Ik ben er niet aan gewend. Dit huis, mijn zaak en mijn leven heb ik allemaal zelf ingericht op de manier die ik fijn vind.”

“Ben je bang dat ik aan je ga trekken? Dat ik verwacht dat je dingen voor mij gaat veranderen?”

“Is dat dan niet zo?”

“Dat weet ik niet. Misschien is rekenschap afleggen voor mij iets anders dan om iemand geven. Ik was bezorgd om je. Wilde weten of het goed met je ging. En je honden zijn niet de enigen die je gemist hebben. Wat betreft veranderen, ik werk nog steeds alleen. Ik leef bij de dag.”

“Ik wil iets weten. En geen gelul. Ben je verliefd op me aan het worden?”

“Dat gevoel heb ik.”

“Wat voor gevoel is dat?”

“Alsof er iets in me terugkomt. Iets warms dat zijn ritme terugvindt. Het maakt me bang,” zei hij terwijl hij naar haar toe liep. “En het is ook een goed gevoel. Goed en beangstigend.”

“Ik weet niet of ik het wil. Ik weet niet of ik het in me heb.”

“Ik ook niet. Maar ik weet wel dat ik het zat ben om moe en leeg te zijn en in een soort routine te leven alleen maar om verder te kunnen. Als ik bij jou ben, Meg, voel ik, en dat is voor een deel pijnlijk. Maar dat accepteer ik.”

Hij nam haar hoofd in zijn handen. “Misschien moet jij dat voorlopig ook doen. Het gewoon accepteren.”

Ze sloot haar handen om zijn polsen. “Misschien wel.”