28

Nate had een afwachtende houding aangenomen. Hij scheen tijd genoeg te hebben. Nu hij er een vaste gewoonte van had gemaakt om dagelijks naar het restaurant van The Lodge te gaan en een praatje met Jesse maakte, kon hij Charlene ook makkelijk terzijde nemen.

Rose zat aan een tafeltje en maakte gebruik van de rustige periode voor de lunch om de peper-en-zoutstelletjes bij te vullen.

“Blijf zitten,” zei hij toen ze wilde opstaan. “Waar is mijn maatje vandaag?”

“We hebben familie over uit Nome, dus Jesse heeft een paar dagen speelkameraadjes. Hij is reuzetrots op zijn oom, de hulpsheriff,” zei ze met een glimlach. “Maar hij wil hen allemaal meenemen naar de stad om kennis te maken met zijn goede vriend sheriff Nate.”

“Echt waar?” Hij glimlachte blij. “Zeg maar dat ik hun een rondleiding op het bureau zal geven.” En hij zou Meg vragen of ze wat speelgoedpenningen kon meenemen als ze boodschappen deed.

“Vind je dat niet vervelend?”

“Het lijkt me juist leuk.”

Hij leunde voorover om naar Willow te kijken die in haar reiswiegje lag. “Wat een mooi meisje.”

Nu kon hij dat naar waarheid zeggen. Haar wangetjes waren rond geworden en hij moest zich bedwingen om er niet even zacht in te knijpen. En haar donkere ogen leken zich in de zijne te boren alsof ze meer wist dan hij.

Hij stak een vinger uit en Willow pakte hem beet en schudde hem heen en weer.

“Is Charlene in haar kantoor?”

“Nee, in de voorraadkamer bij de keuken. Ze is aan het inventariseren.”

“Is het goed als ik naar haar toe ga?”

“Ze heeft een vreselijk humeur,” waarschuwde Rose terwijl ze ketchup in een felrode knijpfles deed. “Ze heeft al dagen een rotbui.”

“Dat risico neem ik dan maar.”

“Nate. Peter heeft ons over de eervolle vermelding verteld. Hij is apetrots. Wij ook. Dank je.”

“Ik heb niets gedaan. Hij wel.”

Toen haar ogen vochtig werden, glipte hij snel weg.

Dikke Mike stond bij het aanrecht een salade te maken die groot genoeg leek om een leger konijnen te voeren. De radio stond afgestemd op de lokale zender en YoYo Ma’s diepe hartstochtelijke celloklanken.

“De lunchschotel vandaag is Crab Florentine à la Mike,” riep hij. “En buffelsalade voor mensen met grote honger.”

“Lekker.”

“Ga je daar naar binnen?” vroeg Mike toen Nate naar de voorraadkamer liep. “Berg je dan maar.”

“Dat heb ik al gehoord.” Maar Nate opende de deur en aangezien je met Charlene nooit wist waar je aan toe was liet hij hem voor de zekerheid open.

Het was een grote koude kamer met metalen planken aan de muren vol ingeblikte en gedroogde waar. In een paar hoge koelkasten stonden plastic dozen met bederfelijke waar en daartussen stond een vrieskist.

Charlene stond ertussenin en krabbelde driftig op een klembord.

“Nou, ik weet in elk geval waar ik heen moet als er een thermonucleaire oorlog uitbreekt.”

Ze wierp hem een blik toe zonder een sprankje van haar normale zwoele zelf. “Ik ben bezig.”

“Dat zie ik. Ik wil je alleen iets vragen.”

“Jij doet niet anders,” mompelde ze en ze verhief haar stem. “Ik wil weten waarom we nog maar twee blikken slabonen hebben.”

Als antwoord zette Dikke Mike de radio harder.

“Charlene, het duurt maar een paar minuten.”

“Oké, oké, oké!” Ze smeet het klembord zo hard op een plank dat Nate het hout hoorde kraken. “Ik probeer alleen maar een zaak te runnen. Waarom zou iemand dat iets uitmaken?”

“Het spijt me dat je kennelijk iets dwarszit en ik zal het zo kort mogelijk houden. Weet jij er iets van dat Galloway een aanzienlijk bedrag gewonnen schijnt te hebben met pokeren tussen de tijd dat hij hier vertrok en de berg op ging?”

Ze lachte schamper. “Ha, ha.” Toen vernauwden haar ogen zich. “Wat bedoel je met aanzienlijk?”

“In elk geval een paar duizend. Volgens een bron heeft hij waarschijnlijk een paar avonden gespeeld en geluk gehad.”

“Als er gespeeld werd, heeft hij waarschijnlijk meegedaan. Hij won echter bijna nooit en zelden meer dan een paar honderd als hij geluk had. Ik herinner me een keer in Portland. Toen won hij ongeveer drieduizend. Dat ging op aan een dure hotelkamer, een luxe steakmaaltijd en een paar flessen champagne van room service. Ook kocht hij voor mij een jurk en schoenen en een paar oorbelletjes met saffieren.”

Haar ogen schoten vol. Maar ze schudde kordaat het hoofd, rechtte haar rug en liet de tranen opdrogen. “Stom. Ik moest de oorbellen in Prince William verkopen om motorreparaties en boodschappen te kunnen betalen. Ja, daar heb ik echt veel plezier van gehad.”

“Stel dat hij geld had gewonnen, wat zou hij er dan mee gedaan hebben?”

“Opzuipen. Nee.” Ze drukte haar voorhoofd tegen de rand van een plank en zag er ineens zo moe, verloren en verdrietig uit dat hij het risico nam om over haar schouder te wrijven.

“Nee, niet meteen. Hij wist dat ik geld wilde zien. Als hij veel had gewonnen, zou hij wel even gefeest hebben, maar hij zou het grootste deel hebben bewaard om mee naar huis te nemen zodat ik ophield met zeuren.”

“Denk je dat hij het op de bank had gezet? In Anchorage?”

“We hadden geen bank in Anchorage. Hij zou het in zijn rugzak hebben gestopt en mee naar huis hebben genomen, dan kon ik het besteden. Hij kon niet met geld omgaan. Veel mensen die ermee geboren zijn hebben dat.” Ze hief haar hoofd op. “Wil je zeggen dat hij geld had?”

“Die mogelijkheid bestaat.”

“Hij heeft toen anders niets naar huis gestuurd. Hij heeft nog geen dubbeltje gestuurd.”

“Maar hij ging toch de berg op?”

“Dan zou hij het in een la hebben achtergelaten als hij zijn kamer aanhield. En als hij geen kamer aanhield zou hij het hebben meegenomen. De staatspolitie heeft niet over geld gerept.”

“Hij had ook niets bij zich.”

Niets, dacht Nate toen hij naar buiten liep. Geen portefeuille, geen paspoort, geen kleingeld. Geen rugzak. Alleen lucifers en het logboek in de zak van zijn parka geritst.

Op het trottoir haalde hij zijn notitieblok tevoorschijn. Hij schreef geld op en omcirkelde het.

Het gezegde ging: cherchez la femme, maar een politieman wist dat als er bij moord geld in het spel was, je dan altijd het geld probeerde op te sporen.

Hij vroeg zich af hoe hij erachter kon komen of iemand in Lunacy zestien jaar geleden ineens een leuk sommetje in de schoot geworpen had gekregen.

Het was natuurlijk net zo goed mogelijk dat Galloway een kamer had aangehouden en daar het geld had achtergelaten. En dat het kamermeisje, of de volgende logé, het in de schoot geworpen had gekregen.

Of hij had het in zijn rugzak meegenomen, die zijn moordenaar niet had geopend voor hij hem ergens in de diepte had gegooid.

Maar waarom zou de moordenaar de rugzak zonder reden afpakken? Voor voedsel, en kijk eens wat we hier hebben. Of hem in paniek dumpen, in de hoop dat als het lijk werd ontdekt het niet te identificeren was.

Maar als er geld was geweest durfde Nate erom te wedden dat de moordenaar dat had geweten en had afgepakt. Wie was het?

“De mensen zullen zich afvragen of ze belasting betalen zodat de sheriff op straat kan lopen dagdromen.”

Met een schok kwam hij terug in de werkelijkheid en keek naar Hopp. “Jij bent ook overal.”

“Ik doe mijn best. Ik ben op weg naar een kop koffie om na te denken. En theorieën te verzinnen.” De irritatie op haar gezicht was even opvallend als haar groengeruite blouse.

“Wat is er aan de hand?”

“John Malmont heeft net zijn ontslagbrief ingediend. Hij wil aan het eind van het schooljaar vertrekken.”

“Houdt hij het onderwijs voor gezien?”

“Hij houdt Lunacy voor gezien. We kunnen het ons niet permitteren hem kwijt te raken.”

Ze pakte haar Zippo, maar klapte hem alleen open en dicht. Het gerucht ging dat ze nicotinepleisters op had.

“Hij is een voortreffelijke leraar en daarbij helpt hij Carrie met The Lunatic, hij regisseert alle schoolvoorstellingen, is voorzitter van het jaarboekcomité, zet ons op de toeristenkaart door de artikelen die van hem in tijdschriften verschijnen. Ik moet gaan zitten nadenken hoe we hem kunnen houden.”

“Heeft hij gezegd waarom hij weg wil gaan? Zo plotseling?”

“Alleen dat het tijd was voor verandering. We waren pas nog onze zomerse boekenclub, die hij bestiert, aan het plannen en ineens wil hij zijn koffers pakken. De ellendeling!”

Ze haalde haar schouders op. “Ik neem koffie mét appeltaart. Appeltaart met ijs.” Ze klapte de aansteker fel open en dicht. “Dat zal mijn hersens aan het werk zetten. Ik laat hem niet zomaar gaan.”

Interessant, dacht Nate. Interessante timing.

Burke moest weg. Daar ging het nu om. Met dat neuzen en zoeken in zaken die hem niets aangingen.

Nou, er was meer dan één manier om een cheechako de stad uit te jagen. Sommigen zeiden dat Burke die status was ontgroeid nu hij zijn eerste winter had overleefd.

Maar hij wist dat sommigen altijd cheechako’s bleven, hoelang ze hier ook woonden.

Galloway bijvoorbeeld. Toen het erop aankwam was hij een zwakke stiekemerd geweest. Vooral stiekem.

Het was gewoon een klootzak geweest. Waarom zou het iemand iets kunnen schelen dat hij dood was?

Hij had gedaan wat nodig was, dacht hij bij zichzelf toen hij de zware plastic zakken door het bos zeulde. Net zoals hij dat nu deed.

Met Burke zou hij wel afrekenen. Nog zo’n laffe stiekeme hufter. O, mijn vrouw is er met een ander vandoor. O, o, wat erg. O, mijn partner is doodgeschoten door mijn toedoen. Tranen met tuiten. Ik moet ergens heen waar niemand me kent zodat ik lekker in zelfmedelijden kan zwelgen.

Maar dat was niet goed genoeg. Meneer moest zich zo nodig bewijzen. Overnemen wat hem niet toekwam.

}a, hij zou met hem afrekenen, dan zou het leven weer als vanouds zijn.

Hij hing de plastic zakken in de bomen die het dichtst bij het huis stonden terwijl de honden enthousiast jankten en kwispelden met hun staart.

“Nu niet, jongens,” zei hij hardop en hing er nog een aan de dakrand bij de achterdeur, net buiten het zicht van de deuropening. “Deze keer niet, jongens.”

Hij gaf de honden even een aai maar die roken en likten liever aan zijn handen.

Hij vond het leuke beesten. Net als Yukon. Maar die oude hond was halfblind, had reuma en was ook nog bijna doof. Hij had het dier eigenlijk een gunst bewezen door hem te doden. En hij had iets duidelijk gemaakt.

Hij liep terug naar het bos en bleef aan de rand staan om achterom te kijken. Er waren verschillende stukken grond waar de sneeuw in de zon was gesmolten en de regen het had schoongewassen. Er kwam wat jong groen omhoog.

Lente, dacht hij. En als de grond eenmaal was opgewarmd zouden ze Pat Galloway voor de laatste keer thuisbrengen.

Hij was van plan om met respectvol gebogen hoofd bij het graf te staan.

Het begon net te schemeren toen Nate thuiskwam. Hij wachtte bij de kant van de weg terwijl Meg vanaf het meer naar hem toe liep, over nat gras met half gesmolten sneeuw, zag hij.

Ze had een doos boodschappen bij zich en droeg een felrode blouse waardoor ze hem aan een mooie tropische vogel deed denken.

“Ruilen?”

Ze keek naar de pizzadoos in zijn handen en rook eraan. “Nee, ik heb het én je speelgoedpenningen. Maar ik zie graag dat een man het avondeten meebrengt. Hoe wist je dat ik op tijd voor het eten terug zou zijn, of was je van plan alles alleen op te eten?”

“Ik hoorde je vliegtuig. Ik heb afgemaakt waar ik mee bezig was en ben naar De Italiaan gegaan om pizza te halen. Ik dacht dat je eerst zou uitladen en dat ik je dan net op tijd zou treffen.”

“Perfect geregeld. Ik ben uitgehongerd.” Ze droeg de boodschappen naar binnen waar ze meteen naar de keuken liep. “En toevallig heb ik vandaag ook een naar verluidt uitzonderlijk goede cabernet opgepikt.”

Ze haalde de fles tevoorschijn. “Wil je een glas?”

“Lekker. Zo meteen.” Hij zette de pizza neer, legde zijn handen op haar schouders en kuste haar. “Hoi.”

“Hallo, knapperd.” Grinnikend pakte ze zijn haar en trok hem naar zich toe voor een diepere langere zoen. “Hallo, jongens.” Ze hurkte om haar honden te aaien en even te stoeien. “Hebben jullie me gemist, ja?”

“Wij allemaal. Gisteravond hebben we ons getroost met berenbot en macaroni met kaas. Het berenbot en het vlees in je vriezer komen van Jacob.”

“Aha. Goed zo.” Ze haalde een plastic zak tevoorschijn, schudde hem tot de inhoud rammelde en wierp hem naar Nate.

Er zaten nepzilveren sterren in. “Gaaf.”

“Je zei zeven, maar ik heb er een dozijn van gemaakt. Dan heb je een voorraadje voor als je meer kinderen hulpsheriff wilt maken.”

“Bedankt. Hoeveel ben ik je schuldig?”

“Je hebt een rekening staan. Het komt wel goed. Maak die fles maar open, sheriff.” Ze liet haar hand in de pizzadoos glijden en pakte er een stuk uit. “Ik heb niet geluncht,” zei ze met volle mond. “Ik moest landen vanwege een motormankement en dat kostte me een paar uur.”

“Wat was er met je motor?”

“Niets ernstigs. Het is gerepareerd, maar ik ben toe aan pizza en wijn, een warme douche en een man die weet hoe hij me moet verwennen.”

“Dat moet lukken.”

“Je glimlacht de hele tijd. Wat voer je in je schild?”

“Dat merk je vanzelf wel. Ga lekker zitten, of wil je staande je mond volproppen?”

“Ik blijf staan.” Ze nam een grote hap. “En prop me vol.”

“Oké. Moet dit antichambreren of zoiets?”

“Niet als ik het met pizza wegspoel. Geef hier.”

Hij schonk voor hen beiden een glas in. Toen pakte hij een stuk pizza en at het tegen het aanrecht geleund op. “Weet je nog toen Peter werd neergeschoten?”

“Dat is moeilijk te vergeten. Hij volgde mij en Rose altijd als een jong hondje. Het gaat toch goed met hem?”

“Ja hoor. Maar die dag, toen ik het bloed op de sneeuw zag en toen ik bij hem was en het ook op mijn handen kreeg had ik een soort black-out. Nee, eigenlijk was het meer een déja vu. Ik was weer in die steeg. Bij Jack. Zag alles, hoorde het en rook het. En ik wilde weg. Gewoon weg.”

“Maar dat heb je niet gedaan.”

“Het ging wel in mijn hoofd om.” Hij moest dit eerst kwijt, vond hij. Zodat ze hem zag zoals hij was geweest, zoals hij was en zoals hij hoopte te worden. “Het was alsof het heel lang duurde. Dat ik daar in de sneeuw hurkte terwijl hij op me lag te bloeden. Maar het duurde niet lang. En ik ging niet weg.”

“Nee, inderdaad. Jij hebt de schutter van Peter afgeleid.”

“Daar gaat het niet om.”

“Schatje.” Ze liep naar hem toe, kuste hem en liep weer terug naar het aanrecht. “Je bent zo door en door politieman.”

“Ik had de situatie in de hand. Deed wat ik moest doen zonder dat er doden vielen. Ik had hem kunnen doden. Spinnaker.”

Hij zag dat ze dat op zich in liet werken aan de manier waarop ze haar hoofd schuin hield.

“Ik had het kunnen doen, en even was ik in de verleiding. Niemand zou er moeilijk over gedaan hebben. Hij had op mijn hulpsheriff geschoten en op mij. Hij was gewapend en gevaarlijk. Het was niet zoals in die steeg met Jack. Toen was mijn partner dodelijk getroffen, hij was stervende,” verbeterde hij zichzelf, “en ik was geraakt en die klootzak bleef komen.”

Hij tuurde in zijn wijn terwijl ze luisterde en wachtte. Hij zette zijn glas neer. “Toen kon ik niet anders, maar hier wel. En ik overwoog hem neer te schieten, dat moet je weten. Je moet weten dat ik het in me had om dat te doen.”

“Verwacht je soms dat ik het erg had gevonden? Hij wilde mijn vriend doden, en jou. Ik had het niet erg gevonden, Nate. Waarschijnlijk moet je weten dat ik dat in me heb.”

“Het zou…”

“Verkeerd zijn geweest,” maakte ze zijn zin af. “Voor jou. Voor wie je bent, voor het soort politieman dat je bent. Daarom ben ik blij dat je het niet hebt gedaan. Jouw definities van goed en kwaad zijn duidelijker dan de mijne. Zo is het gewoon.”

“Het was een jaar geleden dat Jack overleed.”

Haar ogen vulden zich met medeleven. “O, jee, je krijgt het wel voor je kiezen, hè?”

“Nee. Nee, ik had Beth die dag gebeld. De vrouw van Jack. Ik belde haar en het was goed om haar te spreken. En toen ik met haar sprak besefte ik dat ik niet meer depressief ben. Ik weet niet wanneer ik precies uit die zwarte put ben geklommen en soms ben ik nog niet helemaal in evenwicht. Maar ik laat me er niet meer onder krijgen.”

“Dat heb je nooit toegelaten.” Ze vulde haar glas wijn bij. “Ik ken mensen die dat wel hebben gedaan of waarschijnlijk zullen doen. Mensen die op een heldere dag tegen een berg vliegen of de natuur in gaan om te sterven. Die ken ik. Ze horen bij de buitenwereld waarvoor ik hier op de vlucht ben. Overspannen piloten of iemand van buiten die hier hun einde zoeken omdat ze de wereld niet meer aankunnen. Afgeleefde vrouwen die zo lang mishandeld of verwaarloosd zijn dat ze op hun rug gaan liggen om door de volgende man op straat te worden doodgeschopt. Jij was bedroefd, Nate, en een beetje verloren, maar zo iemand ben jij nooit geweest. Daar heb je te veel substantie voor.”

Even zei hij niets, en toen streelde hij haar haren. “Je hebt mijn schaduwen weggehaald.”

“Hè?”

Het glimlachje kwam terug op zijn lippen. “Trouw met me, Meg.”

Even keek ze hem recht aan met die kristalblauwe ogen. Toen smeet ze haar half opgegeten stuk pizza terug in de doos.

“Zie je wel!” Ze hief haar handen op en draaide zich woest om zodat de honden opsprongen en aan haar snuffelden. “Ik wist het gewoon. Geef een man goede seks, lekker eten, zeg dat je van hem houdt, en: bami Voor je het weet gaat het over trouwen. Ik heb het je toch gezegd. Heb ik het niet gezegd?” Ze draaide zich om en priemde met een vinger naar hem. “Huisje-boompje-beestje, getatoeëerd op je voorhoofd.”

“Kennelijk ben ik aan je verslingerd.”

“Waag het niet om zo naar me te grijnzen.”

“Net nog was het een glimlachje en vond je het zo leuk.”

“Ik ben van gedachten veranderd. Waarom wil je trouwen?”

“Ik hou van je. Jij houdt van mij.”

“Nou, en?” Ze maaide nog steeds met haar armen en de honden dachten inmiddels dat het een spel was en sprongen speels tegen haar op. “Waarom wil je dat verpesten?”

“Gewoon uit gekkigheid, waarschijnlijk. Wat is er, durf je niet?”

Ze zoog lucht naar binnen en haar ogen kregen een felle blik. “Kom niet met die onzin aan.”

“Heb je bindingsangst?” Hij leunde tegen het aanrecht, pakte zijn glas en nam een slok wijn. “Het dappere pilootje krijgt het Spaans benauwd als het woord trouwen valt. Interessant.”

“Ik heb het helemaal niet Spaans benauwd, lul.”

“Trouw met me, Meg.” Hij glimlachte breed. “Zie je, je trekt wit weg.”

“Nietes. Niet waar.”

“Ik hou van je.”

“Misselijke kerel.”

“Ik wil samen met jou zijn.”

“Verdomme.”

“Ik wil kinderen van je.”

“O.” Ze pakte een streng haar en trok eraan terwijl er een onbeschrijflijke kreet diep uit haar keel opwelde. “Hou op.”

“Zie je?” Hij overwoog of hij nog een stuk pizza zou nemen. “Je durft niet.”

Haar rechterhand balde zich tot een vuist. “Geloof maar niet dat ik je niet kan neerhalen, Burke.”

“Dat heb je al gedaan, de eerste keer toen ik je zag.”

“O help.” Haar vuist viel langs haar zij. “Je denkt dat je leuk bent en slim, maar je bent gewoon stom en simpel. Je bent al eens getrouwd geweest, kreeg het recht voor je raap, en nu vraag je om meer.”

“Zij was jou niet. Ik was niet wie ik nu ben.”

“Wat bedoel je daar in vredesnaam mee?”

“Het eerste is makkelijk. Er is niemand zoals jij. Ik ben niet wie ik was toen ik met haar was. Mensen zijn bij iedereen anders. Ik ben een beter mens met jou, Meg. Door jou wil ik een beter mens zijn.”

“O, godver, zeg dat toch niet.” Ze voelde haar ogen branden. “Je bent zoals je altijd was. Misschien was je een tijdje niet jezelf, maar dat is iedereen die slecht behandeld en gekwetst wordt. Ik ben niet beter, Nate, ik ben egoïstisch en tegendraads en…ik wilde zeggen onnadenkend, maar ik vind het niet onnadenkend om te leven zoals je wilt. Ik kan gemeen zijn, regels lap ik aan mijn laars tenzij ik ze zelf gemaakt heb en ik ben hier, nog steeds op deze plek, omdat ik redelijk gestoord ben.”

“Dat weet ik. Je moet niet veranderen.”

“Ik wist dat ik met je in de problemen zou raken op oudejaarsavond toen ik zo impulsief voorstelde om naar het noorderlicht te kijken.”

“Je had een rode jurk aan.”

“Denk je soms dat ik zo’n type ben dat helemaal week wordt omdat je nog weet wat voor jurk ik droeg?”

“Je houdt van me.”

“Ja.” Ze zuchtte diep en wreef over haar natte wangen. “Ja, dat is waar. Wat een toestand.”

“Trouw met me, Meg.”

“Je geeft het niet op, hè?”

“Tot ik antwoord krijg.”

“En als ik nee zeg?”

“Dan wacht ik, en vraag het opnieuw. Opgeven werkt niet voor mij, dus ik ga gewoon door.”

“Je had niet opgegeven. Je had je alleen even van de wereld teruggetrokken.”

Hij glimlachte. “Kijk nou toch eens hoe je daar staat. Ik zou wel altijd naar je kunnen kijken.”

“Jezus, Nate.” Haar hart deed pijn, letterlijk, en ze wreef over haar borst. En die pijn, besefte ze, die een kern van vreugde had, overmande de paniek. “Wat moet ik toch met je?”

“Trouw met me, Meg.”

“Ach, nou ja.” Ze zuchtte. Toen lachte ze want de vreugde verspreidde zich door haar hele wezen. “Waarom ook niet. Ik probeer het.” Ze rende naar hem toe en hij zou omgevallen zijn als hij niet met zijn rug tegen het aanrecht had gestaan. Ze sloeg haar benen om zijn middel en bedekte zijn mond met de hare. “Als dit misgaat, is het jouw schuld.”

“Uiteraard.”

“Ik zal een vreselijke echtgenote zijn.” Ze bedolf zijn gezicht en hals met kussen. “Ik zal je voortdurend irriteren en gek maken. Ik vecht vals en blijf lang kwaad als je wint, wat niet vaak zal voorkomen.” Ze leunde achterover en nam zijn hoofd in haar handen. “Maar ik zal niet tegen je liegen. Ik zal je niet bedriegen. En ik zal je nooit laten vallen als het erop aankomt.”

“Ik weet zeker dat het lukt tussen ons.” Hij legde zijn wang tegen de hare en ademde haar geur in. “Daar zorgen we voor. Ik heb geen ring.”

“Dat moet je zo snel mogelijk regelen. Zo duur mogelijk, graag.”

“Komt in orde.”

Lachend leunde ze achterover, zo ver, dat hij zich schrap moest zetten om haar vast te blijven houden. “Dit is zo krankzinnig dat het wel goed móét gaan.” Ze veerde weer omhoog en sloeg haar armen om zijn hals. “Ikvind dat we maar naar boven moeten gaan om onze verloving te vieren met heftige seks.”

“Daar had ik eigenlijk op gerekend.” Hij hees haar iets omhoog en droeg haar de keuken uit. Toen ze hem zachtjes in zijn hals beet stokte zijn adem. “Moet het boven? Wat dacht je van de trap? Of hier midden op de vloer. Dan kunnen we later…verdomme.”

De honden renden blaffend naar de deur en even later zag hij de gloed van koplampen over het raam glijden.

“Doe alle deuren op slot,” zei Meg dromerig, met haar lippen op zijn hals. “We verstoppen ons. We kleden ons uit en verstoppen ons.”

“Te laat. Maar we onthouden waar we gebleven zijn en als we het bezoek hebben geloosd, wie het ook is, en al moeten we hen vermoorden, pakken we de draad weer op.”

“Afgesproken.” Ze ging staan. “Blijf!” zei ze tegen de honden die trillend bij de deur zaten. Ze deed open en zag wie er uit zijn auto stapte. “Vriend,” zei ze tegen de honden, toen stak ze haar hand op. “Hoi, Steven.”

“Ha, Meg.” Hij bukte zich om de honden te aaien. “Hallo, jongens, hallo. Hoe gaat het? O, Peter zei dat sheriff Burke hier was. Ik wilde hem even spreken als dat goed is.”

“Natuurlijk. Kom binnen. Naar buiten, jongens, ga maar even rennen.”

“Hallo, Steven. Alles goed?”

Hij gaf Nate een hand. “Veel beter dan de laatste keer dat ik u zag. Ik wilde u nogmaals bedanken, persoonlijk, nu ik weer helder ben, voor wat u voor me gedaan hebt. Voor ons. En jou ook, Meg.”

“Ik hoorde dat je al je vingers nog hebt.”

“Tien vingers en tenen. Hoewel, negenenhalve teen. Ik heb echt geluk gehad. Wij allemaal. Sorry dat ik u thuis lastigval…ik bedoel, buiten dienst.”

“Geeft niet.”

“Ga zitten,” zei Meg. “Wil je een glas wijn? Of een biertje?”

“Hij mag nog geen alcohol drinken,” zei Nate toen Steven ja wilde zeggen. “En hij moet rijden.”

“Politie,” morde Meg. “Altijd spelbrekers.”

“Heb je dan misschien cola of zoiets?”

“Natuurlijk.”

Steven ging zitten en trommelde met zijn vingers op zijn knieën. “Ik ben een paar dagen thuis. Het is lentevakantie. Ik wilde eerder komen maar ik moet heel wat inhalen. Ik heb nogal wat colleges gemist toen ik in het ziekenhuis lag.”

“Lukt het wel?”

“Ia, ik studeer ook ‘s-avonds, maar zo haal ik het in. Ik wilde komen toen ik hoorde wat er met Yukon is gebeurd.” Zijn stem trilde en hij drukte zijn vingers diep in het vel van zijn knieën.

“Wat naar voor je, hè?”

“Ik weet nog dat we hem kregen. Ik was nog een kind en hij was een grappig wollig bolletje. Het is moeilijk. Voor mijn moeder is het het ergst. Hij was bijna een kind voor haar.”

“Ik weet niet wat ik zou doen als iemand mijn honden iets zou aandoen,” zei Meg toen ze de kamer in kwam. Ze gaf Nate een van de twee glazen wijn die ze in haar handen had en het blikje cola dat ze onder haar arm klemde aan Steven.

“Ik weet dat u alles doet wat mogelijk is. Iemand zei tegen me dat er een of andere gek in de buurt was, die Peter heeft neergeschoten.” Hoofdschuddend opende hij zijn blikje. “En sommige mensen denken dat hij misschien degene is die Yukon heeft vermoord, maar…”

“Jij denkt van niet?” vroeg Nate.

“Yukon was zachtaardig maar hij zou niet met een vreemde zijn meegegaan. Ik geloof gewoon niet dat hij met iemand die hij niet kende zou zijn meegegaan.” Hij nam een grote slok. “Maar goed, daarom ben ik hier niet. Dat wilde ik alleen maar even zeggen. Het gaat hierom.”

Hij kwam een stukje omhoog uit zijn stoel om iets uit de zak van zijn spijkerbroek te halen. In zijn hand hield hij een kleine zilveren oorbel in de vorm van een Maltezer kruis. “Die lag in de grot,” zei hij.

Nate nam de oorbel van hem aan. “Heb je hem in de grot gevonden, bij Galloway?”

“Scott heeft hem gevonden. Ik was het alweer vergeten. Ik denk wij alle drie. Hij zag hem ongeveer een kwart meter van…” Hij keek naar Meg. “Van het stoffelijk overschot liggen. Sorry.”

“Het geeft niet.”

“Hij hakte hem uit het ijs. Ik weet niet waarom, waarschijnlijk om iets te doen te hebben. Hij heeft hem in zijn rugzak gestopt. Toen we alle drie van de berg waren gehaald, vergat hij het, door hoe we eraan toe waren en in het ziekenhuis lagen en zo. Later vond hij hem tussen zijn bagage en gaf hem aan mij omdat ik naar huis ging. We dachten dat hij van je vader was, Meg, en vonden dat jij hem moest hebben. Toen dacht ik dat ik er waarschijnlijk eerst mee naar de politie moest, en hem aan sheriff Burke moest geven.”

“Heb je de oorbel aan brigadier Coben laten zien?” vroeg Nate.

“Nee. Scott gaf hem me vlak voor ik hierheen vertrok en ik wilde zo snel mogelijk naar huis. Ik dacht dat ik het wel via u kon doen.”

“Prima. Bedankt dat je hem hier hebt gebracht.”

“Ik weet niet of die oorbel van hem was,” zei Meg toen ze weer met Nate alleen was. “Het is mogelijk. Hij droeg een oorbel. Hij had er verschillende. Ik herinner me het niet meer precies. Een paar knopjes en een gouden ring. Deze kan van hem zijn geweest. Misschien had hij hem in Anchorage gekocht toen hij weg was. Hij kan ook…”

“Van zijn moordenaar geweest zijn,” maakte Nate haar zin af terwijl hij naar de oorbel in zijn hand keek.

“Geef je hem aan Coben?”

“Daar wil ik nog even over denken.”

“Berg hem op alsjeblieft. Kunnen we het vanavond even vergeten? Ik wil niet somber worden.”

Nate liet de oorbel in het borstzakje van zijn overhemd glijden en deed het knoopje dicht. “Goed?”

“Ja.” Ze legde haar hoofd op zijn schouder en een hand op het zakje. “Laat hem morgen aan Charlene zien. Misschien weet zij het. Maar nu…” Ze legde haar handen op zijn schouders en ging staan. “Waar waren we?”

“Volgens mij daar.”

“En nu zijn we hier. En kijk! Er staat een lekkere zachte bank achter je. Hoe snel kun je me er naakt op krijgen?”

“We zullen zien.”

Hij liet zich achterovervallen en trok haar op het laatste moment mee zodat ze lachend onder hem terechtkwam. Ze had haar benen om hem heen geslagen toen hij zijn overhemd uit zijn broek trok en streek met haar nagels over zijn rug.

“Ik verwacht dat je vanavond de grote klok luidt want ik ben nog maagd op het gebied van verlovingsseks.”

“Ik ga zorgen dat ik die grote klok zal luiden.” Hij maakte de knoopjes van haar blouse los en gleed met zijn lippen over haar buik naar de knoop van haar spijkerbroek. “En ondertussen laat ik alle kleine belletjes rinkelen.”

“Ik ben dol op een ambitieuze man.”

Ze voelde zijn tong over haar heen glijden en zijn tanden op haar blote huid toen hij haar spijkerbroek omlaag trok.

Ze ging met deze man trouwen. Stel je voor. Ignatious Burke met zijn grote droeve ogen en zijn sterke handen. Een man met geduld, behoeften en moed. En integriteit.

Ze woelde met een hand door zijn haar. Ze had niets gedaan om hem te verdienen en dat maakte het nog veel mooier.

Toen knabbelde hij aan de binnenkant van haar dij, waardoor ze sidderde en nergens meer aan dacht.

Hij zoende haar hele lichaam, rolde haar om en om, doordrenkt van de zekerheid dat ze nu van hem was. Om lief te hebben en te beschermen, om te steunen en op te leunen. Van haar houden was als een zon die sterk en stralend in hem scheen.

Hij zoende haar op de mond en zonk weg in haar warmte en kracht.

Ergens in zijn achterhoofd hoorde hij de honden blaffen, zo luid en opgewonden dat het door zijn seksuele opwinding heen brak. Toen hij zijn hoofd optilde om beter te luisteren duwde Meg hem weg.

“Er is iets met mijn honden.”

Ze rende de kamer al uit toen hij van de bank rolde. “Meg! Wacht even. Wacht even, verdomme!”

Hij hoorde iets buiten, iets wat geen hond was en rende achter haar aan.