6
The Lunatic
PolitiejournaalMaandag, 5 januari, 8.03 uur. Aangifte van vermiste sneeuw-schoenen van het terras ten huize van Hans Finkle. Hulpsheriff Peter Notti handelde de klacht af. Finkles verklaring ‘dat (talloze kleurrijke krachttermen doorgehaald) Trilby weer bezig is’ kon niet geverifieerd worden. Sneeuwschoenen werden vervolgens in Finkles vrachtwagen gevonden.
9.22 uur. Bericht van auto-ongeluk Rancor Road. Sheriff Burke en hulpsheriff Otto Gruber gingen erheen. Brett Trooper en Virginia Mann waren de betrokkenen. Trooper had geen verwondingen, behalve een gekneusde teen als gevolg van het herhaaldelijk schoppen tegen zijn verwrongen bumper. Geen aangifte.
11.56 uur. Confrontatie tussen Dexter Trilby en Hans Finkle in The Lodge gerapporteerd. De ruzie, waarbij veel krachttermen over en weer vielen, kwam waarschijnlijk voort uit eerder genoemd sneeuwschoenenincident. Sheriff Burke ging ernaartoe en na wat onenigheid werd voorgesteld de ruzie te beslechten door middel van een damtoernooi. Toen dit ter perse ging, was het twaalf tegen een voor Trilby. Geen aangifte.
13.45 uur. Klacht over luide muziek en voertuigen die de maximumsnelheid overtraden op Caribou. Sheriff Burke en hulpsheriff Notti gingen erheen. Men trof James en William Mackie aan die aan het racen waren met sneeuwscooters en ‘Born to Be Wild’ op hoog volume hadden opstaan. Na een korte, en volgens sommige ooggetuigen, amusante achtervolging, vond een verhitte confrontatie plaats met de sheriffs, gedurende welke de cd met het nummer in beslag werd genomen en waarin James Mackie beweerde dat ‘er niets meer aan was in Lunacy’. Beide Mackies werden bekeurd voor een snelheidsovertreding.
15.12 uur. Geschreeuw in de buurt van Rancor Wood, 4 km van de stadsgrens. Sheriff Burke en hulpsheriff Gruber gingen erheen. Het bleek te gaan om een groep jongens die oorlogje speelden, gewapend met kinderpistolen en een knijpfles ketchup. Sheriff Burke riep een onmiddellijke wapenstilstand af en begeleidde de soldaten, levend, dood en gewond, naar huis.
16.58 uur. Ordeverstoring in Moose. Burke en hulpsheriff Notti gingen erheen. Een ruzie tussen een zestienjarige vrouw en een zestienjarige man, naar verluidt wegens geflirt met een andere zestienjarige man, werd beslecht. Er is geen aangifte gedaan.
17.18 uur. Zestienjarige man bekeurd wegens roekeloos heen en weer rijden en luid toeteren in Moose.
19.12 uur. Na verschillende verzoeken heeft sheriff Burke Michael Sullivan verwijderd van de stoeprand op de hoek van Lunacy en Moose waar hij luidkeels en vals ‘Whiskey in the Jar’ stond te zingen. Sullivan heeft voor zijn eigen veiligheid de nacht in de cel doorgebracht. Er is geen aangifte gedaan.
Nate las het verslag van die dag door en daarna de rest van zijn tweede week in The Lunatic. Hij had klachten verwacht toen de eerste uitgave met het politiejournaal was uitgekomen. Die waren er echter niet geweest. Blijkbaar vonden mensen het niet erg dat ze met naam en toenaam in de krant stonden, ook al was het in verband met hun misstappen.
Hij stopte de krant in een bureaula bij het eerste exemplaar. Twee weken achter de rug, dacht hij.
En hij was er nog.
Sarrie Parker leunde op de toonbank in The Corner Store. Ze had haar bontlaarzen en parka bij de deur uitgetrokken en een pakje Black Jack-kauwgom uit het schap bij de kassa gepakt.
Ze was er om te roddelen, niet om iets te kopen, en de kauwgom was het goedkoopste excuus dat bij de hand lag. Ze gaf Cecil, de King Charles spaniël van Deb, een aai over zijn kop. Hij lag zoals elke dag in zijn warme mand op de toonbank. “Sheriff Burke laat zich niet veel zien in The Lodge.”
Deb ging door met sigaretten en pruimtabak in de vakken te leggen. Haar winkel was een uitwisselingsplaats voor stadsnieuws. Als zij iets niet wist, was het nog niet gebeurd.
“Hier komt hij ook nauwelijks. Hij is op zichzelf.”
“Hij ontbijt elke dag met Roses zoontje en ‘s-avonds eet hij er ook meestal. Niet echt een grote eter, als je het mij vraagt.”
Omdat Sarrie het pakje kauwgom nu eenmaal in haar hand had maakte ze het maar open. “Ik maak elke dag zijn kamer schoon, niet dat er veel op te ruimen valt. Hij heeft alleen maar kleren en scheergerei. Geen foto’s, niet eens een boek.”
“Misschien laat hij zijn spullen nog overkomen.”
“Dat heb ik ook gevraagd.” Sarrie zwaaide met een reepje kauwgom voor ze het in haar mond stak. “Expres. Ik zei tegen hem: “Zo, sheriff Burke, laat u de rest van uw spullen uit de Lower 48 hierheen sturen?” En hij zei tegen me: “Ik heb alles bij me.” Hij telefoneert ook niet, althans niet vanuit zijn kamer. En niemand belt hem. Voorzover ik het kan zien, slaapt hij daar alleen maar.”
Hoewel er niemand in de winkel was, dempte Sarrie haar stem en boog zich naar voren. “En hoewel Charlene zichzelf op een presenteerblaadje aanbiedt, slaapt hij alleen.” Ze knikte gedecideerd. “Als je het bed van een man verschoont weet je wat hij ‘s nachts uitspookt.”
“Misschien doen ze het wel in de douche of op de grond.” Tot Debs plezier werden Sarries hamsterwangen vuurrood. “Er is geen wet die bepaalt dat je in bed moet neuken.”
Als doorgewinterde roddelaarster herstelde Sarrie zich snel. “Als Charlene hem had gehad, zou ze hem niet nog steeds achternazitten als een bloedhond een konijn, ofwel soms?”
Terwijl Deb Cecil achter zijn zijige oren krabbelde moest ze Sarrie daarin gelijk geven. “Waarschijnlijk niet.”
“Die man komt hierheen, met weinig meer dan de kleren die hij aan heeft, brengt uren achtereen in zijn kamer door, stapt met een boog om een gewillige vrouw heen en zegt nauwelijks iets tenzij je hem in een hoek drukt, nou, dan is er iets vreemds met hem aan de hand. Als je het mij vraagt.”
“Hij zou bepaald niet de eerste van dat type zijn die hier belandt.”
“Misschien niet. Maar wel de eerste die we tot sheriff benoemd hebben.” Ze was nog steeds een beetje gepikeerd dat hij haar zoon de vorige week bekeurd had. Alsof vijfentwintig dollar aan de bomen groeide. “Hij heeft iets te verbergen.”
“Hemel, Sarrie. Ken jij iemand hier die dat niet heeft?”
“Het kan me niet schelen wie wat te verbergen heeft, tenzij hij de macht heeft om mij en de mijnen in de cel te stoppen.”
Deb werd ongeduldig en stak haar sleutels in het kassaslot. “Tenzij je van plan bent om hier weg te lopen zonder voor die kauwgom te betalen overtreed je geen wet. Dus ik zou me er maar niet druk om maken.”
De man over wie het gesprek ging zat nog aan zijn bureau. Maar nu was hij klemgezet. Het was hem twee weken gelukt om Max Hawbaker te vermijden, te ontlopen ofte ontvluchten. Hij had geen zin in een interview. Wat Nate betrof, hij had een hekel aan de pers, of het nu een onbelangrijk stadsblad was of de Baltimore Sun.
Misschien vonden de inwoners van Lunacy het niet erg als hun naam in de krant kwam, om wat voor reden dan ook, maar hij moest de slechte smaak nog uit zijn mond poetsen die tijdens zijn ervaring met journalisten na het schietincident was blijven steken.
Bovendien wist hij dat hij meer weg te slikken kreeg toen Hopp zijn kantoor binnen was gemarcheerd met Max aan haar zijde.
“Je moet Max een interview geven. De stad heeft er recht op iets te weten over de man die hier de wet handhaaft. The Lunatic gaat deze keer ter perse met het verhaal erin. Dus…zorg dat het er komt.”
Ze marcheerde meteen weer naar buiten en trok de deur gedecideerd achter zich dicht.
Max glimlachte schaapachtig. “Ik liep de burgemeester tegen het lijf toen ik hiernaartoe op weg was om te zien of je een paar minuten met me wilde praten.”
“Juist.”Aangezien hij had zitten dubben of hij een spelletje patience op de computer zou doen of in zou gaan op Peters aanbod hem nog een les sneeuwschoenwandelen te geven, kon Nate niet zeggen dat hij geen tijd had.
Hij zag Max als een overijverige nerd, het type dat op de middelbare school bijna altijd de beste van de klas was. Hij had een rond vriendelijk gezicht en lichtbruin haar met inhammen. Hij was ongeveer vijf kilo te zwaar voor zijn lengte van een meter vijfentachtig, en het meeste zat op zijn buik.
“Koffie?”
“Graag.”
Nate stond op en schonk twee koppen in. “Wat wil je erin?”
“Twee zakjes melk, twee zakjes suiker. Eh, wat vind je van ons nieuwe thema? Het politiejournaal?”
“Voor mij is het allemaal nieuw. Je hebt de feiten. Het lijkt me accuraat.”
“Carrie wilde het graag zo. Ik ga dit gesprek opnemen als je er geen bezwaar tegen hebt. Ik maak aantekeningen, maar ik werk graag met een opname.”
“Prima.” Hij deed melk en suiker in Max’ koffie en zette die voor hem neer. “Wat wil je weten?”
Max ging ervoor zitten en haalde een kleine taperecorder uit zijn canvas tas. Hij zette hem op het bureau, noteerde de tijd en zette hem aan. Toen haalde hij een notitieblok en potlood uit zijn zak. “Ik denk dat onze lezers graag iets willen weten over de man achter de penning.”
“Dat lijkt wel een titel van een film. Sorry,” zei hij toen Max zijn wenkbrauwen fronste. “Zoveel valt er niet te vertellen.”
“Laten we bij het begin beginnen. Mag ik weten hoe oud je bent?”
“Tweeëndertig.”
“En je was rechercheur bij de politie van Baltimore?”
“Dat klopt.”
“Getrouwd?”
“Gescheiden.”
“Dat overkomt de besten. Kinderen?”
“Nee.”
“Ben je in Baltimore geboren?”
“Ik heb er mijn hele leven gewoond, met uitzondering van de laatste paar weken.”
“Vertel eens, hoe komt een rechercheur uit Baltimore terecht als sheriff in Lunacy, Alaska?”
“Ik ben aangenomen als zodanig.”
Max bleef vriendelijk, zijn toon vertrouwelijk. “Je moest je anders wel in de verkiezingsstrijd werpen.”
“Ik wilde iets anders.” Een nieuw begin. Een laatste kans.
“Sommige mensen zouden dat wel een heel drastische verandering vinden.”
“Als je voor een verandering gaat, waarom dan niet rigoureus? De baan leek me aantrekkelijk, de plaats ook. Nu heb ik de gelegenheid om iets te doen waar ik goed in ben, maar in een andere omgeving, met een ander ritme.”
“We hadden het net over het politiejournaal. Dit is vast heel anders dan je gewend bent. Ben je niet bang dat je je zult gaan vervelen? Als je het tempo en de gebeurtenissen van de grote stad gewend bent, naar een gemeenschap met nog geen zevenhonderd inwoners?”
Voorzichtig, dacht Nate. Had hij zich zo-even niet bijna verveeld? Was hij niet depressief? Het onderscheid was moeilijk te herkennen. Soms wist hij niet eens zeker of er wel verschil was, omdat hij van allebei een zwaar nutteloos gevoel kreeg.
“Baltimore beschouwt zichzelf als een grote kleine stad. Maar de waarheid is dat het werk daar veelal redelijk anoniem gebeurt. Voor elke agent zijn er tien anderen, zaken stapelen zich op.”
En je lost ze nooit allemaal op, dacht Nate. Hoeveel uur je er ook in stopt, je kunt ze niet allemaal oplossen en uiteindelijk spoken de onopgeloste zaken door je hoofd.
“Als er hier iemand komt,” vervolgde hij, “weten ze dat ik of een van de hulpsheriffs met hen zal praten om de situatie aan te pakken. En als ik hier wat langer ben, zal ik weten wie er hulp nodig heeft als er gebeld wordt. Dan zal het niet slechts een naam in een dossier zijn, maar een persoon die ik ken. Dat zal bijdragen aan de voldoening die ik aan mijn werk beleef.”
Tot zijn verbazing besefte hij dat hij de waarheid had gesproken zonder te weten dat die aanwezig was.
“laagje?”
“Nee.”
“Vissen?”
“Tot nu toe niet.”
Max tuitte zijn lippen. “Hockey? Skiën? Bergsport?”
“Nee. Peter leert me sneeuwschoenwandelen. Hij zegt dat dat van pas kan komen.”
“Daar heeft hij gelijk in. En hoe zit het met andere hobby’s, vrijetijdsbesteding, interesses?”
Hij was daar nooit echt aan toe gekomen met zijn baan. Of, corrigeerde hij zichzelf, hij had toegestaan dat zijn werk al zijn tijd opslokte. Had Rachel het daarom niet buiten de deur gezocht? “Ik hou alles open. Ik ben begonnen met sneeuwschoenwandelen en ik zie wel wat er komt. Hoe ben jij hier terechtgekomen?”
“Ik?”
“Ik weet graag ook iets over degene die de vragen stelt.”
“Daar kan ik inkomen,” zei Max na een korte stilte. “In de jaren zestig zat ik op Berkeley. Seks, drugs en rock–‘n-roll. Er was een vrouw, zoals dat hoorde, en we trokken naar het noorden. We woonden een tijdje in Seattle. Daar kwam ik een man tegen die gek was van bergbeklimmen. Ik raakte enthousiast. We trokken steeds verder naar het noorden, die vrouw en ik. We waren tegen de maatschappij, vegetarisch, intellectuelen.”
Hij glimlachte, een te zware, kalende man van middelbare leeftijd die geamuseerd leek door wie hij was geweest en wie hij nu was. “Zij zou gaan schilderen, ik zou romans schrijven waarin de kern van de mens werd blootgelegd terwijl we van het land leefden. We trouwden, en dat bedierf alles. Zij keerde terug naar Seattle. Ik kwam hier terecht.”
“En nu geef je een krant uit in plaats van dat je boeken schrijft.”
“O, ik werk nog steeds aan boeken.” Hij glimlachte er niet bij, maar zag er afwezig en wat getroebleerd uit. “Af en toe pak ik er een uit de la. Het is rotzooi, maar ik blijf schrijven. Ik eet nog steeds geen vlees, en ik ben nog altijd een groene, een milieubewust type, wat veel mensen irriteert. Ongeveer vijftien jaar geleden leerde ik Carrie kennen. We zijn getrouwd.” Hij glimlachte weer. “Deze keer lijkt het wel te lukken.”
“Heb je kinderen?”
“Een jongen en een meisje. Twaalf en tien. Zo, nu weer over jou. Je hebt elf jaar bij de politie van Baltimore gezeten. Toen ik met Poster sprak…”
“Heb je met mijn baas gesproken?”
“}e vroegere inspecteur. Voor wat achtergrondinformatie. Hij beschreef je als een doorzetter die grondig werk leverde, een politieman die zaken oploste en goed onder druk kon werken. Niet dat iemand van ons bezwaar zou maken tegen dat soort kwaliteiten in onze gemeenschap, maar je lijkt me overgekwalificeerd voor dit werk.”
“Dat is dan mijn probleem,” zei Nate. “Meer tijd heb ik niet voor je.”
“Nog een paar vragen. Je bent twee maanden met ziekteverlof geweest na het incident in april waarbij je partner Jack Behan en een verdachte om het leven kwamen en jijzelf gewond raakte. Ik mag aannemen dat het incident zwaar heeft meegewogen in je besluit om deze baan aan te nemen. Klopt dat?”
“Ik heb je verteld wat mijn reden was om deze baan te nemen. De dood van mijn partner heeft niets te maken met wie dan ook in Lunacy.”
Max keek hem met een strak gezicht aan en Nate besefte dat hij hem had onderschat. Een journalist bleef een journalist, prentte hij zich in, waar ook ter wereld. En deze journalist rook een verhaal.
“Het heeft met jou te maken, sheriff. Je ervaringen en motivatie, je professionele verleden.”
“Verleden is hier het juiste woord.”
“The Lunatic mag een onbeduidend krantje zijn, maar als uitgever moet ik toch mijn huiswerk doen, en een accuraat en compleet verhaal vertellen. Ik weet dat het schietincident is onderzocht en dat de conclusie was dat je terecht hebt geschoten. Maar toch, je hebt die avond een man gedood, en dat moet op je drukken.”
“Denk jij dat je een politiepenning en een pistool voor de gein aanneemt, Hawbaker? Denk je dat het alleen maar uiterlijk vertoon is? Een politieman weet elke dag als hij dat wapen oppakt dat hij het die dag misschien zal moeten gebruiken. Ja, het drukt zwaar op me.”
Hij voelde zich driftig worden, zijn stem was zo kil als de januari-wind die tegen de ramen bulderde. “Het moet ook zwaar drukken, het wapen en wat je er misschien mee moet doen. Heb ik er spijt van dat ik het gebruikt heb? Nee. Ik heb er spijt van dat ik niet sneller was. Als ik sneller was geweest, zou een goede man nu nog leven. Een vrouw zou geen weduwe zijn en twee kinderen zouden hun vader nog hebben.”
Max was achteruit in zijn stoel geschoven en bevochtigde zijn lippen een aantal keren. Maar hij hield vol. “Geef je jezelf de schuld?”
“Ik ben de enige die levend uit die steeg is gekomen.” Zijn woede zakte weg en zijn ogen stonden dof en vermoeid. “Wie is er anders schuldig? Zet je recorder af. We zijn klaar.”
Max leunde naar voren en klikte het apparaat uit. “Sorry dat ik een gevoelige plek heb geraakt. Er is maar weinig publiek hier maar degenen die er zijn hebben het recht op de waarheid.”
“Dat zeggen jullie altijd. Ik moet weer aan het werk.”
Max pakte de recorder, stopte hem weg en stond op. “Ik, eh, wil een foto bij dit verhaal.” Toen Nate hem zwijgend aankeek schraapte hij zijn keel. “Carrie kan straks langskomen. Zij is de fotograaf. Bedankt voor je tijd. En…succes met het sneeuwschoenwandelen.”
Toen Nate weer alleen was bleef hij stil zitten. Hij wachtte tot de woede zou komen, maar die kwam niet terug. Hij zou het verwelkomd hebben, de wilde verblindende razernij. Maar hij bleef rustig.
Hij wist wat er zou gebeuren als hij zo bleef. Daarom stond hij met langzame beheerste bewegingen op. Hij liep zijn kantoor uit en pakte een mobilofoon.
“Ik moet even weg,” zei hij tegen Peach. “Als er iets voorvalt kun je me via de mobilofoon of mijn mobiel bereiken.”
“Het gaat stormen,” zei ze. “Het ziet er niet best uit. Ga niet zo ver weg dat je tegen het avondeten niet terug bent.”
“Maak je geen zorgen.” Hij liep naar de gang en pakte zich in. Toen hij in zijn auto stapte en wegreed probeerde hij aan niets te denken. Hij reed naar Hopps huis, liep naar haar voordeur en klopte aan.
Ze deed open met een leesbril die aan een kettinkje op haar dikke corduroy hemd bungelde. “Ignatious. Kom binnen.”
“Nee, bedankt. En lok me nooit meer zo in een hinderlaag.”
Haar vingers gleden op en neer over haar brillenketting terwijl ze hem bestudeerde. “Kom binnen. Dan kunnen we erover praten.”
“Dat was alles wat ik te zeggen heb. Meer woorden wil ik er niet aan vuilmaken.”
Hij draaide zich om en liet haar achter in de deuropening.
Daarna reed hij de stad uit en stopte toen hij de huizen achter zich had gelaten. Op het meer waren een paar schaatsers. Hij nam aan dat ze snel naar huis zouden gaan omdat het al ging schemeren. Verder op de ijsvlakte stond iemands vervallen ijsvistent.
Hij zag Megs vliegtuig niet. Sinds ze samen naar het noorderlicht hadden gekeken, had hij haar niet meer gezien.
Eigenlijk zou hij terug moeten rijden en doen waarvoor hij betaald werd. Ook al was dat niet veel. In plaats daarvan reed hij door.
Toen hij bij Meg aankwam stonden haar honden alert en met gespitste oren voor het huis. Hij stapte uit de auto en wachtte af hoe ze zouden reageren op onverwacht bezoek.
Bijna tegelijkertijd hielden ze hun kop scheef, toen draafden ze naar voren met een vriendelijke ondertoon in hun geblaf. Nadat ze wat om hem heen gedraaid en gesprongen hadden, rende een van hen naar de kennel, ging het trapje op en liep naar binnen. Hij kwam terug met een enorm bot in zijn bek.
“Waar is dat van? Een mastodont?”
Het was een afgeknauwd bekwijld bot, maar Nate begreep dat hij wilde spelen en pakte het en wierp het weg als een speer.
De honden schoten erachteraan, tegen elkaar aan botsend en springend als een paar rugbyspelers die elkaar willen passeren. Ze doken de sneeuw in en kwamen wit omhoog. Allebei met een uiteinde van het bot in hun bek. Na een snel bevlogen bottrekwedstrijd draafden ze als een Siamese tweeling terug.
“Twee tegen een, hè?” Weer pakte hij het bot, wierp het weg en de honden renden erachteraan.
Hij wierp voor de vierde keer toen de honden bij hem weg schoten, recht op het meer af. Even later hoorde hij waar ze op af waren gegaan. Toen het geronk van de motor luider werd, volgde Nate de sporen van de honden naar het meer.
Hij zag de rode flits en de doffe glinstering van de ondergaande zon op het glas. In Nates ogen kwam ze te snel en te laag aan vliegen. Hij verwachtte dat ze in het gunstigste geval de boomtoppen zou raken, en dat ze in het ergste geval met de neus op het ijs zou storten.
Het lawaai was oorverdovend. Zijn haren stonden rechtovereind toen hij haar aan zag komen, een bocht nemen en op het ijs zag landen. Toen volgde er zo’n totale stilte dat hij dacht de lucht die ze had doorkliefd weer op zijn plaats te horen vallen.
Naast hem stonden de honden te trillen, toen gingen ze ervandoor en sprongen van de sneeuw op het ijs. Hun poten gleden alle kanten op en ze blaften toen de deur van het vliegtuig openging. Meg sprong eruit, haar schoenen weerkaatsten op het ijs. Ze hurkte en liet zich likken terwijl ze energiek over hun vacht wreef. Toen ze overeind kwam, pakte ze een zak uit het vliegtuig. Pas toen keek ze naar Nate. “Heeft er weer iemand zijn bumper in elkaar gereden?” riep ze.
“Niet dat ik weet.”
Met de om haar heen springende honden stak ze de ijsvlakte over en klom ze de lage sneeuwhelling op. “Ben je hier al lang?”
“Een paar minuten.”
“Je bloed is nog te dun voor deze kou. Kom mee naar binnen.”
“Waar ben je geweest?”
“O, overal en nergens. Ik heb een paar dagen geleden een gezelschap vervoerd. Ze hebben kariboe geschoten, plaatjes ervan, bedoel ik. Ik heb ze vandaag teruggebracht naar Anchorage. Net op tijd,” vervolgde ze met een blik op de lucht. “Het gaat stormen. Het was interessant, zo hoog.”
“Ben je wel eens bang, daarboven?”
“Nee. Maar ik ben af en toe wel erg geboeid geraakt.” In de hal trok ze haar parka uit.
“Ben je wel eens fout neergekomen?”
“Ik heb ooit, zullen we maar zeggen, een abrupte landing gemaakt.” Ze trok haar laarzen uit, pakte een handdoek uit een doos en hurkte om de poten van haar honden droog te wrijven. “Ga naar binnen. Dit duurt even en het is hier te klein met z’n vieren.”
Hij liep naar binnen en sloot de tussendeur, zoals hij had geleerd, om de warmte binnen te houden.
Door de ramen scheen het laatste beetje zon van de korte dag zodat de kamer een spel van licht en schaduw was. Hij rook bloemen, geen rozen, maar een primitievere aardse geur. Vermengd met de lucht van honden en houtrook vormde het een vreemde aantrekkelijke combinatie.
Hij had een rustieke inrichting verwacht, maar zag zelfs in het halfdonker dat hij er flink naast had gezeten.
In de ruime woonkamer waren de muren lichtgeel. Als ode aan de zon, vermoedde hij, en om het zo licht mogelijk te houden. De haard was van gladde stenen in goudkleurige tinten zodat de smeulende houtblokken in die omlijsting glinsterden. Op de schoorsteenmantel stonden vierkante kaarsen in donkere gele en blauwe kleuren. De lange bank was in dezelfde kleuren blauw en er lagen kussens op die vrouwen altijd overal willen hebben. Een dik kleed in die sleutelkleuren die in elkaar overgingen was over de rugleuning gedrapeerd.
Er waren lampen met beschilderde kappen, glimmende tafels, een vloerkleed met dessin en twee grote fauteuils.
Aan de muren hingen aquarellen, olieverfschilderijen en pasteltekeningen van alle denkbare Alaskaanse landschappen.
Links van hem was een trap naar boven en hij grinnikte om de aanzetpost in de vorm van een totem.
De deur ging open. De honden kwamen eerst binnen, paradeerden naar de stoelen en sprongen op een ervan.
“Het is niet zoals ik verwacht had,” zei Nate.
“Te veel van wat verwacht wordt leidt tot verveling.” Ze liep de kamer door, opende een grote bewerkte kist en haalde er houtblokken uit.
“Laat mij maar.”
“Ik heb ze al.” Ze bukte zich, plaatste de houtblokken, en draaide zich naar hem om met haar rug naar de haard. “Wil je iets eten?”
“Nee, bedankt.”
“Wil je iets drinken?”
“Niet echt, nee.”
Ze liep naar hem toe en knipte een lamp aan. “Seks dan.”
“Ik…”
“Waarom ga je niet alvast naar boven? De tweede deur links. Ik moet alleen de honden nog eten en water geven.”
Ze liep weg en liet hem achter met de honden die hem aankeken met hun kristalheldere ogen. Hij had kunnen zweren dat ze naar hem grijnsden.
Toen ze terugkwam stond hij nog op precies dezelfde plek.
“Kun je de trap niet vinden? Wat ben jij voor rechercheur!”
“Hoor eens, Meg…Ik ben hier alleen maar om…” Hij streek een hand door zijn haar en besefte dat hij geen idee had waarom. Hij was de stad uit gegaan met dat zwarte gat dat hem tegemoet grijnsde en op een zeker moment toen hij met de honden speelde had het zich weer gesloten.
“Wil je geen seks?”
“Met zo’n vraag moet ik uitkijken.”
“Nou, terwijl jij nadenkt over het antwoord ga ik naar boven om me uit te kleden.” Ze schudde haar haar naar achter zodat het op haar rug viel. “Ik zie er naakt heel goed uit, voor het geval je twijfelt.”
“Dat dacht ik al.”
“Jij bent aan de magere kant, maar dat vind ik geen bezwaar.” Ze liep naar de trap en keek achterom. Glimlachend wenkte ze hem. “Kom mee, macho.”
“Zomaar?”
“Waarom niet? Het is niet verboden, nog niet tenminste. Seks is simpel, Nate. Al het andere is gecompliceerd. Dus laten we het voorlopig simpel houden.”
Ze liep naar boven. Nate wierp een blik op de honden en zuchtte. “Eens kijken of ik nog weet hoe ik het simpel kan houden.”
Toen hij boven was, bleef hij bij de eerste deur staan. De muren waren felrood en een ervan was een spiegelwand. Aan de muur tegenover de spiegelwand was een plankenunit met een tv en dvd- en cd-speler. Daartussenin stond moderne fitnessapparatuur. Tegenover de tv stond een elliptische crosstrainer, de Bowflex en een rek met gewichten stonden naast de spiegel.
Hij veronderstelde dat in de minikoelkast flessen water lagen en misschien wat sportdrankjes.
Door de kamer wist hij dat het lichaam dat hij op het punt stond naakt te zien vaak en hard getraind werd.
Ze had de slaapkamerdeur opengelaten en zat gehurkt voor een haard om de aanmaker aan te steken. Er stond een enorm bed in de vorm van een slee, een en al welvingen en donker hout. Ook hier werden groene en ivoortinten opgesierd met kunst en lampen.
“Ik heb je apparaten gezien.”
Ze schonk hem een trage glimlach achterom. “Nee hoor.”
“Ha ha. Ik bedoelde je op maat gemaakte fitnesscenter hiernaast.”
“Train je, sheriff?”
“Vroeger wel.” Vóór Jack. “De laatste tijd niet.”
“Ik hou van zweten, en de endorfmekick.”
“Daar hield ik ook van.”
“Dan moet je het weer oppakken.”
“Ja. Je hebt hier een pracht van een woning.”
“Het heeft me vier jaar gekost om het zo te krijgen. Ik heb ruimte nodig, anders word ik onrustig. Licht aan of uit?” Toen hij niet antwoordde kwam ze overeind en keek over haar schouder. “Rustig maar. Ik zal je geen pijn doen, tenzij je erom vraagt.”
Ze liep naar het nachtkastje en trok een la open. “Veiligheid voor alles,” zei ze en ze wierp hem een condoom toe.
“Je denkt te veel,” concludeerde ze toen hij met een onthutst gezicht bleef staan. En, dacht ze, hij is schattig met al dat warrige kastanjekleurige haar, die gevoelige ogen. “Ik wed dat we daar iets aan kunnen doen. Misschien wil je wat sfeer. Dat vind ik zelf ook wel prettig.”
Ze stak een kaars aan en liep door de kamer om er meer aan te steken. “Een beetje muziek.”
Ze opende een kast, zette de cd-speler aan die erin stond, het volume zacht. Deze keer was het Alanis Morissette, die met haar vreemd aantrekkelijke stem over de angst voor geluk zong.
“Misschien had ik je eerst een beetje dronken moeten voeren, maar daar is het nu te laat voor.”
“Je bent uniek,” mompelde Nate.
“Dat kun je wel zeggen.” Ze trok haar trui over haar hoofd en gooide hem op een stoel. “Thermisch ondergoed maakt de striptease wat minder erotisch, maar het resultaat moet het goedmaken.”
Hij was al keihard.
“Ben je van plan om zelf nog wat kleren uit te trekken, of wil je dat ik dat voor je doe?”
“Ik ben zenuwachtig. En ik voel me belachelijk dat ik dat zeg.”
O, ja, dacht ze. Echt schattig. Eerlijkheid in een man was dat altijd.
“Je bent alleen maar zenuwachtig omdat je te veel nadenkt.” Ze liet haar broek van zich afglijden en stapte eruit. Zittend op het bed trok ze haar sokken uit. “Als de plicht niet geroepen had op oudejaarsavond, waren we in bed beland.”
“Toen ik terugkwam was je weg.”
“Omdat ik begon te denken. Zie je, dat is dodelijk.” Ze sloeg het beddengoed terug.
Hij legde zijn overhemd op haar trui. Toen hij zijn mobiel uit zijn zak haalde en neerlegde haalde hij zijn schouders op. “Ik heb dienst.”
“Laten we hopen dat iedereen zich gedraagt.” Ze trok haar wollen hemdje uit. Elke spier in zijn lichaam werd hard.
Ze leek wel van porselein, tere blanke huid over alle welvingen. Ze had echter niets breekbaars. In plaats daarvan was het een en al drama en zelfvertrouwen, een zwartwitfoto waar goudkleurig licht over speelde.
En met een verrassende golf van lust zag hij toen ze zich omdraaide om het licht uit te doen en alleen de kaarsen en het vuur te laten branden, de kleine tatoeage van rode gespreide vleugels onder aan haar rug.
“Ik kan al bijna niet meer denken.”
Ze lachte. “Dan gaan we nu actie ondernemen. Uit met die broek, Burke.”
“Ja, mevrouw.”
Hij maakte zijn riem los en zijn vingers werden gevoelloos toen hij zijn thermisch ondergoed afpelde. Zijn mond was kurkdroog. “Je had gelijk. Je ziet er naakt echt goed uit.”
“Ik zou graag hetzelfde zeggen, als je die kleren ooit uit krijgt.” Ze ging op bed liggen en strekte zich uit. “Kom, kanjer. Kom me pakken.”
Ze liet het topje van een vinger over haar borst glijden terwijl hij zich uitkleedde. “Hm, niet slecht, je bovenlichaam. Mooi gespierd voor iemand die niet regelmatig meer traint. En…” Ze grinnikte en leunde op haar elleboog toen hij zijn broek uittrok. “Nou nou, je denkt inderdaad niet meer. Doe die soldaat een jas aan, dan kunnen we ertegenaan.”
Hij deed wat ze gezegd had, maar toen hij op het bed ging zitten streelde hij alleen haar schouder. “Geef me een minuut om mijn strategie te bepalen. Ik heb nog nooit zo’n huid als die van jou gezien. Zo blank.”
“Ie moet niet op uiterlijk afgaan.”
Leunend op haar elleboog stak ze een hand uit, pakte hem bij zijn haar en trok hem boven op zich. “Kom hier met die mond van je. Ik heb er nog lang niet genoeg van.”
Alle behoefte, de wanhoop, de drang verenigden zich in pure lust. Het maakte hem wild haar te proeven, haar gretige begeerte zette hem in vuur en vlam. Hij drukte zijn mond op de hare, voedde zich aan haar tot een honger die hij was vergeten weer tot leven kwam.
Hij kon er niet genoeg van krijgen, van haar mond, haar hals, haar borsten. Haar gekreun en genotkreetjes wakkerden zijn lust verder aan.
Hij legde zijn hand tussen haar dijen, raakte bijna bezeten door haar vochtige warmte en bracht haar zo snel en heftig tot een climax dat ze allebei sidderden.
Het was alsof hij een idyllische groene heuvel beklom die plotseling in een vulkaan veranderde. Dat zat in hem, besefte ze. De vervaarlijke verrassing onder de gekwetste kalmte. Ze had naar hem verlangd, om zijn droevige ogen, zijn rustige manier van doen. Ze had echter niet geweten wat hij haar zou geven als het masker was afgetrokken.
Ze kromde haar rug, bedwelmd door de begeerte die hij in haar losmaakte. Toen schreeuwde ze van ongeremd genot. Ze rolde met hem mee, zette haar nagels in hem, beet hem zacht en liet haar handen bezitterig over zijn bezwete huid glijden.
Ze ademde hijgend.
Hij wilde haar verslinden, in extase brengen en domineren. Hij stootte in haar en wilde zijn gezicht in haar haren verbergen, maar haar handen pakten zijn gezicht. En ze keek naar hem met blauwe wilde ogen toen hij in haar stootte en zich in haar verloor. Ze keek naar hem tot hij in haar explodeerde.
Het was alsof hij als een peul was gedopt en zijn huid niet meer was dan een lege schil met lucht. Hij wist niet meer hoe het was om dat slepende trekkende gewicht te voelen dat zich over zijn geest en lichaam had gedrapeerd zodat ‘s-morgens uit bed komen een zware oefening in wilskracht en zelfbeheersing was.
Hij was blind, doof en vol. Als hij de rest van de weg naar vergetelheid had kunnen drijven, precies zoals hij nu was, zou hij daar geen enkel bezwaar tegen hebben.
“Niet in slaap vallen terwijl we nog bezig zijn.”
“Hè? Wat?”
“Even omdraaien, liefje.”
Hij was dus toch niet blind. Hij zag licht, schaduw, vorm. Niets wat hij herkende, maar toch zag hij het. Blijkbaar hoorde hij ook, want de stem, die van haar, drong door het zachte gezoem in zijn hoofd heen.
Voelen kon hij ook, ze verschoof onder hem, dat zachte, strakke weelderige lichaam, nat van het zweet, en geurend naar zeep en seks.
“Geef me even een duw,” zei hij even later. “Volgens mij ben ik verlamd.”
“Dat dacht ik niet.” Maar ze legde haar hand op zijn schouder en duwde hem met enige kracht opzij. Toen haalde ze diep en fluitend adem en zei: “God!”
“Ik geloof dat ik Hem zag, een vaag silhouet in een flits. Hij glimlachte.”
“Dat was ik.”
“O.”
Ze had niet de energie om zich uit te rekken, daarom gaapte ze in plaats daarvan. “Iemand was er wel héél erg aan toe. Mmm. Ik heb geluk gehad.”
Zijn hersenen begonnen langzaam weer helder te worden. Hij kon ze bijna horen sissen, alsof het contact weer werd aangesloten. “Het was inderdaad een tijd geleden.”
Nieuwsgierig ging ze op haar zij liggen. Ze zag de littekens waar haar vingers over waren gegleden. Rimpelig weefsel, van kogelwonden, wist ze, in zijn zij en op zijn dij.
“Hoelang is ‘een tijd’? Een maand?” Hij hield zijn ogen dicht, maar zijn lippen krulden zich. “Twee maanden? Jezus, langer? Drie?”
“Het komt in de buurt van een jaar, volgens mij.”
“Allemachtig! Geen wonder dat ik sterretjes zag.”
“Heb ik je pijn gedaan?”
“Doe niet zo maf.”
“Nou ja, maar ik ben wel tekeergegaan.”
Opzettelijk gleed ze met haar vinger over het litteken dat over zijn zij liep. Hij deinsde niet terug, maar ze voelde hem verstijven en vond het beter er niet over te beginnen.
“Ik zou zeggen dat we samen tekeer zijn gegaan, zo goed en zo grondig dat iedereen in een straal van honderd kilometer om dit bed nu achterover in de kussens ligt en een sigaret rookt.”
“Vond je het oké?”
“Werkt je kortetermijngeheugen niet goed meer, Burke?” Ze rekte zich uit en gaf hem een por met haar elleboog. “Wie heeft het initiatief genomen?”
Hij antwoordde niet meteen. “Ik ben vijfjaar getrouwd geweest. En ik was trouw. De laatste twee jaar ging het slecht. Om precies te zijn: het laatste jaar was een ramp. Seks werd een wapen in de strijd. Allesbehalve een natuurlijke manier om elkaar te laten genieten. Dus ben ik het een beetje verleerd, en ik weet niet wat vrouwen op dat gebied eigenlijk willen.”
Niet zo luchtig dus, dacht ze. “Ik ben niet vrouwen in het algemeen. Ik ben ik. Jammer dat je vrouw aan de touwtjes van je lul trok, maar ik kan je verzekeren dat hij het nog goed doet. Misschien wordt het tijd dat je het achter je laat.”
“Dat heb ik allang gedaan.” Hij ging verliggen en schoof zijn arm onder haar. Ze verstijfde iets en hij voelde dat voor ze zich weer ontspande en toeliet dat hij zijn hoofd op haar schouder legde. “Ik wil niet dat het nu voorbij is. Tussen ons.”
“We zullen zien hoe we daar volgende keer over denken.”
“Ik wou dat ik kon blijven, maar ik moet terug. Sorry.”
“Ik heb toch niet gevraagd of je bleef?”
Hij draaide zijn hoofd zodat hij haar gezicht kon zien. Haar wangen waren nog rood, haar ogen loom. Maar hij was te zeer politieman om de spanning onder de oppervlakte niet op te merken. “Ik zou willen dat je me vroeg om te blijven, maar omdat ik nee zou moeten zeggen, zou dat een vergeefse wens zijn. Ik zou wel terug willen komen.”
“Vanavond kan niet. Het gaat stormen, als het je toch zou lukken hier te komen, wat niet zou gebeuren, zou je hier vastzitten. Het zou dagen kunnen duren. Dat zou me niet uitkomen.”
“Als het zo erg wordt, ga dan met me mee terug naar de stad.”
“Nee. Dat zou me écht niet uitkomen.” Alweer ontspannen kriebelde ze over zijn borst, langs zijn kaaklijn en in zijn haar. “Ik heb het prima hier. Van alles in huis, meer dan genoeg hout, mijn honden. Ik hou van een goede storm, van het op mezelf worden teruggeworpen.”
“En als het voorbij is?”
Ze haalde haar schouders op en rolde bij hem vandaan. Toen stond ze op en liep naakt naar de kast. De vlammen van de haard speelden over haar blanke huid en die opvallende gespreide rode vleugels voor ze een dikke flanellen kamerjas pakte. “Misschien kun je me een keer bellen, en als ik er ben een pizza komen brengen.”
Ze deed de kamerjas aan en trok glimlachend de ceintuur strak. “Dan geef ik je een vette fooi.”