Hoofdstuk 25

 

 

 

Ik word wakker uit een droom waar ik me niets van kan herinneren, behalve dat er geluid bij was. Het schelpengeruis in mijn oren is alleen in eerste instantie hinderlijk. Daarna heb ik belangrijkere dingen om aan te denken.

Paul ligt op zijn zij naast me. Zijn grijze ogen staan vriendelijk. Hoelang heeft hij zo naar me gekeken terwijl ik sliep? Ik hoop maar dat ik niet heb liggen kwijlen of zo. Misschien niet, want zodra hij me met mijn ogen ziet knipperen en in beweging ziet komen, breekt er een glimlachje door op zijn gezicht. Ik glimlach terug, en hij volgt met één vinger mijn haargrens. Zijn aanraking verwarmt me als een zonnestraal terwijl we zij aan zij tussen de verkreukelde witte lakens liggen.

We hebben één nacht samen doorgebracht, in de datsja in Rusland, maar toen was hij luitenant Markov: mijn Paul en een totaal nieuw iemand ineen. Dit keer huizen we weliswaar in andere lichamen, maar we zijn helemaal onszelf. En ook al waren er toen al diepe gevoelens tussen ons, dit is zelfs nog intiemer. Misschien is het ons ware begin.

Of misschien ook niet. Pauls ogen blijven verdrietig staan, zijn glimlach is weemoedig. Gelooft hij in wat ik gisteravond heb opgeschreven? Of twijfelt hij nog steeds aan zichzelf en gelooft hij dat zijn versplintering voor altijd een schaduw over hem zal werpen? Denkt hij dat lotsbestemming iets is wat we kunnen creëren, of iets wat we zijn kwijtgeraakt?

Om deze vragen te stellen, of om op zijn minst antwoorden te krijgen, zou ik een pen en een vel papier moeten gaan zoeken. Maar misschien is het wel beter dat onderling communiceren ons hier niet zo makkelijk afgaat. In plaats van weer meegezogen te worden door twijfels en angst, of weer een of ander ongemakkelijk, irrelevant gesprek te voeren over allesbehalve dat wat ons het meest bezighoudt, liggen we gedurende deze breekbare, gestolen momenten simpelweg bij elkaar.

Paul schrikt en draait zijn gezicht naar de deur achter in onze slaapkamer, de deur die toegang geeft tot de kinderkamer.

O ja. We hebben een baby, en baby’s huilen.

De rest van de ochtend verloopt niet zo heel romantisch.

Wat zou ze nog meer kunnen willen? schrijft Paul nadat de puree van zoete aardappel de derde potentiële maaltijd is die Valentina naar ons hoofd heeft gegooid.

Ik haal mijn schouders op, voel me hulpeloos. Mijn borst is in dit universum net zo plat als anders, dus blijkbaar geef ik haar geen borstvoeding. (Iets waar ik egoïstisch blij om ben, want dát zou pas raar zijn.) We hebben haar verschoond. We hebben geprobeerd haar eten te geven. Ze heeft een boertje gelaten. Nu proberen we haar opnieuw eten te geven. Dat is wel zo’n beetje alles, toch?

Maar Valentina lijkt ervan overtuigd dat er nog iets anders is wat we zouden moeten doen, als ouders, iets wat we schandalig hebben genegeerd. Tranen stromen over haar rood aangelopen gezichtje terwijl ze de rest van de zoete aardappelpuree wegduwt. Ze ziet er zo intens verdrietig uit, dat het onmogelijk is om boos of geïrriteerd te zijn. In plaats daarvan drukt er een schuldgevoel op me. Deze kleine meid heeft haar mama nodig. Misschien voelt ze dat ik dat niet echt ben.

Paul denkt kennelijk precies hetzelfde. Terwijl ik de oranje prut van de wijde nachtjapon die ik vanochtend heb aangetrokken veeg, schrijft hij: Ik had die Nachtschaduw niet moeten nemen. Dan zou haar vader het grootste deel van de tijd voor haar kunnen zorgen.

Ik schud mijn hoofd en pak de pen. We moeten zo snel mogelijk de stabilisator zien te bouwen. Hoe eerder we dat doen, hoe eerder zij haar ouders terugkrijgt. Allemaal waar, dat weet ik ook wel, en toch voel ik me nog steeds vreselijk beschaamd als ik weer naar Valentina kijk…

…die ‘melk’ zegt?

Met haar hand, in gebarentaal.

‘Melk?’ gebaar ik terug.

Valentina’s gezicht klaart op en verandert van intens verdrietig in hoopvol. Ik doe het enige keukenkastje open en zie een verzameling flesjes en spenen op de bovenste plank. Tegen de tijd dat ik met een flesje melk terugkom, heeft Valentina haar mollige handjes al uitgestoken. Ik geef het haar en word beloond met een superkort glimlachje voordat ze het in haar mond steekt.

Natuurlijk leert deze Marguerite haar dochter gebarentaal, net zo goed als Paul haar zal leren praten. De baby is nog te jong om te praten, maar blijkbaar kunnen kinderen al wat eerder met gebarentaal beginnen. Paul zakt opgelucht tegen de kleine koelkast in elkaar, en ik moet alleen maar lachen.

Even later begint er in de hoek een lichtje te knipperen. Met een frons op zijn gezicht gaat Paul opendoen, maar hij glimlacht zodra hij ziet wie er voor de deur staat.

‘Goeiemorgen!’ gebaart mijn moeder naar me. Bij het zien van mijn nachtjapon en Pauls boxershort en Valentina’s rood aangelopen gezichtje valt ze stil. Achter haar staat pap, die alleen maar oog heeft voor zijn kleindochter. Mijn ouders zien eruit alsof ze zo vanuit onze woonkamer thuis direct hierheen zijn gekomen en alsof pap onderweg nog even een totaal onaantrekkelijke bril met een plastic montuur op de kop heeft getikt. Mam heeft schuifspeldjes in plaats van potloden gebruikt om haar knot op zijn plaats te houden – haar idee van zich netjes aankleden. Paps sjaal is van een felle kleur blauw die in de straten van Moskou flink in het oog moet zijn gesprongen.

Ik zou geroerd zijn door de manier waarop mijn vader over Valentina’s hoofd strijkt als ik niet afgeleid was door wat hij vervolgens naar me gebaart, namelijk zoiets als: ‘Baby mooi heel. Josie zei ziek jij?’

Mam vraagt: ‘Ziek jij ook, Paul?’

Ik moet op de binnenkant van mijn wang bijten om mijn lachen te onderdrukken. Grammatica blijkt in gebarentaal driedimensionaal te zijn: de betekenis en zinsfuncties van de individuele gebaren worden niet alleen bepaald door de stand van de vingers of de volgorde waarin gebaren worden gemaakt, maar ook door de positie en de bewegingen van de handen. Gezichtsuitdrukkingen zijn belangrijk, evenals de scherpte en duidelijkheid van de vingerbewegingen. Mijn ouders, de genieën, hebben totaal geen benul van dit aspect van gebarentaal. Blijkbaar hebben ze het pas geleerd op volwassen leeftijd, dus ze zijn er niet zo heel goed in, met als gevolg dat ze nu tegen me praten als een stel holbewoners.

Nou ja, ik heb de strekking van wat ze me vroegen wel begrepen.

‘Ik voel me prima. Veel beter.’ Het lijkt er niet op dat ze hier zijn om te controleren hoe het met me is. Blijkbaar hebben we ze voor het ontbijt uitgenodigd, of misschien trekken we op vrije dagen altijd met elkaar op. ‘Maar het duurde vanochtend wel heel lang voordat Valentina wist wat ze wilde.’

Het is duidelijk dat mijn vader en moeder gebarentaal beter begrijpen dan ze het zelf kunnen toepassen. Mam glimlacht en buigt zich naar voren om de kruin van haar kleindochter te kussen terwijl pap tegen ons zegt: ‘Jullie kleding, wij baby opslag. Leuk om te opslag.’

‘Opslag’ is hun beste poging om ‘oppassen’ te zeggen. Stralend kijk ik naar Paul, die met een wezenloze blik naar de gebarende mensen staat te kijken.

‘Fijn dat jullie even op Valentina willen passen, pap en mam. We zijn zo terug.’ Met die woorden pak ik Pauls arm, en ik trek hem mee naar het achterste gedeelte van ons appartement.

Haastig kleden we ons aan, een enorme puinhoop aanrichtend wanneer we kasten en laden naar onze spullen doorzoeken. Ik rol net een paar dikke sokken om mijn benen wanneer Paul lang genoeg met het dichtknopen van zijn hemd stopt om op te kunnen schrijven: We moeten ze niet meteen over de Vuurvogels vertellen.

Ik schud mijn hoofd. Jawel. Ik ben klaar met liegen tegen de andere universums. In dit universum zouden ze ons misschien zelfs kunnen helpen!

Dit is de Sovjet-Unie, schrijft Paul, een politiestaat. Vrienden geven vrienden aan, en paranoia regeert. Als ik overkom als indringer in plaats van als iemand die kennis biedt, zouden je ouders me kunnen aangeven.

Ik wil tegen hem zeggen dat ze dat nooit zouden doen, maar pap en mam zijn door hun eigen wereld gevormd. Ik denk niet dat ze mij ooit zouden verraden, maar ik kan niet zeker weten of ze Paul hetzelfde zullen behandelen.

Ik zou in een goelag kunnen belanden, houdt Paul vol. Ik moet het onderwerp langzaam introduceren. Ze zouden eerst een poosje moeten denken dat ik de Paul uit deze wereld ben. Ik kan in het Russisch tegen ze praten – de taal waarin ze me begroetten – maar wat nou als ze merken dat ik geen gebarentaal met jou spreek?

O, goed punt. We zeggen gewoon dat je gisteren je hand hebt bezeerd. Niets ernstigs, maar je moet ’m even rust gunnen. Dat zou moeten werken.

Geen van beiden besteden we aandacht aan het bed dat onze kamer vult, de deken en lakens nog altijd kreukelig, de kussens nog licht ingedeukt op de plek waar ons hoofd lag. Wat we afgelopen nacht hebben gedaan, wat ik heb gezegd… Het voelt bijna als een droom, eentje die ik tot werkelijkheid heb gewenst. Gelooft Paul me wat betreft onze oneindige hoeveelheid kansen, onze enige wereld? Of zitten de littekens van zijn versplintering en zijn eigen afschuwelijke verleden te diep?

Wanneer we weer tevoorschijn komen, staan pap en mam midden in de kamer. Ze hebben allebei een nogal maffe uitdrukking op hun gezicht, iets wat het midden houdt tussen shock, angst en geamuseerdheid. Mam heeft Valentina vast, maar houdt haar op een armlengte afstand, alsof ze iets is wat ze daar niet verwachtte. Ze schrikken allebei op zodra ze Paul en mij zien, en mam zegt iets hardop. Ik heb geen flauw idee wat. Liplezen is vooral lastig als je niet weet in welke taal iemand iets zegt.

Paul doet een stap naar achteren, en zijn mond valt open van verbazing. Dan zie ik de glinstering van metaal om de nek van mijn ouders. Vuurvogels. Wat betekent dat de pap en mam uit dit universum zojuist zijn veranderd in mijn pap en mam, die eindelijk een reis door de dimensies hebben gemaakt.

Vlug gris ik de pen en het papier van gisteravond naar me toe, sla ik de bladzijden met de privédingen die ik tegen Paul heb gezegd om, en ik schrijf: Dit is Moskou. Paul en ik wonen hier, en dat is Valentina. Ik ben doof.

Pap en mam kijken geschrokken, en mam steekt haar hand naar me uit. Waarom zijn ze zo van streek? Ze herstellen zich echter snel.

Na een seconde pakt mijn vader de pen, en hij schrijft: Is dit jullie kindje of het onze? Ik weet niet welke van de twee opties ik angstaanjagender vind.

Ik lach. Het onze, en dat is angstaanjagend genoeg.

Pap laat dit aan mam lezen, en ze krijgen allebei een soort weeë, sentimentele blik in hun ogen als ze naar Valentina kijken, alsof ze vanbinnen smelten bij het idee dat hun bijna-kleinkind er dus zo uitziet. Ondertussen staart Valentina ons allemaal achterdochtig aan. Volgens mij heeft ze door dat we een stel bedriegers zijn.

Mam zet Valentina met geoefend gemak op haar heup, en we gaan met zijn vieren aan de tafel met het geborduurde tafelkleed zitten, papier en pen in de aanslag om uit te leggen wat er aan de hand is.

Mijn vader begint, in zijn hanenpoten: Zodra we genoeg Vuurvogels in de verschillende dimensies hadden verzameld, realiseerden je moeder en ik ons dat we het proces aanzienlijk konden versnellen door eindelijk zelf ook te gaan reizen. In plaats van P en T alle stabilisatoren te laten bouwen om de dimensies te beschermen, konden we er zelf ook een paar voor onze rekening nemen.

Theo heeft de communicatie tussen de universums voorlopig overgenomen, schrijft mam vervolgens, haar andere arm om Valentina op haar schoot heen geslagen. Haar handschrift is even fijntjes en precies als zijzelf. Hij voelt zich nog steeds ziek, dus Josie is naar huis gekomen om hem te helpen.

Pap tikt op het papier; hij wil zijn zegje doen. Je kunt je voorstellen hoe geschokt ze was toen we haar vertelden wat de motivatie van de Thuisbasis was. Ze zei dat ze liever duizend keer doodging, om het even welke versie van haar, en ik geloof haar.

Mam kijkt pap even aan en pakt de pen weer. Tijd is van het grootste belang. Dankzij data uit de andere universums, met name de opsporingsinformatie uit de oorlogsdimensie, hebben we kunnen vaststellen dat de Thuisbasis van aanvalsplan is veranderd. Ze gaan nu vaker achter bronvectoren aan.

Ik adem diep in en gris de pen naar me toe. Je bedoelt dat ze bereid zijn zelfs nog meer dimensies uit te roeien?

Mijn ouders knikken.

Paul mompelt iets waarvan ik ook zonder liplezen begrijp dat het een vloek is.

De grootte van de misdaden van de Thuisbasis ging mijn bevattingsvermogen al bijna te boven, en toch kan het dus nog erger. Houdt het dan nooit op? Hoe kunnen we ze ooit tegenhouden, deze duistere versies van mijn ouders en Wyatt Conley, die stuk voor stuk net zo intelligent zijn en qua technologie een paar stappen voorop liggen?

Dat kunnen we niet, fluistert een verraderlijk stemmetje in mijn hoofd, de herinnering aan geluid te midden van de constante stroom ruis.

Paul is degene die verdergaat met schrijven. Hoewel ik vind dat we onmiddellijk moeten beginnen met het bouwen van de stabilisator voor dit universum, heb ik ook een theorie over het gebruik van de Vuurvogels zelf die we moeten onderzoeken. We zouden twee Vuurvogels met elkaar kunnen verbinden. Als één instrument erop gericht was om de materie-antimaterie-asymmetrie in een universum te vergroten, en het andere was ingesteld op overbelasting – Hij stopt even met schrijven om op zijn eigen Vuurvogel voor te doen hoe dat precies in zijn werk zou gaan. – dan zou de overbelasting misschien wel net zoveel vermogen genereren als welke stabilisator dan ook. Dat zou betekenen dat twee reizigers een universum zouden kunnen redden, al zou daarbij uiteraard één Vuurvogel worden opgeofferd, zodat de reiziger daar tijdelijk gestrand raakt. Maar in een noodgeval zou deze optie ons kunnen helpen.

Nu pakt pap de pen. Fascinerend idee! Maar we kunnen het voorlopig beter houden bij dingen waarvan we zeker weten dat ze werken. We kunnen ons allemaal opsplitsen zodra we zeker weten dat alles hier loopt, en dan zoeken we wel uit welke dimensies we hierna onder handen moeten nemen. Waar kunnen we de materialen krijgen voor de bouw van de stabilisator?

Paul antwoordt: Marguerite en ik zijn hier gisteravond aangekomen, dus we hebben nog niet veel tijd gehad om uit te vogelen waar we studeren of werken.

Ik zie dat hij tussen ‘dus’ en ‘we’ even aarzelt, de onbewuste erkenning van wat we gisteravond wél hebben gedaan.

Voordat pap en mam daarover kunnen beginnen, pak ik de pen. Nou, ik werk als muurschilder voor de Communistische Partij. Toen ik in deze dimensie aankwam, was ik bezig Paul als boer te schilderen, die Lenin naar de socialistische utopie van de toekomst aan het volgen was. Dit is misschien grappig, maar irrelevant, dus ik voeg eraan toe: Ik noem dit de Moskou-dimensie.

Ze beginnen hun zakken en onze post te doorzoeken op aanwijzingen. De Academie van Wetenschappen van de USSR blijkt niet ver weg te zijn, en pap, mam en Paul hebben allemaal een personeelskaart (gewoon papier, ingevuld met een typemachine, zonder foto’s). Al snel hebben Paul en mijn vader een plattegrond van Moskou gevonden en beginnen ze uit te pluizen hoe ver de universiteit hiervandaan is.

Terwijl zij daarmee bezig zijn, zet mijn moeder de wriemelende Valentina op de grond, die meteen naar haar blokken toe kruipt. Ze werpt ons één achterwaartse blik toe die duidelijk betekent: ik heb jullie wel door, mensen. Mam kijkt met een verliefde blik naar haar, om vervolgens met tegenzin verder te schrijven.

Ik wist wel dat Paul en jij weleens een heel bijzonder kindje zouden kunnen krijgen, maar het is wat anders om haar daadwerkelijk te zien.

Ze is niet van ons, mam. Zelfs niet op de zeer beperkte manier waarop het kindje van de groothertogin van ons is, al heb ik mijn ouders daar nog niet over verteld. Dit is zo totaal niet het juiste moment daarvoor. Ze is van de Paul en Marguerite uit dit universum. Het lijkt erop dat we elkaar hier een jaar of vijf geleden hebben leren kennen. Hij heeft voor mij gebarentaal geleerd.

Ik verwacht dat mam dat bijna net zo schattig zal vinden als ze Valentina vindt. Mijn ouders zijn van het begin af aan haast verontrustend enthousiaste cheerleaders geweest voor Paul en mij. Maar in plaats daarvan leunt ze achterover in haar stoel, ineenkrimpend alsof ze pijn heeft.

Bezorgd raak ik haar arm aan, maar ze schudt haar hoofd en pakt de pen weer. Was het de hersenvliesontsteking?

Je bedoelt of ik daardoor doof ben? Ik denk het, maar ik weet het niet zeker. Het moet hier lang geleden zijn gebeurd. Maar ja, dove mensen lopen niet rond met een kaartje waarop staat wat de oorzaak van hun doofheid is. Ik heb het niemand kunnen vragen.

Hoofdschuddend schrijft ze terug: Het is gewoon vreselijk moeilijk je zo te zien.

Waarom? Het doet geen pijn. Serieus, mam, ik mis geluid niet eens zo heel erg. Ik hoef niet te horen om te kunnen schilderen.

Maar je kunt jullie kindje of Paul niet horen. De persoon die je bent in dit universum, zal zich het geluid van onze stemmen misschien niet eens kunnen herinneren.

Het gekste aan mams verdriet is dat ik er misschien net zo over zou hebben gedacht als zij voordat ik naar de Moskou-dimensie kwam. Nu schud ik mijn hoofd van nee, heel stellig, voordat ik de pen weer opeis.

Dat betekent nog niet dat ik me jou niet kan herinneren, of niet kan voelen hoeveel je van me houdt. Ik bedoel, het is heus niet niks – ik weet zeker dat deze Marguerite een heleboel problemen voor haar kiezen krijgt waar ik nog niet eens aan heb gedacht – maar het is geen enorme tragedie. Het is gewoon een andere manier van zijn. Dat is alles.

Ik geloof niet dat ik mijn moeder heb overtuigd, maar ze laat het rusten, knikkend zonder nog een woord te schrijven.

Dus ik vraag: Jullie eerste reis naar een andere dimensie… Hoe vind je het?

Het is heel bijzonder… Mam glimlacht weer, stralend maar weemoedig. …in een andere ik te zitten. Al zou ik een andere locatie dan de Sovjet-Unie hebben uitgezocht. Dat was wat we voor ogen hadden met de Vuurvogels: een kans om andere kwantumrealiteiten te zien. Meer van het multiversum ontdekken. Puur om te léren. In plaats daarvan zijn we veroordeeld tot het jagen op de allerslechtste versies van onszelf, en om de meest trieste reden die je je maar kunt indenken.

We zijn inderdaad veroordeeld, denk ik bij mezelf. Ik denk aan de Thuisbasis, aan hoe het was om daar te zijn, en ik wou dat mijn afkeer alleen genoeg was om dat hele oord te verwoesten. Kon ik maar teruggaan, hun Vuurvogels met mijn blote handen uit elkaar rukken…

…maar dat zou ik ook kunnen doen, of niet?

Ik loop al een tijdje rond met in mijn achterhoofd het vage idee om terug te keren naar de Thuisbasis, maar het is nooit een volwaardige gedachte geworden. Ik kan niet naar een dimensie toe gaan waar ik niet besta, en Booswicht is bezig met haar demonische dienstreis door het universum, en als zij er niet is, kan ik niet in haar huizen…

…maar haar lichaam is er wél. Het is alleen niet ‘waarneembaar’.

De gedachte is nog nooit eerder bij me opgekomen. Ik heb nog nooit geprobeerd naar een dimensie toe te gaan met een lichaam dat, nou ja, op dat moment niet in gebruik was. Nu ik mijn ingeving overdenk, worden er steeds meer facetten duidelijk, tot het niet meer een ruwe theorie is die ik zomaar uit m’n mouw heb geschud.

Het is een kans. Een kans zoals we nog niet eerder hebben gehad.

Zou ik in Booswichts lichaam kunnen springen terwijl haar geest volledig afwezig was? Als ik dat deed, zou haar lichaam op het moment dat ik arriveerde weer waarneembaar moeten worden, volledig stoffelijk. Het is moeilijk te bevatten. Hoewel ik weet dat lichamen achterblijven, lijkt het vanwege hun onzichtbaarheid en ontastbaarheid alsof ze ergens in de ether verdwijnen. Maar dat is niet zo.

Als ik nu naar de Thuisbasis zou springen, zou Booswichts lichaam daar gewoon op me wachten.

En in plaats van altijd degene te zijn die onderweg is, die de plannen van de Thuisbasis alsmaar achternazit, zou ik het gevecht naar hen toe kunnen brengen.

Normaal gesproken zou ik mijn ouders en Paul vragen of mijn idee klopt. Maar ik heb geen natuurkundige vergelijkingen nodig om me te vertellen dat het zo werkt. Na maandenlang door de dimensies te hebben gereisd, weet ik zelf inmiddels ook het een en ander. Bovendien kan ik ze niet op de hoogte brengen van mijn plan. Ze zouden me proberen tegen te houden. Ze zouden zeggen dat het te gevaarlijk was.

En het ís ook gevaarlijk. Zelfs nu ik dagen achtereen voor mijn leven gevochten heb, zou dit weleens mijn dodelijkste reis van allemaal kunnen worden.

Maar er staan miljarden levens op het spel. Dat maakt dit het risico meer dan waard.

Pap en Paul gaan nog steeds volledig op in hun bespreking van de plattegrond van Moskou. Ik schuif mijn stoel naar achteren en kom overeind.

Wanneer mam niet-begrijpend naar me opkijkt, schrijf ik vlug: Valentina heeft nieuwe melk nodig. Als ik hier blijf totdat jullie dit universum hebben veiliggesteld, kan ik nu maar beter even snel naar de winkel gaan terwijl jij op haar past. Volgens mij heb ik er gisteren eentje gezien, niet zo ver hiervandaan.

Dat is een leugen. Gisteravond was ik veel te overprikkeld om zoiets als de locatie van de dichtstbijzijnde supermarkt in me op te slaan. Maar ik hou me gewoon aan Theo’s eerste regel van het liegen: hou het zo eenvoudig mogelijk.

En jawel, mam knikt. Ze schrijft: Weet je zeker dat je iets zult kunnen kopen? Er stonden vroeger altijd ongelofelijk lange rijen in Sovjetwinkels.

Ik haal mijn schouders op. We hebben die melk toch nodig, dus ik moet het proberen. Ik ben zo snel mogelijk terug.

Mijn jas en handschoenen hangen aan de haakjes waar ik ze gisteravond heb achtergelaten. Terwijl ik me weer dik sta in te pakken en een paar roebel uit mijn rugzak haal en in mijn jaszak stop, zie ik mam aan mijn vader en Paul uitleggen wat ik ga doen.

Mijn vader knikt en glimlacht naar me, begint te praten, bedenkt zich dan, en steekt even zijn duim naar me op.

Ik glimlach terug, doe mijn uiterste best om niet stil te staan bij het gevaar van wat ik zo meteen ga doen.

Paul kijkt me onderzoekend aan. Vermoedt hij waar ik in werkelijkheid naartoe ga? Nee… Als hij dat wel deed, zou hij me zeker tackelen voordat ik de deur uit kon gaan. Hij komt overeind, alsof hij met me mee wil lopen naar de deur. Valentina kiest dit moment uit om aan zijn broekspijp te trekken. Hij is weliswaar niet haar echte papa, maar blijkbaar komt hij dicht genoeg in de buurt, en ze wil zijn aandacht, nu. Paul bukt zich om haar in zijn armen te tillen.

Ik zie hem Valentina aandachtig bekijken, de vorm van haar gezicht in zich opnemend, haar ogen. Denkt hij net als ik aan ons kindje in de Rusland-dimensie? Vraagt hij zich ook af of dit de enige glimp is die we ooit van haar zullen krijgen? Ik voel een steek in mijn hart. Dit is waarschijnlijk de laatste keer dat ik deze kleine meid zie, die de mijne had kunnen zijn.

Maar ze is van deze Marguerite, deze Paul, deze wereld. Daarom moet ik ze allemaal beschermen, tegen elke prijs. Ik zwaai en stap de deur uit. Zonder nog één keer achterom te kijken trek ik hem achter me dicht.

Ik loop het appartementengebouw uit en snel voort over de stoep, ga de ene hoek na de andere om, zodat ik na een tijdje niet meer weet waar ik ben. Ik doorzoek mijn zakken om ervoor te zorgen dat ik nergens informatie over mijn identiteit of mijn adres bij me heb. Aangezien ik mijn portemonnee heb thuisgelaten, lijkt dat allemaal in orde. Als Booswicht in dit lichaam springt, zal ze niet weten hoe ze haar weg naar huis moet vinden of naar de mensen die daar wachten, en ze zal er misschien wel uren mee bezig zijn om daarachter te komen.

De Marguerite uit deze wereld, daarentegen… Zij zal zich alles herinneren. Zij zal begrijpen waarom ik moet handelen.

Daarom weet ik dat zij ook een briefje voor mijn ouders en Paul zal willen meenemen.

Ik kom bij een klein park, dat bijna verlaten is op deze koude, bewolkte ochtend. Ik ga op een bankje zitten en haal de pen tevoorschijn die ik van de eettafel heb meegegrist, plus het ene stukje papier dat in deze jaszak zat. De achterkant is groot genoeg om op te schrijven:

 

Dag allemaal,

Het spijt me dat ik dit niet met jullie heb doorgesproken, maar jullie zouden me hebben tegengehouden, of op zijn minst heel lang hebben tegengesputterd. Maar ik moet dit doen, en het moet nu.

We zullen de Thuisbasis nooit tegenhouden door ze achterna te zitten. We moeten teruggaan naar de oorsprong. En zolang Booswicht door andere universums aan het hollen is, blijft haar lichaam in de Thuisbasis, aanwezig maar niet waarneembaar, totdat ze terugkomt.

 

Of totdat ik terugkom.

Ik zal Booswichts lichaam helemaal voor mezelf hebben. Daarmee zou ik het ultieme wapen kunnen worden, of zij zelfs de ultieme gijzelaar. Zou ik een mes tegen haar hals gedrukt kunnen houden zoals zij bij mij deed?

In gedachten zie ik Valentina’s gezicht voor me, dat vervolgens plaatsmaakt voor het beeld van de groothertogin die Paul vraagt hoe ze hun kindje zal noemen. Haar dimensie is een van de vele die ik moet redden.

Ja. Ik kan dit.

 

Ga door. Blijf wereld na wereld redden. Wacht niet tot jullie weten hoe dit afloopt, en kom me niet achterna.

Ik hou van jullie allemaal.

Marguerite

 

Na een ogenblik voeg ik helemaal onderaan toe:

 

We kunnen een betere wereld maken.

 

Dat laatste is voor Paul, alleen voor hem. Dat zal hij wel begrijpen. Maar zal hij het ook geloven?

Ik stop het papiertje terug in mijn zak, waar deze Marguerite het zo meteen zal vinden.

Wanneer ik overeind kom, zie ik de Basiliuskathedraal en het Kremlin in de verte, levendige kleuren tegen het winterse grijs van de lucht en de stad. Ik word overspoeld door een golf van nostalgie voor een land dat ik in twee verschillende verschijningen heb leren kennen. Een ervan heeft me het toppunt van weelde en tragedie laten zien; in de andere werd ik gekoesterd in liefde en geborgenheid.

En ik ben bereid mijn leven te geven voor allebei.