Hoofdstuk 19

 

 

 

De eerste zoektocht op Google werpt licht op de duisternis die over dit huis heerst.

LOKALE PROFESSOR EN DOCHTER OMGEKOMEN BIJ MISLUKTE AUTOROOF.

Hoewel pap en Josie in zijn auto reden, zat Josie achter het stuur. In het verslag is dit slechts een willekeurig detail, want de verslaggever heeft onmogelijk het belang ervan kunnen begrijpen. Als Josie in haar eigen auto had gereden, zou niemand hem hebben geprobeerd te stelen. Autodieven zijn niet geïnteresseerd in een knalgele Volkswagen Kever, die de politie binnen een paar seconden zou herkennen. En als pap zelf had gereden, zou hij precies hebben gedaan wat de autodieven van hem verlangden: hij zou zijn uitgestapt en ervoor hebben gezorgd dat Josie hetzelfde deed, en hij zou ze de autosleutels hebben gegeven.

Maar Josies pittige karakter – ze reageert op risico’s door er regelrecht op af te stormen – maakte haar roekeloos. Ze ‘verzette zich tegen het verlaten van het voertuig’, luidt het verslag, zonder nader te specificeren hoe. Wat ze ook heeft gedaan, het spoorde de autodief aan om zijn vuurwapen te gebruiken.

 

Juffrouw Caine, 21, overleed ter plaatse. Dr. Caine was nog aanspreekbaar toen de eerstehulpdiensten arriveerden, maar verloor het bewustzijn tijdens de rit naar Alta Bates Medical Center, waar hij bij aankomst dood werd verklaard.

 

Je zou denken dat ik er inmiddels aan gewend ben om werelden aan te treffen waar een of meerdere van mijn familieleden zijn overleden. Het is al zo vaak voorgekomen, dat ik er nu beter mee om kan gaan. Maar makkelijk wordt het nooit.

Als Josie eenentwintig was toen ze overleed, moet dit drie jaar geleden zijn gebeurd. Sindsdien is mam… gebroken, denk ik. Kapot. Geeft ze überhaupt nog wel les? Is ze met verlof? We wonen nog in ons huis, maar te oordelen naar de post die zich buiten opstapelt, gaat het niet goed met haar.

Daarom kan ik hier zo verschrikkelijk kwaad om worden.

Ik zit in mijn kamer, mijn knieën opgetrokken tegen mijn borst, starend naar de zachte gloed van het laptopscherm. Josies eindexamenfoto glimlacht me vanaf het beeldscherm toe, net als paps laatste faculteitsfoto. Hoe kon Booswicht proberen de enige persoon die mijn moeder nog overheeft weg te nemen?

Er trekt een rilling door mijn lichaam. Mijn moeder zou misschien wel zelfmoord hebben gepleegd. Dat is wat Booswicht voor haar in petto had. Ze had het dit keer op twee levens tegelijk gemunt.

Deze venijnige wreedheid gaat verder dan alles wat ik tot nu toe van Booswicht heb gezien, helemaal omdat er volgens Conley geen enkele tactische reden was waarom deze Marguerite zou moeten sterven.

Booswicht mag dan misschien van haar moorden genieten, ik heb altijd geloofd dat het terugkrijgen van Josie op zijn minst een deel van haar motivatie vormde. Ik heb haar sadisme onderschat. Nooit gedacht dat ze zo diep zou zinken.

En toch moet ik erkennen dat Booswicht en ik op de een of andere manier dezelfde moeten zijn.

Ik heb al in een vroeg stadium de potentiële duisternis in Theo ontdekt. Daarna ontdekte ik welke duisternis Paul in zijn binnenste verbergt. Maar ik blijk zelf de duisterste van allemaal te zijn.

Eén keer in mijn leven ben ik van plan geweest een ander mens te doden. Toen ik dacht dat Paul mijn vader had vermoord, in die eerste vloedgolf van haat en verlies en pijn, dacht ik serieus dat ik iemand zou kunnen doden. Maar zelfs toen, toen de gelegenheid zich aandiende, aarzelde ik. En godzijdank, want Paul was onschuldig en pap leefde nog. Het was bovendien niet eens de omvang van mijn haat die me ertoe had gedreven. Het was de omvang van mijn liefde voor mijn vader. Die bracht me op de rand van moord, waar niets anders me ooit had kunnen brengen.

Dus waardoor is een andere versie van mij zo verknipt geraakt als Booswicht?

Ik kijk op naar mijn muren, waar mijn schilderijen zoals gewoonlijk de kamer sieren. Dit is een van de weinige werelden die ik heb bezocht waar ik me niet op het maken van portretten toeleg. Hier ben ik me gaan bezighouden met landschappen, stadsgezichten, zelfs wat stillevens van fruit en vazen, dat soort dingen. Het kleurgebruik van deze Marguerite laat echte diepte zien, net als de manier waarop ze licht gebruikt. Ik zou ervan kunnen leren. Maar ik voel de pijn die haar ertoe heeft gebracht om het schilderen van menselijke gezichten te vermijden.

Met een diepe zucht zak ik achterover in mijn luie stoel. Voor deze versie van mezelf heb ik waarschijnlijk alles gedaan wat in mijn macht ligt. Ik wil geen minuut langer in dit deprimerende universum rondhangen. Ik vind het afschuwelijk om mam zo achter te laten, maar ik kan pap en Josie niet voor haar terugbrengen. Bovendien kan er nu elk moment een andere Marguerite in gevaar worden gebracht.

Ik pak de Vuurvogel beet, probeer te springen. Niets.

Uitputting neemt bezit van me, lichaam en geest. Fysiek doen mijn spieren nog steeds pijn van mijn wanhopige ontsnapping uit de auto, en de blauwe plekken en schaafwonden op mijn heupen en knieën schrijnen inmiddels. Emotioneel gezien ben ik zo uitgeput, dat ik niet weet of het me wel iets zou kunnen schelen als het huis in brand vloog.

Naar bed, zeg ik tegen mezelf. Nu.

Ik zorg wel dat de wekker om de drie uur afgaat. Op die manier kan ik in elk geval zo vroeg mogelijk wegspringen. Maar dan bedenk ik dat mijn telefoon samen met mijn auto naar de bodem van de rivier is gezonken. Handig.

In mijn eigen dimensie heeft Josie me voor mijn zesde verjaardag een Hello Kitty-wekker gegeven. Cooler dan dat wordt het niet als je zes bent. Josie was er trots op dat ze zo’n te gek cadeau had uitgekozen, en de wekker is een van mijn meest gekoesterde bezittingen geweest, ook nog ver voorbij de leeftijd waarop Hello Kitty als ‘mijn stijl’ voelde. Zelfs toen ik de wekker door mijn tPhone verving, gooide ik het ding niet weg. Hij ligt nog steeds achter in mijn kast, waar hij dienstdoet als geïmproviseerd hoofd voor mijn gebreide wintermutsen.

Als Josie me die wekker in deze dimensie ook heeft gegeven, dan krijgt Hello Kitty zo meteen een tweede leven. Ik schuifel naar de kast, knip het licht aan zodat ik erin kan gaan rommelen, maar stop dan.

Mijn portfoliomap staat in de achterste hoek gepropt, verfrommeld als een vel papier, en de bodem van de kast is bezaaid met oude schilderijen van mijn hand. Ik kniel om ze beter te bekijken. Bij de eerste glimp krijg ik het ijskoud.

Het is een portret van Josie, waarvan de ogen zijn weggeschraapt.

Ik bekijk de volgende, en de volgende, en overal zie ik dezelfde beschadigingen. Josie, pap, mam… Hun ogen of mond, of allebei, ontbrekend in hun oorspronkelijke portret. Door de verminking zien hun gezichten er hol en demonisch uit, zoals je op de poster van een horrorfilm zou verwachten. In eerste instantie vraag ik me af of deze Marguerite een artistieke keuze heeft gemaakt om haar oude werk te ontsieren als symbool van de verwoesting van haar familie. Maar dan zie ik de piepkleine stukjes verf onder in de kast liggen. Nee, dit is in de afgelopen twee dagen of zo gedaan.

Met andere woorden: Booswicht heeft dit gedaan.

Als allerlaatste vind ik een zelfportret dat heel erg lijkt op een van mijn vroegste exemplaren van thuis. De ik op het schilderij draagt zelfs een blauw bloemetjesshirt dat ik nog steeds heb. Maar haar hele gezicht ontbreekt, zo hardhandig weggeschraapt, dat Booswichts mes het doek op meerdere plaatsen heeft doorboord.

Ze haat zichzelf meer dan een van de anderen. Zittend in kleermakerszit tussen mijn rijen met schoenen, bestudeer ik beurtelings elk van de gezichten. Maar waarom haat ze ze? Haat ze gewoon iedereen? Misschien is er in de baarmoeder iets misgegaan en heeft mijn brein zich niet ontwikkeld tot dat van een normaal mens. Misschien is Booswicht wel een psychopaat, enkel het omhulsel van een menselijk wezen…

Maar dat antwoord is te makkelijk. Het pleit me vrij. Als ik Booswicht een koekje van eigen deeg wil geven, moet ik haar begrijpen. Dat betekent dat ik moet stoppen met me te verschuilen achter alle manieren waarop ik van haar verschil.

Ik moet dezelfde duisternis onder ogen zien die Theo heeft moeten erkennen. Dezelfde duisternis waar Paul mee worstelt, ook nu nog. Ik moet eens heel goed naar Booswicht kijken en ontdekken wat we delen. Leren in welke zin we hetzelfde zijn.

Dus ik probeer me voor te stellen dat ik het meisje uit de Thuisbasis ben. Dat ik mij ben, daar, in die gevaarlijke, door status geobsedeerde megalopool, de dochter van twee van ’s werelds grootste uitvinders. Waarom zou ik daardoor zo de weg zijn kwijtgeraakt? Ik begrijp niet hoe het een moordenaar van me zou kunnen maken, maar ik snap wel dat ik er ijdel of snobistisch van zou worden. Ik snap zelfs dat het me zou kunnen afleiden van mijn schilderen, of dat ik erop zou kunnen neerkijken. In mijn eigen wereld hebben pap en mam me altijd aangemoedigd. Door penselen en doeken voor me te kopen, door professoren op de kunstafdeling van de universiteit ervan te overtuigen om me bij de hoorcolleges van technische vakken te laten meeluisteren, en door nooit vragen te stellen als: maar hoe denk je dan de kost te gaan verdienen?

Maar in de Thuisbasis is geld meer dan alleen macht. Het is ook een deugd. Je bent wat je verdient. Als je geen waarde in geld vertegenwoordigt, ben je waardeloos.

Booswicht zal dus altijd over het hoofd zijn gezien. Ondergewaardeerd. En toen Triad Josie uitkoos om de perfecte reiziger van dat universum te worden en Wyatt Conley verliefd op haar werd… toen moet ze zich volstrekt onzichtbaar hebben gevoeld.

Het is geen excuus. Het is zelfs geen verklaring. Toch weet ik ergens op een fundamenteel, niet aan te wijzen niveau dat ik eindelijk iets in haar ziel heb gezien wat misschien wel vergelijkbaar is met de mijne.

De toegetakelde schilderijen liggen over mijn benen en staren nietsziend omhoog. Toen Josie stierf, zijn zowel mijn ouders als Conley geobsedeerd geraakt door het terughalen van de splinters van haar ziel, denkend dat ze haar daarmee misschien kunnen terugbrengen. Ze hebben zich in deze samenzwering gestort en zijn bereid andere universums omver te gooien. Mijn andere ik kwam na Josies dood zelfs nog veel meer in haar schaduw te staan dan toen Josie nog leefde.

De Paul uit de Thuisbasis vertelde me dat mijn andere ik daar Triads fanatiekste vrijwilligster was. De Theo uit de Thuisbasis noemde haar, minder beleefd maar misschien wel accurater, een bitch. Nu zie ik haar al het mogelijke doen om zichzelf te bewijzen, dapperder, roekelozer, onvermoeibaarder dan Josie ooit is geweest, allemaal omwille van mensen aan wie ze een intense hekel moet hebben.

Als ze wint, wat is dan haar beloning? Josie die weer tot leven wordt gewekt om haar opnieuw te overschaduwen?

Wacht. Dit is drie jaar geleden gebeurd, toch? Mijn ogen worden groot. Dit universum is geen neutraal, willekeurig gekozen universum. Dit is het universum waar Josie is gestorven. Toen Booswicht hier kwam, moet ze mijn moeder gebroken en depressief hebben aangetroffen. Ze moet hebben gezien dat dit huis op instorten staat, ook al was deze Marguerite er nog. In plaats van medelijden te voelen, moet Booswicht hebben gedacht: zie je wel, ik ben nog steeds niet goed genoeg. Ik zal nooit genoeg zijn voor haar. Wanneer ze tot de ontdekking komt dat ze mij ook kwijt is, zal ze eindelijk spijt krijgen.

Het is bijna alsof ik mezelf op de bestuurdersstoel van die auto voel zitten, kijkend naar het water. Ik zal haar eens een lesje leren, moet Booswicht gedacht hebben, vlak voordat ze het gaspedaal intrapte.

Er zit ongetwijfeld nog meer achter dan dit. Booswichts vreugde over waar ze mee bezig is, is nog steeds onbegrijpelijk en onvergeeflijk.

Maar ik ben tot de kern doorgedrongen. Ik weet wat haar drijft. Onder haar eindeloze kwaadaardigheid zit pijn die ze niet kan genezen, hoeveel universums ze ook neerhaalt.

Misschien komt er een gelegenheid waarbij ik deze wetenschap tegen haar kan gebruiken.

Ik weet nu al dat ik moet gaan terugvechten, waar en wanneer ik maar kan, telkens weer.

‘Mam?’ roep ik terwijl ik naar haar slaapkamer loop.

Er zijn inmiddels uren verstreken, zo lang zit ik al te piekeren. Buiten begint het lichter te worden aan de hemel, de voorbode van de zonsopkomst.

‘Mam, opstaan.’

Van achter haar deur hoor ik haar mompelen: ‘Marguerite?’

Dat interpreteer ik als toestemming om binnen te komen, dus dat doe ik. Bij het zien van haar kamer heb ik meteen spijt. Het ruikt er naar vuile was, en aan de andere kant van het bed, waar pap zou hebben geslapen, liggen een hoge stapel reclamedrukwerk, kreukelige sokken en een paar gebruikte papieren bordjes.

Mam komt vanuit de troep overeind, krabbend op haar hoofd. ‘Lieverd, wat is er aan de hand?’

‘Mam, jij doet onderzoek naar parallelle dimensies, toch? Naar verschillende kwantumrealiteiten?’

Ze fronst haar voorhoofd, in verwarring gebracht. ‘Ik… Je weet dat ik met academisch verlof ben –’

‘Maar dat is jouw onderzoeksterrein. Toch?’

‘Natuurlijk was het dat. Je vader en ik werkten daar samen aan.’ Nu is ze geïrriteerd. ‘Waarom maak je me wakker voor…’

Ze breekt haar zin af op het moment dat ik naar de ketting om mijn nek reik en de Vuurvogel tevoorschijn trek.

‘Ik ben niet jouw Marguerite, mam. Ik ben hier vanuit een andere dimensie.’

‘Wat heeft dat nou weer te betekenen?’

‘Kijk ernaar, mam.’ Ik ga naast haar op het bed zitten. ‘Kijk naar de Vuurvogel en zeg me dat jij deze niet hebt gemaakt.’

‘Wat krijgen we…’ Haar handen vouwen zich om het medaillon, en haar mond zakt open.

‘Je hebt de Vuurvogel inmiddels in een aantal dimensies uitgevonden.’ Voorlopig hou ik het bij het simpelste gedeelte van de uitleg. Ik weet niet precies hoeveel mam in één keer aankan. ‘Ik heb al door een aantal dimensies heen gereisd, en uiteindelijk heeft de Vuurvogel me hier gebracht. Hij heeft me bij jou gebracht.’

Mijn moeder zegt niets. Ze zit daar maar, de Vuurvogel van alle kanten bekijkend zonder een woord te zeggen, totdat ze een geluid begint te maken waarvan ik denk dat het huilen is.

Maar wanneer mam naar me opkijkt, lacht ze. ‘Het is ons gelukt,’ zegt ze met tranen in haar ogen. Er breekt een brede glimlach door op haar gezicht. Dun en vuil als ze is, is ze ineens weer gewoon mam. ‘Henry en ik. Het is ons gelukt.’

Ik omhels haar stevig. ‘Nou en of.’

 

Tegen de tijd dat we gaan ontbijten, heb ik mam over de belangrijkste dingen bijgepraat. Hoewel we allebei uitgeput zijn door slaapgebrek, kan ik zien dat mam wakker is zoals ze dat niet meer is geweest sinds pap en Josie zijn overleden.

‘Je deed de afgelopen dagen heel raar.’ Ze neemt kleine slokjes van haar kopje darjeeling. ‘Maar dit had ik in geen honderd jaar kunnen vermoeden.’

‘Heb je in deze dimensie ooit samengewerkt met een promovendus die Paul Markov heet?’ vraag ik. ‘Of Theo Beck?’

Mam schudt van nee. ‘Ik werk niet meer als adviseur voor promovendi sinds… Nou ja, sindsdien.’

Paul en Theo hebben zich waarschijnlijk allebei voor een ander doctoraalprogramma ingeschreven, op zoek naar een andere mentor.

‘Zijn er andere voormalige studenten die je kunt benaderen, die hier misschien samen met jou aan zouden willen werken?’

‘Xiaoting, misschien. Zij is tegenwoordig assistent-professor bij Yale. Ik ben al een hele tijd van plan om haar te bellen. Ze heeft me gemaild, en ik ben er nooit aan toegekomen om –’

‘Vraag haar om hulp.’ Mam moet weer een netwerk opbouwen van mensen die haar steunen. Xiaoting en de andere promovendi die in de loop der jaren praktisch bij ons zijn ingetrokken, die zouden een goed begin zijn. ‘Neem contact op met zo veel mogelijk van je voormalige studenten. Binnenkort zou je zelf zo’n ding kunnen maken. Zodra dit allemaal achter de rug is, zal ik zien of Paul of Theo een paar dagen naar deze dimensie kan komen om het je stap voor stap uit te leggen.’

‘En als ik kan uitvogelen hoe je door de dimensies heen kunt communiceren, zal ik misschien nog sneller dan dat kunnen handelen.’ Haar gezichtsuitdrukking is weemoedig. ‘Het zal niet hetzelfde zijn als weer samenzijn met mijn Henry en Josephine. Dat begrijp ik wel. Maar zelfs weten hoe het met ze gaat… Hoe het ze zou zijn vergaan als ze hier nog waren geweest… Het voelt alsof ik weer kan ademen. Alsof ik ben gestopt met ademen op het moment dat ze stierven, maar ik me dat pas vandaag heb gerealiseerd.’

Ik sla van achteren stevig mijn armen om haar heen, en opnieuw kijk ik naar de verlepte, verdorde kamerplanten. ‘Ik geloof dat het met mij ook niet zo goed ging.’ Blijkbaar nam ik ook niet de moeite om een keer de gieter te pakken.

‘Nee. We hebben ons hier samen ingegraven. Ik denk dat we op zoek moeten naar een nieuw huis. Een huis zonder… Een huis waar we nieuwe herinneringen kunnen creëren.’

Zelfs de gedachte aan verhuizen doet haar pijn, dat weet ik. Dit huis is meer dan een dak boven ons hoofd en een plek voor onze spullen. Het is thuis, in de diepste, beste betekenis van het woord. Maar een mens kan meer dan één thuis hebben.

‘Dat is misschien wel een goed idee.’

Mam ademt in door haar neus, uit door haar mond – een teken dat ze zichzelf probeert te dwingen om in beweging te komen. ‘Ik begin meteen met het werken aan interdimensionale communicatiemiddelen. En ik weet nu dat ik bezoek kan verwachten.’

‘Bedenk misschien een beveiligingsvraag. De anderen zullen zich het antwoord niet kunnen herinneren, en als ik hier moet terugkomen, zal ik je altijd vertellen wie ik ben.’

‘Waarom heb je besloten het me te vertellen?’

‘Van nu af aan ga ik het aan alle werelden vertellen.’ Mijn besluit staat vast. ‘In elk geval de werelden waar ik er niet voor op de brandstapel word gegooid. Jullie hebben het recht om te begrijpen wat er gaande is. Bovendien, hoe meer universums zich aansluiten in de strijd tegen Triad, hoe beter.’

Met de Triad-dimensie zelf is korte metten gemaakt. Conley had daar de macht en de kennis verzwegen, en hij is dood. Voor zover ik weet, ben ik nu de enige perfecte reiziger in het multiversum.

Wij kunnen het initiatief nemen, denk ik. Wij kunnen het tij keren.

‘Vertel me nog eens iets over hoe ze zijn,’ zegt mam. ‘Nog één ding.’

‘Eens even zien. Josie denkt erover om wedstrijden te gaan surfen. Parttime, dus je hoeft niet bang te zijn dat ze voortijdig van school gaat. En pap was echt razend enthousiast over de aanschaf van zo’n auto die zelf parkeert. Was hij in dit universum net zo slecht in achteruit inparkeren als hij in dat van ons is?’

‘Nog slechter, waarschijnlijk.’ Mam keert haar gezicht naar me toe en strijkt een van mijn krullen uit mijn gezicht. ‘Wanneer ga je proberen deze dimensie te verlaten? Ik wil je niet opjagen, lieverd, maar ik kan echt niet wachten om dit allemaal met mijn eigen Marguerite te bespreken.’

‘Binnenkort. Eigenlijk zou ik nu een poging moeten wagen.’ Al mijn goede bedoelingen om het de hele nacht door te blijven proberen waren in één klap verdwenen toen ik mijn ingeving over Booswicht kreeg. Hoe het ook zij, ze heeft altijd nogal wat tijd nodig om haar meer complexe scenario’s uit te werken.

‘Eén ding,’ zegt mam terwijl ik de Vuurvogel in mijn hand neem. ‘Onderschat je wilskracht niet, Marguerite. En de hare evenmin.’

Ik knik en druk op de knoppen, zonder enige verwachting…

…en dan moet ik me uit alle macht tegen de tegels drukken om te voorkomen dat ik uitglijd in de douche.

Haastig doe ik de Vuurvogel af, en ik leg hem op het waterreservoir van de wc, dat binnen handbereik is. Mijn Vuurvogel is nu al een paar keer in water ondergedompeld geweest, en pap en mam hebben geprobeerd ervoor te zorgen dat hij waterbestendig is. Toch tart ik het lot liever niet, als het even kan. Blijkbaar ben ik halverwege het haren wassen in deze dimensie beland, dus ik moet eerst mijn haar uitspoelen voordat ik iets anders kan doen.

In sommige opzichten voel ik me tekortgedaan. Ik heb niet meer echt gedag kunnen zeggen tegen mijn moeder in de… Josie-dimensie. Ik moet niet langer rekenen op de kans om uitgebreid afscheid te kunnen nemen. Mijn moeder had nog wel een extra omhelzing kunnen gebruiken, meer informatie… iets. Maar wanneer zou het ooit genoeg zijn? Pap en Josie kan ik haar niet teruggeven, maar ik heb haar wel het beste gegeven wat in mijn macht lag: hoop. Misschien zal dat genoeg zijn.

Voorlopig moet ik gewoon uitvogelen waar ik ben, waarom, en wat Booswicht dit keer heeft uitgespookt. Haren wassen is weliswaar geen extreem gevaarlijke bezigheid, maar Booswicht zou deze dimensie nooit hebben verlaten zonder mij eerst in gevaar te brengen.

De badkamer is echt piepklein, denk ik als ik uit de douche stap en één handdoek om mijn haar wikkel, om me vervolgens met een andere handdoek af te drogen. Net als in de maffiadimensie, toen we in Manhattan woonden. Maar iets aan het sanitair – de eigenaardig gestroomlijnde kraan, het gedateerde koningsblauw van de tegels, de douchekop met tien verschillende standen – geeft me het gevoel dat ik niet in de Verenigde Staten ben. En jawel, wanneer ik in de badkamerkast naar een antipluisspray zoek, staat er op de achterkant informatie in zowel het Engels als het… Is dat Chinees? Japans? Nou ja, daar kom ik nog wel achter.

Aan het haakje in de badkamer hangen een eenvoudig wit T-shirt, een spijkerbroek en een geel kimonojasje van zijde met geborduurde bloemen en paradijsvogels. Het lijkt bijna precies op een jasje dat mijn andere ik in de Londen-dimensie had. Daar was het het enige kledingstuk dat me het gevoel gaf dat we iets gemeen hadden.

Mijn handen die pijn doen… hun grip verliezen… de Theems onder mij…

Ik moet deze versie van mezelf redden.

Terwijl ik me aankleed, inventariseer ik mijn lichamelijke conditie. Ik heb geen verwondingen. Het huis lijkt niet in brand te staan. Wat heeft Booswicht gedaan? Dan zie ik iets anders in de la van de badkamerkast liggen: een potje Tylenol. Ik schud het en besef dat er nog maar twee pillen in zitten.

Als ze van plan was om een overdosis te nemen, zou ze ze dan niet allemaal hebben ingenomen? Maar ik kan het niet met zekerheid zeggen. Het zou me niets verbazen als Booswicht precies wist hoeveel er nodig is voor een overdosis.

Tot dusverre voel ik me prima, maar het zal misschien even duren voordat het medicijn begint te werken. Zouden artsen mijn maag leegpompen als ik nu alarm sloeg, er op tijd bij was?

Ik hang mijn Vuurvogel terug om mijn hals, bind mijn vochtige krullen achter in mijn nek bijeen tot een knotje en loop door een huis dat ik nog nooit eerder heb gezien. Het is verrassend groot vergeleken met de piepkleine badkamer. Teakhouten vloeren en alleen maar spierwitte muren. Ik volg het geluid van stromend water tot in een gigantische eetkamer, met een tafel die lang genoeg is om er een koninklijk gezelschap aan te ontvangen, maar net zo bezaaid ligt met spullen als de regenboogtafel thuis, en met ietwat andere soorten kamerplanten in de hoeken. Bamboe lijkt favoriet te zijn; de jadegroene stelen steken recht omhoog uit compacte, vierkante potten met een mosterdgele glazuurlaag.

‘Hallo?’ Ik loop naar een ruimte die eruitziet als de keuken.

‘Heb je besloten te stoppen met mokken en naar beneden te komen?’ Dat is de stem van mijn moeder.

Ik steek mijn hoofd door de deuropening en zie haar staan. Ze draagt een groenblauwe yogabroek en een tanktop en spoelt borden af die ze vervolgens in een vaatwasser van industriële afmetingen zet. Het ding ziet er absurd uit in de verder normale keuken. Ze glimlacht naar me, met niets van de pijn en het verdriet uit het vorige universum, en ineens valt het me op hoe mooi mam is als ze gelukkig is.

‘O, Marguerite, jij bent het.’

Josie is dus degene die met een rothumeur boven zit, vermoed ik.

‘Ja. Hé, weet jij hoeveel Tylenol er nog in dit potje zat?’

‘Nog maar één of twee pillen, geloof ik. Hoezo?’

Booswicht heeft geen overdosis genomen. Althans, niet hiervan.

‘Zomaar.’

Mam gaat verder met haar spoelwerk. ‘Ik weet niet wat je zus deze ochtend bezielt. Bij zonsopkomst het huis uit proberen te sluipen… Waar was ze mee bezig?’

Josie kennende dacht ze waarschijnlijk dat het lekker surfweer was. Aan de andere kant is Josie oud genoeg om het huis te verlaten wanneer ze maar wil, en pap en mam zouden haar nooit proberen tegen te houden. Hm… Heb ik hier soms een jongere zus? Bij de herinnering aan de onverschrokken Katya uit de Rusland-dimensie moet ik glimlachen.

‘Geen flauw idee.’

‘Nou, ik heb tegen haar gezegd dat ze voor het avondeten weer naar beneden mag komen, dus ik neem aan dat we haar zo wel zullen zien verschijnen. Ik hoop maar dat ze een beetje is gekalmeerd.’ Mam zucht en glimlacht terwijl ze de deur van de vaatwasser dichtdoet. ‘Godzijdank zijn het er altijd maar een paar van jullie die tegelijk een driftbui krijgen.’

‘Eh… oké.’ Vreemde manier om het zo te zeggen, maar het is nu niet de moeite waard om ernaar te vragen. Ik moet erachter zien te komen wat er met deze Marguerite aan de hand is, niet met haar brutale jongere zusje. Voordat ik het hele verhaal aan deze versie van mam uitleg, zou ik eerst graag precies willen weten om wat voor soort hulp ik moet vragen.

Dus ik vervolg mijn verkenningstocht door het huis. In de keuken zijn de apparaten allemaal een tikje eigenaardig: ofwel te klein of juist industrieel groot, met afgeronde hoeken, en ook de gootsteen heeft weer een iets afwijkende kraan, die me vertelt dat we niet meer in Californië zijn. We zitten waarschijnlijk in Azië, vermoed ik, maar waar? Op de eetkamertafel liggen uiteraard hoge stapels papieren, waar vergelijkingen op gekrabbeld of geprint staan die me niet zoveel zeggen. Maar wacht, is dat…

Ik pak de Nobelprijs op, een zware schijf van massief goud. Alfred Nobels silhouet staart voor zich uit, hopend dat de mensheid hem hierom zal herinneren, en niet om de uitvinding van dynamiet. In de Triad-dimensie hadden pap en mam ook de Nobelprijs gewonnen, wat betekent dat dit al de tweede dimensie is waar ik een van de hoogste onderscheidingen van de mensheid als presse-papier gebruikt zie worden.

‘Heb je de laatste tijd nog bericht gehad uit andere dimensies?’ roep ik naar mam. Als ze de Nobelprijs hebben gewonnen voor het uitvinden van de technologie, of in ieder geval voor het bewijzen van hun theorie, zal ze weten wat ik bedoel. Dat zal het heel eenvoudig maken om dit uit te leggen.

Maar mijn moeder heeft een frons op haar gezicht wanneer ze in de deuropening tussen de keuken en de eetkamer verschijnt.

‘Lieverd, gaat het wel?’ Ze doet een stap naar voren en legt een hand op mijn voorhoofd. ‘Je vroeg me naar de Tylenol. Is dat omdat je koorts hebt?’

‘Nee, ik was gewoon… Ik leg het straks wel uit.’

Mam heeft duidelijk geen flauw idee waar ik het over heb.

Als ze de Nobelprijs niet hebben gewonnen voor de ontdekking van parallelle dimensies, waarvoor dan wel?

Misschien zijn ze wel weer oceanografen, denk ik terwijl ik een grote woonkamer binnenloop waar de ramen allemaal worden omlijst door zware witte gordijnen en uitkijken op wat ogenschijnlijk nog meer bamboeplanten zijn. In de verte zie ik een stadsgezicht. Of misschien zijn pap en mam de zuivere wiskunde in gegaan.

De woonkamer is minder formeel dan de eetkamer, en aan de muur hangen ik-weet-niet-hoeveel van mijn schilderijen. Het lijkt erop dat ik zelfs een beetje aan beeldhouwen doe, te oordelen naar de van klei geboetseerde hand die op een boekenplank ligt. En aan het randje muur naast de grote ramen zie ik een aantal ingelijste tijdschriftcovers met de gezichten van pap en mam erop. Een van de covers bestaat uit alleen een illustratie: een gigantische azuurblauwe dubbele helix, aan beide kanten geflankeerd door een identiek profiel. Bovenaan, vlak onder de naam van het tijdschrift, staat de vetgedrukte kop HET KLOONTIJDPERK.

Klonen?

‘Het is zeven uur,’ zegt een stem die tegelijk vertrouwd en vreemd klinkt. ‘Dat betekent dat het etenstijd is, toch? Ga je me nog vrijlaten uit mijn gevangenis, of moet ik maar verhongeren?’

Ik kijk achterom en zie mijn moeder met haar handen in haar zij in de eetkamer staan, tegenover een heel boze… ik.

‘Gevangenis.’ Mam zucht. Zij wordt er niet warm of koud van dat er zojuist een dubbelganger van mij is komen binnenlopen. ‘Eerlijk waar, ben je niet een beetje te oud voor –’

‘Weet je waar ik een beetje te oud voor ben? Om behandeld te worden als een peuter die een driftbui heeft gehad,’ snauwt mijn andere ik. Ze draagt een kort rokje en een T-shirt in bijna exact dezelfde kleur blauw.

‘Blijkbaar ben je niet te oud om je zo te gedragen,’ kaatst mam terug.

Ik sta daar maar te staren.

Er zijn er twee. Twee ikken. Heb ik een eeneiige tweelingzus, of…

Ik kijk achterom, naar de kop. HET KLOONTIJDPERK. Nu pas zie ik de regel helemaal onderaan. Die luidt: WAT DE FAMILIE CAINE BETEKENT VOOR ONZE TOEKOMST.

Ik ben een kloon. Wij zijn klonen. Met andere woorden: in dit universum is er meer dan één persoon die de Vuurvogel voor mij aanziet. Er bestaan hier meerdere versies van mij, en dat betekent dat er meer dan één Marguerite tegelijk naar deze dimensie zou kunnen reizen…

Ik haast me terug naar de eetkamer en staar naar deze andere versie van mezelf. En jawel, vlak langs de boord van haar T-shirt zie ik de ketting van haar Vuurvogel hangen.

Ik stap de kamer in. Eerst is ze verbaasd, net zo geschokt om mij te zien als ik was om haar te zien. Maar dan valt ook bij haar het kwartje.

Booswicht en ik staan eindelijk oog in oog met elkaar.