Hoofdstuk 2

 

 

 

Ik hoorde van het bestaan van mijn duistere ik toen ik een paar dagen geleden voor het eerst haar dimensie bezocht. Maar ik realiseerde me pas hoe gevaarlijk ze was toen ik eerder vandaag naar huis probeerde te gaan, luttele uren voordat ik boven Londen kwam te bungelen, en ze me daarheen volgde.

Met ‘volgen’ bedoel ik ‘bezitnemen van’.

Ik was net teruggesprongen in mijn eigen lichaam na een wilde achtervolging om Paul Markov te redden, die… Hoe zal ik hem omschrijven? Door het hele multiversum is ons lot met dat van de ander op zowel prachtige als tragische wijze verweven. We hebben werelden gezien waar we elkaar afwezen, pijn deden, haatten… en we waren allebei kapot van de wetenschap dat onze romance een verschrikkelijke wending kon nemen.

Maar ik heb wel grotere problemen dan mijn liefdesleven.

Toen ik terugkeerde in mijn eigen dimensie, deed ik mijn ogen open en zag ik Theo over me heen gebogen staan. Hij zag er afgepeigerd en bleek uit, het bewijs van de afgrijselijke schade die hem is toegebracht door de drug Nachtschaduw, het middel dat het de Theo uit een andere dimensie mogelijk maakte om bezit van hem te nemen en ons maandenlang te bespioneren. Paul had zijn eigen leven op het spel gezet om een remedie te vinden en het leven van onze vriend te redden.

‘Het werd tijd dat je terugkeerde,’ zei Theo met een wrange glimlach.

‘Ik ben blij jou ook weer te zien. Hoe voel je je?’

‘Ik heb me weleens beter gevoeld.’ Zijn imitatievintage Beatles-shirt slobberde om zijn broodmagere gestalte. Onder zijn ogen lagen donkere kringen. Zijn eerste vraag leek dus vanzelfsprekend. ‘Maar hé, jij hebt het drankje, toch? De formule voor het drankje, bedoel ik.’ Hij bedoelde de remedie tegen de blootstelling aan Nachtschaduw.

‘Ja. Je zult je snel beter voelen.’ Ik keek om me heen, zoekend naar mijn ouders, die zo snel mogelijk moesten horen over Triads plannen. We hadden gedacht dat er maar één andere dimensie was die ons bespioneerde, die gebeurtenissen probeerde te manipuleren, maar ik had ontdekt dat het echte gevaar van een derde dimensie kwam, de machtige Thuisbasis, die plannen had die nog veel duisterder waren dan spionage alleen. ‘Waar zijn pap en mam eigenlijk?’

‘Die waren er niet toen ik thuiskwam. Waarschijnlijk in het lab op de universiteit, in een poging een uitweg te vinden of een extra Vuurvogel te bouwen.’

Ik knikte afwezig. Het had geen zin om ze te bellen; mijn vader en moeder, de vermaarde wetenschappers die het wonderbaarlijkste instrument ooit hadden uitgevonden, dachten er maar zelden aan om hun mobiele telefoon aan te zetten, want dát was dan weer te veel technologie. Maar zij waren niet de enigen om wie ik me zorgen maakte.

‘Heb je gekeken of Paul al terug is?’

‘Dus je hebt hem gevonden?’

Ik ging rechtop zitten en werd overmand door duizeligheid: misselijkheid en het gevoel dat alles draaide.

Dat was het signaal. De waarschuwing. Het moment waarop ik mezelf had moeten beschermen.

In plaats daarvan nam ik aan dat ik een te snelle beweging had gemaakt. ‘Woow. Wat was dat?’

‘Je hebt een hoop meegemaakt,’ zei Theo. Destijds herkende ik de triomfantelijke schittering in zijn ogen niet. ‘Geen wonder dat je moe bent.’

Toch voelde ik me raar. Niet helemaal goed. Ik had geen flauw benul van wat er zou komen.

‘Dus Paul zou precies op hetzelfde moment terugkeren als jij?’ vroeg Theo.

‘Dat had hij wel gezegd. Waar heb ik mijn telefoon gelaten? Ik wil hem bellen.’

‘Maak je niet druk.’ Theo begon te zoeken in de permanente chaos van papieren op de regenboogtafel.

Ik dacht dat hij op zoek was naar mijn tPhone.

‘Rustig aan. Je vindt hem wel, Meg.’

Meg.

Er was maar één persoon die me ooit zo noemde. Theo, maar niet mijn Theo.

Alleen de spion uit de Triad-dimensie.

Vol afgrijzen draaide ik me naar hem om, me realiserend dat hij me zou aanvallen, maar het was al te laat. Theo en ik gingen elkaar te lijf en vochten tot hij me tegen de houten vloer gedrukt hield en me injecteerde met een spuit die gevuld was met een smaragdgroene vloeistof: Nachtschaduw.

In eerste instantie dacht ik dat hij stom bezig was. Nachtschaduw helpt interdimensionale reizigers het lichaam van hun andere versie over te nemen en daarbij het volledige bewustzijn en de controle te houden. Maar ik was thuis in mijn eigen lichaam. Probeerde hij me te vergiftigen? Het duurde maanden voordat Nachtschaduw je fataal…

Er trok een rilling door me heen, en vervolgens kon ik niet meer bewegen. Mijn hoofd niet, mijn hand niet. Mijn longen ademden echter zonder mij, en mijn stem sprak andermans woorden: ‘Dat werd tijd.’

Theo glimlachte terwijl hij opstond, zodat ik overeind kon komen. ‘Het is me altijd een genoegen iemand van de Thuisbasis te ontmoeten.’

Als het had gekund, zou ik geschreeuwd hebben. De drie dimensies waar Triad bestond, waren mijn eigen dimensie, de Triad-dimensie – een wereld die heel veel op de mijne leek, maar die een paar jaar voorliep qua technologie – en de Thuisbasis: een futuristische hel waar meedogenloosheid regeerde en winst God was.

Tijdens mijn avonturen in andere dimensies heb ik in veel van mijn andere versies gehuisd en geleerd wie ik zou zijn geweest als de geschiedenis zich net een beetje anders had ontvouwd. Ik had in een Russisch paleis of onder zee kunnen wonen. Soms maakten andere versies van mij keuzes die ik niet begreep, soms werden ze geteisterd door depressie en eenzaamheid. Maar geen van hen joeg me meer angst aan dan mijn versie uit de Thuisbasis.

Ze deed alles wat Triad haar opdroeg. Ze zou er niet voor terugdeinzen om te moorden. Ze vond het heerlijk om pijn te veroorzaken, iets wat ze haar ‘kunst’ noemde.

En ze had mijn lichaam gekaapt, zodat ik machteloos stond.

Bovendien leek zij de leiding te hebben, want Theo vroeg haar: ‘En? Wat is onze eerste taak?’

‘Uitvinden waar ze mee bezig zijn.’ Ze glimlachte.

Het voelen van haar glimlach, de wetenschap dat ze ervan genoot om van mijn lichaam een gevangenis van vlees en bloed te maken, was het weerzinwekkendste wat ik ooit had ervaren.

‘Mijn ouders zijn niet het soort mensen dat zich zal overgeven omdat dat verstandiger is. In geen van de dimensies. Maar als de versies hier een paar keer zijn gedupeerd, als hun werk enkele keren is gesaboteerd… dan moeten we ze toch in het gareel kunnen krijgen.’

Theo knikte en hielp haar overeind. ‘En als we ze niet kunnen overhalen met ons mee te werken?’

Ze lachte. ‘Dan wordt het tijd dat deze dimensie ophoudt te bestaan.’

 

Je kunt met de Vuurvogel alleen maar universums bezoeken waar je bestaat, want je bewustzijn kan alleen maar in een andere versie van jezelf springen. Het was altijd een erekwestie voor mij om goed voor de andere Marguerites te zorgen, om ze te redden van eventuele gevaren waar ze door mij in verzeild waren geraakt. Totdat ik een paar problemen veroorzaakte die ik niet kon oplossen. Eén versie van Theo zal door mijn toedoen misschien nooit meer kunnen lopen. Een andere Marguerite raakte verwikkeld in een multidimensionale samenzwering waar ze nooit bij betrokken had moeten worden.

En een tweede versie van mij – eentje in wie ik bijna een maand huisde, die me deed inzien dat ik verliefd ben op Paul Markov en die ik daarom met hem naar bed liet gaan – is nu in verwachting van de baby die ik voor haar heb verwekt.

Dus ik was teruggekeerd naar mijn eigen dimensie met een nieuw gevoel van nederigheid. Schaamte. Vastberadenheid. Er moesten meer ethisch verantwoorde manieren zijn om door de werelden te reizen, manieren die onze andere versies niet in gevaar zouden brengen en die geen inbreuk zouden maken op hun privacy.

Maar ik had geen idee hoe ingrijpend die inbreuk was tot er een andere Marguerite in mijn lichaam was gesprongen.

‘Wat een puinhoop,’ sneerde de andere Marguerite in mijn lichaam, degene die ik in gedachten Booswicht was gaan noemen. Ruw duwde ze een stapel papieren die waren volgekrabbeld met formules aan de kant. Ze dwarrelden neer op het Turkse tapijt op de vloer.

Toen ze door mijn ogen de kamer rondkeek, naar de boeken en de kamerplanten, de muur met schoolbordverf met daarop de in krijt geschreven formules, en de regenboogtafel die Josie en ik met de hand hadden beschilderd toen we klein waren, zag ze niet haar thuis. In plaats daarvan krulden mijn lippen zich vol minachting om. ‘Primitief. Ongeorganiseerd. Alsof ze in een grot wonen.’

‘Tja, je zult een poosje in deze grot moeten rondhangen, dus wen er maar aan.’ Theo zakte onderuit in een van de stoelen en legde zijn All Stars op de rand van de tafel te rusten. ‘Wat is het plan?’

‘We doen alsof we hier thuishoren.’ Booswicht Marguerite keek vol afgrijzen neer op de armband om mijn pols en schoof hem er vervolgens vanaf. ‘Daar ben jij goed in, dat weet ik. We saboteren ze niet direct. We wachten, laten ze denken dat de crisis voorbij is, slaan toe als ze er niet op bedacht zijn. Maar er is één probleem waar we meteen iets aan moeten doen, en dat is Paul Markov.’

Mijn angst groeide. Paul was grotendeels op de hoogte van alles; ik had hem de hoofdzaken al verteld toen we nog in de Cambridge-dimensie waren. Maar door die kennis liep zijn leven gevaar.

Mijn ouders hadden dit allemaal nooit kunnen voorzien toen ze de Vuurvogel uitvonden, een instrument waarmee het bewustzijn kan reizen door kwantumrealiteiten, iets wat door gewone stervelingen ‘parallelle dimensies’ wordt genoemd. Ze wilden alleen maar de talloze manieren bestuderen waarop de geschiedenis zich zou kunnen ontvouwen. Want alles wat kán gebeuren, gebéúrt ook daadwerkelijk. Elke keer dat we een keuze maken, of dat er geluk in het spel is, splitst de realiteit zich in tweeën. Dit is al oneindig lang gaande en zal altijd zo blijven.

Mijn moeder, dr. Sophia Kovalenka, raakte aan het begin van haar natuurkundige carrière gefascineerd door het multiversum. Ze wilde niet alleen het bestaan van andere realiteiten bewijzen, ze wilde ze met eigen ogen zien. Aangezien het reizen naar parallelle dimensies tot dan toe niet zozeer een wetenschappelijk streven was, maar meer iets uit een aflevering van Star Trek, was ze bijna weggehoond uit haar wetenschappelijke loopbaan. Er waren echter een paar mensen die in haar geloofden, onder wie de Engelse onderzoeker dr. Henry Caine, die in alle mogelijke opzichten met haar ging samenwerken. (Met andere woorden: hij is mijn vader.) Daarnaast hebben ze met andere wetenschappers en vele onderzoeksassistenten samengewerkt, onder wie hun twee huidige promovendi, Paul Markov en Theodore Beck, en na jaren van keihard werken hebben ze uiteindelijk het instrument weten te vervaardigen. De Vuurvogel ziet er dan misschien uit als een krankzinnig ingewikkeld steampunk-medaillon, maar is de krachtigste en wonderbaarlijkste wetenschappelijke creatie sinds de atoombom.

Helaas blijkt de Vuurvogel, net als de bom, aanzienlijke minpunten te hebben.

Zoals ik al heb gezegd, kun je enkel reizen naar werelden waar je bestaat. Een wereld waar je als kind bent gestorven of waar je ouders elkaar nooit hebben ontmoet, zul je nooit zien. In wat voor situatie je andere ik zich ook bevindt, je zit ermee opgescheept. En je mag van geluk spreken dat de Vuurvogel je kan helpen herinneren wat je ware identiteit is, want anders zul je wegkwijnen in de hoeken van het bewustzijn van je andere ik terwijl diegene de controle over zijn lichaam en leven weer overneemt.

Tenzij je een ‘perfecte reiziger’ bent: iemand met het vermogen de beschikking over je geheugen en de controle te behouden, in welk universum je ook bent. In ieder universum kan er maar eentje gemaakt worden. Wyatt Conley heeft ervoor gezorgd dat ik de perfecte reiziger ben in dit universum.

‘Laat mij de leiding nemen, Theo,’ zei Booswicht Marguerite terwijl ze zichzelf in de spiegel bekeek, met een fronsende blik op mijn warrige haar. ‘Jij bent al eerder door de mand gevallen, dus jou zullen ze als eerste verdenken. Maar mij? Niemand zou kunnen denken dat een “perfecte reiziger” zo makkelijk te veroveren was. Daaruit blijkt maar weer eens hoeveel ze weten.’

‘Neem gerust de leiding. Maar ik moet je waarschuwen…’ Theo zweeg even. ‘Het is moeilijker dan je denkt. Ze scheiden van je eigen versie. Emoties raken, eh… verstrikt.’

‘Die van jou misschien. Dat is niet mijn probleem.’ Booswicht begon mijn haar naar achteren te vlechten. Ze trok harder dan ik zou hebben gedaan, zo hard, dat mijn hoofdhuid er pijn van deed. Maar het kapsel was niet zo dramatisch anders, dat iemand het verdacht zou vinden. ‘Ik geef toe dat ik mijn twijfels had over Nachtschaduw. Of het zo goed zou werken. Niemand heeft eerder geprobeerd in een perfecte reiziger te springen.’

‘Je zult er waarschijnlijk veel meer van nodig hebben dan ik.’ Theo klonk gekmakend kalm over de schade die ze aanrichtten aan het lichaam van Theo en dat van mij. ‘Zorg dat je het altijd bij de hand hebt. Gebruik het zodra je de eerste zweem voelt van… je weet wel.’

Booswicht was niet de perfecte reiziger van haar dimensie. Dat was mijn oudere zus Josie geweest. Bij mijn bezoek aan de Thuisbasis had ik gezien hoe heerlijk Josie het vond om tussen de verschillende universums heen en weer te reizen. Het werk was ideaal voor mijn zus, die zowel een wetenschapsnerd als een adrenalinejunkie is.

Maar het bezoeken van parallelle dimensies is gevaarlijk, zelfs voor een perfecte reiziger. Allemaal hadden we tijdens onze reizen aan ernstige gevaren blootgestaan, en deze Josie was eraan overleden.

Niet overleden. Versplinterd.

Versplintering is wat er gebeurt als het bewustzijn van een reiziger in twee, of vier, of duizend stukken wordt gereten. Gelukkig is het heel, heel moeilijk om dat per ongeluk te doen. Maar in de afgelopen dagen had ik twee manieren geleerd waarop iemands ziel aan flarden kan worden gescheurd. De ene was wat Josie was overkomen: het lichaam van haar andere ik was zwaargewond geraakt, en ze had geprobeerd eruit te springen in de laatste seconden voor diens dood – als je andere ik doodgaat wanneer jij je in hem bevindt, ga jij ook dood. De Josie uit de Thuisbasis had het bijna gered, maar net niet helemaal. In plaats daarvan was ze tijdens haar sprong versplinterd in talloze kleine stukjes, verspreid over tientallen dimensies, en ieder stukje was zo piepklein en ongrijpbaar, dat het onmogelijk was om haar weer in elkaar te zetten.

Dit dreef de Thuisbasis-versie van mijn ouders tot waanzin. En Joost mag weten wat dat met Booswicht had gedaan, want zij was verworden tot iets waar ik me met geen mogelijkheid in kon verplaatsen.

Maar ook dit kwaad moest wel een essentieel onderdeel zijn van wie ik ben…

‘Je weet waar je naartoe moet nadat we de situatie hier hebben opgelost, hè?’ zei Theo terwijl ik hulpeloos toekeek hoe Booswicht mijn haar verder deed. ‘Heb je de berekeningen?’

Ze rolde met mijn ogen. ‘Ik heb geen berekeningen nodig als ze in mijn Vuurvogel zitten, en dat zitten ze.’

‘Ik wil het nog een keer controleren,’ hield Theo vol. De Triad-versie van hem had geleerd voorzichtiger te zijn. Terwijl hij aantekeningen begon te maken, zich door de ondoorgrondelijke natuurkundige wetten die hieraan ten grondslag lagen heen begon te werken, zei hij: ‘Als je met Conley wilt praten, moet je nu je kans grijpen, voordat Sophia en Henry terugkomen. Niets zal hen sneller alarmeren dan bewijs dat je met hem hebt gesproken.’

Booswicht fronste haar voorhoofd. ‘Welke Conley?’

‘Die van deze wereld. Hij is overal van op de hoogte.’

Wyatt Conley: technisch genie, zakenmagnaat en de machtigste nerd van de Verenigde Staten. Ik heb hem gezien in nieuwsuitzendingen, gekleed in spijkerbroek en blazer over een Iron Man-shirt, zijn onverzorgde, jongensachtige uiterlijk net zo zorgvuldig uitgedacht als zijn tPhones die een paar jaar geleden de mobieletelefoniemarkt veroverden. Nog geen dertig, zegt men, en nu al zoveel bereikt. Als ze wisten wat Conley werkelijk had gedaan, zouden ze er niet zo bij glimlachen terwijl ze dat zeiden.

‘Waar is haar telefoon nou?’ vroeg Booswicht.

Theo haalde het ding uit zijn achterzak, waar hij hem blijkbaar voor alle zekerheid voor mij had verstopt, toetste het nummer in en gooide haar het toestel toe.

Ik voelde het scherm hard tegen mijn hand en wilde het uitschreeuwen. Zo wanhopig graag willen praten, maar niet in staat zijn een woord uit te brengen…

‘Je bent er,’ zei Conley in mijn oor, en ik hoopte dat mijn haat jegens deze man Booswicht Marguerite op zijn minst misselijk zou maken. Ik zou met alle plezier over mijn nek gaan als dat betekende dat zij hetzelfde moest doen. ‘Fijn dat je het hebt gered. We moeten uiteraard meteen aan de slag. Ik had gedacht om bij Josie te beginnen.’

‘Altijd Josie,’ zei Booswicht zuur.

Conley vervolgde alsof hij haar niet had gehoord: ‘Vertel dr. Kovalenka en dr. Caine alleen dát over jouw thuisdimensie, verder niets. Ze zullen reageren op het nieuws dat hun oudste dochter is omgekomen in een wereld niet ver van hier. Dat zal ze… emotioneel maken. Zodra we hun sympathie hebben, kunnen we de rest afhandelen.’

‘Ik betwijfel of het zo simpel zal zijn.’ Booswicht liep door het huis om zichzelf vertrouwd te maken met de indeling. ‘Geloof me, als pap en mam eenmaal ergens achteraan gaan? Dan zetten ze ook door. En nu zitten de pap en mam uit dit universum achter ons aan.’

‘Maar ze hebben geen toegang tot onze technologie en ze weten niet wat we van plan zijn. We liggen een paar stappen voor, Marguerite, en dat zullen we ook zo houden.’

Het zou me niet zo vreselijk hebben moeten raken dat Conley haar bij onze gemeenschappelijke naam noemde. En toch irriteerde het me. Ik was niet meer van mezelf.

Ze zei: ‘Waarom begint de andere versie van jou niet gewoon alvast? Hij is een perfecte reiziger, dus hij kan dimensies vernietigen en het er zelf levend van afbrengen.’

Alleen door het vernietigen van alle dimensies die ook maar het kleinste flintertje van Josies ziel bevatten, kan die andere versie van mijn ouders haar terugkrijgen. Ze zullen haar duizenden keren vermoorden, miljarden levens ongedaan maken zodat die mensen überhaupt nooit geboren worden, alleen om Josie weer levend en wel terug te krijgen in hun eigen wereld. Dit is het wreedste, meest egoïstische wat je je maar kunt voorstellen, en toch heeft Booswicht gelijk. Pap en mam weten hoe je het onmogelijke voor elkaar moet krijgen.

‘Het is riskant, oké?’ snauwde Conley. Het idee van andere versies van hem die in gevaar verkeerden, stond hem duidelijk niet aan. Jammer dat ik niet bij machte was hem te vertellen dat de Thuisbasis ons universum ook had aangewezen voor vernietiging, als mijn ouders niet zouden toehappen.

‘Bovendien, jij weet net zo goed als ik dat ik me in een aantal van de kritieke universums nergens ook maar enigszins in de buurt van dr. Kovalenka en dr. Caine beweeg. Dus jij bent veel effectiever dan ik, zelfs in het gunstigste scenario. En je zou natuurlijk deuren voor ons dicht kunnen gooien, als het daarop aankomt.’

Deuren dichtgooien? Daar snapte ik niets van. Maar ik sloeg het op in mijn geheugen, mezelf dwingend om me ieder detail goed in te prenten. Misschien realiseerde Booswicht zich niet dat ik in haar bij bewustzijn bleef, in tegenstelling tot de meeste mensen die Nachtschaduw toegediend hebben gekregen, en die in feite bewusteloos waren in hun eigen geest. Anders zou ze niet zo vrijuit hebben gesproken.

Tenzij… deuren dichtgooien…

Mijn gedachten liepen vast toen ik het geluid van de auto van mijn ouders op de oprit hoorde.

Booswicht zei: ‘Paps en mams komen zo binnenwandelen. Laten we dit gesprek beëindigen. Wat jij moet doen, is Markov tegenhouden. Hij is terug, en hij is waarschijnlijk op weg hierheen.’

‘Dat regel ik wel,’ reageerde Conley zo nonchalant, dat ik er koude rillingen van kreeg. Hij zou niet aarzelen om Paul te laten vermoorden, en hij had het geld om types in te huren die het in een oogwenk zouden doen. ‘Bovendien is die gozer versplinterd geweest. Hij wordt nooit meer de oude. Daar kunnen we gebruik van maken.’

Nooit meer de oude? Paul? Ik had onlangs door de dimensies geracet om alle vier de splinters van Pauls ziel te verzamelen om hem weer heel te maken. Toen ik dat uiteindelijk voor elkaar had gekregen, was Paul depressief geweest, boos, fatalistisch zelfs. Ik had al gevoeld dat een deel van de duisternis van de andere Pauls in hem was doorgesijpeld, en ik had mezelf wijsgemaakt dat het verschrikkelijk was, maar tijdelijk, net als de pijn van een botbreuk.

Was Paul in plaats daarvan voorgoed veranderd?

‘Ik moet hangen.’ Booswicht hing op, precies op tijd om naar de voordeur te kunnen rennen, waar pap en mam stonden. Ze leken weer helemaal zichzelf, met hun haveloze truien, mam met haar slordige knotje en pap met zijn bril met rechthoekig montuur. Toen hun gezichten in een glimlach oplichtten, wilde ik het wel uitschreeuwen. Nee, alsjeblieft. Ik ben het niet. Jullie moeten toch weten dat ik het niet ben!

‘Lieverd, je bent weer thuis.’ Mam omhelsde Booswicht. Helaas kon ze door het dikke vest dat ik aanhad niet voelen dat er een tweede Vuurvogel-medaillon onder de stof hing. ‘Godzijdank.’

‘En Paul?’ vroeg pap, zijn blauwe ogen groot van bezorgdheid. ‘Paul is toch wel ongedeerd, hè?’

Daar was Booswicht niet op voorbereid. Ze schokte een beetje met haar hoofd, zoals mensen doen als ze overrompeld zijn. In de Thuisbasis was Paul Markov de vijand geweest van mijn familie: een dappere rebel die het probeerde op te nemen tegen het kwaad van de Triad Corporation. Ze wist ongetwijfeld dat dat niet altijd het geval was, maar toch was ze niet voorbereid op de confrontatie met het bewijs van mijn ouders’ liefde voor hem, bijna alsof hij de zoon was die ze nooit hadden gehad.

Helaas herstelde ze zich goed. ‘Hij is terug, en ongedeerd – zijn ziel, bedoel ik – maar hij is zichzelf niet.’

Mam en pap wisselden een blik uit.

‘Hoe bedoel je?’ vroeg mijn vader. ‘Heeft de versplintering nadelige gevolgen voor hem gehad?’

Kijk, dat is de tweede manier waarop een ziel versplinterd kan worden: iemand kan het expres doen, als die iemand een verschrikkelijke klootzak is, zoals Wyatt Conley. Wat er met Paul is gebeurd, was geen afschuwelijk ongeluk. Het was een aanval. Conley heeft Pauls ziel in vier stukken gescheurd en ieder afzonderlijk deel gegijzeld gehouden, zodat hij mij kon dwingen om zijn vuile werk op te knappen als ik een kans wilde krijgen om Paul weer heel te maken.

‘De fragmenten van Pauls ziel zijn op duistere plekken geweest,’ zei Booswicht met bevende stem. ‘Werelden waar we allebei een andere kant van hem zagen. Een gevaarlijke kant. En ik vind het vreselijk om dit te zeggen, maar volgens mij heeft de versplintering hem veranderd. Misschien wel voorgoed. Alsof de verschrikkelijke dingen die al die andere Pauls hebben gedaan, zijn ziel hebben vergiftigd.’

‘O nee.’ Mams hand reikte naar haar lippen. ‘We hadden ons wel gerealiseerd dat versplintering gevaarlijk was, maar… de schade is vast niet permanent.’

Booswicht schudde verdrietig mijn hoofd. ‘Ik weet het niet. Mam, Paul… Ik werd een beetje bang van hem.’

Hoe kon ze dat nou zeggen? Zij was degene die angstaanjagend was. Paul was alleen maar gewond, en de weg kwijt. Overmand door wanhoop. Het lot had Paul en mij telkens weer bij elkaar gebracht, al hadden we geleerd dat we niet altijd samen eindigden, dat we elkaar soms vreselijk kwetsten. Ons lot had ons in de steek gelaten, en Paul had het daar nog veel moeilijker mee dan ik. Misschien zou dat sowieso het geval zijn geweest, ook zonder de schade van de versplintering, maar in combinatie daarmee leek Paul alle hoop te hebben verloren.

Booswicht was bezig om van Pauls stress haar wapen te maken. Mijn ouders, ook al hielden ze nog zoveel van hem, zouden onmiddellijk op hun hoede zijn voor hem.

‘Hela!’ riep Theo vanuit de woonkamer. ‘Hoe is het gegaan met de constructie van de Vuurvogel?’

‘Beter dan je zou denken,’ begon mijn vader. Zijn stem stierf weg toen er een taxi voor ons huis stopte.

In eerste instantie kon ik me niet voorstellen wie er in een taxi zou komen voorrijden, maar toen zwaaide het portier open en stapte Paul uit.

Hij is er, dacht ik. Hij heeft het gered! Paul was hier gekomen voordat Conley zelfs maar naar hem op zoek had kunnen gaan.

Dan hadden we een kans, tenzij Booswicht het al voorgoed voor hem had verpest.

Ze deed de deur open en rende de tuin in, een en al ongeduld om hem te begroeten. Het is wat ik zou hebben gedaan, maar ik zou in zijn armen zijn gesprongen, tegen hem gezegd hebben dat ik van hem hield, en ik zou zijn begonnen met proberen de vreselijke wanhoop die hem in zijn greep hield weg te praten. Booswicht, daarentegen, ging rechtstreeks naar hem toe en bleef toen abrupt staan, alsof ze van haar stuk was gebracht.

‘Hé.’ Booswicht glimlachte liefjes, of deed een poging daartoe. Het voelde niet helemaal goed. ‘Hoe gaat het?’

‘Ik voel me prima,’ zei Paul, stoïcijns als altijd. ‘Hoe het met me gaat, is op dit moment niet belangrijk.’ Vervolgens liep hij rechtstreeks langs haar heen, zijn schouders recht.

Anders zou ik zijn kilte kwetsend hebben gevonden. Nu gaf het me hoop.

Paul verhief zijn stem om zich tot mijn ouders in de deuropening te kunnen richten. ‘Sophia, Henry, hoeveel heeft Marguerite jullie verteld?’

Mijn spieren verkrampten van Booswichts angst. Ze had zich niet gerealiseerd dat ik vlak voor het einde alles nog aan Paul had kunnen uitleggen. Waarschijnlijk dacht ze dat ik zijn ziel weer in elkaar had gezet en direct naar huis was gegaan. Haar ongeduld was mijn kans.

Maar als ze het zo lang kon rekken, dat ze Theo erbij kon halen, hadden zij een kans om Paul in een kwaad daglicht te zetten. Om hem iets aan te doen, hem zelfs te vermoorden, en het te doen lijken alsof het zelfverdediging was. Ik wist inmiddels dat ze nergens voor zouden terugdeinzen. Ze volgde Paul naar binnen, mijn hart wild bonkend van haar vastberadenheid om hem uit te schakelen.

‘Ze heeft ons op weg geholpen, Paul.’ Mams toon was tactvol. ‘Kom binnen. Ga zitten. We gaan dit allemaal stap voor stap aanpakken. Oké? En hoe voel je je?’

‘Raar.’ Paul schudde zijn hoofd. ‘Alsof… ik moet kiezen wie ik wil zijn. Elk moment weer.’ Mijn ouders wisselden een bezorgde blik uit terwijl Paul naar binnen stapte, en toen bleef hij staan. Langzaam draaide hij zijn hoofd, en hij keek me aan.

Had hij het geraden? Hoe zou hij het geraden kunnen hebben? Maar als iemand mij kende, me echt door en door kende, dan was het Paul wel.

Hij staarde in mijn ogen, zoekend naar iets wat ik niet kon benoemen.

Booswicht glimlachte naar hem en vouwde haar handen om zijn arm. ‘Welkom thuis,’ fluisterde ze.

Alsjeblieft, dacht ik. Laat je niet om de tuin leiden. Kijk in mijn ogen en zie het verschil. Het is onze enige kans.

Alsjeblieft, Paul. Weet wie ik ben.

En hij wist het. Hij wist het.

‘Marguerite…’ Pauls stem stierf weg. ‘Ben jij –’

‘Ik voel me prima,’ fluisterde ze. ‘Je hebt me geen pijn gedaan.’

Mijn ouders verstijfden bij de gedachte dat Paul me pijn zou hebben gedaan, en dat was precies wat ze wilde. Het was echter ook het moment waarop Booswicht haar hand overspeelde, want Paul wist dat ik geen enkele reden had om zoiets te zeggen.

Paul haakte zijn arm los uit haar greep en pakte vervolgens mijn polsen zo stevig beet, dat het pijn deed.

Booswicht hapte verschrikt naar adem.

Mijn vader deed een stap naar voren, met uitgestoken hand, klaar om te handelen. ‘Paul, wat doe je?’

‘Ik weet niet hoe dit mogelijk is.’ Paul keek in mijn ogen en keek dwars door haar heen naar mij. ‘Maar dit is niet onze Marguerite.’