Hoofdstuk 20

 

 

 

Booswicht zou niet aarzelen om mij iets aan te doen.

Maar ik ben haar voor.

Ik stort mezelf boven op haar, zodat ze tegen de muur aan smakt. Mam schreeuwt. Booswicht probeert uit te halen naar mijn gezicht, maar blijft halverwege mijn vochtige haar hangen, hard trekkend. Ik krimp ineen, grijp naar haar Vuurvogel en voel de ketting breken.

Ze duwt me omlaag, maar ik heb net genoeg tijd om mijn eigen Vuurvogel van mijn nek te trekken en ze allebei in de hoek van de kamer te gooien voordat ze op me ligt. Booswicht drukt mijn hoofd tegen de grond, hard, en dan nog een keer. Dit keer grijp ik haar haar en geef ik een ruk opzij, zo hard, dat ze naast me omtuimelt.

‘Marguerite! Victoire!’ Mam gaat op haar knieën naast ons zitten, probeert tussenbeide te komen. ‘Zijn jullie helemaal gek geworden? Hou op met dit –’

Booswicht laat me lang genoeg los om mam een elleboogstoot in het gezicht te geven, iets wat voor mij bijna net zo schokkend is om te zien als voor mam om te ervaren.

‘Dit is iets tussen ons!’ schreeuwt Booswicht tegen mijn verbijsterde moeder.

In die paar tellen van onoplettendheid kan ik boven op Booswicht rollen en haar armen tegen de grond drukken.

‘Je had niet gedacht dat ik je ooit zou inhalen,’ mompel ik terwijl ik haar gekronkel probeer te stoppen. ‘Op deze wereld had je niet gerekend, of wel… Aaah!’

Booswichts tanden boren zich in mijn huid. Ze bijt me, maar ik laat niet los.

Mam grijpt me beet, in een poging me van Booswicht af te trekken. ‘Meiden! Meiden! Wat bezielt jullie?’

Ik weet mijn moeder van me af te schudden, even maar. Niets zal haar tegenhouden, behalve de waarheid.

‘Mam! Luister naar me. Heb je ooit overwogen om onderzoek te gaan doen naar het multiversum? Parallelle universums?’

Booswicht spert haar ogen wijd open. Wauw, ik zie er raar uit als ik verbaasd ben.

Uiteindelijk zegt mam: ‘Lang geleden, aan het begin van mijn studie. Waarom wil je –’

‘Ik kom niet uit jullie universum.’ Ik knik naar een kronkelende Booswicht. ‘En zij ook niet.’

‘Je bent niet goed bij je hoofd!’ schreeuwt Booswicht. ‘Ze is van het padje af, mam. Dat heb ik lang geleden al gemerkt. Ik wilde het alleen niet zeggen. Maar nu is ze echt knettergek geworden. Je moet haar tegenhouden, mam, anders vermoordt ze ons allebei!’

‘Ik ga helemaal niemand vermoorden,’ beloof ik. ‘Mam, ga eens naar de Vuurvogels kijken. De medaillons die ik in de hoek heb gesmeten. Dan zul je zien wat het zijn!’

Gaat ze het doen? Eerder heeft ze het wel gedaan, maar dat was in een universum waar pap en zij al meer dan tien jaar aan die technologie werkten. Hier is mijn moeder niet eens natuurkundige. De Vuurvogel zal niet zulk eenvoudig bewijsmateriaal zijn.

‘Ze zullen je in een isoleercel stoppen en je er nooit meer uit laten.’ Booswicht spuugt me de woorden praktisch toe. Ik wist wel dat ik rood aanloop als ik kwaad ben, maar ik had geen idee hoe rood mijn wangen dan worden, of hoe diep de rimpel tussen mijn wenkbrauwen is als ik boos kijk. Booswichts woede straalt als een warme gloed van haar af, als hitte. Die razernij is van haar alleen. ‘Ze zullen je opsluiten in het gesticht zonder die stomme ketting van je, en dan kom je er nooit meer uit.’

Hopelijk kan ik een opname voorkomen, of er in elk geval voor zorgen dat Booswicht tegelijk met mij wordt opgesloten. Al realiseer ik me nu pas dat ik geen flauw idee heb wat ik met Booswicht moet doen nu ik haar te pakken heb. Het is niet zo dat er een gevangenis bestaat voor Misdaden tegen het Multiversum of zo.

‘Opstaan, jullie allebei.’ Mam is bekomen van de schrik, voldoende om tegen ons uit te varen. ‘Opstaan!’

Ik kijk naar mijn moeder, hopend dat ze zal zien hoe bang ik ben. Dat dit menens is. ‘Ik kan haar niet laten opstaan, mam. Als ik haar laat opstaan, zal ze ons misschien allebei doden, en ik overdrijf niet. Ik bedoel écht doden.’

‘Zie je wel?’ jammert Booswicht. In haar ogen glinsteren tranen, waarschijnlijk alleen van de pijn door mijn getrek aan haar haren, maar ze gebruikt ze als een volleerd actrice. ‘Ze is knettergek, mam. Ik ben zo bang –’

‘Hou hiermee op,’ herhaalt mam. Ze heeft nog steeds geen stap in de richting van de Vuurvogel-medaillons gezet, die in de hoek van de kamer liggen. In plaats daarvan begint ze achteruit te lopen naar de tafel, waar ongetwijfeld haar mobiele telefoon onder alle papieren begraven zal liggen. ‘Ik meen het.’

Dan horen we allemaal de deur, gevolgd door voetstappen die in onze richting komen. Dat zal pap zijn, of Josie. Zal een van hen het geloven, van de Vuurvogels? Of zal het Booswicht eindelijk lukken de anderen tegen me op te zetten?

Mam kan in de gang kijken vanaf de plek waar ze staat, en ze slaakt een zucht van opluchting. ‘O, godzijdank. Help me eens met deze twee.’

‘Maak je geen zorgen, Sophia.’ Theo stapt de kamer binnen.

Theo. Mijn hoofd vult zich met het afgrijselijke beeld van de laatste keer dat ik zijn gezicht zag: de Theo uit de Triad-dimensie die bebloed en stervende in het wrak van zijn sportwagen lag. Deze Theo, welke versie dit ook mag zijn, heeft dezelfde All Stars aan zijn voeten, hetzelfde quasivintage Beatles-shirt, dezelfde stoppeltjes op zijn kin. Bij het zien van de twee Marguerites op de grond trekt hij wit weg.

Dan zie ik de Vuurvogel om zijn nek. Dit is niet zomaar een Theo. Dit is de mijne.

Hij mompelt: ‘Wat zullen we –’

‘We zijn klonen,’ zeg ik. ‘We zijn klonen, en daardoor kunnen we hier allebei tegelijk zijn.’

‘Ik ben haar gevolgd, en nu probeert ze me te vermoorden!’ schreeuwt Booswicht, onmiddellijk van strategie veranderend.

‘Weet jij waar ze het over hebben?’ zegt mam, maar niemand geeft antwoord.

Theo zwijgt even, doet zijn ogen dicht alsof hij heel hard nadenkt en vraagt dan: ‘Wat is het allergênantst wat ons in de oorlogsdimensie is overkomen?’

Booswicht staart alleen maar.

Ik zeg: ‘Dat we ineens samen in bed lagen.’

‘Pardon?’ Mam wordt bleek.

‘Het was niet zoals het klinkt!’ Theo houdt zijn handen op. ‘Nou ja. Eigenlijk was het wel zoals het klinkt. Maar niet tussen mij en mijn Marguerite, of jouw Theo en jouw Marguerite. Tenminste, voor zover ik weet –’

‘Ze zijn allebei gek,’ gromt Booswicht, maar ze weet dat ze er nu elk moment bij kan zijn. Ze begint wild onder me heen en weer te maaien, tot ik denk dat ze me eraf zal gooien. Juist dan laat Theo zich zakken en gaat hij op haar benen zitten. Ze kreunt verslagen.

‘Oké,’ zegt Theo. ‘Om te beginnen, Sophia, of dr. Kovalenka, of hoe ik je hier ook noem, we moeten het eens over parallelle dimensies hebben.’

‘Dat heb ik al tegen haar gezegd,’ zeg ik. ‘Maar kun jij ervoor zorgen dat ze ons gelooft? Met behulp van wiskunde, zeg maar?’

Theo grijnst naar me. ‘Komt eraan, een portie extreem overtuigende wiskunde.’

 

Een halfuur later is Booswicht vastgebonden op een stoel, de eetkamertafel bedekt met een stuk of vijftig fonkelnieuwe vergelijkingen, en mijn moeder zwaar onder de indruk.

‘Dit is ongelofelijk.’ Ze zit aan de tafel nietsziend voor zich uit te staren.

Ik geloof niet dat het ooit eerder is voorgekomen dat ik mijn moeder twee keer op één dag met wetenschap heb kunnen choqueren.

‘Mijn god. Henry zal buiten zichzelf zijn.’

‘Ik weet hoe dat voelt,’ zeg ik, met een blik op Booswicht, die letterlijk naast me zit.

Booswicht, op haar beurt, negeert ons nu allemaal. Ze steekt haar kin hoog in de lucht, zoals een krijgsgevangen soldaat die niet bereid is meer informatie te verstrekken dan zijn rang en serienummer.

Niet dat iemand van ons eraan is toegekomen om haar ook maar iets te vragen. In plaats daarvan kijk ik toe hoe Theo zijn Vuurvogel met die uit de oorlogsdimensie vergelijkt.

‘Deze is nogal grof, maar om zoiets onder zoveel tijdsdruk te bouwen? Ik ben onder de indruk.’

‘Ik ben er dankbaar voor,’ zeg ik. ‘Zonder dat ding zou ik samen met de Rome-dimensie ten onder zijn gegaan.’

Theo’s donkere ogen ontmoeten de mijne even, en dan vestigt hij zijn blik weer op de Vuurvogel-medaillons. ‘Als het helpt: we denken dat het de enige dimensie is die Triad tot nu toe heeft uitgeschakeld.’

‘Dat helpt een beetje.’ Maar niet veel.

‘Henry zou natuurkunde gaan studeren,’ zegt mijn moeder, nog altijd verdwaasd. ‘Voordat we elkaar leerden kennen op Oxford. Toen is hij overgestapt op genetica, voornamelijk zodat we dezelfde colleges konden volgen.’

‘Hebben jullie elkaar dit keer op de universiteit ontmoet?’ Een beetje gewoontjes. Ik geef de voorkeur aan mijn eigen universum, waar mijn ouders lang voordat ze elkaar in levenden lijve ontmoetten al een klik hadden vanwege allerlei gedeelde krankzinnige theorieën. ‘In mijn dimensie ging je naar de Sorbonne.’

‘O, dat verklaart het.’ Dan schudt ze haar hoofd en is ze weer gewoon mijn moeder. ‘Het verklaart één punt van afwijking in de realiteiten. Maar deze samenzwering die je hebt beschreven, de dreiging die Triad vertegenwoordigt, hoe verdedigen we ons daartegen?’

‘Dat we ons ervan bewust zijn, is de helft van de strijd.’ Theo knikt met zijn hoofd in Booswichts richting. ‘De andere helft is je universum voldoende asymmetrisch maken in termen van de verhouding materie versus antimaterie. Dat kan ik doen met mijn Vuurvogel en een stabilisator die we in een handomdraai in elkaar hebben gezet.’

‘Hoe moeten zij dat doen?’ Ik gebaar naar de muur met tijdschriftkoppen over klonen. ‘Dit is niet hun specialiteit.’

‘Die van mij ook niet, in dit universum. Blijkbaar besloot ik hier dat genetica mijn ding was. Toch zouden Paul en ik het hun stap voor stap moeten kunnen uitleggen.’ Theo pakt zijn telefoon en toetst de toegangscode in. Op het scherm verschijnt een foto van Paul naast zijn contactinformatie.

Verbaasd zeg ik: ‘Hoe wist je de toegangscode?’

‘Dezelfde als thuis. Het is, eh… de verjaardag van mijn moeder.’ Theo kijkt een tikje schaapachtig bij dit bewijs van zijn sentimentele kant, maar hij vervolgt: ‘Altijd een opluchting om “Markov” in de contactenlijst in een nieuw universum te zien staan, vind je niet? Mijn opluchting zou nog groter zijn als ik hem inmiddels te pakken had gekregen. Tot nu toe hebben mijn telefoontjes en berichtjes nog niets opgeleverd, maar ik neem aan dat hij nu elk moment wat van zich zal laten horen.’

‘Paul?’ Mams gezicht klaart op, ongetwijfeld dolblij dat ze weer iets begrijpt van wat er allemaal gebeurt. ‘Die is vandaag een dagje diepzeeduiken. Maar de zon gaat al onder, dus hij zal zo wel terug zijn.’

Diepzeeduiken? Misschien is dat wat Paul doet als hij ergens woont waar geen bergen zijn om te beklimmen.

‘Waar zijn we eigenlijk? Welk land is dit?’

Mijn moeder knippert met haar ogen. ‘Natuurlijk, dat kunnen jullie ook niet weten. Dit is Singapore, lieverd.’

Singapore? Theo en ik wisselen een blik uit, en hij zegt: ‘Dat land waar je wordt afgeranseld voor het eten van kauwgom, toch?’

‘Dat is een beetje overdreven.’ Mam zwijgt. ‘Een beetje. Je moet je hier voorbeeldig gedragen, ja. Daar staat tegenover dat het hier heel veilig is. Althans, als het gaat om bekende gevaren.’

Booswicht, het tot voor kort onbekende gevaar, blijft ons stug negeren.

Volgens mam werden pap en zij die ochtend gewekt door het geluid van Victoire – alias de kloon in wie Booswicht was gesprongen – die stiekem het huis uit probeerde te glippen. Ze hadden er geen flauw idee van waarom ze dat zou willen en gaven haar huisarrest tot het avondeten. De hele dag zou ze op haar kamer moeten blijven. Ze had een eigen badkamer, beschikking over internet, en er was eten gebracht, dus het is niet zo dat mijn ouders haar in een soort strafkamp hadden gestopt. Toch vertrekt Booswichts mond zich in een honende grimas wanneer mijn moeder ons dat deel van het verhaal vertelt. Ze heeft de tijd ongetwijfeld gebruikt om onderzoek te doen naar het plegen van zelfmoord op zo’n manier, dat ze mij er misschien ook mee zou uitschakelen.

Maar omdat ze zo vroeg wakker was en bovenal werd betrapt, heeft Booswicht nooit een van de anderen of de tijdschriftcovers gezien. Toen ze de andere stemmen in huis hoorde, zal ze verondersteld hebben dat het gewoon zusjes waren, die bij dit universum horen. Ze had er geen idee van dat ze een kloon was, dus ze herkende het gevaar pas toen ze mij zag.

Ik draai mijn hoofd en zie dat Theo mij, in plaats van de Vuurvogel, aandachtig zit op te nemen. Hij heeft mijn fascinatie en angst voor Booswicht opgemerkt.

Ik glimlach, en hij zegt: ‘Je gezicht ziet er normaal gesproken niet zo uit, hoor. We hebben hier te maken met een zwaar gevalletje chagrijn.’

‘Ik kan ook chagrijnig zijn,’ zeg ik, maar we weten allebei dat hij het over iets diepers en duisterders heeft dan dat. ‘Je voelt je zeker een stuk beter nu? De behandeling tegen Nachtschaduw werkt.’ Dan herzie ik mijn optimisme. ‘Of is het… Moest je een tijdje in een gezonder lichaam zitten?’

‘De behandeling helpt.’ Theo haalt diep adem, alsof hij zijn angst over die onzekerheid loslaat. ‘Als ik maar genoeg tijd krijg, ja, dan denk ik dat ik weer helemaal de oude zal worden. Maar ik kan het niet ontkennen, het voelt goed om in een andere ik te zitten die nooit met al deze ellende te maken heeft gehad. Volgens mij ga ik hier zelfs naar de sportschool. Wel de spieren, maar niet de lasten.’ Tevreden strijkt hij met zijn hand over zijn strakke buik.

Onwillekeurig moet ik lachen, en ik word beloond met zijn warmste glimlach.

Hij wendt zich tot mam. ‘Sophia, denk je dat je een wakend oog kunt houden op… Hoe noemde je haar ook weer?’

Mam zegt: ‘Victoire’, op hetzelfde moment dat ik ‘Booswicht’ zeg. We kijken elkaar aan, en Booswicht snuift geërgerd.

Totaal niet van zijn stuk gebracht zegt Theo: ‘Kun jij haar in de gaten houden?’

‘Zeker wel. Ik zou nooit een huishouden met acht tieners kunnen runnen als ik niet wist hoe ik ze in het gareel moest houden.’ Mijn moeder gooit haar haar naar achteren, weer helemaal alert.

Maar ik kan er niet over uit. ‘Acht?’

‘We wilden vier sets tweelingen proberen, in de veronderstelling dat er daarvan misschien twee of drie levend geboren zouden worden.’ Mam haalt haar schouders op. ‘Het experiment overtrof onze stoutste verwachtingen.’

Theo kijkt net zo verbijsterd als ik me voel. ‘En waar zijn de anderen nu?’

‘Ze wilden naar een of andere film, de nieuwste Star Wars, geloof ik.’ Mam wuift laconiek met haar hand. Popcultuur is niet een van haar prioriteiten. ‘Henry is er met ze naartoe. Ik vermoed dat ze met een halfuurtje wel terug zijn.’

‘Zo lang gaat het niet duren,’ belooft Theo. Hij knikt naar de voordeur, en ik kom overeind om hem te volgen.

Wanneer we naar buiten stappen, voelen de warmte en vochtigheid als een klap in het gezicht.

Ons huis blijkt vanbuiten zelfs nog veel imposanter te zijn dan ik dacht: een witgepleisterde bungalow die ongeveer twee keer zo groot is als ons huis in de Berkeley Hills. Tegelijkertijd lijkt de bungalow piepklein vergeleken met de wolkenkrabbers in de verte. Het zijn er tientallen, sommige zo futuristisch, dat ik ze me op een plek als de Londen-dimensie of zelfs de Thuisbasis goed zou kunnen voorstellen. Palmbomen wuiven langs de kant van de weg, waar compacte auto’s voorbijscheuren, en in de verte zie ik een trein op een verhoogd spoor voortglijden, een silhouet tegen de ondergaande zon. Ik stop mijn rommelige, nog vochtige haar terug in de knot die Booswicht had losgetrokken, zodat ik er in de ogen van de hyperalerte Singaporese politieagenten die mogelijk voorbijkomen niet uitzie als een soort ontsnapte gevangene.

‘Wat is er?’ vraag ik aan Theo, die de deur dichttrekt. ‘Is er een of ander probleem thuis, iets waar Triad mee bezig is, wat je niet wilde vertellen in het bijzijn van mam?’

‘Ik wilde jou hetzelfde vragen.’ Theo leunt tegen de deur. ‘Je kijkt me aan alsof ik een pup ben die je moet laten inslapen. Wat is er gebeurd?’

In eerste instantie wil ik een leugen verzinnen, maar waarom eigenlijk? Theo is sterk genoeg om de waarheid aan te horen.

Ik kijk in zijn ogen en zeg: ‘Je hebt me vermoord. Daarna ben je voor me gestorven.’

Hij luistert met open mond terwijl ik uitleg wat er is gebeurd in de Egypte-dimensie, en daarna in de Triad-dimensie. ‘Conley dacht dat als hij jou opdracht gaf me te vermoorden, je daardoor gedwongen zou zijn me als vijand te zien,’ besluit ik. ‘Maar hij had het mis. Toen de Theo uit de Triad-dimensie eenmaal onder ogen moest komen waar hij mee bezig was, het echt met eigen ogen moest aanzien, kon hij het niet meer. Uiteindelijk keerde hij zich tegen Wyatt Conley, en ik denk dat hij dat hele universum bij wijze van dreigement heeft verwijderd.’

‘Jezus.’ Theo haalt één hand door zijn modieuze stekeltjeshaar. ‘Ik weet niet wat ik tegen je moet zeggen. Ik weet niet hoe je het kunt opbrengen om zelfs maar naar me te kijken.’

‘Ik kan naar je kijken omdat jij dat niet was.’ Ik raak zijn schouder aan. ‘Onze keuzes zijn belangrijker dan al het andere. En jij hebt er altijd voor gekozen om me te helpen en me te beschermen.’

Theo’s glimlach is een beetje scheef. ‘En Paul? Hoe gaat het met hem?’

‘Ik heb hem sinds de ruimtedimensie niet meer gezien. We zijn niet goed uit elkaar gegaan.’ Ik haal diep adem voor wat er nu gaat komen. ‘Pauls versplintering heeft zijn brein aangetast… Ernstig. De scan die we hebben gemaakt, zag eruit als verbrijzeld glas. Een van de andere Pauls vertelde me dat je van een versplintering wel zou kunnen genezen, of het op zijn minst zou kunnen compenseren, maar je moet er wel je best voor doen. Om je best te kunnen doen, moet je geloven. En dat doet Paul niet.’

‘Broertje.’ Theo gromt en bonkt zachtjes met zijn achterhoofd tegen de voordeur. ‘Maak je geen zorgen, Marguerite. Uiteindelijk zul je wel tot hem doordringen.’

‘Ik hoop het.’ Hoe maak je levenslange hersenspoeling ongedaan? Paul is opgevoed in de overtuiging dat iets als onvoorwaardelijke liefde niet bestaat, en ik weet niet hoe ik hem van het tegendeel kan overtuigen.

‘Echt, hoor.’ Theo’s donkerbruine ogen ontmoeten de mijne, weemoedig en berustend. ‘Jij zult een van die eerstejaarsstudentes zijn die er heilig in geloven dat ze met hun huidige vriend zullen trouwen. Maar tegen de tijd dat ze afstuderen, zullen al die meiden het allang met hun vriend hebben uitgemaakt. Paul en jij? Jullie gaan het redden samen.’

‘Theo –’

‘Je staat me aan te kijken alsof ik te diep gekwetst ben om er ooit nog overheen te komen.’ Hij slaat met één hand tegen zijn borst, de wond overdrijvend, ook al voel ik de levensechte pijn die hij nog steeds heeft. ‘Geloof me, Marguerite, het komt wel goed. Ik heb in de loop der jaren zelf voldoende harten gebroken, dus het is mijn verdiende loon.’

‘Niemand verdient een gebroken hart. Iedereen verdient het dat er van hem of haar gehouden wordt.’

Zijn glimlach hapert even. ‘Er wordt van mij gehouden. Alleen niet op de manier waarop ik hoopte. Toch?’

‘Absoluut.’

‘Dit is hoe we het gaan doen. Ik ga mijn postdoc ergens anders doen, aan een universiteit ver weg van Californië, ver weg van jullie allemaal. Jij en ik en Paul, we blijven wel met elkaar skypen en elkaar berichtjes sturen, alleen wat minder vaak dan voorheen. Ik zal een tijdlang zwelgen in zelfmedelijden en sentimentele muziek luisteren, vervolgens zal ik een poos veel te intensief feesten en waarschijnlijk een paar keer met de verkeerde mensen het bed in duiken, en uiteindelijk zal ik op een dag een vrouw ontmoeten. Door haar zal ik blij zijn dat ik jou niet heb gekregen. Want zij zal zijn voor mij wat Paul is voor jou, toch? Zij zal de ware zijn.’

‘Ja. Precies.’ Mijn woorden klinken hees, verstikt door de brok in mijn keel.

Theo vervolgt: ‘Op een dag zul je op mijn bruiloft komen, en ik op die van Paul en jou – waar ik verwacht getuige te zullen zijn, vergeet dat niet – en uiteindelijk zullen we bekvechten over wie van onze baby’s het schattigst is. De mijne waarschijnlijk, want moet je dit gezicht nou zien.’ Hij wijst naar zijn eigen, breder wordende glimlach. ‘En we zullen steeds verder uit elkaar groeien, maar jij en ik en Paul… We zullen elkaar nooit, nooit loslaten.’

‘Want we zijn vrienden, altijd.’ Ik snuf wat en probeer terug te glimlachen. ‘Hoe kun je hier zo… rustig onder zijn?’

‘Omdat ik wil dat je gelukkig bent. Met of zonder mij, hoe dan ook.’ Theo zucht. ‘Dat is het verschil tussen iemand willen en van iemand houden.’

‘Dank je. Voor alles.’

‘Oprecht heel graag gedaan. Eén laatste verzoek… Al die andere versies van mij mogen jou kussen. Ik zou je ook graag één keer kussen, als mezelf.’ Hij aarzelt, en het masker van arrogant zelfvertrouwen glijdt heel even af. ‘Alleen als jij het geen probleem vindt. Ik ga voor gevoelig, niet voor sneu.’

‘Dat werkt,’ zeg ik, en hij neemt mijn gezicht tussen zijn handen.

Als Theo me kust, is het voorzichtig, teder zelfs, zonder iets te verlangen. We omhelzen elkaar in dit ene stilstaande, gestolen moment, omringd door de loop der dingen en keuzes die me bij Paul vandaan hadden kunnen doen drijven en op Theo’s strand hadden kunnen doen aanspoelen. In oneindig veel werelden zijn we samen, houden onze andere versies van elkaar, met hun eigen idee van een volmaakte, onwrikbare lotsbestemming.

Wij leven niet in een van die werelden. Wij leven in een wereld waar Paul mijn enige liefde is. Maar Theo heeft dat geaccepteerd. Hij is tevreden dat hij hier nu staat met mij, dat hij me deze ene keer tegen zich aan kan drukken.

Uiteindelijk wijken onze lippen uiteen. We glimlachen naar elkaar.

‘Paul gaat het voor elkaar krijgen,’ mompelt Theo terwijl hij met zijn duim over mijn wang strijkt. ‘Hij komt weer bij je terug.’

‘Ik hoop het.’

Onze weemoedige stemming is meteen om zeep geholpen zo gauw we naar binnen gaan en Booswichts stem horen. ‘Zij gaan je niets betalen. Wij kunnen je alles betalen.’

‘Geld is niet meer dan een noodzakelijk artefact van het kapitalisme.’ Mam leeft op wanneer ze ons ziet. ‘O, goed zo. Jullie zijn er weer. Er zijn wat pogingen tot omkoping geweest sinds jullie vertrek.’

‘Jij kent pap en mam totaal niet,’ zeg ik tegen Booswicht. ‘Ik zou gedacht hebben dat je inmiddels wel genoeg andere versies had gezien om te weten dat rijkdom ze over het algemeen niets interesseert.’

‘Geloof me,’ kaatst Booswicht terug, ‘ik weet hoe ongeïnteresseerd ze zijn.’

Ik zwijg even. Ik wil deze wetenschap tegen haar gebruiken, maar zou ik ook maar enigszins tot haar kunnen doordringen?

Ik trek een stoel naar achteren en ga tegenover Booswicht zitten. ‘Omdat ze zo kapot zijn van Josies dood, denk jij dat pap en mam niet van je houden. Ik weet dat dat niet waar is.’

Booswicht lacht. ‘Jij kunt je de luxe permitteren om sentimenteel te zijn. Maar ik? Ik zie de wereld zoals-ie echt is.’

‘Iedere Marguerite die jij hebt vermoord… Over het algemeen hebben we best een goed leven, toch?’

Zou er ook maar iets zijn wat nog kan doordringen tot deze persoon? Of is haar ziel morsdood?

‘Zo kan het ook voor jou zijn, als Triad de strijd nou maar gewoon wilde opgeven. Er zijn manieren om verder te gaan, zelfs nadat het allerergste is gebeurd.’ Dat heeft mam me in de Josie-dimensie laten zien. Pap moest het verlies van mijn moeder doorstaan in de Rusland-dimensie. En als ik niet was blijven knokken toen ik geloofde dat mijn vader dood was, zouden we hem misschien echt voorgoed zijn kwijtgeraakt. ‘Ze moeten Josie loslaten.’

‘Die lieve Josie is het enige wat telt,’ reageert Booswicht. ‘Zelfs hier! Zij is de enige dochter die mam zelf heeft gebaard. Wij zijn blijkbaar met z’n allen uitbesteed aan draagmoeders. Wij zijn maar gewoon reserve. Snap je dat dan niet?’

Volkomen onaangedaan slaat mam haar armen over elkaar. ‘Je kon toch moeilijk van mij verwachten dat ik een achtling zou baren? Dat zou niet gezond zijn geweest, voor mij niet én niet voor jullie. De draagmoeders waren allemaal enthousiaste vrijwilligers voor het experiment.’

Ik probeer mam tot stilte te manen. ‘Dat is niet wat haar dwarszit. Luister naar me, Boos… Ik bedoel, eh… Marguerite? Je kunt de dingen die je hebt gedaan, niet meer ongedaan maken, maar je kunt dit wel laten ophouden. Je kunt mijn – jouw – ouders laten zien dat je die macht hebt.’

Booswicht kijkt me niet-begrijpend aan. Iets van haar vijandigheid is verdwenen, en dat geeft me hoop.

‘Want weet je, als je nu stopt, als je weigert om ook nog maar iets voor Triad te doen, dan dwing je ze om de confrontatie met jou en je gevoelens aan te gaan.’ In heel veel opzichten vind ik niet dat Booswicht een eind goed, al goed verdient. Maar als een happy end voor haar betekent dat andere dimensies kunnen blijven voortleven, dan is dat de prijs die we moeten betalen. ‘Je zou naar huis kunnen gaan. Vandaag nog! Gewoon naar huis gaan en ze vertellen hoe je je werkelijk voelt. Ze zullen naar je luisteren.’

‘Maar…’ Booswicht knippert met haar ogen. ‘Maar… ik snap niet…’

‘Wat?’ Mijn hart bonkt in mijn keel.

Ze kijkt naar haar lichaam en zegt: ‘Waarom zit ik vastgebonden op deze stoel?’

Geen wonder dat de vijandigheid verdwenen is. Dit is Booswicht niet meer, maar Victoire.

‘Zonder haar Vuurvogel kreeg ze geen reminder.’ Bij Theo is het kwartje ook gevallen, en hij legt het meteen aan mijn moeder uit. ‘Booswicht is, eh… ondergedompeld in het bewustzijn van je dochter. Ze komt pas weer tevoorschijn wanneer de Vuurvogel haar een reminder geeft.’

Ik zucht en leun in mijn stoel achterover. Ik was bijna tot haar doorgedrongen… of niet?

‘Eh… even serieus,’ zegt Victoire. ‘Wat is dat met die stoel?’

De voordeur gaat open, en ik hoor een half dozijn stemmen door elkaar praten over Rey en Finn en Poe Dameron, en elk van die stemmen is de mijne.

Pap stapt als eerste de kamer binnen, gekleed in een witlinnen shirt en een kakikleurige korte broek, die zijn magere kippenpootjes accentueert. Thuis draagt hij nooit korte broeken, maar hier zal de hitte het hebben gewonnen.

‘Hallo, wat heeft dit te betekenen?’

En dan zijn daar mijn andere ikken: nog eens zes stuks, allemaal gekleed in outfits die ik makkelijk zelf uitgekozen had kunnen hebben, hun weerbarstig krullende haar in bedwang gehouden zoals ik het zelf al honderd keer heb gedragen. Het voelt alsof je in een lachspiegel kijkt, alleen zijn de spiegelbeelden hier niet allemaal exact gelijk.

Mijn moeder staat op. ‘Marguerite, Theo, jullie kennen Henry al, en dit zijn Elodie, Colette, Oceane, Giselle, Estee en Amelie.’

Pap slaat zijn armen over elkaar. ‘Waarom stel je me aan een van onze eigen kinderen voor, en waarom is Victoire op een stoel vastgebonden?’

‘Dat zou ik ook graag willen weten,’ komt Victoire tussenbeide.

‘Dit gaat een verdomd lang verhaal worden,’ zegt Theo.

‘Begin dan maar gauw,’ zeg ik. De scherpte in mijn stem verbaast me, maar nu ik al mijn andere ikken bij elkaar zie, weet ik wat er moet gebeuren. ‘Ze moeten het door en door begrijpen, want ik moet hun toestemming vragen voor iets heel belangrijks. Iets wat ze volledig moeten doorgronden voordat ze ja zeggen.’

Theo kijkt me even aan.

Mam vraagt: ‘Marguerite, wat bedoel je?’

‘Het is tijd dat we de koppen bij elkaar steken.’ Ik haal diep adem. ‘Alle Marguerites. Ieder van ons. Eindelijk gaan we dan toch nog bij elkaar komen.