17
De nacht was haar wederom onvriendelijk gezind. Slapen bleek een voorrecht dat haar niet werd gegund. Op het moment dat ze beide ogen sloot, kwamen de beelden. Rampzalige fragmenten maakten pijnlijk duidelijk dat haar optreden van die middag op de brug niet eens een pyrrusoverwinning mocht heten. Het was een toevallige oprisping geweest, meer niet.
Ondanks de kilte binnenin stond elke porie open. Zelfs op plekken waarvan ze niet eens wist dat er zich poriën bevonden, was haar huid nat.
Chantal stapte uit bed. De ochtendjas waar ze met een driftige beweging in schoot voelde aan als een extra deken op een zwoele zomernacht. Op haar tenen liep ze naar de badkamer. Ze opende de deur, waarna haar hand op de tast de knop op de spiegelwand van het toiletkastje vond. Ze opende het deurtje en haalde er een klein potje uit. Haar vingers omklemden de medicijnen alsof het een heus kleinood betrof.
Ze liep naar de deur van Denises slaapkamer en luisterde aandachtig. Niets wees erop dat haar zus wakker was. Geen geritsel van gewoel of een flinterdun lichtstreepje dat onder de deurpost door scheen. Beter, dacht ze. Denise had haar slaap hard nodig.
Ze ontweek opnieuw alle punten die voor rumoer in het doodstille huis konden zorgen. Het parket voelde onder haar voeten onnatuurlijk koud aan. Ze moest zichzelf bedwingen om geen kort sprintje naar de bank te trekken.
In de woonkamer was het even donker als in haar hoofd. Om de zwarte atmosfeer wat tegenspel te bieden deed ze de schemerlamp naast de televisie aan. Hoewel de duisternis direct verdween, werd het er nauwelijks beter op. Van zwart naar spookachtig.
Ze zette het potje recht voor haar op de tafel. Heel voorzichtig, bijna op een eerbiedige manier. Haar ogen werden vochtig. Met haar wijsvinger veegde ze een traan weg die uit haar ooghoek ontsnapte.
‘Is er een antwoord?’ fluisterde ze. De woorden kwamen vanzelf. Ze hoefde er niet eens over na te denken. Haar spraak werd gestuurd. Door wie of wat wist ze niet. Wilde ze ook niet weten. Het was eenvoudigweg sterker dan haar eigen wil.
‘Is er een antwoord?’ Waarom waren Max en Dennis gestorven? Hoe had dit kunnen gebeuren? Kerngezonde kinderen. Nooit ziek. Verdronken. Omdat hun vader en moeder druk bezig waren met andere dingen.
Gebiologeerd keek ze naar de inhoud van het potje.
‘Is er een antwoord?’
Had Dorien gelijk? Was zij een slechte moeder? Ze knikte om deze vreselijke stelling te bevestigen. Natuurlijk was zij een slechte moeder. Als zij geen modeshow had gelopen, waren haar kinderen nog in leven geweest. Zo simpel lag het. Hetzelfde gold voor Jeroen. Als hij niet in slaap was gevallen, dan...
Een symfonie van noten vulde haar hoofd waarbij de een nog valser klonk dan de ander. Zij was niet bij machte om de kakofonie te orkestreren. In plaats van soeverein te dirigeren, maakte ze deel uit van het pandemonium.
Jeroen kon niet meer met de schande leven. Na die verschrikkelijke dag was er een door hemzelf gecreëerd virus zijn gedachtegoed binnengekropen. In een kort tijdsbestek had de oude Jeroen de slag van deze nieuwe identiteit verloren. Hij kon gewoonweg niet meer verder. Zijn leven was zinloos geworden. Mede door deze constatering waren zijn hersens op hol geslagen. Had hij zich teruggetrokken in een wereld waarvan alleen hij het bestaan kende. Hoewel de artsen van de psychiatrische afdeling er alles aan deden om hem weer terug te brengen, was men afhankelijk van zijn medewerking. Zolang hij onaanspreekbaar bleef, waren ze in principe kansloos, wist haar nuchtere verstand. En voorlopig verbleef Jeroen in zijn eigen wereld. Blijkbaar was hij er nog niet aan toe om met de realiteit geconfronteerd te worden.
‘Hoe kon je mij dit aandoen?’ zei ze snikkend. ‘Begrijp je niet dat ik er nu helemaal alleen voorsta?’
Het desolate gevoel dreef haar langzaam maar zeker naar een afgrond waarvan ze weg wilde blijven. Gelijktijdig leek de sprong naar eeuwige duisternis garant te staan voor een definitieve oplossing. Opluchting, verlossing, rust. De contradictie zocht naar haar zwakke plek om meer tweedracht te zaaien.
Ze draaide de deksel van het potje en pakte er een crèmekleurige capsule uit. Ze draaide het medicijn tussen haar vingers en keek er gebiologeerd naar.
Was dit er mede de oorzaak van dat Jeroen zo in de war was geraakt? Had hij er te veel genomen? Of was de combinatie met alcohol verantwoordelijk voor zijn huidige toestand?
De neerslachtigheid kreeg minder vat op haar. Een verklaring hiervoor kon ze niet bedenken. Het waren van die dingen die je gewoon overkwamen. Zaken waar je geen grip op had, hoezeer je ook je best deed om psychisch houvast te vinden. Terwijl zij hier in het halfdonker naar capsules zat te staren, trokken de donkere depressies langzamerhand uit haar geest weg. Opgelucht liet ze het gebeuren.
Het woord ‘troep’ kwam bovendrijven. Gevolgd door ‘rotzooi’. Ze nam de capsule in haar rechterhand en goot het potje leeg zodat haar handpalm zich vulde met crèmekleurige gelatinebolletjes. Haar mondhoeken kwamen traag omhoog. Op haar gezicht lag nu de glimlach van een twijfelaar. Ze wilde het idee dat zojuist in haar was opgekomen graag uitvoeren, maar miste de innerlijke overredingskracht om het ook daadwerkelijk te doen. Onzekerheid, besluiteloosheid, twijfel: de verschillende namen kwamen allemaal op hetzelfde neer. Het dilemma op zich was het dilemma van haar leven.
Haar rechterhand ging nu snel op en neer. Zoals een ontspannen huisvader dat op een reguliere zaterdagavond met de borrelnoten deed. Biertje en snacks onder handbereik. De capsules klotsten in haar hand. Ze schatte de afstand in. Het was een symbolisch gebaar, meer niet. De spontaniteit die het voor de verandering van de twijfel won. Een simpele handeling die voor haar echter consequenties zou hebben, dacht ze. Hoopte ze, lag dichter bij de waarheid. Haar hand was nu vlak bij haar gezicht. Doe het. Doe het.
‘Ik dacht het niet, Tal.’
Door de schrikreactie kneep zij haar vingers samen, in plaats van ze te ontspannen. ‘Denise? Ik...’
‘Hoorde je me niet aankomen? Klopt, de derde tree van boven was de laatste op mijn lijstje. De andere piep- en kraakgeluiden weet ik inmiddels te omzeilen.’
Verbaasd door de logica van haar zus bleef ze in dezelfde houding zitten. De palm van haar hand ging door de capsules zweten. Hoewel er allerlei woorden door haar hoofd schoten, lukte het haar niet om te reageren. Ze voelde zich betrapt. Hoe onlogisch en kinderlijk dit ook klonk.
‘Waar ben jij in ’s hemelsnaam mee bezig,
Tal?’ Door de com-
plete stilte die er in de woonkamer hing klonken de woorden
onevenredig beschuldigend, bemoederend en vooral luid.
‘Het is niet wat jij denkt.’
Denise pakte het pillendoosje van de tafel. Haar blik gleed over de inhoud, waarna ze haar hand met de handpalm naar boven opende. Een veelzeggend gebaar dat woorden overbodig maakte.
Chantal opende haar hand en liet de pillen in de handpalm van haar zus vallen. Sommige capsules waren vochtig en bleven plakken. Met de vingertoppen van haar andere hand verwijderde ze deze.
‘Het is niet wat jij denkt, Denise,’ herhaalde ze fluisterend. ‘Geloof me, alsjeblieft.’
Met een zorgelijke uitdrukking stopte Denise de tranquillizers terug. Ze zette het potje weer op de tafel en keek haar zus recht aan. Chantal zag direct dat haar gezichtsuitdrukking een farce was. Haar ogen huilden zonder dat er tranen aan te pas kwamen. ‘Wat moet ik dan geloven, Tal? Dat jij hier diep in de nacht met die rotpillen aan het knikkeren bent? Of dat jij op een brug naar het water staat te staren omdat het uitzicht zo mooi is? Is dat soms wat ik moet geloven?’
Hoewel ze hevig schrok van het feit dat Denise haar op het Decemberpad was gevolgd, zag ze toch dat er een traan uit de ooghoek van haar zus vloeide. Ook viel het haar op hoe teer het gezicht dat haar aankeek ineens was. Breekbaar, getekend door de omstandigheden. Ze wilde haar troosten, maar miste de kracht hiervoor.
‘Ik ben zo bang dat jij jezelf iets aandoet,’ ging Denise verder. ‘En... en, o, wat klinkt dit belachelijk... ik zou het kunnen begrijpen. Ik zou het verdomme kunnen begrijpen.’
Samen met deze woorden verdween haar zelfverzekerde houding. Ze legde beide handen voor haar gezicht en begon te huilen. Korte snikken. Talrijke tranen liepen langs haar vingers naar beneden. ‘Ik wil je niet verliezen, Tal,’ zei ze snikkend. ‘Daarom ben ik je vanmiddag gevolgd.’ Ze veegde woest over haar wimpers. ‘En daarom hield ik me ook slapende. Ik... ik ben gewoon doodsbang dat jij in elkaar klapt en iets stoms doet.’
Chantal legde haar arm om de schouders van haar zus. Hoewel ze het onbegrijpelijk vond, voelde ze opeens een grote warmte binnenin haar stromen. De eeuwige onzekerheid kreeg concurrentie van een nauwelijks te definiëren krachtbron die haar in staat stelde te handelen. Het verdriet van haar zus werkte als een katalysator op haar eigen gemoedsrust. In plaats van de weg van de minste weerstand te kiezen, rechtte ze haar schouders. Voelde ze zich weer die grote zus van weleer. Degene die een bepaalde verantwoordelijkheid voor haar jonge zusje droeg en wilde dragen. De Chantal van lang, lang geleden.
Ze boog zich naar Denise toe en kuste haar rechterwang. ‘Ik blijf bij je,’ zei ze zachtjes, maar zelfverzekerd. ‘Wees maar niet bang.’
Hierna trok ze haar zus stevig tegen zich aan. Precies zoals een oudere zus in nare tijden behoorde te doen. Ooit zou ze Denise wel vertellen dat ze geen zelfmoordplannen had. Dat haar waarnemingen grotendeels op een misverstand berustten. Dat het, hoe gek dat ook klonk, nog niet zo slecht met haar ging.
Ze zat in een fase waar ze doorheen moest, en dit ging gepaard met ups en downs. Helaas waren de downs nog in de meerderheid. Ze had geen idee wanneer de kentering zich aan zou dienen. Wel wist ze dat haar tot aan die tijd een helse strijd stond te wachten. Een gevecht op leven en dood. Een gevecht dat ze zou winnen.
Dit waren echter bespiegelingen die minder belangrijk leken dan ze daadwerkelijk waren. Zaken die ze Denise in alle rust nog zou vertellen. Wat nu telde was het moment. Alleen het moment.