23

Er ging een week voorbij, en nog een, maar de toren liet Elliott nog steeds niet naar buiten gaan. Hoewel het risico bestond dat er misschien nog Ruimers in leven waren die op haar lagen te wachten, voelde Elliott elke dag aan de deur, maar steeds zonder succes.

Behalve de lift was er niets meer in de toren dat Elliott nog kon bedienen. Ze had zelfs de transportstraal op de op een na bovenste verdieping uitgeprobeerd met het idee dat ze naar Bovengronds kon teruggaan. Ze maakte zich ontzettend veel zorgen om Will, maar kon er onmogelijk achter komen of hij de bevruchting door Hermione had overleefd. Hoe hard ze ook haar best deed, de bovenkant van de console bleef grijs en levenloos, zonder ook maar een glimp van de blauwe lichten die ze eerder had weten te produceren. En ook het apparaat voor de beelden op afstand reageerde niet meer op haar. Uit pure wanhoop probeerde ze van alles om de scepter terug te krijgen, maar de console weigerde mee te werken.

Elliott ging ervan uit dat de toren en datgene waar hij onderdeel van uitmaakte op een of ander computerprogramma draaiden, dat beperkte wat er binnen kon worden gedaan, maar hoe lang dat duurde, kon ze niet zeggen. Het was net alsof het programma, nu het eenmaal geactiveerd was, helemaal tot aan het eind moest worden afgemaakt.

Tijdens de lange uren in de toren vroeg ze zich af wat er was gebeurd met de Nieuw-Germanianen en de bosman. Misschien waren ze allemaal gevlucht toen de Styx uit het niets verschenen. Ze kon zich niet voorstellen dat Woody in haar afwezigheid ver bij de toren vandaan zou gaan, dus nam ze aan dat de Ruimers hem al snel te pakken hadden gekregen. De drie Nieuw-Germanianen waren misschien niet eens in de buurt van de toren geweest toen de massale intocht van de Styx op gang kwam. Wellicht hadden zij zich veilig verscholen in hun eigen stad. Toch zou dat de eerste plek zijn waar de Ruimers gingen zoeken, dus gaf ze weinig voor hun kansen, tenzij ze de boot hadden genomen naar een van de verafgelegen buitenposten waarover ze hen had horen praten.

Ze begon de toren te zien als een levend iets, een soort zesde zintuig dat haar vertelde welke processen er vanbinnen plaatsvonden. Als hij echt een soort bewustzijn bezat, dan vroeg ze zich af of hij zich eigenlijk wel om haar welzijn bekommerde, want ze had gemakkelijk kunnen omkomen van de honger of dorst als ze de voorraden niet had gehad die de Nieuw-Germanianen in de ruimte bij de ingang hadden achtergelaten. Elliott ging overdag naar beneden, stookte een vuurtje en maakte eten voor zichzelf klaar, ook al moest daarbij worden gezegd dat ze nooit trek had. Misschien, zo dacht ze bij zichzelf, was dat wel de reden dat de toren meende dat hij haar best kon opsluiten. Misschien had ze wel helemaal geen voedsel nodig zolang ze binnen zijn muren was?

Toen ze op een dag haar hand tegen de muur bij de ingang legde, liet de toren haar plotseling gaan.

Het paneel gleed open en ze liep naar buiten, de inmiddels kniehoog begroeide velden vol groen gras en jonge boompjes op. Voordat ze ver was gekomen, stuitte ze op het lichaam van een Ruimer dat verscholen tussen de jonge begroeiing lag, zodat ze er bijna bovenop was gaan staan. Naast de Ruimer, die allang was kaalgevreten door vogels, lag zijn geweer, alsof hij daar had liggen wachten tot hij haar in het vizier kreeg.

Elliott liep verder over de velden en was zich ervan bewust dat ze ook het lichaam van haar vader zou kunnen tegenkomen.

Daar, tussen die weelderig begroeide velden, voelde ze zich ontzettend alleen, gevangen in het midden van de aarde met alleen de zwermen vogels om haar gezelschap te houden.

Haar enige reisgezelschap.

Want Elliott besefte heel goed dat de planeet naar huis terugkeerde. Ze had het woord ‘recall’ gebruikt en dat was ook precies wat het was; omdat het schip zijn bestemming niet had bereikt, werd het teruggeroepen naar de plek waar het hoorde. Terug naar huis.

Waar dat thuis was en wat voor wezens haar zouden staan op te wachten wanneer ze daar aankwamen… daar durfde ze niet eens aan te denken.

Ze had geen alternatief.

Zij – en de wereld – waren op weg.