5

Drakes gezicht was ziekelijk wit, maar de schrammen onder zijn ogen en rond zijn mond waren bloedrood. De arm met de gewonde schouder zat in een mitella en zijn brandwonden waren allemaal verbonden, maar daar had hij veel minder last van dan van zijn mond en hij stak een paar vingers naar binnen om aan het gezwollen tandvlees te voelen. Hoewel hij zijn gezicht vertrok van de pijn toen hij het aanraakte, grinnikte hij toch zacht in zichzelf.

‘Er komt een man bij de tandarts en hij neemt plaats op de stoel.’ Hij was moeilijk te verstaan, omdat zijn vingers in de weg zaten, maar hij ging toch verder: ‘De tandarts zegt: “Wat kan ik voor u doen, meneer?” De man antwoordt: “U moet me helpen; ik denk dat ik een mot ben.”’

Drake zweeg even om tegen een kies in zijn onderkaak te duwen en voelde hem verschuiven in het tandvlees. ‘De tandarts zegt: “Ja, maar zoals u ziet, ben ik tandarts en u hebt een dokter nodig. Waarom bent u dan hier naar binnen gegaan?”’ Drake had zijn hand weer uit zijn mond gehaald en bekeek het bloed op zijn vingertoppen. ‘De man antwoordt: “Tja, uw licht was aan.”’

Jiggs grinnikte. ‘Dat is een heel oude,’ zei hij, terwijl hij Drakes gezonde arm vastpakte en er een manchet omheen bond. Hij gebruikte een stokoude sfygmomanometer, een bloeddrukmeter, die hij in de ziekenboeg had gevonden. ‘Ik weet altijd wanneer het slecht met je gaat, want dan ga jij moppen tappen.’ Jiggs glimlachte. ‘Weet je nog die keer dat Parry weg was, en dat Sparks, Danforth en ik in de allerergste sneeuwstorm van het jaar negentig kilometer met jou door Schotland moesten rijden naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis, omdat jouw blindedarm was geperforeerd? Hoe oud was je toen – een jaar of zestien misschien? Je had verschrikkelijk veel pijn, maar toch vertelde je tijdens die hele verrekte rit aan één stuk door moppen.’

Drake knikte, boog zijn hoofd naar voren en schudde het even. ‘Nu we het toch over sneeuw hebben,’ zei hij. Zijn haar begon langzaam terug te groeien nadat hij het een paar maanden eerder allemaal had afgeknipt om zich te vermommen, maar nu dwarrelden er een paar plukjes op tafel.

‘Bloedend tandvlees… haaruitval… ik vrees dat het allemaal symptomen zijn van chronische stralingsziekte,’ zei Jiggs. Hij pompte lucht in de manchet rond Drakes arm, liet wat ontsnappen en luisterde met zijn stethoscoop voordat hij op de meter keek.

Drake lette niet op wat Jiggs aan het doen was en staarde in plaats daarvan een beetje wazig voor zich uit. ‘De keuzes die ik in het verleden heb gemaakt, hebben ertoe geleid dat ik al een paar keer op het randje van de afgrond heb gebalanceerd en ik neem het niemand kwalijk dat het zo is gelopen.’ Hij verwachtte geen antwoord van Jiggs en dat wist Jiggs. ‘Ik heb er nooit van gedroomd om na mijn pensioen op forel te gaan vissen in de Cairngorms, maar…’

‘Zit er dan forel in de Cairngorms?’ onderbrak Jiggs hem.

‘Je weet best wat ik bedoel,’ antwoordde Drake. ‘Waar was ik gebleven…? Maar… maar ik ben er wel altijd van uitgegaan dat het snel zou gaan, wanneer mijn tijd eenmaal was gekomen.’ Hij knipte met zijn vingers. ‘Ik dacht dat ik tegen een kogel zou aanlopen of zou worden opgeblazen. Vertel me eens, is dit wat me te wachten staat? Als een nachtkaars die uitgaat?’

‘Eerst het gemakkelijke nieuws maar; de kogel in je schouder heeft je sleutelbeen gebroken, maar het is maar een kleine breuk. Niets ernstigs dus.’ Jiggs stopte de antieke bloeddrukmeter met een diepe zucht terug in de houten kist. ‘Wat betreft de blootstelling aan radioactiviteit: je zult goede dagen hebben en slechte. Naarmate de misselijkheid en het braken toenemen en de inwendige bloedingen erger worden, zul je steeds verder verzwakken. Ik ben bang dat het vanaf nu alleen maar bergafwaarts zal gaan.’

‘Nou, je windt er in elk geval geen doekjes om, dokter,’ zei Drake droog. Hij pakte een oud potje met jodiumtabletten op dat Jiggs eveneens in de voorraad medische spullen had aangetroffen. ‘Hebben deze ook maar iets geholpen?’

‘Ze hebben er ongetwijfeld voor gezorgd dat een deel van de isotopen is verdreven, maar je bent blootgesteld aan een enorme hoeveelheid ioniserende straling. Ook als we nu bovengronds waren geweest, met alle faciliteiten daar, zou er niet veel meer voor je kunnen worden gedaan.’ Jiggs schudde zijn hoofd. ‘Ik vind het echt verschrikkelijk voor je.’

‘Het is niet anders,’ zei Drake berustend. Hij haalde diep adem en ging toen verder. ‘Ik neem aan dat we vroeg of laat allemaal als een mot door een groot licht worden aangetrokken. Mijn grote licht bleek toevallig een kernbom te zijn die me flink te grazen heeft genomen.’ Hij begon te lachen, maar het gelach ging al snel over in een hoestbui en het duurde even voordat hij weer iets kon zeggen. ‘Als ik had geweten dat het zo zou aflopen, zou ik nooit zo moeilijk hebben gedaan over wat ik at of dronk.’ Hij liet zich achteroverzakken op zijn stoel en slaakte een lange zucht. ‘Jiggs, ouwe makker, zeg nou zelf – wat heeft het voor zin om me helemaal mee naar Bovengronds te sjouwen? Je kunt me net zo goed hier achterlaten.’

Jiggs liet zijn blik door de schuilkelder glijden, een plek heel diep in de aarde die Will en dr. Burrows als eersten hadden ontdekt, en waar Drake zelf ook al eerder was geweest toen hij Will en Elliott kwam redden. ‘Heel lang geleden,’ stak Jiggs van wal, ‘heb ik je vader beloofd dat ik op je zou passen. Ik ben van plan die belofte na te komen.’

Hij gebaarde naar de keuken waar hij hun maaltijden bereidde met vijftig jaar oud voedsel uit blik. ‘Bovendien kan ik je hier niet achterlaten. Het menu van cornedbeef hier is zo erg dat het zelfs de sterksten onder ons om zeep zou helpen.’ ‘Waarom zou je mij mee terugnemen?’ vroeg Drake. ‘Wat maakt het nu uit of ik boven op aarde het loodje leg of hierbeneden?’

Jiggs was echter niet te vermurwen. ‘Tegen alle verwachtingen in en ondanks die rotbeesten die ons overal achtervolgen, heb ik je ook helemaal tot hier weten te krijgen.’ Jiggs zweeg even om adem te halen. ‘Ik kan je één ding vertellen: je hoeft echt niet te denken dat ik je nu in de steek laat. Wij gaan via die rivier samen terug naar boven.’

Nadat Jiggs erin was geslaagd Drake in de neergestorte Short Sunderland te reanimeren en hem stabiel genoeg had gekregen om hem te kunnen vervoeren, was hij met hem op pad gegaan naar Rokende Jean. Hij moest volledig vertrouwen op de zeer zwakke signalen van de bakens die Will en Drake daar tijdens eerdere tochten hadden achtergelaten, maar in combinatie met zijn fenomenale richtingsgevoel was het voldoende geweest. Op de allerlaatste druppels brandstof in de stuwraketten was het Jiggs gelukt Drake naar Rokende Jean te brengen en daarvandaan omhoog door de stijgende kloof. Eenmaal bovenaan aangekomen was Drake zo zwak geweest dat hij op eigen kracht alleen maar heel korte afstanden kon afleggen. Vanwege de verminderde zwaartekracht was Jiggs gelukkig in staat zowel Drake als hun spullen op zijn rug te dragen.

Toen hadden ze echter ongewild de aandacht getrokken van Schijners en aapspinnen, die een bijzonder scherp zintuig hadden voor het opsporen van gewonde prooi. Drakes bloed werkte als een magneet op hen, en hij had zich moeten vermannen en Jiggs verschillende keren moeten helpen om ze van zich af te slaan.

Net toen dat ze dachten dat ze ver genoeg in de kloof waren om aan alle roofdieren te zijn ontsnapt, was Jiggs bijna op de eerste van de bommen gelopen die daar door de Ruimers waren achtergelaten. Hij ontdekte de bom nog net op tijd, omdat een spin een web had gesponnen over de uiterst dunne struikeldraad die over het pad was gespannen. De aanwezigheid van de bom in de kloof betekende slecht nieuws, omdat dit inhield dat er een patrouille op uit was gestuurd naar de schuilkelder en dat er onderweg ongetwijfeld nog meer explosieven waren aangebracht. Ze hadden hun tocht dus tergend langzaam voortgezet, omdat Jiggs elke centimeter van de kloof moest controleren op nieuwe struikeldraden en eenmaal bij de schuilkelder aangekomen, had hij die ook eerst van onder tot boven doorzocht.

‘Je hebt me toch wel gehoord, hè?’ vroeg Jiggs aan Drake, die in diep gepeins leek te zijn verzonken. ‘We maken de reis over de rivier samen. Begrepen?’

‘Ja hoor, best, als jij het zegt,’ antwoordde Drake. Hij hief zijn ogen lusteloos op naar Jiggs en zelfs die kleine beweging kostte hem al veel kracht. ‘Dan kan ik in elk geval aan Parry melden dat onze missie voor zover we weten een succes was. En dan kom ik ook te weten of hij die andere Styxvrouw heeft kunnen opsporen.’

Jiggs knikte en Drake draaide zijn hoofd een klein stukje in de richting van de toegangstunnel waar de communicatiekamer was. Will en Chester hadden een tijdje terug gebruikgemaakt van de stokoude telefoon daar om contact te zoeken met de buitenwereld.

‘Daar komt mooi niets van in,’ zei Jiggs meteen. ‘Als jij serieus overweegt die telefoon te gebruiken om te bellen, kun je dat onmiddellijk weer uit je hoofd zetten. Waarschijnlijk hebben de Styx de verbinding onklaar gemaakt, en zo niet, dan zullen ze zeker al het verkeer dat via dat ding plaatsvindt controleren – zodra je de hoorn opneemt, weten ze dat wij hierbeneden zitten.’ Zijn stem klonk iets vriendelijker. ‘Drake, ik meen het, blijf uit de buurt van dat ding. Je hebt hier vast niet goed over nagedacht, of wel?’

‘Nee, misschien niet, maar ik verkeer niet meer in de luxe positie dat ik alle tijd van de wereld heb,’ zei Drake, terwijl hij opstond. ‘Van de gedachte aan doodgaan word je erg ongeduldig.’

‘Als jij nou eens gaat slapen, dan maak ik de reparaties aan de boot af,’ stelde Jiggs voor.

‘Nee, ik wil je graag een handje helpen,’ antwoordde Drake. Hij hief glimlachend zijn gezonde arm op. ‘Ook al is het er letterlijk maar één.’ Hij keek even naar de stapelbedden. ‘Ik ben nog niet helemaal rijp voor de schroothoop. Er zit nog wel wat leven in dit oude lijf van me.’

‘Het is wel duidelijk dat hij er recht op afgaat,’ stelde Elliott vast, terwijl ze naar de kleine gedaante van Woody stond te kijken, die doelbewust naar de toren toeliep. Hij was niet het enige op het terrein dat bewoog, want er zweefden allerlei woest brommende vliegen en bizar uitziende insecten door de lucht, en ook een leger vogels dat na het tumult alweer voorzichtig was teruggekeerd. De vogels waren neergestreken op de velden vol pas omgewoelde aarde, waar ze zich volpropten met blootgewoelde maden en wormen en duidelijk de dag van hun leven hadden.

Elliott, Will en Jürgen hadden geen tijd verspild en waren onmiddellijk achter de bosman aan gegaan, maar het viel niet mee om snel vooruit te komen over het terrein. Dat was niet alleen erg oneffen, maar lag ook vol in de zon opgedroogde kluiten aarde die onder hun voeten afbrokkelden en als los zand verschoven.

Jürgen hield zijn hand boven zijn ogen en tuurde met half dichtgeknepen ogen door de vanwege de hitte trillende lucht naar de andere piramides. ‘Het is toch ongelooflijk als je bedenkt dat hier zo-even nog een dichtbegroeide jungle lag,’ zei hij.

Will was in gedachten heel ergens anders en probeerde logica te ontdekken in wat ze zojuist hadden gezien. ‘De piramides moeten dus zijn bedekt met de stenen met inscripties nadat de binnenste gebouwen waren neergezet,’ redeneerde hij hardop met een blik op Jürgen.

‘De oudste stenen met inscripties waren anders wel minstens drieduizend jaar oud,’ antwoordde Jürgen.

‘Precies…’ zei Will nadenkend. ‘Mijn vaders theorie luidde dat de verloren stad van Atlantis al die tijd hier in deze wereld moet hebben gelegen en hij zou nog steeds gelijk kunnen hebben. De bewoners van Atlantis kunnen hun stad toch boven op de oorspronkelijke gebouwen hebben gebouwd?’

‘Dat is een mogelijkheid,’ beaamde Jürgen schouderophalend.

‘De bosmensen, afstammelingen van de bewoners van Atlantis, hebben de traditie voortgezet om hun cultuur en geschiedenis vast te leggen op de piramides,’ ging Will verder.

Elliott liep in stevig tempo door alsof ze totaal niet geïnteresseerd was in het gesprek dat de andere twee voerden. Will was nog steeds aan het woord, maar zijn stem stierf weg toen Jürgen en hij haar inhaalden. Ze was blijven staan voor een geul van zo’n vijf meter diep die hen de weg versperde.

‘Ongelooflijk. Hier moet haast wel een reusachtige boom uit de grond zijn gerukt,’ zei Jürgen, terwijl ze allemaal in de diepe greppel stonden te staren, waar een enorme kluwen wortels was achtergebleven.

‘Jullie vinden jezelf heel slim, maar eigenlijk zijn jullie ontzettend dom,’ zei Elliott knorrig.

‘Hè?’ zei Will.

‘Nou, wat kunnen die bewoners van Atlantis ons nu schelen?’ snauwde ze. ‘Vraag je liever eens af wat in hemelsnaam zo’n verdomd grote boom uit de grond kan rukken om hem dan samen met de rest van het oerwoud zo ver weg te smijten dat er niets meer van te zien is?’

Will werd een beetje overvallen door haar woede-uitbarsting, maar gaf geen commentaar en liet zich in plaats daarvan in het gat zakken, waar hij tegen de wortels en aarde trapte.

‘Een of andere stuwstraal?’ opperde Jürgen, omdat Will zijn mond hield.

‘Een stuwstraal?’ herhaalde ze. ‘Waar moet je die hier in vredesnaam vandaan halen – wat het ook mag zijn? Of is die soms achtergelaten door degenen die de oorspronkelijke piramides hebben gebouwd? Wie waren dat dan wel?’ vroeg ze. ‘En vertel me dan ook maar eens hoe het komt dat de piramide die eronder zat er zo nieuw uitzag?’

Niemand zei iets. Will schraapte wat aarde weg met de neus van zijn schoen. ‘Er zit hieronder iets heel stevigs,’ zei hij na een tijdje.

Jürgen liet zich ook in de geul zakken en samen legden ze een hele reeks dikke leidingen of afvoerpijpen bloot die evenwijdig aan elkaar liepen. Er groeiden wortels tussen en Will ging op zijn hurken zitten om handen vol kleinere wortels weg te trekken. ‘Moet je dit eens zien,’ zei hij. Hij veegde wat aarde van een van de leidingen. ‘Ze zijn van hetzelfde spul gemaakt als de piramide. En ook deze zien er nieuw uit.’

‘En dat terwijl ze hier dus waarschijnlijk al duizenden jaren begraven moeten liggen,’ zei Jürgen. Hij hief een hand op om aan te wijzen hoe de pijpen liepen. ‘Zo te zien beginnen ze daar bij de piramide en…’ hij keerde zich om en keek de andere kant op, ‘… lopen ze helemaal door tot aan de toren.’ Hij zweeg even. ‘Zou het mogelijk zijn dat de andere piramides er ook mee verbonden zijn?’

In plaats van in de greppel te klimmen liep Elliott eromheen. Will zag dat ze doodsbang keek toen ze zei: ‘Jullie kunnen me dus geen van beiden uitleggen wat er precies gebeurde in de piramide toen ik dat paneel aanraakte? Het was geen elektriciteit of ontploffing, dus wat was het dan wel? Voelen jullie dat trouwens ook – die enorme kracht?’

‘Wat?’ Will slikte iets weg en keek naar haar op. ‘Wat voor kracht?’

‘In die leidingen… in de piramide… overal om ons heen,’ vervolgde ze.

Will en Jürgen keken elkaar even aan.

‘Elliott?’ riep Will, maar ze was al verdwenen en liep pijlsnel naar de toren toe.