8

De kleine sloep schoot in volle vaart dansend over het water door de ondergrondse tunnel omhoog en Jiggs’ grootste zorg was of de romp het eind van de reis wel zou halen. Er waren enkele flinke reparaties nodig geweest om de schade te herstellen, want de Ruimers hadden alle vaartuigen behoorlijk beschadigd voordat ze ze naar de bodem van de haven hadden laten zinken. Jiggs had niet bepaald goed materiaal bij de hand gehad om de sloep te repareren – wat verouderd hars en stukken oud fiberglas – maar het was hem uiteindelijk toch gelukt.

Verder maakte hij zich erg veel zorgen om Drake, die in elkaar gedoken op de bodem van de sloep lag. Hoewel Drake er uiteindelijk mopperend mee had ingestemd om zichzelf te hullen in een poncho uit de voorraadkamer van de kwartiermeester, was het opspattende water bitter koud en Jiggs had zelf bijna geen gevoel meer in zijn handen en gezicht.

Jiggs piekerde voortdurend over zijn vriend, en dacht na over een manier om even te stoppen en hem te controleren, totdat hij opeens merkte dat de sloep vaart minderde. Hij kwam trager vooruit alsof hij weerstand ondervond van iets in de rivier. En dat was ook zo. Door zijn Russische kijker ving Jiggs een glimp op van een stalen kabel die over de hele breedte van de rivier was gespannen. De kabel was slim aangebracht, net hoog genoeg om zwerfvuil te vermijden, maar op een perfecte hoogte om elk passerend vaartuig te grijpen.

Toen de kabel het breekpunt bereikte en knapte, leek de luide weergalm regelrecht uit een tekenfilm te komen. Het had best grappig kunnen zijn als de gevolgen niet zo ijzingwekkend waren geweest.

Jiggs brulde zo hard hij kon: ‘Zoek dekking!’ want de losse uiteinden van de kabel zwiepten aan beide kanten van de tunnel weg. Drake leek onder zijn poncho helemaal niets te horen.

Met een instinct dat was gescherpt door ontelbare uitzendingen naar gebieden waar explosieven een dagelijks terugkerend gevaar vormden, reageerde Jiggs in een fractie van een seconde. Hij ramde de gashendel in de hoogste stand, gaf een ruk aan de buitenboordmotor en stuurde de sloep naar het midden van de rivier, zo ver mogelijk bij de zijwanden vandaan.

Hij hoopte uit alle macht dat het de bedoeling van de Styx-soldaten was geweest om mensen te pakken die de andere kant op reisden – naar de lagergelegen atoomschuilkelder – en niet naar boven. Het zou een wereld van verschil betekenen voor de plek waar ze de bommen hadden geplaatst. Het zou waarschijnlijk het verschil betekenen tussen het er dood of levend van afbrengen.

Toen de bommen explodeerden, zat Jiggs in elkaar gedoken op de bodem van de sloep en probeerde zijn hoofd te beschermen. De aanstormende watergolf stuwde de sloep verder de rivier op, en de tunnel achter hen vulde zich met rook en een regen van rondvliegend gesteente.

Op dat moment wist Jiggs zeker dat de struikeldraad was aangebracht voor boten die de andere kant op voeren. ‘Dank u, God,’ schreeuwde hij. Terwijl hij zijn dankbaarheid luidkeels verwoordde, galmden de echo’s van de klap heen en weer door de tunnel. Jiggs volgde een bocht in de rivier, en al snel waren alleen nog maar het geluid van de buitenboordmotor en het geraas van de rivier hoorbaar.

Drake bewoog zich even en zijn hoofd gluurde als dat van een schildpad onder de poncho vandaan. ‘Is er iets?’ vroeg hij. ‘Je gaf me een por.’

‘Nee, dat was ik niet en alles is oké. Rust maar wat uit,’ antwoordde Jiggs, die zijn best moest doen om niet te lachen.

Tien uur daarna onderbraken ze de reis even en legden ze aan bij een van de tussenstations op de route. Daar vulde Jiggs hun voorraad brandstof aan met die uit de roestige opslagtanks op de kade en was Drake even buiten het bereik van het onophoudelijk opspattende, ijskoude water van de voortrazende rivier.

Ze vervolgden hun reis en voeren vele uren later eindelijk de grote haven onder de verlaten luchtmachtbasis binnen. Jiggs meerde de sloep af en hielp Drake op de kade te klimmen. Nadat ze zich hadden omgekleed en iets warms hadden gedronken, ging hij op pad om de boel te verkennen.

‘Ik heb alle boobytraps opgeruimd,’ meldde Jiggs aan Drake toen hij weer terugkwam. ‘Er waren er op weg naar de uitgang drie aangebracht.’

Drake knikte. ‘Het verbaast me wel dat ze de rivier ongemoeid hebben gelaten. Ik zou er daar zeker een hebben aangebracht als ik hen was geweest.’

Jiggs knikte alleen maar en glimlachte vluchtig. ‘Ja, ik ook,’ zei hij instemmend. ‘Raar, hoor.’ Toen hielp hij Drake overeind en vertrokken ze.

De binnenkant van de toren deed Will denken aan een moderne kathedraal die hij eens met zijn vader had bezocht. Misschien kwam dat wel door de weergalm van hun voetstappen in de enorme ruimte of door de kale muren en het hoge plafond, die allemaal van hetzelfde materiaal waren gemaakt als de binnenste piramide en een plechtige, majestueuze sfeer opriepen.

Een krachtige sfeer ook.

Will begon langzaam maar zeker te geloven dat Elliott wel eens gelijk kon hebben gehad. Misschien voelde hij het nu ook.

Die indruk werd nog eens versterkt door twee grote pilaren pal tegenover de ingang. Toen hij er over de stoffige vloer naartoe liep, had Will het gevoel dat hij een altaar naderde. Zijn ogen gleden over de vreemde spitse letters die er op een hoogte van ruim acht meter op stonden geschreven.

‘Kan iemand dat lezen?’ vroeg hij.

‘Nee, ik herken het niet,’ antwoordde Jürgen. ‘De letters vertonen geen enkele overeenkomst met de inscripties en hiëroglyfen die ik heb bestudeerd.’

‘Jij soms?’ vroeg Will koeltjes aan Elliott. Hij had haar nog steeds niet vergeven dat ze zijn advies in de wind had geslagen. Toen ze haar hoofd schudde, wees Will naar de twee pilaren. ‘Er is weliswaar niets te bekennen wat ook maar in de verste verte op een deur lijkt, maar zouden dat liften kunnen zijn?’ Hij grinnikte even, omdat dit gebouw, dat uit de grond omhoog was gedrukt, duizenden jaren oud moest zijn en het een wel erg vreemde vraag was.

‘Dat zou gezien de hoogte van het bouwwerk wel logisch zijn,’ beaamde Jürgen. Hij liep naar de bosman toe, die was blijven staan bij iets wat op een wenteltrap leek die helemaal links van de pilaren begon en erachter doorliep.

‘Waarom vraag je het niet aan Woody? Vraag hem eens wat dit allemaal is,’ drong Will er bij Elliott op aan.

Elliott begon onmiddellijk in het Styx tegen de bosman te praten. Na een kort gesprek keek ze Will aan. ‘Hij zegt dat hij het niet weet en ik geloof hem. Hij gebruikt steeds dat ene woord – lot of lotsbestemming,’ zei ze.

‘Tja, dan is er maar één manier om erachter te komen,’ zei Will. ‘Kom mee!’

Ze klommen achter Woody aan de ronddraaiende trap op.

‘Deze is precies hetzelfde als die in de piramide,’ merkte Elliott op.

‘Ja, de afmetingen zijn wat vreemd. Bijna alsof de treden niet voor mensen zijn gemaakt,’ zei Jürgen. Ze hadden allemaal moeite met het beklimmen van de treden. De truc om de trap in een prettig tempo op te komen was hem met twee treden tegelijk te nemen, ook al hield dat in dat ze vrij grote stappen moesten nemen. Na een tijdje ging dit vanzelf en struikelden ze alleen nog maar wanneer hun ritme verstoord raakte.

Ze volgden Woody helemaal naar boven en het leek wel of er geen einde kwam aan de treden rond de pilaren. Ten slotte bereikten ze een verdieping met weer zo’n rond gat. Ze waren allemaal buiten adem, maar gingen er toch barstend van nieuwsgierigheid naar binnen.

‘Ik neem aan dat we ons nu in de bredere constructie boven in de top bevinden,’ zei Jürgen hijgend.

‘Nou, dat kan wel zijn, maar er is hier helemaal niets. Waar is dit dan voor bedoeld?’ vroeg Will.

Niemand wist het antwoord op zijn vraag. Ze liepen allemaal de ruimte rond en eindigden waar ze waren begonnen. De ruimte was helemaal leeg – er was niets, behalve de rondlopende buitenmuur en vier consoleachtige blokken van hetzelfde grijze materiaal als de toren die op regelmatige afstand van elkaar uit de grond rond het trapgat in het midden oprezen. Jürgen klopte onderzoekend op de buitenmuur. ‘Voelt koud aan,’ zei hij.

Elliott was naar een van de uit de vloer stekende blokken toegelopen en wilde het al aanraken, maar hield zich in. Ze was een beetje rood in haar gezicht, maar Will wist niet goed of dit kwam van de lange klim naar boven of dat ze last had van iets anders.

‘Gaat het wel?’ vroeg hij.

‘Ja, hoor. Tuurlijk,’ mompelde ze. Ze liep meteen naar Woody, die bij het trapgat stond.

Will wilde schouderophalend al hetzelfde doen toen hij opeens bleef staan. ‘Wacht eens even,’ zei hij.

‘Wat is er?’ vroeg Jürgen.

Will had naar zijn handen staan staren en tuurde nu omhoog naar het plafond boven hen. ‘Er zijn hier helemaal geen ramen of lampen,’ zei hij. ‘Hoe kan het dan dat we niet in het pikkedonker zitten?’

Jürgen hief ook een hand op en bewoog hem heen en weer om hem vanuit verschillende hoeken te bestuderen. ‘Je hebt helemaal gelijk,’ zei hij. Hij leek een beetje van zijn stuk gebracht en liet zijn hand weer zakken. Opeens ging hij op zijn knieën zitten en veegde het stof van een bepaald gedeelte van de vloer.

‘Wat doe je?’ vroeg Will.

Jürgen stond weer op. ‘Zo te zien is het licht alzijdig gericht – er zijn geen waarneembare schaduwen.’ Hij strekte zijn hand evenwijdig aan de vloer uit. ‘Je kunt zien dat de onderkant van mijn hand wordt verlicht, ook al is de vloer bedekt met stof en zijn daarbeneden geen aantoonbare lichtbronnen. Nergens, trouwens. Je hebt gelijk, Will, dit is heel opmerkelijk.’

Jürgen was nog niet klaar. ‘Tenzij het hier een of andere technisch hoogstandje betreft en het licht van buiten naar binnen wordt geleid, moet er een andere energiebron zijn die dit veroorzaakt.’

‘Ja, maar dat wisten we al. Diezelfde bron heeft beneden de deur voor ons opengedaan, de oude piramide aan gruzelementen geblazen en deze toren uit de grond getild,’ somde Will op.

Jürgen knikte een beetje schaapachtig en Will zag dat Woody ontzettend ongeduldig werd. ‘Laten we maar een kijkje nemen op de volgende verdieping en eens zien wat we daar aantreffen,’ stelde hij voor, terwijl hij de bosman nauwlettend gadesloeg. Will vertrouwde hem helemaal niet meer.

‘Goed, we kunnen nu echt niet verder. Dit moet dus helemaal boven in de toren zijn,’ merkte Jürgen op nadat ze laatste trap waren op geklommen en in een grote, ronde ruimte uitkwamen, ditmaal zonder enige obstructie tussen de twee pilaren.

In plaats daarvan lag er precies in het midden een rond podium van een meter of acht doorsnede met daarop een hoge blokvormige console die werd omringd door een aantal kleinere blokken.

Ook hier waren muren, vloer en plafond weer van hetzelfde materiaal gemaakt als de rest van de toren, en verlichtte hetzelfde gelijkmatige licht de hele ruimte.

‘Degenen die dit hebben gebouwd, hielden het wel eenvoudig,’ merkte Will op.

Terwijl Jürgen langs de muur liep, klom Will op het podium om de verschillende blokken beter te bekijken en er met zijn handen overheen te strijken. ‘Het voelt allemaal aan als steen, net als de vloer en de rest.’

Elliott en Woody waren meteen naar de hoogste console gelopen die midden op het podium stond. Ze stonden nu allebei naar de bovenkant ervan te staren en keken zorgelijk.

Will ademde sissend uit. ‘Ik heb heus wel in de gaten dat er iets aan de hand is. Als je me niet vertelt wat het is, praat ik nooit meer met je, dat zweer ik,’ zei hij dreigend tegen Elliott.

‘Er ontbreekt iets,’ zei ze.

‘Hoe bedoel je?’ vroeg Will, die zich steeds meer zorgen ging maken om het gedrag van zijn vriendin. ‘Wat ontbreekt er dan? En hoe weet jij dat trouwens?’

‘Ik weet niet hoe ik dat weet,’ stamelde Elliott ademloos. ‘Het is net een droom waarin iets heel akeligs gebeurt – het allerergste wat je maar kunt bedenken – waarna je wakker wordt met een vreselijk angstig gevoel, maar je weet niet precies waarom.’ Toen haar blik die van Will ontmoette, zag hij dat er een traan over de vieze huid van haar gezicht naar beneden rolde. ‘Ik zou je graag vertellen wat het is, maar het voelt gewoon alsof er iets niet klopt. Iets wat hier hoort te zijn, is er niet.’

‘Wat voel je nog meer?’ vroeg hij om haar op de proef te stellen en hij deed zijn best om rustig te klinken.

Ze liep naar een van de kleinere consoles. ‘Nou, ik weet wat er gebeurt als ik dit doe…’ Ze spreidde haar vingers en legde haar hand boven op de console.

De muur die de ruimte omgaf, kwam opeens tot leven en toonde helder gekleurde afbeeldingen. Jürgen schrok zo dat hij te snel een stap naar achteren deed, waardoor hij zijn evenwicht verloor en op één knie zakte.

Verschillende beelden van de buitenkant van de aarde – kennelijk genomen vanuit een punt in de ruimte – namen elke centimeter van de buitenmuur in beslag.

‘Hoe…?’ zei Will ademloos. Door een dunne sluierbewolking heen zag hij diverse beelden van de continenten en oceanen. De afzonderlijke beelden bewogen, ze gleden langs de muren en schoven over en langs elkaar heen.

‘Ik weet ook dat als ik dit doe,’ zei Elliott, terwijl ze met één vinger over de bovenkant van de console streek, waarop nu blauwe lijnen en geheimzinnige tekens opgloeiden, ‘ik de beelden dichterbij kan halen.’

Jürgen bleef zacht in zichzelf prevelend op de vloer zitten en staarde met open mond naar de verschillende taferelen.

‘Verder weet ik dat als ik dit doe…’ vervolgde Elliott en ze streek met een vinger over het paneel, zodat er één enkele afbeelding over de muren vloog en vlak voor Jürgen stilhield, waar ze die allemaal konden zien, ‘…dat de plek is waar ik hoor te zijn.’

Wills ogen vlogen van de afbeelding naar Elliott en terug. ‘Ik ook,’ zei hij zachtjes. ‘Want dat is Engeland.’

Elliott haalde haar hand van de console, en plotseling waren de beelden weg en was alles weer bij het oude. Behalve dan dat Woody op zijn knieën met zijn handen tegen elkaar gedrukt in zichzelf zat te mompelen alsof hij aan het bidden was.

Elliott keerde zich met bevende schouders om naar Will en begon te huilen. ‘Will, ik ben bang,’ kon ze nog net uitbrengen. Ze stak haar armen naar hem uit en wilde een stap in zijn richting doen, maar viel bijna. ‘Wat gebeurt er toch allemaal? Wil je me alsjeblieft vasthouden?’ smeekte ze hem. ‘Alsjeblieft?’