Proloog

Het gevecht zou met de dood van een van hen eindigen. Handen sloten zich om polsen, de armen strakgespannen als metalen kabels, de spieren trillend van de zware inspanning.

Ze worstelden en vochten, man en Styx, en belaagden elkaar telkens opnieuw met een lemmet waarin het licht werd gereflecteerd van de zon ver boven hen, die steeds kleiner werd naarmate ze dieper vielen.

De Ruimer vloekte met naar achteren getrokken lippen en ontblote tanden in het Styx, maar Jiggs maakte geen enkel geluid.

Ze waren al in dit gevecht op leven en dood verwikkeld vanaf het moment dat Jiggs de Ruimer met zich mee de leegte in had gesleurd. De Styx was zijn lange geweer al snel verloren, toen Jiggs het uit zijn handen had geschopt, maar had in een oogwenk zijn zeis getrokken. Van zo dichtbij had een wapen met een lemmet toch altijd de voorkeur.

Jiggs wist maar al te goed dat het zonder het voordeel van een verrassingsaanval niet gemakkelijk zou worden om de tweede Ruimer te doden. De eerste Ruimer had hij onverhoeds overvallen met een heel precies geplaatste uithaal van een legermes dat zijn halsader doorsneed. De Ruimer was met een diepe rimpel op zijn voorhoofd gestorven, terwijl hij zich afvroeg hoe de magere, bebaarde man vanuit het niets had kunnen opduiken.

Nu nam Jiggs het in een macabere acrobatische voorstelling op tegen de tweede Styxsoldaat. Hun dodelijke doel hield hen als geketend bij elkaar, omdat geen van beiden de hand met het mes van de ander wilde loslaten, aangezien dat direct de dood zou betekenen. Dus ging de strijd verder en wisten de twee tegenstanders één ding zeker: ze hoefden geen hulp van kameraden of omgevingselementen te verwachten, omdat alleen zij tweeën en de suizende wind daar maar waren.

Lichamelijk waren ze aardig aan elkaar gewaagd: ze bezaten beiden de kracht en de getrainde spieren die voortkwamen uit jarenlange militaire dienst; Jiggs in de oerwouden op de wereld boven, waar hij naartoe was gestuurd voor soloverkenningstochten, en de Ruimer tijdens zijn lange tochten door het Onderdiep.

Toch kreeg de Ruimer langzaam maar zeker de overhand. Kennelijk kon hij putten uit een energiereserve die veel groter was dan die van een mens. Terwijl ze in trage spiralen door de lucht tolden en met elkaar vochten, wist hij met een schaarbeweging van zijn benen die van Jiggs tegen elkaar te klemmen. Zodra Jiggs gevangenzat in deze onwrikbare houdgreep duwde de Ruimer uit alle macht om druk uit te oefenen op de rug van zijn tegenstander. Jiggs voelde dat zijn ruggengraat onder grote spanning kwam te staan – hij wist niet hoeveel deze nog kon hebben.

De gevaarlijke, gekromde zeis kwam ook steeds dichter bij zijn hals.

De zon kwam steeds verder weg te staan en de schaduwen begonnen in elkaar over te lopen, maar opeens ving Jiggs vanuit een ooghoek een flard kleur op. Omdat de leegte kegelvormig was, werd de kans dat ze tijdens hun val door de diepte de zijkanten zouden raken steeds groter en dat was precies wat Jiggs had gezien – hij had een glimp opgevangen van de onder een hoek van vijfenveertig graden schuin aflopende helling die bedekt werd door een laagje donkerbruine aanslag die dr. Burrows een paar maanden eerder als een soort natuurlijk bitumen had bestempeld.

Jiggs wist dat een botsing met de zijwand zijn redding kon betekenen – zoals het er nu voor stond, was hij aan de verliezende hand en moest hij een adempauze voor zichzelf zien te regelen. En snel ook.

Ze sloegen met een harde bons tegen de helling, buitelden in een warrige kluwen over elkaar heen verder naar beneden en zaten al snel onder het kleverige bitumen. Vanwege de afnemende zwaartekracht op dit niveau in de leegte vielen ze niet echt langs de helling omlaag, maar stuiterden ze eerder naar beneden op een manier als een kiezelsteen die door de stroom over de rivierbodem wordt meegesleept.

Bingo! dacht Jiggs bij zichzelf toen de Ruimer de greep op zijn benen kwijtraakte.

Ze bereikten nu een deel van de helling dat vol stond met onvolgroeide bomen, en de takken zwiepten in hun gezicht toen ze ertussendoor rolden en het gevecht werd steeds chaotischer in een uiterste poging de ander op afstand te houden.

Ze rolden van een talud en vlogen de lucht weer in.

Jiggs’ verdediging wankelde even, alsof zijn armen het begaven. De Ruimer greep zijn kans. Hij draaide zijn bovenlichaam opzij en haalde met een machtige zwaai van zijn zeis uit naar Jiggs’ hals.

Hoewel Jiggs de aanval wist te ontwijken, schampte de punt van de zeis langs zijn sleutelbeen. Het wapen sneed door de stof van zijn legerjack, maar Jiggs had geluk, want de schouderband van zijn rugzak voorkwam dat het veel schade kon aanrichten aan het vlees eronder.

Omdat het de Ruimer als eerste was gelukt bloed te laten vloeien, meende hij dat het gevecht in zijn voordeel was gekanteld en haalde hij meteen uit voor een tweede klap in de hals van zijn tegenstander.

Precies waar Jiggs op had gehoopt.

Hij had de Ruimer zijn kleine overwinning gegund, omdat hij had gezien wat er snel dichterbij kwam.

Zoals de bedoeling van Jiggs was geweest, was de Ruimer zo afgeleid dat hij de reusachtige uitstekende rotsrichel niet had gezien waar ze elk moment tegenaan konden knallen nu ze weer richting de zijwand tolden.

Op het allerlaatste moment kromde Jiggs zijn lichaam om hun vlucht te sturen. Toen botsten ze tegen de rots.

Met een weergalmend gekraak ving de schedel van de Ruimer de klap volledig op. Zijn lichaam verslapte – Jiggs reageerde meteen en ontnam de Ruimer zo ook maar de kleinste kans om te kunnen herstellen van de enorme klap.

Hij ramde zijn legermes in de borst van de Styx, pal onder het sleutelbeen.

Jiggs maakte zich los uit de greep van de levenloze Ruimer, maar had geen tijd om lang bij zijn overwinning stil te staan. Hij werd overheerst door slechts één gedachte; hij wist dat hij al heel diep onder de kernbom moest zijn die Drake en Sweeney aan de zijkant van de leegte hadden bevestigd en op afstand tot ontsteking kon worden gebracht. Hij wist ook dat hij zover mogelijk bij de bom vandaan moest zien te komen. Voordat hij ontplofte.

Jiggs voelde zich totaal niet schuldig, omdat hij nu alleen aan zijn eigen hachje dacht. Hij kon niets doen voor Will en de anderen boven aan de rand van de porie – hij was te ver weg om hen te helpen.

Hij greep de stuwraket die in een zijvak van zijn legerrugzak zat, zette de hendel op volle vaart vooruit, mikte achter zich en vuurde. Er spoot een blauwe vlam uit de achterkant van het voortstuwingsapparaat en Jiggs vloog als een stuk vuurwerk weg.

Met de razende vaart waarmee hij reisde, had hij de leegte binnen een paar seconden achter zich gelaten en racete hij de reusachtige grot daarachter in, oneindig als de nachtelijke hemel. Hoewel ze nog altijd vele honderden kilometers bij hem vandaan waren, voerde de baan van zijn vlucht hem regelrecht naar de zwevende waterbollen waarachter ijle lichtjes flakkerden. Jiggs had deze lichtpuntjes ook al gezien tijdens het eerste deel van de reis naar de inwendige wereld en wist dat ze werden veroorzaakt door de triboluminescentie in de kristalgordel, waar stukken kristal met de omvang van een berg als een soort perpetuum mobile langs elkaar wreven. Dit veroorzaakte ook het donderende geraas dat zijn oren vulde. Op dat moment kon het Jiggs echter totaal niet schelen waar hij precies naartoe ging – hij moest gewoon buiten het bereik van de ontploffing zien te komen.

Met de stuwraket nog altijd op de hoogste stand zette hij zich schrap voor de explosie en telde hij de seconden af. Hij telde door tot hij een hele minuut had gehad, twee minuten, toen drie. Op dat punt aangekomen stopte hij met tellen, en hij vroeg zich af of Drake en de ene helft van de Rebeccatweeling soms nog steeds als kemphanen tegenover elkaar stonden of dat ze, hoe onwaarschijnlijk dat ook klonk, een wapenstilstand waren overeengekomen. Misschien kwam er wel helemaal geen ontploffing.

Toen explodeerde de kernbom.

Het gebulder deed alle botten in zijn lijf trillen en hij zette zich schrap voor de eerste drukgolf van de bom van één kiloton – voor de schokgolf van het felle licht en de verzengende hitte. Hij wist heel goed dat hij er niet naar mocht kijken en zorgde ervoor dat hij zijn hoofd diep gebogen hield en zijn ogen werden afgeschermd door zijn arm. De warmte op zijn rug was zo intens dat hij serieus geloofde dat zijn legerrugzak en kleren weleens vlam konden vatten.

Hij had geen tijd om zich hier nog meer zorgen over te maken, want de drukgolf had hem bereikt. De muur van samengeperste lucht voelde aan alsof een reuzenhand hem had geslagen en wierp hem met zoveel vaart naar voren dat hij bijna geen adem kon halen. Het deed hem denken aan de eerste keer dat hij als kind in een achtbaan had gezeten; het gevoel dat hij met een duizelingwekkende vaart naar beneden viel was hetzelfde, alleen leek er aan deze rit geen eind te komen.

Terwijl hij voortraasde, waagde hij het zijn arm voor zijn gezicht weg te halen en ving een glimp op van de krachtige lichtbundels die vanuit de verste hoeken van de gigantische ruimte die zich voor hem uitstrekte werden teruggekaatst. Toen de hele ruimte oplichtte, bleek deze zo uitgestrekt en eindeloos dat hij er draaierig van werd. De glinsterende watermassa’s en reusachtige kristallen bollen waren in al hun glorie zichtbaar – zoals misschien nog nooit eerder was gebeurd op deze geheime plek diep binnen in de planeet.

Wat hij totaal niet logisch vond, was dat hij in het korte moment dat de sluier van de duisternis werd opgetild, zou hebben durven zweren dat de strook met kristallen bollen opmerkelijk recht was, in plaats van een zomaar door de natuur gevormd kunstwerk. Ook was er iets merkwaardigs aan de hand met het gedeelte van de grotwand dat hij door de nevel in de verte had opgevangen – het leek wel of deze bedekt was met een rooster van lijnen of dikke ribbels.

‘Verman je!’ gromde hij tegen zichzelf. Er moest een rationele verklaring voor zijn – de patronen die hij had gezien, waren ongetwijfeld veroorzaakt door oververhitte luchtstromen. Of anders had de drukgolf van de explosie zijn zicht tijdelijk aangetast.

Het was dan ook een flinke knal geweest. Hij keek over zijn schouder en vond al snel de doffe rode gloed die het laagste punt markeerde. Waar voorheen de leegte zich had uitgestrekt, waren de rotsen nu samengesmolten tot één enorme klont gesteente die de route naar de inwendige wereld volledig blokkeerde, precies zoals Drake al had voorspeld.

‘Jezus!’ schreeuwde Jiggs en hij dook in elkaar toen een gloeiend heet stuk rots op nog geen drie meter bij hem vandaan langssuisde. Er volgden nog meer van dergelijke projectielen en hij begreep dat dit de fall-out van de ontploffing moest zijn, net een regen van miniatuurmeteoren. Het ergste spervuur was echter al bijna voorbij voordat het goed en wel was begonnen en hij was zo ver weg dat het geen echt gevaar vormde.

Hoewel er op deze plek geen ‘boven’ of ‘onder’ was, had Jiggs zijn superontwikkelde richtingsgevoel niet nodig om te weten dat de explosie hem volkomen de verkeerde kant had op gestuurd. Hij controleerde zijn positie ten opzicht van de kristalgordel. Als hij ook maar een schijn van kans wilde maken om zichzelf een weg naar de wereld buiten te navigeren, moest hij de opening zien te vinden van de tweede leegte, die Rokende Jean heette en die ze tijdens hun reis naar de inwendige wereld hadden gebruikt. Hij probeerde zijn baan met behulp van de stuwraket aan te passen, maar had zoveel vaart dat zelfs een paar minuten met het voortstuwingsapparaat op volle kracht bijna geen verschil maakten.

Hij had echter geen keus en moest dit volhouden als hij ooit weer naar huis wilde komen, dus liet hij de raket aanstaan en vergeleek hij zijn positie intussen voortdurend met het nog altijd gloeiende laagste punt van de bodem.

Op dat moment zag hij iets merkwaardigs. In de verte laaide een strook groen licht op, die ook weer wegstierf. Jiggs vroeg zich af of zijn ogen hem soms weer in de steek lieten, maar een paar seconden later volgde er een tweede lichtstrook, ditmaal een gele.

‘Alarmpijlen?’ vroeg Jiggs zich hardop af.

Van het team hadden alleen Sweeney, Drake en hijzelf alarmpijlen met deze specifieke kleuren bij zich gehad. De groene pijl was een teken dat iedereen zich moest melden bij een vooraf afgesproken ontmoetingsplek, en de gele betekende dat de afzender hulp nodig had – een noodsignaal dus. Ze allebei tegelijk afschieten was totaal onlogisch.

Jiggs fronste zijn wenkbrauwen en overwoog even de mogelijkheid dat iets op het zwevende lijk van de Ruimer die hij had gedood vlam had gevat in de explosie.

Het was echter zeer onwaarschijnlijk dat dit dan juist die specifieke kleuren zou hebben gehad. Nee. Jiggs kwam al snel tot de slotsom dat het Drake, Sweeney of een van de anderen moest zijn geweest. Maar wie?

Hij wist ook dat de alarmpijlen moesten zijn afgegaan vanwege de intense hitte en dat het dus geen zin had om een antwoord te sturen. Degene die ze had afgevuurd, zat beslist in moeilijkheden.

Hij bedacht zich geen twee keer over wat hij moest doen.

‘We laten nooit iemand achter,’ mompelde Jiggs, terwijl hij zijn koers al aanpaste om zijn teamgenoot – of misschien wel teamgenoten – te helpen. Er zat voldoende brandstof in de tank van zijn stuwraket voor een omweg, dus dat was geen probleem. Zijn grootste angst was dat hij zijn voortrazende doelwit zou missen en dat de vluchtbaan hem uiteindelijk naar de reusachtige zwevende waterbollen zou voeren of zelfs nog verder, naar de kristalgordel erachter. Tegen de oneindige zwarte achtergrond van de gigantische leegte, die alleen werd onderbroken door het flakkerende gedempte licht, kwam dit zo ongeveer overeen met het in de holst van de nacht zoeken naar een speld in een hooiberg.

Hij haalde zijn lichtversterkende lens tevoorschijn, zette deze op zijn hoofd en paste hem aan het lichtniveau van zijn omgeving aan. Hoewel Drake zijn best had gedaan hem over te halen om een van zijn eigen lenzen te nemen, had Jiggs gezworen bij zijn in de Sovjet-Unie gefabriceerde nachtkijker. De elektronica mocht dan primitief zijn in vergelijking met Drakes ontwerp, maar het ding had hem twee decennia lang bijgestaan in militaire dienst en hij wist hoe hij het provisorisch moest repareren wanneer het haperde.

Het enige wat Jiggs nu door zijn lens zag, waren stukken traag zwevend gesteente die door de ontploffing waren weggeslingerd. Ten slotte bespeurde hij iets wat er veelbelovend uitzag en hij volgde het voorwerp een paar seconden lang door zijn kijker. Het was veel verder weg dan hij had verwacht, maar toch stelde Jiggs zijn stuwraket zo in dat hij erop afkoerste en hij hoopte maar dat het niet weer een brok rondzwervend gesteente was.

Jiggs manoeuvreerde zichzelf uiteindelijk in een parallelle baan en overbrugde de afstand met kleine stootjes van zijn voortstuwingsapparaat. Zodra hij door zijn lens iets meer kon onderscheiden, kreeg hij nieuwe hoop; hij zag een legerrugzak en een stuwgeweer dat aan het uiteinde van een stuk touw werd voortgesleept en vermoedde dat het iemand van zijn team was. Met een laatste versnelling kwam hij zo dichtbij dat hij de zwevende gedaante kon beetpakken. Hij greep de rugzak vast, die hier en daar nog nasmeulde, en draaide het lichaam naar zich toe.

‘Mijn God! Drake!’ schreeuwde hij.

Drake was echter niet alleen – er was nog iemand anders bij hem, ook al was deze tweede persoon zo zwaargewond dat die bijna onherkenbaar was.

Jiggs concentreerde zich in eerste instantie op Drake. Zelfs na een oppervlakkig onderzoek wist Jiggs al dat hij er heel slecht aan toe was. Delen van zijn camouflagekleding waren compleet verdwenen en het vlees eronder was zwartgeblakerd. Een deel van Drakes haar was weg, en zijn hoofd zat vanaf de kruin en langs één kant van zijn gezicht vol felrode blaren. Jiggs voelde in zijn hals naar een hartslag – en vond die, maar hij was erg zwak. Hij moest heel dicht in de buurt van de bom zijn geweest toen deze ontplofte, wat meteen ook verklaarde waarom hij zoveel vaart had gehad. Het hield waarschijnlijk eveneens in dat hij aan een flinke hoeveelheid straling was blootgesteld.

Daarna richtte Jiggs zijn aandacht op de tweede gedaante en hij draaide het hoofd om, zodat hij het gezicht kon zien.

Het was Rebecca Een.

Drake had blijkbaar dezelfde tactiek toegepast als Jiggs en haar met zich mee over de rand van de leegte gesleurd om haar onschadelijk te maken. Daarna had er een worsteling tussen hen plaatsgevonden, wat verklaarde waarom ze verwikkeld was geraakt in een stuk opgerold touw dat aan de zijkant van Drakes rugzak hing.

Jiggs deed geen moeite om haar hartslag te controleren. Haar lichaam was zo verkoold dat er geen twijfel mogelijk was dat deze helft van de Rebeccatweeling dood was. ‘Ha! Ten onder gegaan aan je eigen ijdelheid!’ merkte hij op toen een deel van haar jas verpulverde onder zijn aanraking. ‘Dat krijg je er nou van als je zwart draagt tijdens een kernexplosie,’ voegde hij er zonder een greintje mededogen aan toe.

Hij had gelijk: de niet-reflecterende buitenkant van haar dofzwarte Styxjas had de enorme golf hitte en licht inderdaad bijzonder goed geabsorbeerd. Toen Jiggs probeerde haar arm uit het touw los te trekken, kraakte hij alsof hij van houtskool was. Zij was er van hen tweeën het slechtst afgekomen. Sterker nog, ze had hem vermoedelijk zelfs geholpen door het grootste deel van zijn lichaam af te schermen tijdens de explosie.

Jiggs onderzocht het lichaam van het meisje snel op nuttige zaken, maar afgezien van een paar voorwerpen in de zakken aan haar riem was het moeilijk te zeggen wat Rebecca was en wat haar tot as verbrande kleding. Alles was door de hitte samengeklonterd.

Jiggs wierp nog een korte blik op het tengere lijf van Rebecca Een. Voor iemand zo jong als zij had ze wel heel veel leed op haar geweten. ‘Jij verdient geen afscheidsrede,’ snauwde hij en hij gooide haar ruw het donker in.

Toen Jiggs nogmaals Drakes hartslag controleerde, hoorde hij dat Drake probeerde iets te zeggen, ook al was het nauwelijks meer dan gemompel. ‘Rustig aan, kerel. Houd vol,’ zei Jiggs geruststellend tegen hem, ook al moest hij schreeuwen om boven het lawaai van de kristalgordel uit te komen. Hij maakte de EHBO-kist los van zijn riem en viste er een injectiespuit met morfine uit. ‘Iets tegen de pijn,’ zei hij tegen Drake, terwijl hij de naald in het bovenbeen van de gewonde man drukte.

Pas op dat moment voelde Jiggs het vocht op zijn gezicht en hij keek meteen alert op. Hij was er zo aan gewend geraakt om op hoge snelheid door de ruimte met verminderde zwaartekracht te suizen dat hij compleet was vergeten dat Drake en hij nog altijd in beweging waren.

‘Nee!’ kon Jiggs nog net uitroepen voordat ze pardoes tegen een grote bol water botsten. Hoewel Jiggs zo snel niet goed kon zien hoe groot het ding was, gokte hij op een doorsnede van zo’n zeven meter. Dat wilde zeggen: totdat zij het raakten.

Ze hadden zoveel vaart dat de waterbol in duizenden kleinere druppels uiteenspatte. Hierna kwamen ze nog meer zwevende megadruppels in allerlei soorten en maten tegen. Proestend vanwege het water dat hij had binnengekregen probeerde Jiggs tegelijkertijd Drakes gezicht af te schermen, de grootste druppels te ontwijken en zijn stuwraket, die zo kletsnat was geworden dat hij was uitgegaan, opnieuw op te starten.

Terwijl hij probeerde Drake te beschermen tegen een nieuwe plens water, schampten Jiggs’ voeten langs de buitenkant van een waterbol ter grootte van een huis – maar in plaats van uit elkaar te spatten trilde hij als een reusachtige geleipudding. ‘Ruimtesurfen!’ riep Jiggs uit toen het hem eindelijk lukte de stuwraket weer aan de praat te krijgen en hij zocht verwoed naar een plekje in de ruimte dat niet bezet was. Hij zocht een veilige locatie waar hij kon stilhouden om Drake de broodnodige eerste hulp te verlenen.

In een gedeelte met kleinere druppels ontdekte hij een hoekig, vertrouwd silhouet.

‘Wat is dat in vredesn…?’ brulde hij. Het drong nog niet echt tot hem door wat hij zag. Hij probeerde er met behulp van de stuwraket dichterbij te komen, maar schoot te ver door en moest zich een stukje laten terugzweven. Zodra hij Drake en zichzelf er iets dichter naartoe had gestuwd, zag hij dat zijn eerste indruk klopte.

Het was een Short Sunderland – een vliegboot die al bijna vijftig jaar niet meer werd gebruikt door het leger en tegenwoordig vooral in luchtvaartmusea kon worden aangetroffen. Het was een flink vliegtuig, in staat om zo’n vierentwintig passagiers te vervoeren. Een van de vleugels was eraf gerukt en de cockpit was zwaar beschadigd, maar de rest van de romp zag er nog intact uit, op een paar gaten in het staartgedeelte na.

Jiggs kon zijn ogen haast niet geloven, maar moest toen denken aan de Russische onderzeeër in Rokende Jean en aan wat Drake hem had verteld over poriën die zich van tijd tot tijd aan de buitenkant van de aarde openden, en stuurde er voorzichtig naartoe. Kon een speling van het lot de reden zijn dat deze vliegboot naar beneden was gezogen? Gevangen in een wervelstorm die hem helemaal naar deze inwendige ruimte had gebracht?

Op de grotendeels nog witte romp zaten her en der wat roestplekken, vooral rond de klinknagels. Lange slierten van een of andere zwarte algensoort hadden zich in grote kluwens overal aan de buitenkant gehecht en wuifden als dunne zwarte haren in de luchtstroom.

Bij de grote drijver onder de overgebleven vleugel aangekomen zette Jiggs zich met een stevige trap van zijn benen af in de richting van een deur waarop ‘nooduitgang’ stond geschilderd. Hij trok aan de hendel, maar de deur bleef dicht, dus schoot hij met zijn pistool het slot en de scharnieren kapot. Na nog een ruk liet de deur in een wolk van roest los. Jiggs liet hem wegzweven en ging met Drake het vliegtuig in. Hoewel de ramen in dit gedeelte van het vliegtuig opmerkelijk genoeg niet gebroken waren, was alles aan de binnenkant vochtig – de bekleding van de stoelen en de vloerbedekking waren bijna helemaal weggerot en bedekt met grijs slijm. Op een van de rijen ontdekte Jiggs twee skeletten. Ze hadden hun knokige armen om elkaar heen geslagen en aan de tegen elkaar leunende schedels te zien hadden ze op het fatale moment in een laatste omhelzing gezeten.

‘Ik zou precies hetzelfde hebben gedaan,’ bekende Jiggs hardop.

Hij had geen tijd om verder rond te kijken en legde Drake voorzichtig op de vloer neer en begon hem te verzorgen. Gewonden verzorgen in een gevechtssituatie was niets nieuws voor Jiggs. Hij verwijderde Drakes rugzak en maakte de stuwraket los die aan zijn pols vastzat. Nadat hij Drakes ledematen had onderzocht, gevolgd door zijn romp, stuitte hij al snel op de verwonding aan zijn schouder.

‘Dat is geen brandwond. Dat is een kogelwond,’ mompelde hij binnensmonds; daarna bekeek hij de striemen op Drakes hoofd en de verkoolde stukken van zijn camouflagekleding, die waarschijnlijk heel voorzichtig moesten worden verwijderd om de verwondingen eronder te kunnen vaststellen. ‘Dat is waarschijnlijk het minst belangrijke van onze problemen.’ Hij keek om zich heen door de cabine en sprak zijn zorgen hardop uit. ‘Zwaar letsel door derdegraadsbrandwonden… grote kans op infectie vanwege de onhygiënische omgeving… en alleen maar mijn EHBO-kistje om mee te werken, tenzij hier nog medische spullen liggen.’ Hij rolde zijn mouwen op. ‘Hé ho, hé ho,’ fluisterde hij grimmig. ‘Je krijgt het niet cadeau.’

Als Drake ook maar enige kans wilde maken om het te redden, dan was hij in elk geval in goede handen. Jiggs had als soldaat enorm veel medische ervaring opgedaan. Op de plekken waar hij naartoe was gestuurd – meestal een of andere uithoek van de wereld – was er vaak een beroep op zijn ervaring gedaan om zowel zichzelf als degenen om hem heen te redden.

Opeens merkte Jiggs dat zijn patiënt was opgehouden met ademhalen.

‘O nee, daar komt niets van in, kerel. Jij gaat echt niet dood.’ Hij boog zich voorover en paste mond-op-mondbeademing toe bij Drake. ‘Vandaag in elk geval niet,’ zei hij, terwijl hij op zijn borst stompte om zijn hart weer op gang te krijgen. ‘Niet zolang ik bij je ben.’